• No results found

Datum van inontvangstneming : 14/01/2020

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Datum van inontvangstneming : 14/01/2020"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Datum van inontvangstneming

: 14/01/2020

(2)

Samenvatting C-841/19 - 1 Zaak C-841/19

Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van

Justitie Datum van indiening:

20 november 2019 Verwijzende rechter:

Juzgado de lo Social nº 41 de Madrid (Spanje) Datum van de verwijzingsbeslissing:

7 november 2019 Verzoekende partij:

JL Verwerende partij:

Fondo de Garantía Salarial (Fogasa)

Voorwerp van het hoofdgeding

Vordering tot betaling, ingesteld door verzoeker in het hoofdgeding, werknemer in deeltijd, tegen het Fondo de Garantía Salarial (Spaans loonwaarborgfonds; hierna:

„Fogasa”) wegens insolventie van de werkgever.

Voorwerp en rechtsgrondslag van het verzoek om een prejudiciële beslissing Verenigbaarheid van artikel 33 van de la Ley del Estatuto de los Trabajadores (wet op het werknemersstatuut; hierna: „ET”), zoals uitgelegd door de Spaanse rechterlijke instanties, met artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG en artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/54/EG.

De rechtsgrondslag is artikel 267 VWEU.

(3)

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-841/19

2

De prejudiciële vraag

Moeten artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7 en artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een regeling van een lidstaat zoals aan de orde in het hoofdgeding, volgens welke de loongrondslag van de deeltijdwerker, die reeds is verlaagd vanwege het deeltijdkarakter van de arbeidsovereenkomst, bij de berekening van het bedrag waarvoor het Fogasa jegens de deeltijdwerknemer krachtens artikel 33 ET aansprakelijk is, nogmaals, wederom vanwege het deeltijdkarakter van de arbeidsovereenkomst, wordt verlaagd ten opzichte van die van een vergelijkbare voltijds werknemer, voor zover die regeling vrouwelijke werknemers benadeelt ten opzichte van werknemers van het mannelijk geslacht?

Aangevoerde bepalingen van Unierecht

Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (artikel 1, artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1).

Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (overweging 30 en artikel 2, lid 1).

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 21).

Arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2019, (C-161/18, EU:C:2019:382, punt 42).

Arrest van het Hof van Justitie van 26 juni 2018, MB (geslachtsverandering en ouderdomspensioen) (C-451/16, EU:C:2018:492, punt 34).

Arrest van het Hof van Justitie van 14 april 2015,

(C-527/13, EU:C:2015:215, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

Arrest van het Hof van Justitie van 23 oktober 2003, (C-4/02 en C-5/02, EU:C:2003:583, punt 93).

Aangevoerde bepalingen van nationaal recht

Estatuto de los Trabajadores (werknemersstatuut; hierna: „ET”), zoals opgenomen in Real Decreto Legislativo 2/2015, de 23 de octubre, por el que se aprueba el texto refundido de la Ley del Estatuto de los Trabajadores (koninklijk wetsbesluit nr. 2/2015 van 23 oktober 2015 tot vaststelling van de geconsolideerde tekst van

(4)

de wet op het werknemersstatuut) (BOE nr. 255 van 24 oktober 2015, blz. 100224) (artikel 33). In artikel 33, leden 1 en 2, wordt het volgende bepaald:

1. „Het loonwaarborgfonds [...] keert werknemers de lonen uit die hun als gevolg van insolventie of faillissement van de werkgever niet zijn uitbetaald.

Als loon in de zin van het hierboven bepaalde wordt aangemerkt het als zodanig in een minnelijke schikking of bij rechterlijke beslissing erkende bedrag uit hoofde van alle aanspraken als bedoeld in artikel 26, lid 1, alsmede het loon dat is verschuldigd tijdens de procedure waarin het ontslag wordt aangevochten, in de in de wet bepaalde gevallen, zonder dat het fonds in enigerlei vorm, uit hoofde van alle of afzonderlijke aanspraken, een bedrag kan betalen dat hoger is dan het product van de vermenigvuldiging van het dubbele van het wettelijk minimumdagloon – waaronder begrepen het evenredige deel van de toeslagen – met het aantal dagen uitstaand loon, met een maximum van 120 dagen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen keert het fonds de schadevergoedingen uit die aan werknemers zijn toegekend bij vonnis, beschikking, gerechtelijke schikking of administratieve beslissing wegens ontslag of beëindiging van overeenkomsten [...] alsook schadevergoedingen wegens beëindiging van tijdelijke overeenkomsten of overeenkomsten van bepaalde duur in de bij wet bepaalde gevallen. In al deze gevallen bedraagt de uitkering maximaal één jaarloon, met dien verstande dat het dagloon dat als berekeningsgrondslag wordt gebruikt niet hoger mag zijn dan het dubbele van het wettelijke minimumloon, waaronder begrepen het evenredige deel van de toeslagen.

[...]”

Arrest van de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje) van 29 november 2017.

Arrest van de Juzgado de lo Social nº 41 (arbeidsrechter, rechtbank nr. 41, Madrid, Spanje) van 11 juni 2018.

Korte uiteenzetting van de feiten en van het hoofdgeding

1 Verzoeker in het hoofdgeding is sinds 17 september 2017 gedurende twintig uur per week, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, in deeltijd werkzaam geweest als ober voor de onderneming Construcciones y Obras Publicas, Toletum, S.L., waarvoor hij een beloning overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst voor de sector heeft ontvangen.

2 Op 26 december 2017 heeft die onderneming het lokaal waar verzoeker in het hoofdgeding werkzaam was gesloten en haar gebouwen en haar bekende adres verlaten.

(5)

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-841/19

4

3 Bij onherroepelijk vonnis van de Juzgado de lo Social n.º 41 de Madrid (arbeidsrechter, rechtbank nr. 41, Madrid, Spanje) van 11 juni 2018 werd de door verzoeker in het hoofdgeding tegen voornoemde onderneming ingestelde vordering toegewezen en werden het ontslag en de beëindiging door die onderneming van zijn arbeidsovereenkomst onrechtmatig verklaard, onder erkenning van zijn recht op een schadevergoeding van 433,13 EUR en op betaling van het verschuldigde loon, gerekend vanaf het ontslag tot de datum van de rechterlijke uitspraak, ten belope van 6 170,75 EUR.

4 Bij beschikking van 4 september 2018 werd verlof tot executie van dat vonnis verleend.

5 Na de insolventverklaring van voornoemde onderneming, bij beschikking van 20 december 2018, is het Fogasa ingevolge artikel 33 ET aansprakelijk voor de niet-betaalde lonen en de aan de werknemer toegekende schadevergoeding.

6 Verzoeker heeft op grond van artikel 33 ET een vordering tot betaling tegen het Fogasa ingesteld wegens insolventie van zijn werkgever.

7 De verwijzende rechter acht het voor de beslissing van het hoofdgeding noodzakelijk om een prejudiciële vraag over de uitlegging van het Unierecht voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Voornaamste argumenten van partijen in het hoofdgeding 8 Niet opgenomen.

Korte uiteenzetting van de gronden van het verzoek om een prejudiciële beslissing

9 Volgens de verwijzende rechter is de door de Spaanse rechters gehanteerde uitlegging van artikel 33 ET in strijd met artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG en artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/54/EG, aangezien het een discriminerende uitlegging is, op grond waarvan werknemers met een deeltijdsarbeidsovereenkomst zwaarder worden getroffen dan voltijdse werknemers en op grond waarvan vooral vrouwen worden getroffen, aangezien zij procentueel veel vaker een deeltijdarbeidsovereenkomst hebben dan mannen.

10 De verwijzende rechter constateert dat die uitlegging ertoe leidt dat het bedrag dat de werknemer met een deeltijdarbeidsovereenkomst van het Fogasa kan vorderen wegens insolventie of faillissement van de werkgever, tweemaal wordt verminderd, daar artikel 33, lid 1, ET voor de aansprakelijkheid van het Fogasa een limiet vaststelt die afhangt van het wettelijk minimumloon. De uitlegging volgens welke dit bedrag in geval van deeltijdarbeid moet worden verminderd, leidt ertoe dat het door de werknemer met een deeltijdarbeidsovereenkomst te ontvangen bedrag twee keer wordt verminderd: eerst is er de normale

(6)

vermindering, op grond van het deeltijdkarakter van de arbeidsovereenkomst zelf, waarna er een tweede, onevenredige, vermindering plaatsvindt, doordat bij de berekening van het door het Fogasa te betalen bedrag het wettelijk minimumloon wordt verminderd in overeenstemming met het deeltijdpercentage.

Volgens de verwijzende rechter bestaat er geen objectieve reden die rechtvaardigt dat het wettelijk minimumloon van werknemers met een deeltijdarbeidsovereenkomst, van wie het loon reeds wordt verminderd op grond van het deeltijdkarakter van hun arbeidsovereenkomst, een tweede keer wordt verminderd.

11 De verwijzende rechter is van oordeel dat er geen sprake is van directe discriminatie op grond van geslacht, aangezien de nationale regeling zonder onderscheid wordt toegepast op mannelijke en vrouwelijke werknemers. Wel kan er sprake zijn van indirecte discriminatie; in dat verband verwijst de verwijzende rechter naar artikel 2, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/54/EG en naar de arresten van het Hof van Justitie van 26 juni 2018, MB (verandering van geslacht en ouderdomspensioen) (C-451/16, EU:C:2018:492, punt 34); 14 april 2015, (C-527/13, EU:C:2015:215, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak); 8 mei 2019, (C-161/18, EU:C:2019:382, punt 42) – waarin wordt benadrukt dat in Spanje in het eerste kwartaal van 2017 ongeveer 75 % van de deeltijdwerknemers vrouw was –, en 23 oktober 2003,

(C-4/02 en C-5/02, EU:C:2003:583, punt 93).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het kader van ons SOP zien we –in relatie tot onze begeleiding en ondersteuning- voor de komende vier jaren een aantal kansen (intern en extern) en bedreigingen (intern en

1. Voor het geval de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord, wenst de Senat te vernemen of artikel 38, lid 3, tweede volzin, AVGB op een toereikende

In het kader van ons SOP zien we –in relatie tot onze begeleiding en ondersteuning- voor de komende vier jaren een aantal kansen (intern en extern) en bedreigingen (intern en

Er wordt geconstateerd dat de leerkracht onevenredig veel aandacht voor een leerling moet hebben en dat het ten koste gaat van de hele groep;. Er geen medewerking van ouders

(nok para Nokia, sie para Siemens, eri para Ericson, alc para Alcatel, mot para Motorola, sam para Samsung). Ejemplo: sms

poco demasiado vagos por la dificultad de registrar los recorridos de las personas, son útiles para la planificación urbana o las previsiones de tráfico, pero también

El feliz: Siempre encuentra el lado positivo de las cosas, son muy útiles para agilizar la marcha de la reunión.. Sus intervenciones contribuyen a suavizar conflictos e invitan a

1 Tuvieron lugar reuniones con gente indígena, afrocolombianos y guardas forestales para comprender el contexto local, las percepciones de degradación del ambiente, y el papel