• No results found

Markelo-West, herziening Burgemeester Beaufortplein 5

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Markelo-West, herziening Burgemeester Beaufortplein 5"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Datum:

(2)

Aveco de Bondt bezoekadres

postbus postcode telefoon telefax e-mail internet

Burgemeester van der Borchstraat 2 64

7450 AB Holten (0)548 85 33 33 (0)548 85 33 99

holten@avecodebondt.nl www.avecodebondt.nl

Bestemmingsplan Markelo-West, herziening Burgemeester Beaufortplein 5

projectnaam Bestemmingsplan Markelo-West, herziening Burgemeester Beaufortplein 5

projectnummer 170116 referentie RA/170116

opdrachtgever Gemeente Hof van Twente postadres Postbus 54

7470 AB Goor

status Ontwerp versie 01

datum 5 maart 2018 auteur R. (Rianne) Arendsen

paraaf

gecontroleerd J.W. (Jeroen) Hendriks

paraaf

Colofon

(3)

Beaufortplein 5

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Ontwerpbesluit 5

Toelichting 7

Hoofdstuk 1 Inleiding 8

1.1 Aanleiding 8

1.2 Ligging van het plangebied 8

1.3 Vigerende bestemmingsplan 8

1.4 Leeswijzer 9

Hoofdstuk 2 Huidige situatie 10

2.1 Historie 10

2.2 De omgeving 10

2.3 Het plangebied 11

Hoofdstuk 3 Inventarisatie van relevant beleid 13

3.1 Rijksbeleid 13

3.2 Provinciaal beleid 14

3.3 Regionaal beleid 19

3.4 Gemeentelijk beleid 20

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek 27

4.1 Geluid 27

4.2 Bodem 28

4.3 Luchtkwaliteit 28

4.4 Externe veiligheid 29

4.5 Bedrijven en milieuzonering 31

4.6 Water 32

4.7 Archeologie - cultuurhistorie 34

4.8 Natuurbescherming 37

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving 39

5.1 De ontwikkeling 39

5.2 Verkeer en parkeren 41

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving 43

6.1 Inleiding 43

6.2 Opbouw van de regels 43

6.3 Bestemmingen 45

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid 46

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 47

Bijlagen 49

Bijlage 1 Verkennend Natuuronderzoek 50

Bijlage 2 Parkeernormen Hof van Twente 61

Regels 63

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 64

Artikel 1 Begrippen 64

Artikel 2 Wijze van meten 69

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 70

(6)

Artikel 3 Wonen 70

Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachting 1 72

Hoofdstuk 3 Algemene regels 74

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 74

Artikel 6 Algemene gebruiksregels 75

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels 76

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 77

Artikel 8 Overgangsrecht 77

Artikel 9 Slotregel 78

(7)

Ontwerpbesluit

(8)
(9)

Toelichting

(10)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer, is voornemens om het perceel aan Burgemeester Beaufortplein 5 te Markelo te herontwikkelen. Het concrete voornemen bestaat uit het slopen van het bestaande bedrijfsgebouw en op het perceel 17 (zorg)appartementen te realiseren.

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Markelo-West' de bestemming 'Centrum' waarbinnen slechts bestaande woningen zijn toegestaan. Het onderhavige plan is derhalve in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Om het plan toch mogelijk te maken is het noodzakelijk een juridisch-planologische procedure te volgen. Voor onderhavig plan is gekozen een procedure in de vorm van een partiele herziening van het bestemmingsplan te volgen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrumgebied van Markelo aan Burgemeester Beaufortplein 5. De onderstaande afbeelding geeft globaal de ligging en begrenzing van het plangebied weer.

Afbeelding 1.1 ligging en globale begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Markelo-West' van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 19 maart 2013 door de gemeenteraad van Hof van Twente. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weer.

(11)

Afbeelding 1.2 uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron www.ruimtelijk eplannen.nl) In het bestemmingplan is aan het plangebied de bestemming 'Centrum' toegekend.

Daarnaast zijn ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming

'Waarde-Archeologie 2' en gedeeltelijk de functieaanduiding 'Maatschappelijk'

toegekend. Binnen de bestemming bedraagt de bouwhoogte maximaal 7 meter. Voor de regelgeving binnen de 'Waarde-Archeologie 2' wordt verwezen naar de betreffende milieuparagraaf Archeologie-cultuurhistorie in dit rapport.

De voorgenomen ontwikkeling is op grond van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan vanwege:

de bouwhoogte van de voorgenomen ontwikkeling overschrijdt de maximaal toegestane bouwhoogte;

slechts bestaande woningen zijn toegestaan. Zorgwoningen zijn eveneens niet toegestaan.

Om het plan alsnog mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in en rondom het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 worden de gewenste ontwikkeling en de randvoorwaarden die daaraan worden gesteld beschreven.

Hoofdstuk 6 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan

toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 8.

(12)

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Historie

Markelo is van oorsprong een oud esdorp dat in de 11e of 12e eeuw is ontstaan aan de voet van de Markelose berg rond een, in de gelijknamige

marke gebouwde, kerk. De kerktoren uit de 11e of 12e eeuw is het oudste bouwwerk van het dorp. De kleine concentratie van bebouwing rond de kerk groeide in de loop der jaren geleidelijk uit, aanvankelijk alleen langs de bestaande wegenstructuur.

De oorspronkelijke es (akkerlandcomplex) lag tussen het dal van de Schipbeek en de inzinking van de Beusberger waterleiding, rond de Markeloseberg en de Dingspelberg.

Van deze heuvels waren de toppen niet in cultuur gebracht. De groengronden (weide- en hooilanden) lagen langs de Beusberger waterleiding en in ‘De Slagen’ ten noorden van de weg naar Laren. De meeste boerderijen lagen langs de weg van Holten naar Goor, die de grote es van Markelo verdeelde in de Noordes en de

Dorpses, en in het overgangsgebied van de esgronden naar de groengronden langs de Beusberger waterleiding.

In de periode van 1850 tot 1940 nam de bebouwing rond de es fors toe, waardoor Markelo de vorm van een kransesdorp kreeg. Het betrof een verdichting van het bebouwingspatroon met uitsluitend boerderijen. De kleine concentratie van woningen rond de kerk groeide langzaam uit tot een duidelijke dorpskern. Ook langs de uitvalswegen naar Holten, Goor en Rijssen nam de bebouwing toe. Hier kwamen voornamelijk notabelenwoningen en winkelpanden te staan.

Na de Tweede Wereldoorlog raakte het uitbreiden van het dorp in een

stroomversnelling. De woningvoorraad is sindsdien flink toegenomen. De belangrijkste uitbreidingen zijn aan de noord- en zuidoostzijde van de bestaande kern gerealiseerd.

De laatste uitbreidingswijk De Esch is gelegen aan de noordzijde van de kern en inmiddels grotendeels gerealiseerd.

2.2 De omgeving

De historische sfeer in het oude centrum is nog steeds herkenbaar, maar is door nieuwe bebouwing door de jaren heen versnipperd geraakt. In het centrumgebied zijn verscheidene gemeentelijke- en rijksmonumenten gelegen. De Nederlands-hervormde kerk met de oude klokkentoren is zo'n monument. Een belangrijk historisch gebouw uit de periode 1850 - 1940 is het uit 1869 daterende raadhuis van de voormalige gemeente Markelo (Het Beaufort). In 2010 is het Beaufort opgeleverd als cultureel centrum, waarbij de oude aanbouw is verwijderd en er een moderne, kleinere aanbouw is gerealiseerd. Samen met de twee panden aan de overzijde van de Goorseweg, waarin de VVV is gevestigd (museumboerderij Eungs Schöppe), is hier sprake van een cultuurhistorisch waardevol bebouwingsensemble.

De omgeving kenmerkt zich als een dorpscentrumgebied. Aan het plein liggen functies als de bibliotheek, kantoren, een gezondheidscentrum en woningen.

(13)

Afbeelding 2.1 straatbeelden rondom plangebied

2.3 Het plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrumgebied van Markelo en wordt begrenst door Burgemeester de Beaufortplein, Schoolstraat en Bergweg. Het oppervlak van het plangebied bedraagt circa 1.200 m². Momenteel bestaat het plangebied uit leegstaande bedrijfsbebouwing en uit verhardingen in de vorm van bestrating. Het oppervlak van de huidige bebouwing bedraagt ca. 710 m².

Afbeelding 2.2 huidige bebouwing

(14)

Het plangebied wordt via de Burgemeester de Beaufortplein ontsloten naar de Bergweg in de westen en de Goorseweg in het oosten.

(15)

Hoofdstuk 3 Inventarisatie van relevant beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De SVIR schetst het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk met ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op de volgende 3 streefdoelen waar de 13 nationale belangen onder vallen:

Vergroten van de concurrentiekracht van Nederland

Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid Waarborgen kwaliteit leefomgeving

De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden.

Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Conclusie

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over kleinschalige ontwikkelingen, zoals onderhavig plan. Het onderhavige plan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro, artikel 3.1.6., tweede lid, zijn eisen opgenomen waaraan een

bestemmingsplan moet voldoen als dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat in een bestemmingsplan, maar ook in een inpassingsplan van rijk of provincie of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan, nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de vraag of er behoefte is aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Er dient te worden beoordeeld of sprake duurzame stedelijke ontwikkeling. Enerzijds dient de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond, anderzijds moet worden nagestreefd om nieuw beslag op de beperkte ruimte in Nederland worden voorkomen.

(16)

Van het laatste is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Op basis van jurisprudentie kan voor woningbouwlocaties worden gesteld dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen

gerealiseerd worden. Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld, dat voor andere stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke

ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt. Bestaat de andere stedelijke ontwikkeling uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m².

Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand.

Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Het onderhavige plan omvat het realiseren van 17 appartementen. Gezien de hierboven benoemde jurisprudentie is hierbij sprake van een stedelijke ontwikkeling. Daarnaast is sprake van een binnenstedelijke herontwikkeling. Gemeenten hebben in het kader van woningbouwprogramma's de actuele behoefte, in samenwerking met provincie en de regio, reeds in beeld gebracht. In de volgende hoofdstukken komt naar voren dat er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling en dat deze bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de decentrale besluitvorming. Bij besluitvorming over

bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen.

Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Conclusie

Met het planvoornemen zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

3.2 Provinciaal beleid

(17)

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. De Omgevingsvisie is een integrale provinciale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Om de provinciale ambities waar te kunnen maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel.

Uitvoeringsmodel omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, wordt gebruik gemaakt van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. In de navolgende afbeelding is het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin weergegeven.

(18)

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2017

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de

Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

3.2.3 Toetsing aan het Uitvoeringsmodel en de verordening

3.2.3.1 Generiek e beleidsk euzes

2.1.2 Principe van concentratie

lid 1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van

bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.

Toetsing van het initiatief aan artik el 2.1.2, lid 1 van de Omgevingsverordening Overijssel

De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in het "Woningbouwprogramma Hof van Twente 2017-2026". Hiermee kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling voldoet aan het bepaalde in artikel 2.1.2, lid 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.

2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;

dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Toetsing van het initiatief aan artik el 2.1.3 lid 1 van de Omgevingsverordening Overijssel

Het plangebied is gelegen in bestaand bebouwd gebied. Er vindt geen extra

ruimtebeslag op de groene omgeving plaats. Door de huidige bebouwing te slopen en op deze locatie de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is er sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is het voorliggende

bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

2.1.4 Toekomstbestendigheid

In de toelichting op bestemmingsplannen waarin provinciale belangen in geding zijn wordt aannemelijk gemaakt dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan

(19)

mogelijk maakt en die niet bedoeld zijn voor tijdelijk gebruik, toekomstbestendig zijn en dus:

de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen;

duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden;

ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben.

Toetsing van het initiatief aan artik el 2.1.4 van de Omgevingsverordening Overijssel De voorgenomen ontwikkeling betreft 17 appartementen, deze appartementen kunnen gebruikt worden voor het aanbieden van zorg. In verband hiermee is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.1.4 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

lid 1. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

lid 2. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.

Toetsing van het initiatief aan artik el 2.1.5, lid 1 en lid 2 van de Omgevingsverordening Overijssel

Bovenstaande heeft deze toetsing reeds plaatsgevonden.

2.2.2 Realisatie nieuwe woningen

lid 1. Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

lid 4. De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende

woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

Toetsing van het initiatief aan artik el 2.2.2, lid 1 en lid 4 van de Omgevingsverordening Overijssel

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de uitgangspunten van de

"Woonagenda Hof van Twente" en "Woningbouwprogramma Hof van Twente 2017-2026".

2.13.8 Intrekgebieden met stedelijke functies

Binnen intrekgebieden met stedelijke functies kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe.

Toetsing van het initiatief aan artik el 2.13.8 van de Omgevingsverordening Overijssel De voorgenomen ontwikkeling is geen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functie.

(20)

Bestaande bebouwing zal vervangen worden voor nieuwe bebouwing met een woonfunctie. De voorgenomen ontwikkeling verslechtert niet de kwaliteit van het grondwater.

3.2.3.2 Ontwik k elingsperspectieven

Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken

De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en

transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke

ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Toetsing van het initiatief aan de Ontwik k elingsperspectieven

De voorgenomen herontwikkeling van het plangebied past binnen het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de lokale behoefte aan wonen. De nieuwe bebouwing is zowel functioneel als stedenbouwkundig goed in te passen. De herontwikkeling draagt tot slot, onder andere vanwege het slopen van gedateerde bebouwing, bij aan een verbetering van de

ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

3.2.3.3 Gebiedsk enmerk en

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke

kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Natuurlijke laag Stuwwallen

Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en van de overgang tussen stuwwal en omgeving.

Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan versterking van de potentiële natuurlijke kwaliteiten van de ‘natte voet’ van de stuwwal (kwelzone, brongebied) en deze beter zichtbaar maken.

Dek zandvlak te en ruggen

Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.

Bij ontwikkelingen is de (strekkings) richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt

Conclusie

(21)

Het plangebied valt in de natuurlijke laag van stuwwallen en dekzandvlakte en ruggen, echter zijn deze lagen ter plaatse van het plangebied niet meer waarneembaar. De voorgenomen ontwikkeling zal de bestaande bebouwing vervangen, dit doet geen afbreuk aan de natuurlijke laag.

Stedelijke laag Woonwijk en 1955 - nu

Als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.

Conclusie

De herontwikkeling van het plangebied sluit functioneel en stedenbouwkundig goed aan bij de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving. Voor een nadere toelichting hierop wordt ook verwezen naar de planbeschrijving in Hoofdstuk 5 van deze toelichting.

Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling op de bewuste locatie goed past bij het huidige karakter van het omliggende gebied en derhalve passend is binnen de ‘stedelijke laag’.

Lust- en leisurelaag

De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart de “lust- en leisurelaag” geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale woonvisie Twente 2015-2025

De 14 Twentse gemeenten hebben samen met de 18 in WoON verenigde Twentse woningcorporaties en de Provincie Overijssel de Regionale Woonvisie Twente 2015-2025 “Natuurlijk…Wonen in Twente!” opgesteld. In december 2014 hebben alle partijen ingestemd met deze visie. De regionale woonvisie geeft de gezamenlijke uitgangspunten weer, waarmee de lokale woonafspraken en keuzes in lijn zijn. In de regionale woonvisie is opgenomen dat de betrokken partijen er van doordrongen zijn dat de grote groei niet meer aan de orde is. De naderende bevolkingskrimp in Twente is in sommige gemeenten nu al merkbaar. De grote opgave ligt vooral in het

toekomstgeschikt maken en houden van de bestaande woningvoorraad. Daarvoor is een goede onderlinge afstemming en samenwerking tussen de betrokken partijen noodzakelijk. De gemeente Hof van Twente heeft de regionale woonvisie vertaald naar Woonagenda Hof van Twente. In paragraaf 'gemeentelijk beleid' is dit aspect nader beschreven.

(22)

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonagenda Hof van Twente

Op 22 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Woonagenda Hof van Twente vastgesteld.

In juni 2015 is onder de inwoners van Hof van Twente een grootschalig

woonwensenonderzoek gehouden. De resultaten vormen mede de onderbouwing van de woonagenda.

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan de woonagenda

Uit de resultaten van het uitgevoerde woonwensenonderzoek (2015) blijkt dat er een woningbehoefte is in Markelo van 95 woningen in de periode 2015-2025. Er is sprake van vergrijzing in Markelo, het toevoegen van appartementen zou een oplossingsrichting kunnen zijn, maar alleen als er mogelijkheden komen binnen stedelijk gebied. Het voorliggend plan sluit aan bij de uitkomsten uit het woonwensenonderzoek.

3.4.2 Woningbouwprogramma Hof van Twente 2017-2026

Er vindt regelmatig een prioritering plaats van het woningbouwprogramma. In het woningbouwprogramma zijn de 17 appartementen aan de Burgemeester Beaufortplein opgenomen.

3.4.3 Structuurvisie Markelo

Op 9 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Markelo vastgesteld. De tijdshorizon voor de structuurvisie is bepaald op circa 15 jaren (2025). De ruimtelijke visie voor de toekomst is uitgewerkt aan de hand van diverse thema's. Ook is een visiekaart uitgewerkt. Een uitsnede van deze visiekaart wordt hierna weergegeven. Het plangebied is daarbij aangemerkt als 'ontwikkeling centrumgebied'.

(23)

Afbeelding 3.1 uitsnede structuurvisiek aart Mark elo (Bron: gemeente Hof van Twente)

Ontwikkeling centrumgebied

De gewenste versterking van de centrumvoorzieningen wordt gezocht in een

opwaardering van het winkelapparaat in het westelijke deel van de Grotestraat. Het is wenselijk dat zich een publiekstrekker aan de westelijke entree van het winkelgebied vestigt, bij voorkeur aan de noordzijde van de Grotestraat. Te denken valt aan de verplaatsing van een van de supermarkten naar deze locatie. Op deze wijze ontstaat een tweepolenstructuur, waarbinnen andere winkels kunnen floreren.

Naast de verplaatsing of inplaatsing van een publiekstrekker, wordt ingezet op het vervangen van een aantal panden aan de zuidzijde van de Grotestraat door winkels met woningen erboven. Om het dorpse karakter te bewaren, dient er geen doorlopende bebouwingswand tot stand te komen. Door van individuele bouwelementen uit te gaan, blijven er ook doorzichten naar de Markeloseberg.

Woningbouw

De meeste plannen hebben betrekking op locaties binnen de bouwde kom. De belangrijkste daarvan zijn het centrumgebied en het terrein van garage Smale aan de rand van het dorp. Voor de uit te werken locaties is het belangrijk de aandacht te richten op de juiste doelgroep. Het accent ligt vooral op senioren geschikte

woongelegenheden. Locaties in en rond het dorpscentrum en bij een zorgcentrum zijn voor senioren het meest geschikt.

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan de 'Structuurvisie Markelo' Het plangebied wordt in de 'Structuurvisie Markelo' specifiek aangemerkt als

'ontwikkeling centrumgebied'. De ontwikkeling van het centrumgebied gaat vooral om de gewenste ontwikkeling aan de Grotestraat.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling aansluit bij de gemeentelijke ambities voor woningbouw. Het accent ligt op senioren geschikte woongelegenheden rond het dorpscentrum. Het onderhavige plan sluit hierop aan.

3.4.4 Archeologiebeleid

Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten). Afhankelijk van de verwachtingswaarde dient bij bouwplannen en ingrepen in de grond met een bepaalde omvang en diepte archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.

Historische kern: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 50 m² of meer;

Hoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 2500 m² of meer;

Middelhoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 5000 m² of meer;

Lage verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 10 ha of meer.

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan het archeologiebeleid

(24)

In subparagraaf 4.7 wordt getoetst aan het gemeentelijke archeologiebeleid. Voor een nadere verantwoording van dit aspect wordt verwezen wordt naar deze paragraaf.

3.4.5 Welstandsnota

De gemeenteraad van Hof van Twente heeft voor de hele gemeente een welstandsnota vastgesteld met criteria voor de welstandstoets. Daarbij is zowel het buitengebied als de kernen ingedeeld in verschillende gebieden aan de hand van karakteristieken van de bestaande bebouwing. Per gebied zijn criteria opgesteld die door de

welstandscommissie worden gebruikt bij het beoordelen van aanvragen om vergunning.

Daarbij wordt onder andere gelet op de plaats, de hoofdvorm en de detaillering. Er zijn geen welstandsvrije gebieden. Naast de gebiedscriteria zijn objectgerichte criteria opgesteld die niet voor een gebied, maar voor een bouwwerk gelden. Het gaat dan om regels voor bijvoorbeeld monumenten, landgoederen en serrestallen. Onderhavig plangebied is gelegen in het welstandsgebied 'Nieuwe centra'

Kenmerken nieuwe centra

Centraal in het centrum van Markelo ligt de lintbebouwing langs de Grotestraat.

Terzijde van de straat liggen verschillende pleinen. Het eerste wordt gevormd door de plein rond Grand Café De Kroon. Vooral het plein achter het café is door de blinde gevels een achteraf plek geworden. Naast het voormalige gemeentehuis ligt het

Burgemeester de Beaufortplein. Het plein dienst al parkeerruimte, langs de wanden zijn banken en voorzieningen gevestigd.

Beleid nieuwe centra

Voor Markelo bestaat een ruimtelijke ontwikkelingsvisie. De visie verkend de mogelijkheid voor transformatie van verschillende aan de centrumstraten grenzende gebieden. In Markelo is het gebied aan de oostzijde van het centrum in beeld.

Criteria nieuwe centra

De criteria zijn er vooral op gericht om de nieuwbouw in samenhang met de openbare ruimte te ontwikkelen. Oriëntatie van de gebouwen op de openbare ruimte is

essentieel. De welstandsnota bevat diverse criteria met betrekking tot plaatsing, hoofdvorm, gevel, aan-, uit- en bijgebouwen en dakkapellen, detaillering en erfafscheidingen.

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan de Welstandsnota

Het bouwplan voldoet vooralsnog aan de uitgangspunten van de Welstandnota. De definitieve toetsing het advies wordt uitgevoerd door de welstandcommissie.

3.4.6 Bodembeleid

De gemeente heeft in het Bodembeleidsplan haar beleid ten aanzien van bodemverontreiniging uiteengezet. De ambitie van de gemeente is om bodemverontreinigingen te voorkomen en de bodem geschikt te houden voor toekomstige ontwikkelingen. Ten tweede heeft de gemeente de ambitie om bodemaspecten tijdig mee te nemen in planvorming.

De gemeente geeft prioriteit aan het opheffen van bodemverontreinigingen die actuele risico’s opleveren voor mensen of milieu. De gemeente besteedt in het bijzonder

(25)

aandacht aan de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Voor afvoer en aanvoer van grond geldt het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Dit is in de gemeente vastgelegd in de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart.

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan het Bodembeleid

In paragraaf 4.2 wordt de bodemkwaliteit beschreven. Verwezen wordt naar deze paragraaf.

3.4.7 Gemeentelijk mobiliteitsplan

De gemeente heeft in 2016 een mobiliteitsplan vastgesteld. De hoofddoelstelling voor het verkeersbeleid luidt: Het optimaliseren van de leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid in Hof van Twente, waarbij - naast infrastructurele maatregelen - educatie en voorlichting ook belangrijke instrumenten zijn.

Verkeersveiligheid

De inrichting van de wegen in Hof van Twente is grotendeels op orde en ingericht conform het geldende snelheidsregime. De Prinses Beatrixtraat in Markelo moet nog binnen de 30 km-zone komen en als zodanig worden ingericht.

Leefbaarheid

De Grotestraat in Markelo is 1999 ingericht als 30 km/uur gebied, met als doel om de snelheid van het verkeer laag te houden, zodat de veiligheid, maar zeker ook de leefbaarheid verbetert. Uit metingen (meest recent in 2014) blijkt dat 85% van het verkeer niet harder rijdt dan 39 km/u; dat is voor een dergelijke weg acceptabel.

Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van bedrijventerreinen is op dit moment goed en moet gewaarborgd blijven. Het gaat daarbij om goede directe ontsluiting van verkeer en vrachtverkeer naar het hoofdwegennet, zodat dit (vracht)verkeer niet meer door woonwijken rijdt als het daar niet thuis hoort. Ook woonwijken dienen zo snel mogelijk ontsloten te worden op het hoofdwegennet. De bereikbaarheid van winkelcentra in de kernen is op dit moment goed en dit moet gewaarborgd blijven. Goede en voldoende parkeervoorzieningen dienen aanwezig te zijn. Tenslotte dient er een goed parkeerverwijssysteem in de winkelcentra te zijn, zodat verkeer snel via hoofdroutes naar de parkeergelegenheden geleid worden. Hiermee wordt getracht zoekgedrag te vermijden.

Parkeren

Parkeertoets voor bouwplannen en ontwikkelingen Uitgangspunten:

Bij ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen mag de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen niet toenemen.

De minimale afmetingen van een langs-parkeervak is 2 x 6 meter. Bij een

haaksparkeervak geldt een minimale breedte van 2,5 x 5 meter en moet de lengte van het parkeervak inclusief de ruimte om er in- en uit te rijden minimaal 10,50 meter zijn.

Om de doelstellingen genoemd in het gemeentelijk mobiliteitsplan te bereiken heeft de gemeente in de periode 2016-2020 aandacht voor de volgende maatregelen:

het wegen- en stratennet wordt duurzaam veilig ingericht en heringericht;

(26)

gedragsbeïnvloeding (voorlichting, educatie en handhaving) opschonen overbodige verkeersborden

verwijderen overbodige paaltjes op fietspaden en trottoirs schoolomgevingen

locaties komgrenzen bekijken en waar nodig verplaatsen

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan het Gemeentelijk Mobiliteitsplan

In paragraaf 5.2 worden de aspecten 'Verkeer en parkeren' beschreven. In deze

paragraaf wordt uitgebreid beschreven dat de ontwikkeling ten aanzien van de aspecten verkeer en parkeren geen belemmeringen met zich meebrengt in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

3.4.8 Nota externe veiligheidsbeleid 2012-2015

Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid staat verwoord in de Nota externe veiligheidsbeleid 2012 – 2015 “Veiligheid zonder absolute zekerheid”. Binnen de gemeente bevinden zich enkele risicovolle bedrijven. Naast opslag van gevaarlijke stoffen vindt vervoer daarvan plaats via weg, water, spoor en buisleidingen. Op de site www.risicokaart.nl staan de risicovolle bedrijven vermeld. Ten aanzien van nieuw vestiging van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid stelt de gemeente zich

terughoudend op. Kern van het te voeren beleid is dat wordt voldaan aan de minimale wettelijke eisen en verantwoord gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden.

Toetsing van het initiatief aan de Nota Externe Veiligheidsbeleid 2012-2015 In paragraaf 4.4 wordt het plan getoetst aan het aspect externe veiligheid. Verwezen wordt naar deze paragraaf. Hier wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4.9 Milieubeleidsplan

Het gemeentelijk milieubeleidsplan schetst de kaders, de hoofdlijnen en de richting van het te voeren samenhangend beleid voor diverse milieuthema’s, de aanpak van

doelgroepen en de samenhang met het economisch-ruimtelijk beleid. De beleidsnota kent een visie deel tot 2020 en ambities tot 2015. Centraal staat het streven naar milieuduurzaamheid. Dit vindt plaats doordat milieuaspecten en -normen vroegtijdig in de voorbereiding van besluitvorming worden mee- en afgewogen met het oog op ontwikkeling en behoud van een goed woon- en leefklimaat.

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan het Milieubeleidsplan In hoofdstuk 4 wordt beschreven of de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is, rekening houdend met de verschillende milieuaspecten. Verwezen wordt naar dit hoofdstuk.

3.4.10 Nota geluidbeheer

De Nota gemeentelijk geluidbeleid 2013 – 2020 bevat voor 7 verschillende gebiedstypen beleid met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai. De geluidnota bevat ook beleid voor onder andere cumulatie en compensatie van geluid. Het beleid is gericht op behoud van stilte waar het stil is. Dit geldt voor zowel het buitengebied als voor de kern. Waar van nature al meer geluid is, bijvoorbeeld door verkeer op drukke doorgangswegen, is de gemeentelijke ambitie minder hoog.

(27)

Toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan Nota geluidbeheer In paragraaf 4.1 wordt het geluidsaspect beschreven. Verwezen wordt naar deze paragraaf.

3.4.11 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2020

Sinds 1995 zijn gemeenten verplicht (Wet milieubeheer) een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) op te stellen. Het GRP geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen. Het GRP beschrijft de beleidskaders en de activiteiten voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval, hemel- en grondwater voor de periode 2017-2020. Het GRP bevat ook de visie op de

gemeentelijke watertaken voor de lange termijn (2030) en de bekostiging hiervan vanuit de rioolheffing.

De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het GRP 2013-2016 besloten te gaan voor het adequaat niveau in 2020. Dit houdt in dat in 2020 de gemeente Hof van Twente voor alle gebiedstypen en de watertaken functioneert op het basisniveau (voldoende onderhouden, hier en daar wel wat op aan te merken, af en toe hinder). De ambities zijn derhalve voor de planperiode 2017-2020 ongewijzigd. Door voortschrijdend inzicht, beleidsveranderingen, wet- en regelgeving is het nodig de ambities en de invulling van de zorgplichten op accenten te wijzigen.

Inzameling van stedelijk water

Aansluitingen: ongezuiverde lozingen, binnen of buiten de bebouwde kom, komen niet voor in de gemeente.

Scheiden van de stromen en gebruik van de aansluitingen: de gemeente wil meer energie steken in het opsporen, handhaven én voorkomen van de foutieve

aansluitingen. De nadruk ligt hierbij in eerste instantie op de grondwaterbeschermingsgebieden en de KRW-waterlichamen.

Transport van stedelijk afvalwater Reiniging

Waarborgen bedrijfszekerheid rioolgemalen Technische staat voorzieningen

Afvloeiend hemelwater

Het scheiden van de hemelwater- en afvalwaterstromen in bestaande situaties is geen wettelijke verplichting. In lijn met het huidig beleidskader streeft de gemeente ernaar vermenging van schoon hemelwater met afvalwater terug te dringen, uitgaande van de tritsen "vasthouden-bergen-afvoeren" 'schoonhouden-scheiden-zuiveren'.

Inzameling van overtollig hemelwater:

Bij nieuwbouw (uitbreidingsplannen): gebruikelijk is aanleg van een gemeentelijk hemelwaterstelsel (wadi, riool of watergang) waar de particulier het hemelwater naartoe kan afvoeren. De infrastructuur (riolering) wordt in principe zodanig ingericht dat de particulier in staat wordt gesteld het hemelwater (voor een deel) op eigen terrein te verwerken (lozen op aangrenzende sloot en/of infiltratie in de bodem). Is verwerking op eigen terrein niet mogelijk dan kan de particulier het hemelwater bovengronds afvoeren naar het gemeentelijk hemelwaterstelsel of openbare ruimte.

In bestaand gebied: in bestaand gebied is vaak sprake van een gemengd riool (het vuile afvalwater wordt samen met het 'schone' hemelwater in één buis afgevoerd).

Bij het vervangen van de riolering wordt afkoppelen overwogen. Bij renovatie of vervanging van gebouwen is voor wat betreft de ontvangst van afvalwater en

(28)

hemelwater het Bouwbesluit 2012 en de wettelijke voorkeursvolgorde van toepassing. In dat geval dienen de perceeleigenaren in principe het overtollige hemelwater op het eigen perceel te verwerken en/of gescheiden aan te bieden.

Verwerking van overtollig hemelwater in rioleren

Afvoercapaciteit: het is de vraag of al dit water ook wel in de buis "moet" passen.

Naast de ondergrondse rioolbuizen spelen ook wegen, watergangen en groenvoorzieningen een belangrijke rol in (tijdelijke berging) aan- en afvoer van overtollig hemelwater. Het bewust inrichten van de bovengrond als waterberging c.q. waterafvoer heeft de voorkeur om de inspanningen betaalbaar te houden. Zo zijn in de afgelopen planperiode wegen ‘hol’ gelegd en groene ruimten verlaagd, om bij extreme regenval het overtollige water te kunnen bergen. In de afgelopen jaren zijn vrijwel alle wateroverlastlocaties aangepakt.

Vuiluitworp: Bij hevige neerslag wordt een deel van het hemelwater via de riooloverstorten geloosd op het oppervlaktewater. Dit gebeurt ook bij gemengde rioolstelsels, waardoor licht verontreinigd rioolwater wordt geloosd. De

waterkwaliteit neemt dan tijdelijk af, en leidt soms tot (dreigende) vissterfte, overmatige waterplantengroei en stankhinder. Op dit moment zijn er geen knelpunten bekend, maar als gevolg van de klimaatverandering zal dit vaker gaan plaatsvinden. Het ombouwen van gemengd rioolstelsels naar gescheiden

rioolstelsels heeft een gunstig effect op het oppervlaktewater.

Inzameling van grondwater Loketfunctie

Inzicht/meten

Inzameling: vanuit de Waterwet zijn particulieren in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de ontwatering van hun eigen perceel. Pas wanneer het grondwater in openbaar gebied leidt tot "structurele" problemen treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking.

Verwerking van grondwater

Bij nieuwbouwlocaties wordt verwerking van grondwater afdoende ondervangen in het

"watertoetsproces". Hierbij worden vooraf (dus voordat er een schop de grond in gaat) de waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze meegewogen bij de ontwikkeling van nieuwbouwlocaties.

Toetsing van voorgenomen ontwikkeling aan het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016

In paragraaf 4.6 wordt het wateraspect beschreven. Verwezen wordt naar deze paragraaf.

(29)

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek

Dit onderdeel bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde:

wegverkeerslawaai, industrielawaai, spoorweglawaai, bedrijvigheid, bodem en

(grond)water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit.

4.1 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) moet voor het oprichten van geluidsgevoelige bestemmingen (woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verzoringstehuizen etc.), die binnen de onderzoekszone van (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen liggen, een toets aan de geluidsnormen plaatsvinden.

In de Wgh worden eisen gesteld aan de toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van nog niet geprojecteerde woningen langs een bestaande weg of spoor in stedelijk en buitenstedelijk gebied.

In situaties waarbij de Wgh niet van toepassing is (bijvoorbeeld rondom 30 km/u wegen of bij bedrijven die niet zijn gelegen op Wgh-gezoneerde bedrijventerreinen) is de bescherming tegen geluid in de Wro in het kader van "een goede ruimtelijke ordening"

geregeld.

Wegverkeerslawaai

Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km/u gebieden. Voor alle woningen en geluidsgevoelige

bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidsbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Het plangebied is niet gelegen binnen een onderzoekszone van een weg waar op basis van een Wet geluidhinder een onderzoekplicht geldt. Op basis van de Wgh is een onderzoek derhalve niet noodzakelijk. In de omgeving van het plangebied liggen uitsluitend wegen waar een maximumsnelheidsregiem van 30 km/u geldt. Het betreffen allen wegen met een relatief lage verkeersintensiteit. Een akoestisch onderzoek is om deze reden ook voor deze wegen niet aan de orde. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Spoorweglawaai

In de omgeving liggen geenb spoorlijnen. Dit aspect is niet van toepassing.

Industrielawaai/bedrijfszonering

Het plangebied is niet gelegen in of in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein.

Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden. Het aspect

industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

(30)

4.2 Bodem

Bij de verkenning van mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is

noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Conform artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Conform artikel 3.1.6. van de Bor, in samenhang met art. 3:2 van de Awb, dient een bestemmingsplan de uitkomsten van het verrichte onderzoek te bevatten. De wijze waarop onderzoek wordt verricht is niet vastgelegd. Het

bestemmingsplan dient in ieder geval een motivering te bevatten waarin de (milieuhygiënische) bodemkwaliteit geschikt wordt bevonden voor de gewenste bestemming. De bodemfunctie bepaalt in welke mate de mens in contact komt met bodemverontreiniging. Indien als gevolg van een bestemmingsplan de functie wordt gewijzigd dient te worden beoordeeld of sprake is van een 'gevoeliger functie'. Middels voorgenomen ontwikkeling wordt de functie gewijzigd. Er is sprake van een wijziging naar een gevoeligere functie. Bovendien wordt een gebouw gerealiseerd, bestemd voor menselijk verblijf. Het uitvoeren van een onderzoek is derhalve noodzakelijk. Ten behoeve van het onderhavige plan wordt een onderzoek uitgevoerd, deze is nog niet afgerond. Het onderzoek wordt bij de vaststelling van het bestemmingsplan toegevoegd.

4.3 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;

mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL bevat enerzijds alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. De positieve effecten (maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren) overtreffen de negatieve effecten (ruimtelijke projecten die de luchtkwaliteit verslechteren). Het doel van het NSL is te voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2).

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;

een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer

(31)

dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1.500 woningen of 100.000 m2 kantoorruimte met één ontsluitingsweg);

een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q.

dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Voorgenomen ontwikkeling als milieubelastende activiteit

In het plangebied worden 17 appartementen gerealiseerd en er wordt een

kantoorgebouw gesloopt. Beide functies hebben invloed op de luchtkwaliteit. Door het verwijderen van het bedrijfsgebouw wordt de uitstoot vanuit het plangebied verminderd en door de realisatie van de woningen wordt neemt de uitstoot toe. De realisatie van de 17 woningen valt echter onder één van de categorien die automatisch NIBM zijn.

Geconcludeerd kan worden dat het onderhavige plan niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

Voorgenomen ontwikkeling als milieuhindergevoelige functie

Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren appartementen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Om te bepalen of de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed woon- en leefklimaat zijn verschillende bronnen onderzocht (RIVM, NSL en Atlas Leefomgeving). Indien uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen.

Op basis van de 'Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland' blijkt dat de achtergrondconcentraties fijn stof en stikstofdioxide ter plaatse van het plangebied ver onder de wettelijke norm zit.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4 Externe veiligheid

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Bij EV wordt onderscheid gemaakt in:

externe veiligheid voor inrichtingen

externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen externe veiligheid voor luchthavens

externe veiligheid voor windturbines

Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid

(32)

voor burgers;

het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt. Deze verantwoordingsplicht geldt ook indien sprake is van een GR hoger dan de

oriëntatiewaarde.

Risicobron

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

Afbeelding 4.1 Uitsnede Risicok aart (Bron: Risicok aart)

Uit de inventarisatie blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen potentiële risicobronnen zijn gelegen. Er zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig, geen

transportroutes en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

(33)

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;

het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar

Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);

laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

In dit geval wordt het plangebied herontwikkeld naar woningbouw. De functie wonen betreft geen milieubelastende activiteit. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden als gevolg van deze functie is dan ook geen sprake.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder

ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Enkel de woningen zijn daarbij aan te merken als gevoelige objecten.

Binnen de bestemming 'Centrum' worden diverse centrumvoorzieningen mogelijk gemaakt. Dit betreffen allemaal functies die onderscheiden kunnen worden in

milieucategorie 1. Hiervoor geldt in een gemengd omgevingstype een richtafstand van 0 meter. Geconcludeerd kan worden dat aan deze richtafstand wordt voldaan.

Conclusie

(34)

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuzonering en milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.6 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de

waterhuishouding.

Watertoets

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten.

Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze

waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Watertoetsproces

Voor de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling worden de effecten van de ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema's worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en dienen vervolgens, indien relevant, nader te worden toegelicht.

Thema Toetsvraag Relevant

Hoofdthema's

Veiligheid 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?

2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?

1. Nee 2. Nee

Riolering en Afvalwaterketen 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van het

waterschap?

3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?

1. Ja 2. Nee 3. Nee

(35)

Wateroverlast (oppervlakte-water)

1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?

2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden,

beekdalen,

overstromingsvlaktes?

1. Nee 2. Ja 3. Nee

Grondwater overlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van belangrijke watergangen?

3. Is in het plangebied sprake van kwel?

4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?

1. Nee 2. Nee 3. Nee 4. Nee

Oppervlaktewaterkwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?

2. Ligt in of nabij het

plangebied een HEN of SED water?

3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?

1. Nee 2. Nee 3. Nee

Grondwaterkwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?

1. Nee

Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?

2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die

milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?

1. Nee 2. Nee

Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij

beschermingszones voor natte natuur?

1. Nee

(36)

Natte Natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?

2. Bevindt het plangebied zich in of nabij

beschermingszones voor natte natuur?

1. Nee 2. Nee

Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?

1. Nee 2. Nee

Aandachtsthema's

Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?

1. Nee

Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?

1. Nee

Afvalwater

Het plan voorziet in de bouw van 17 appartementen. Op basis van een gemiddelde woonbezetting van twee personen wordt uitgegaan van een totale woonbezetting van 34 personen. De afvalwaterproductie bedraagt ongeveer 0,5 m3/uur. Deze hoeveelheid kan worden geloosd op het openbaar riool in het Burgemeester Beaufortplein. Het afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Holten.

Omdat de toename van het afvalwater ten opzichte van de totale hoeveelheid van d kern Markelo zeer gering is, is het effect op het openbaar riool en de zuivering nihil.

Hemelwater

Het hemelwater wordt conform het 'Aansluitprotocol hemelwater' in het Gemeentelijk rioleringsplan 2017-2020 verwerkt. Gelet op de goede waterdoorlatendheid van de bodem en de lage grondwaterstand is infiltratie van hemelwater in het plangebied mogelijk. Het overtollige hemelwater wordt afgevoerd naar een infiltratievoorziening in het plangebied en heeft een inhoud van minimaal 12 m3. Dit komt overeen met 10 mm waterberging. De infiltratievoorziening heeft een overloop naar de openbare ruime aan de noordoost-zijde in het plangebied.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Archeologie - cultuurhistorie

Archeologie

(37)

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, die de Wamz en de Monumentenwet 1988 heeft vervangen.

Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om

archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan aangewezen als de waarde-archeologie 2.

Onderstaande kaart van de gemeente Hof van Twente laat zien dat het plangebied valt in de zone hoge verwachting om historisch element. Dit houdt in dat bij ingrepen in de bodem met een oppervlak groter dan 2.500 m² en die over dit gehele oppervlak dieper dan 40 cm in de bodem reiken een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Afbeelding 4.2.archeologische verwachtingsk aart Hof van Twente

Voor het onderhavige plan hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De ingrepen in het plangebied gaan dieper dan 40 cm, echter de voorgenomen ontwikkeling is kleiner dan 2.500 m2. Daarnaast is de bodem al verstoord door de huidige bebouwing. Er wordt met de voorgenomen ontwikkeling niet gegraven op andere plekken, dan waar de huidige bebouwing gesitueerd is.

Cultuurhistorie

Cultuurhistorie moet op basis van het Besluit ruimtelijk ordening (art 3.1.6 Bro) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de

(38)

aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. In het plangebied zijn geen

cultuurhistorische waarden aanwezig of te verwachten.

Monumenten en karakteristieke panden

In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. In de nabijheid van het onderhavige plan zijn wel enkele monumenten aanwezig. Deze bevinden zich allen aan de

Grotestraat - Goorseweg. Het onderhavige plan heeft geen invloed op deze monumenten.

Afbeelding 4.3 overzicht rijk s- en gemeentelijk e monumenten in omgeving van het plangebied

Cultuurhistorische structuren

In de nabijheid van het plangebied is slechts de Grotestraat-Prinses Beatrixstraat aangeduid als cultuurhistorische waardevolle straat. Het onderhavige plan heeft echter geen invloed op deze straat.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het