T3 Rem 13: de bedoeling van een verkleinwoord
De bedoeling van een verkleinwoord
Verkleinwoorden kun je gebruiken om:
• iets klein te maken; Voorbeeld: Dit boompje zal wel moeten groeien.
• iets lief te maken; Voorbeeld: Mijn broer is een echt schatje!
• iets minder erg te maken; Voorbeeld: Zal ik je wondje verzorgen?
• iets spottend te maken. Voorbeeld: Wat ben jij een flauw mannetje.
Kleiner, liever, of minder erg
■ Maak het kleiner.
■ Omkring het best passende woord.
De draak eet een koek / koekje.
Het monster staat leuk te dansen op een tafel / tafeltje.
Die kleine draak is haar broertje/ broer.
■ Maak het liever.
■ Omkring het best passende woord.
Mag ik een koffiekoek, liefje / lief?
Dat meisje is een schat / schatje.
Dat monster is wel een zoetje / zoet.
■ Maak het minder erg.
■ Omkring het best passende woord.
Je moet in de rij wachten. Dat zal maar vijf minuten / minuutjes duren.
Dat is maar een stuk / stukje taart. Eet het maar op!
Ik heb een wondje / wond op mijn knie.
1
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3 27
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 27 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Verkleinwoorden in de zin
■ Lees de zinnen.
■ Waarvoor wordt het verkleinwoord gebruikt?
■ Schrijf de verkleinwoorden bij de juiste uitleg.
Dat babydraakje heeft groene pootjes.
Dat brandje was enkel in de tuin van oom Bas.
Dat is een schattig monstertje!
Noem je dat gebakje een taart?
om iets klein te maken
om iets lief te maken
om iets minder erg te maken
om iets spottend te maken
Wat is de bedoeling?
■ Markeer de verkleinwoorden in de zinnen.
■ Kruis aan waarvoor het verkleinwoord wordt gebruikt.
Naast ons huis staat een boompje met een boomhut.
om het minder erg te laten klinken om het spottend te maken
om het lief te maken voor kleine dingen
Liefje, ga je mee naar de speeltuin?
om het minder erg te laten klinken om het spottend te maken
om het lief te maken voor kleine dingen
Wil jij ook graag een kommetje tomatensoep?
om het minder erg te laten klinken om het spottend te maken
om het lief te maken voor kleine dingen
We vertrekken nu naar huis. Het is maar een uurtje rijden.
om het minder erg te laten klinken om het spottend te maken
om het lief te maken voor kleine dingen
Dat is niet zo erg. Het was maar een ongelukje.
om het minder erg te laten klinken om het spottend te maken
om het lief te maken voor kleine dingen
Dat was echt niet leuk! Dat was een stomme mop van dat mannetje!
om het minder erg te laten klinken om het spottend te maken
om het lief te maken voor kleine dingen
2
3
Naast ons huis staat een boompje met
een uurtje rijden.
Dat is niet zo erg. Het was maar een ongelukje.
Liefje, ga je mee naar de speeltuin?
Wil jij ook graag een kommetje
mop van dat mannetje!
×
×
×
×
×
×
pootjes monstertje brandje gebakje
28 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 28 05/6/2019 BE 12:06 PM
Verkleinwoorden vormen
Verkleinwoorden vorm je door een stukje aan het grondwoord te plakken:
woord + je woord + tje woord + pje woord + etje
huis + je = huisje stoel + tje = stoeltje film + pje = filmpje ring + etje = ringetje
Verkleinwoorden zoeken
■ Lees de woorden.
■ Markeer de verkleinwoorden.
bezem
griezel
regenjas
wezentje
heks
bezempje broertje
katje peer
probleem brilletje
zaaltje dingetje
toren
broer
kaboutertje
slangetje
kringetje
bolletje
Mooi geordend
■ Lees de woorden.
■ Markeer in elk verkleinwoord het grondwoord.
-je(s) -tje(s) -pje(s) -etje(s)
mopje kransje katjes
kikkerpootjes heksje
lepeltjes speeltuintje griezeltje zaaltje peertjes
bloempje bezempjes probleempjes kraampje boompjes
bolletjes wangetje kringetje ringetjes brilletje
1
2
T3 Rem 14: verkleinwoorden vormen
brilletje boompjes
peertjes heksje
ringetjes kraampje
zaaltje kikkerpootjes
kringetje probleempjes
griezeltje katjes
wangetje bezempjes
speeltuintje kransje
bolletjes bloempje
lepeltjes mopje
wezentje
bezempje broertje
katje
brilletje
zaaltje dingetje
kaboutertje
slangetje
kringetje
bolletje
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3 29
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 29 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Grondwoorden opsporen
■ Lees de woorden.
■ Markeer in elk verkleinwoord het grondwoord.
3
rugzakje
kringetjes
hondjes
potje
kraampje
voetjes
brilletje
filmpjes
bloempjes
toverboekje
tafeltje
stoeltje dingetje
appeltjes
boompjes
rekje
slangetje
bezempjes
toverdrankje
schaartje
wezentjes wezentjes schaartje stoeltje
rekje
slangetje bloempjes
kraampje potje
dingetje hondjes
filmpjes
toverdrankje
boompjes bezempjes appeltjes
toverboekje
tafeltje kringetjes brilletje
voetjes rugzakje
30 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 30 05/6/2019 BE 12:06 PM
Verkleinwoorden vormen
Verkleinwoorden vorm je door een stukje aan het grondwoord te plakken:
woord + je woord + tje woord + pje woord + etje
huis + je = huisje stoel + tje = stoeltje film + pje = filmpje ring + etje = ringetje
Verkleinwoorden zoeken
■ Lees de woorden.
■ Markeer de verkleinwoorden.
Woorden met een staartje
■ Lees de woorden.
■ Markeer het grondwoord.
■ Verbind elk woord met het juiste achtervoegsel.
griezeltje boompje ringetjes lachje poortje peertje wangetje bezempjes
1
pennetje toverboek
bezem
voet
raam bezemsteel
boek
broer
kabouter gezicht rugzakje
stemmetje torentje
kikkerpootjes
katjes ringetje
minuutjes
poortje
bolletjes wezentje
monstertje
mopje tasje
filmpje
2
-je(s) -je(s) -je(s) -je(s) -je(s) -je(s) -je(s) -je(s) -je(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -tje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -pje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s) -etje(s)
T3 Rem 15: verkleinwoorden vormen
bezempjes wangetje peertje poortje lachje ringetjes boompje griezeltje
kikkerpootjes
rugzakje
poortje
mopje
tasje bolletjes
katjes
torentje
minuutjes
monstertje
pennetje filmpje ringetje
stemmetje
wezentje
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3 31
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 31 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Verkleinwoorden sorteren
■ Lees de zinnen.
■ Markeer de verkleinwoorden in de zinnen.
■ Schrijf de verkleinwoorden op de juiste plaats in de tabel.
1 Dat slangetje kruipt langs de deur naar binnen.
2 Vertel het geheim met een zacht stemmetje in mijn oor.
3 Grappig! Dat was het beste mopje van de avond!
4 Laat het maar uit het raampje vallen! Ik vang het!
5 Mijn broer heeft al een torentje gebouwd.
6 Ze is heel lief, ze is geen griezelig heksje!
7 Kijk dat filmpje op het internet.
8 Dat feest was in een zaaltje op de hoek van de straat.
-je(s) -tje(s) -pje(s) -etje(s)
3
Dat slangetje kruipt langs de deur naar binnen.
Vertel het geheim met een zacht stemmetje in mijn oor.
Grappig! Dat was het beste mopje van de avond!
Laat het maar uit het raampje vallen! Ik vang het!
Mijn broer heeft al een torentje gebouwd.
Ze is heel lief, ze is geen griezelig heksje!
Kijk dat filmpje op het internet.
Dat feest was in een zaaltje op de hoek van de straat.
mopje heksje
torentje zaaltje
raampje filmpje
slangetje stemmetje
32 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 32 05/6/2019 BE 12:06 PM
Verkleinwoorden vormen
Verkleinwoorden vorm je door een stukje aan het grondwoord te plakken:
woord + je woord + tje woord + pje woord + etje
huis + je = huisje stoel + tje = stoeltje film + pje = filmpje ring + etje = ringetje
Zinnetje zoekt woordje
■
■ Lees de zinnen.
■
■ Verbind met het bijbehorende verkleinwoord.
Een kleine peer is een kraampje.
Een kleine toren is een peertje.
Een kleine film is een torentje.
Een kleine ster is een filmpje.
Een klein kraam is een sterretje.
1
T3 Rem 16: verkleinwoorden vormen
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3 33
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 33 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Kleiner maken
■ Vul de zinnen aan met het verkleinwoord.
Een kleine toverdrank is een .
Een kleine broer is een .
Een kleine bril is een .
Een klein ding is een .
Een kleine heks is een .
Een kleine griezel is een .
Een kleine poort is een .
Een kleine kring is een .
Een kleine rugzak is een .
Een kleine zaal is een .
Een kleine voet is een .
Een kleine geest is een .
Een kleine hoed is een .
Een kleine bloem is een .
Een kleine lepel is een .
2
toverdrankje broertje
brilletje dingetje
heksje griezeltje poortje kringetje
rugzakje zaaltje
voetje geestje hoedje
bloempje lepeltje
34 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 34 05/6/2019 BE 12:06 PM
Het lidwoord
• is een kort woord dat bij een zelfstandig naamwoord hoort.
een – de – het
Voorbeelden:
een de het
een tafel een stoel een hond een kasteel een gordijn een kleed
de tafel de stoel de hond
het kasteel het gordijn het kleed
Lidwoorden kleuren
■ Markeer de lidwoorden.
maar als een
op
is met
het de
hij
zijn
Lidwoorden in zinnen
■ Markeer de lidwoorden in elke zin.
De winnaar van de wedstrijd mocht op nummer één gaan staan.
Een heel jaar met de bus naar school gaan is heel leuk!
We gaan naar de winkel om een nieuw brilletje te kiezen.
Het mannetje stapte uit het ruimteschip en wandelde naar mij.
De heksen zetten de ketels op de wankele vuren.
1
2
T3 Rem 17: lidwoorden aanduiden
De heksen zetten de ketels op de wankele vuren.
De heksen zetten de ketels op de wankele vuren.
De heksen zetten de ketels op de wankele vuren.
Het mannetje stapte uit het ruimteschip en wandelde naar mij.
Het mannetje stapte uit het ruimteschip en wandelde naar mij.
We gaan naar de winkel om een nieuw brilletje te kiezen.
We gaan naar de winkel om een nieuw brilletje te kiezen.
Een heel jaar met de bus naar school gaan is heel leuk!
Een heel jaar met de bus naar school gaan is heel leuk!
De winnaar van de wedstrijd mocht op nummer één gaan staan.
De winnaar van de wedstrijd mocht op nummer één gaan staan.
de
de een een
het het
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3 35
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 35 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Wist je dat …
■ Markeer in elke tekst de lidwoorden.
Een zeester heeft geen hoofd. Hij heeft dus ook geen hersenen. Een zeester heeft ook geen oren, neus of ogen. De armen die hij heeft, gebruikt hij om prikkels op te van gen.
In de woestijn regent het bijna nooit, maar als het regent, dan regent het heel hard. Dan vallen er grote hoeveelheden water op de grond. Dat kan heel gevaarlijk zijn voor vakantiegangers, die meestal geen regen verwachten. Kijk dus zeker naar het weerbericht, als je naar de woestijn gaat.
Olifanten waarschuwen elkaar voor mensen. De olifant maakt dan een geluid. De olifant kan het stemgeluid van andere stammen uit zijn omgeving nadoen. Zo waarschuwen ze andere olifanten voor mensen.
De ogen van een rendier worden groengeel in de zomer. In de winter verandert dat naar diepblauw. Zo kunnen ze in elk seizoen goed zien.
Een bultrugwalvis zingt een moeilijk lied dat je op een afstand van dertig kilometer kunt horen. Het lied is voor elke groep uniek. Het lied duurt ongeveer tien tot twintig minuten en wordt urenlang herhaald. Het verandert langzaam van jaar tot jaar. De zingende walvissen zijn mannetjes.
3
die meestal geen regen verwachten. Kijk dus zeker naar het weerbericht, als je naar de woestijn
Olifanten waarschuwen elkaar voor mensen. De olifant maakt dan een geluid. De olifant kan Een zeester heeft geen hoofd. Hij heeft dus ook geen hersenen. Een zeester heeft ook geen oren, neus of ogen. De armen die hij heeft, gebruikt hij om prikkels op te van gen.
Een zeester heeft geen hoofd. Hij heeft dus ook geen hersenen. Een zeester heeft ook geen
In de woestijn regent het bijna nooit, maar als het regent, dan regent het heel hard. Dan vallen er grote hoeveelheden water op de grond. Dat kan heel gevaarlijk zijn voor vakantiegangers, die meestal geen regen verwachten. Kijk dus zeker naar het weerbericht, als je naar de woestijn
Olifanten waarschuwen elkaar voor mensen. De olifant maakt dan een geluid. De olifant kan Olifanten waarschuwen elkaar voor mensen. De olifant maakt dan een geluid. De olifant kan het stemgeluid van andere stammen uit zijn omgeving nadoen. Zo waarschuwen ze andere
De ogen van een rendier worden groengeel in de zomer. In de winter verandert dat naar De ogen van een rendier worden groengeel in de zomer. In de winter verandert dat naar De ogen van een rendier worden groengeel in de zomer. In de winter verandert dat naar De ogen van een rendier worden groengeel in de zomer. In de winter verandert dat naar
Een bultrugwalvis zingt een moeilijk lied dat je op een afstand van dertig kilometer kunt Een bultrugwalvis zingt een moeilijk lied dat je op een afstand van dertig kilometer kunt Een bultrugwalvis zingt een moeilijk lied dat je op een afstand van dertig kilometer kunt horen. Het lied is voor elke groep uniek. Het lied duurt ongeveer tien tot twintig minuten horen. Het lied is voor elke groep uniek. Het lied duurt ongeveer tien tot twintig minuten en wordt urenlang herhaald. Het verandert langzaam van jaar tot jaar. De zingende walvissen
36 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 36 05/6/2019 BE 12:06 PM
Het lidwoord bij meervouden, verkleinwoorden en samenstellingen
• Het lidwoord is een kort woord dat bij een zelfstandig naamwoord hoort.
• de – het – een
meervouden verkleinwoorden samenstellingen Het lidwoord bij
meervouden is ‘de’.
Het lidwoord bij verkleinwoorden is
‘het’.
Het lidwoord bij samen stellingen is hetzelfde lidwoord als het lidwoord dat hoort bij het laatste woord van de samenstelling.
de ketels de bezems
het mannetje het steentje
het droomhuis de huisdeur
De of het?
■ Kleur alle woorden waarbij je het lidwoord ‘de’ gebruikt groen.
■ Kleur alle woorden waarbij je het lidwoord ‘het’ gebruikt blauw.
■ Schrijf bij elke woordsoort het juiste lidwoord.
stukje
voetje
toverboekje
kraampje
griezeltje
Lidwoord bij verkleinwoorden:
handen
gebouwen
manden
planeten
vogels
Lidwoord bij meervouden:
zakdoek
ruimteschip
handtas
balzaal
zwembad
Lidwoord bij samenstellingen:
en
1
T3 Rem 18: het juiste bepaald lidwoord gebruiken bij zelfstandige naamwoorden
stukje handen zakdoek
voetje gebouwen ruimteschip
toverboekje manden handtas
kraampje planeten balzaal
griezeltje vogels zwembad
de het
de het
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3 37
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Kriskras!
■ Vul het lidwoord in: ‘de’ of ‘het’.
dwergen sprookje
heksen
spreuken
verhalen bosmuis
keteltje griezels
bezempjes sprookjeskasteel
boekje prinsessen
Lidwoorden voor alles
■ Schrijf de zelfstandige naamwoorden met hun lidwoorden (de – het) in de juiste kolom.
trollen – tovenaars – drankje – heksendans – dwergenhol – keteltje – prinsesje – boekje – kraaien –bezemsteel – kampvuur – stronken
meervouden verkleinwoorden samenstellingen
2
3
de het
de de
de de
het de
de het
het de
de trollen de tovenaars de kraaien de stronken
het drankje het keteltje het prinsesje het boekje
de heksendans het dwergenhol de bezemsteel het kampvuur
38 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 3
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 38 05/6/2019 BE 12:06 PM
Het bijvoeglijk naamwoord
• zegt hoe het zelfstandig naamwoord is;
• kun je gebruiken om een zin of tekst rijker te maken;
• staat vaak net voor het zelfstandig naamwoord, maar kan ook verderop in de zin staan;
Voorbeelden: Wat een griezelige film. Sommige hobby’s zijn gevaarlijk.
Hoe is de film? p griezelig Hoe zijn de hobby’s? p gevaarlijk
• kan een deel van een woordgroep (= opeenvolging van woorden die bij elkaar horen) zijn.
Voorbeelden: het frisse water de kleine, lieve zeemeermin
lw bn zn lw bn bn zn
Bijvoeglijke naamwoorden herkennen
■ Markeer het bijvoeglijk naamwoord in elke woordgroep.
de blinkende lepels de nieuwe boekentas het kleine autootje de strenge politieagent de grappige kabouter het prachtige boeket het spannende experiment het roze ijsje de mooie kerstboom
De juiste volgorde
■ Schrijf de woordgroep in de goede volgorde.
zachte de stem de beer grote hoge bedden de kussens zachte de mooie het kleedje lieve de ogen het tafeltje gele schattige de vos het huis goedkope
1
2
T4 Rem 19: bijvoeglijke naamwoorden aanduiden en gebruiken
de blinkende lepels de nieuwe boekentas het kleine autootje de strenge politieagent de grappige kabouter het prachtige boeket het spannende experiment het roze ijsje de mooie kerstboom het spannende experiment het roze ijsje de mooie kerstboom de strenge politieagent de grappige kabouter het prachtige boeket de blinkende lepels de nieuwe boekentas het kleine autootje de blinkende lepels de nieuwe boekentas het kleine autootje de strenge politieagent de grappige kabouter het prachtige boeket het spannende experiment het roze ijsje de mooie kerstboom
de zachte stem de grote beer de hoge bedden de zachte kussens het mooie kleedje de lieve ogen het gele tafeltje de schattige vos het goedkope huis
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 39
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 39 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Wat ontbreekt er?
■ Kijk naar de prent.
■ Vul een passend bijvoeglijk naamwoord in.
■ Je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord maar één keer.
de sjaal de oma de muziek
het ontbijt een bus de man
Bijvoeglijke naamwoorden kiezen
■ Vul een passend bijvoeglijk naamwoord in.
de lampen de auto
de muziek de spiegel
het tapijt de jurk
de kamer het bed
het katje de lakens
3
4
warme gekke vrolijke
gezonde kleine jonge
mooie blinkende
sfeervolle grote
rode kleine
moderne lage
schattige natte
meerdere antwoorden mogelijk
meerdere antwoorden mogelijk
40 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 40 05/6/2019 BE 12:06 PM
De trappen van vergelijking
• zijn vormen van een bijvoeglijk naamwoord;
regelmatig onregelmatig
De trappen van vergelijking herkennen
■
■ Lees de zinnen.
■
■ Omkring de bijvoeglijke naamwoorden die een gradatie weergeven (trappen van vergelijking).
De jongste leerling komt eerst aan de beurt.
Onze tuin is kleiner dan de tuin van de buren.
Wij wonen op de hoogste verdieping van het gebouw.
Mijn zus maakte een slimmere keuze dan ik.
De trappen van vergelijking aanvullen
■
■ Welke trap ontbreekt?
■
■ Vul de tabel aan.
lekker lekkerder
goed best
lichter lichtst
nat natst
warm warmer
warmst
warmer + st
warm + er
best beter
goed
1
2
T4 Rem 20: de trappen van vergelijking gebruiken
lekkerst beter
licht
natter
warmst
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 41
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 41 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Voor elke trede een woord
■ Vul de trappen van vergelijking aan.
3
dik
goedkoop
zoer
slim
rustig
mooi
mooist mooier
rustigst rustiger
slimst slimmer
zoetst zoeter
goedkoopst goedkoper
dikst dikker
42 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 42 05/6/2019 BE 12:06 PM
De trappen van vergelijking
• zijn vormen van een bijvoeglijk naamwoord;
regelmatig onregelmatig
Sprekende titels
■ Bekijk de titels.
■ Onderstreep in elke titel het bijvoeglijk naamwoord.
Voorbeeld: De dikke slang
De kleine kabouter
Het leuke weekend
De mooie apenkooi Het vreemde verhaal
De slimme cavia
Het goedkope huisje
De mooie heks
De lekkere kikkerdril
Trappen van vergelijking
■ Vul de trappen van vergelijking aan.
kort nat
warmst
warmer + st
warm + er
best beter
goed
1
2
T4 Rem 21: de hoogste trap van vergelijking schrijven
kortst korter
natst natter
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 43
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 43 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
dik goed
Kies de hoogste trap
■ Lees de woordgroepen.
■ Markeer de hoogste trap van vergelijking.
het kleinste / kleine konijn het zachte / zachtste bed het lichte / lichtste kussen de grootste / grote auto de slimme / slimste hond de rustigste / rustige muziek de beste / goede oplossing de vurige / vurigste oma
Op de hoogste trap
■ Onderstreep het bijvoeglijk naamwoord.
■ Schrijf de woordgroep opnieuw met de hoogste trap van vergelijking.
Voorbeeld: de dikke slang p de dikste slang
de goede vriend de grote knuffel
de schattige kat de lieve mama
de grote tekening het mooie kleedje
3
4
de beste / goede oplossing de vurige / vurigste oma de slimme / slimste hond de rustigste / rustige muziek het lichte / lichtste kussen de grootste / grote auto het kleinste / kleine konijn het zachte / zachtste bed
de beste / goede oplossing de vurige / vurigste oma de slimme / slimste hond de rustigste / rustige muziek het lichte / lichtste kussen de grootste / grote auto het kleinste / kleine konijn het zachte / zachtste bed
dikst dikker
best beter
de beste vriend de grootste knuffel
de schattigste kat de liefste mama
de grootste tekening het mooiste kleedje
44 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 44 05/6/2019 BE 12:06 PM
Tegenwoordige tijd en verleden tijd
De tegenwoordige tijd (t.t.)
• Het gebeurt nu of het is nog niet voorbij.
De verleden tijd (v.t.)
• Het is voorbij, het is al gebeurd.
Voorbeeld:
De leden van de voetbalclub vieren hun overwinning.
Voorbeeld:
De leden van de voetbalclub vierden hun overwinning.
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, staat de zin in de tegenwoordige tijd.
Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat, staat de zin in de verleden tijd.
Let op! Soms verandert het werkwoord van klank in de verleden tijd.
Voorbeelden:
worden p werden slapen p sliepen
Even rustig worden
■
■ Lees de tekst.
■
■ Omkring de werkwoorden.
Je zit op handen en knieën.
Je maakt je rug bol.
Je ademt in en uit.
Je maakt ondertussen je rug hol.
Je doet dat vijf keer.
Je gaat op je buik liggen.
Je blijft enkele minuten liggen.
1
T4 Rem 22: aangeven of een werkwoord in de tegenwoordige of in de verleden tijd staat
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 45
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 45 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Vroeger of nu?
■ Lees de zinnen.
■ Kijk naar het omkringde werkwoord.
■ Duid aan of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.) staat.
t.t. v.t.
De zon scheen vandaag heel hard.
Het ontbijt staat op de tafel.
Het huis stond al drie maanden te koop.
Marie danste in het midden van het podium.
Ik slaap in het stapelbed.
Vroeger of nu?
■ Lees de zinnen.
■ Omkring het werkwoord.
■ Kruis aan of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.) staat.
t.t. v.t.
De taart staat al in de keuken.
Mama en ik wandelen met de hond door het bos.
De bril lag op de grond.
Fien en Stan speelden vals tijdens het spel.
Maarten staat naast de goal.
Ik onthoud nooit waar die map ligt.
Kobe werd wakker van de luide muziek.
Werken de leerlingen goed in de klas?
Die trui voelde heel zacht aan.
Oma en mama gaan naar de winkel.
2
3
×
×
×
×
×
×
×
×
×
×
×
×
×
×
×
46 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 46 05/6/2019 BE 12:06 PM
Tegenwoordige tijd en verleden tijd
De tegenwoordige tijd (t.t.)
• Het gebeurt nu of het is nog niet voorbij.
De verleden tijd (v.t.)
• Het is voorbij, het is al gebeurd.
Voorbeeld:
De leden van de voetbalclub vieren hun overwinning.
Voorbeeld:
De leden van de voetbalclub vierden hun overwinning.
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, staat de zin in de tegenwoordige tijd.
Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat, staat de zin in de verleden tijd.
Let op! Soms verandert het werkwoord van klank in de verleden tijd.
Voorbeelden:
worden p werden slapen p sliepen
Waar is de tijd?
■ Lees de zinnen.
■ Verbind met de juiste tijd.
Ze bekeken allemaal de vogels in de boom.
De meisjes dansen op de speelplaats.
De boeren werken hard op het land.
Het licht scheen heel hard in mijn ogen.
We lopen over het zebrapad.
De dinosaurus leefde heel lang geleden.
1
v.t.
v.t.
v.t.
t.t.
t.t.
t.t.
T4 Rem 23: aangeven of een werkwoord in de tegenwoordige of in de verleden tijd staat
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 47
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 47 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Speuren, speurneus
■ Lees de zinnen.
■ Omkring in elke zin het werkwoord.
De soep was nog niet warm genoeg.
Ik eet een klein stuk van de taart.
Daarvoor gebruikten we onze rekenmachine.
Ik drink een kop thee.
De dieren vlogen door de bomen.
Geel en blauw
■ Markeer de werkwoorden in de tegenwoordige tijd geel.
■ Markeer de werkwoorden in de verleden tijd bla uw.
Ik was toen echt bang!
Gitte kan dat als de beste!
We maakten onze toetsen heel nauwkeurig.
Ik neem de bus naar de kinderboerderij.
Was het een gezellig feest?
De kinderen lopen drie rondjes rond het veld.
De auto stond schuin op de parking.
Dries lag eenzaam in zijn grote boom.
Ik kijk door het dakraam naar de leerlingen op de speelplaats.
Die jongen had geen handschoenen aan.
2
3
Ik kijk door het dakraam naar de leerlingen op de speelplaats.
De kinderen lopen drie rondjes rond het veld.
Ik neem de bus naar de kinderboerderij.
Gitte kan dat als de beste!
Ik was toen echt bang!
We maakten onze toetsen heel nauwkeurig.
Was het een gezellig feest?
De auto stond schuin op de parking.
Dries lag eenzaam in zijn grote boom.
Die jongen had geen handschoenen aan.
48 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 48 05/6/2019 BE 12:06 PM
Verzamelnamen
• Sommige woorden behoren tot dezelfde groep.
Voorbeeld: de kool, de paprika, de wortel, de tomaat, de radijs ... behoren tot dezelfde groep: de groenten.
• Een groep heeft een verzamelnaam.
Voorbeeld: verzamelnaam = de groenten
Jij past niet in de rij!
■ Kijk naar de verzamelnaam.
■ Welk woord past niet in de rij?
■ Markeer dat woord.
de groenten een wortel een appel een sla een tomaat
de voertuigen een trein een vliegtuig een auto een winkel
de dieren de eik de kameel de tijger de krokodil
de sporten de tulp fietsen lopen tennissen
de groenten
de wortel
de paprika de tomaat de radijs
de kool
bovenliggend begrip
onderliggende begrippen
1
T4 Rem 24: onderliggende begrippen bij een verzamelnaam vinden
de sporten de tulp fietsen lopen tennissen
de dieren de eik de kameel de tijger de krokodil
een wortel een appel een sla een tomaat
de voertuigen een trein een vliegtuig een auto een winkel
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 49
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 49 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Onder de paraplu
■ Kijk naar de verzamelnaam.
■ Voeg nog drie onderliggende begrippen toe.
■ Schrijf ook het passende lidwoord erbij.
2
het fruit
de peer
de banaan
de kleding
de bro ek
de muts
de kousen het hemd
de trui
de framboos de appel
de kiwi
meerdere antwoorden mogelijk
50 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 50 05/6/2019 BE 12:06 PM
Verzamelnamen
• Sommige woorden behoren tot dezelfde groep.
Voorbeeld: de kool, de paprika, de wortel, de tomaat, de radijs ... behoren tot dezelfde groep: de groenten.
• Een groep heeft een verzamelnaam.
Voorbeeld: verzamelnaam = de groenten
De passende verzamelnaam kiezen
■
■ Schrijf bij de onderliggende begrippen de passende verzamelnaam.
■
■ Kies verzamelnamen uit het kader.
de zintuigen – de kleuren – het gebak – de dranken
de taart de koek de cake
de limonade de koffie de thee
ruiken horen zien
blauw paars rood de groenten
de wortel
de paprika de tomaat de radijs
de kool
bovenliggend begrip
onderliggende begrippen
1
T4 Rem 25: bij onderliggende begrippen de passende verzamelnaam zoeken
het gebak de dranken de zintuigen de kleuren
© De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4 51
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 51 05/6/2019 BE 12:06 PM
Hoe deed ik de taak?
Ik denk Juf/Meester vindt
Boven de paraplu
■ Lees de onderliggende begrippen.
■ Schrijf de juiste verzamelnaam.
maart
april juni
mei juli
Bij de juiste verzameling
■ Lees de woordenrij.
■ Vul aan met een passende verzamelnaam.
de appel de ananas de aardbei de peer het varken de leeuw de mus de slang
tennis korfbal turnen fietsen
De passende verzamelnaam
■ Kies de passende verzamelnaam.
de broek de sjaal de trui
de mus
het roodborstje de kraai
de sla de tomaat de courgette
het zadel de bel de pedaal
2
3
4
d e maanden
het fruit de dieren de sporten
de kleding de vogels de groenten de fiets
52 © De Taalkanjers 4, Plantyn Remediëring toetsen – Thema 4
03_OPPLKITDTKA2_leerjaar 4_thema3-4.indd 52 05/6/2019 BE 12:06 PM