• No results found

1. Geef de volledige naam van het natuurreservaat. Hoe zie je op de kaart dat dit een beschermd landschap is? Teken het symbool.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1. Geef de volledige naam van het natuurreservaat. Hoe zie je op de kaart dat dit een beschermd landschap is? Teken het symbool."

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

1 De hut vol info

Je staat aan het infobord.

Lees de tekst en kijk naar het plan.

1. Geef de volledige naam van het natuurreservaat.

Hoe zie je op de kaart dat dit een beschermd landschap is?

Teken het symbool.

2. Wat is de oppervlakte (in hectare) van dit natuurreservaat?

Een voetbalveld heeft een oppervlakte van ½ ha.

Hoeveel voetbalvelden passen in het natuurreservaat?

3. Welke rivier zie je in het gebied?

4. Mag je hier met je hond wandelen?

Omcirkel het juiste antwoord. Wat moet je doen?

5. Waar sta je? In welke windrichting stap je om het reservaat binnen te gaan? Noteer met een afkorting.

Voor de doorzetters:

1 ha = 100m x 100m

= 2 voetbalvelden

Kleur in het rooster het aantal vakken dat overeenkomt met de oppervlakte van het reservaat.

100 m

100 m

lezen

denken en delen

doen

(2)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

1 De hut vol info

1. De naam van dit natuurreservaat:

Dit symbool geeft aan dat het landschap beschermd is:

2. De oppervlakte van het reservaat: ha

Hierin passen voetbalvelden van 1/2 ha.

3. In het gebied zie ik deze rivier:

4. Je mag hier wel/niet met je hond wandelen. Dit zijn de regels:

5. Je stapt richting het als je het reservaat binnengaat.

Ik kleur in het rooster het aantal vakken dat overeenkomt met de oppervlakte van het reservaat:

2 km

2 km 1ha = 100 m x 100 m

1 km² = 1000 m x 1000 m

= ... ha

(3)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

2 Landschap als open boek

Voor jou ligt het natuurreservaat. Neem de 2 foto’s.

Ga op de plek staan waar de fotograaf de foto’s nam.

1. Leg het kompas op de grond.

Kijk in zuidelijke en westelijke richting.

Kruis alle landschapselementen aan die je hier ziet.

Omcirkel de menselijke landschapselementen.

Dat zijn elementen die door de mens in het landschap zijn gebracht. Ze zijn vaak recht en geordend.

De andere elementen zijn natuurlijke landschapselementen.

Die zijn vanzelf in het landschap gekomen en zien er minder recht of netjes uit.

Een landschap waarin natuurlijke landschapselementen overheersen noemen we een natuurlandschap.

Een landschap waarin menselijke landschapselementen overheersen noemen we een cultuurlandschap.

Is dit gebied volgens jou een natuurlandschap of een cultuurlandschap? Waarom?

2. Bekijk de 2 foto’s. Welke foto is in de zomer genomen?

Welke in de winter? Wat is het grote verschil?

3. De Bourgoyen-Ossemeersen is een meersengebied.

Wat is dit? Omcirkel de juiste antwoorden.

4. De graslanden in dit gebied worden gemaaid door

landbouwers en begraasd door koeien en paarden. Wat zou er gebeuren als we deze graslanden aan de natuur overlaten?

lezen

denken en delen

doen

(4)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

2 Landschap als open boek

1. Ik zie deze landschapselementen:

O wandelpad O dorpskern O boomgroepjes O weiland O kijkhut O straat

O rivier O akker O meer

O knotwilgenrij O boerderij O kerkhof

Dit gebied is een natuurlandschap / cultuurlandschap want ...

2. Het gebied in de zomer en de winter:

foto ... foto ...

zomer winter Het verschil:

3. Een meersengebied is een: bos / akker / meer / grasland dat onder water staat in de zomer / winter.

4. Als we deze graslanden aan de natuur zouden overlaten, ...

foto: foto:

(5)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

3 Kaarten op tafel

Ga zitten aan een tafel.

Leg kaart 1 en kaart 2 op de tafel.

Neem kaart 1

1. Welke rivier vind je in de Bourgoyen-Ossemeersen?

Is dit een natuurlijke of kunstmatige waterloop?

Omcirkel het juiste antwoord.

2. Zoek de Ringvaart, dit is een grens van het gebied.

Hoe lang is die grens?

Gebuik hiervoor de meetlat en de schaal op de kaart.

Is dit een natuurlijke of kunstmatige waterloop?

Omcirkel het juiste antwoord.

3. Kijk naar de de legende.

Welke soorten bodembedekking komen het meest voor in dit gebied?

4. Welk soort gebied is de Bourgoyen-Ossemeersen?

Omcirkel het juiste antwoord.

Neem kaart 2

5. Welke plaatsen herken je rond het natuurreservaat?

Waar ligt je school?

6. Vind je op de kaart de Vinderhoutse bossen terug?

Daar woont een vos. Toch loopt hij vaak rond het Valkenhuis.

Hoe geraakt hij daar? Wat komt hij in het reservaat zoeken?

lezen

denken en delen

doen

(6)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

3 Kaarten op tafel

1. In de Bourgoyen-Ossemeersen vind ik deze rivier:

Dit is een natuurlijke / kunstmatige waterloop.

2. De grens van het gebied langs de Ringvaart is km lang.

De Ringvaart is een natuurlijke / kunstmatige waterloop.

3. De soorten bodembedekking in het gebied:

4. De Bourgoyen-Ossemeersen is een

woongebied / natuurreservaat / landbouwgebied / industriezone / recreatiegebied.

5. Ik herken deze plaatsen rond het gebied:

6. De vos geraakt hier via Hij komt hier

ten noorden (deelgemeente):

ten oosten (stad):

ten zuiden (recreatiegebied):

ten westen (waterloop):

mijn school ligt ten ... van het natuurreservaat.

(7)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

4 Een groene architect

Voor het gebouw staan 2 dikke bomen.

Zet vanaf de tweede boom 20 grote passen op het pad in de richting van het reservaat.

Kijk naar het gebouw.

1. Maak van op deze plek een schets van het gebouw.

Verbind de punten met elkaar.

Leg het kompas op de grond in de juiste richting.

In welke richting kijk je als je in het gebouw staat en door een raam naar buiten kijkt?

Noteer op je schets op beide gevels de juiste windrichting:

N, O, Z of W.

2. Ga via de hoofdingang het gebouw binnen en kijk rechts van de deur naar de dikte van de muur.

Omcirkel het juiste antwoord.

3. Ga naar het onthaal. Vraag de onthaalmedewerker:

- Wat is er speciaal aan dit gebouw?

- Hoe noemen we zo’n gebouw?

Wat heeft dit te maken met de dikte van de muren?

4. Op het gelijkvloers vind je het toilet en de cafetaria.

Welke ruimte heeft de minste ramen?

Welke ruimte heeft de meeste ramen?

Waar vind je de ruimte met de meeste ramen:

in het N, O, Z of W?

Waarom koos de architect ervoor om daar veel ramen te plaatsen? Tip: denk aan een serre.

lezen

denken en delen

doen

(8)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

4 Een groene architect

1. Ik maak een schets van het gebouw:

2. De muren van dit gebouw zijn dik / dun.

3. Dit is speciaal aan het gebouw:

Zo’n gebouw noemen we een De muren zijn dik / dun omdat ...

4. heeft de minste ramen.

heeft de meeste ramen.

De ruimte met de meeste ramen bevindt zich in het Daar zijn veel ramen omdat ...

. .

..

..

..

.. ..

(9)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

5 Vanop de stenen brug

Ga aan de rechterkant van de stenen brug staan.

Zie je de blauwe peillat?

1. Dit is de Grijtgracht.

Is dit een natuurlijke of kunstmatige waterloop.

Omcirkel het juiste antwoord. Hoe zie je dat?

2. Vouw de vouwmeter open en laat die voorzichtig in het water zakken tot je de bodem voelt.

Lees op de meter de waterdiepte af en duid aan op de tekening.

Lees op de peillat het waterpeil af en duid aan op de tekening.

Je hebt 2 verschillende resultaten!

Vul op de stippellijn naast ‘0 m’ het juiste woord in.

Kies uit: de bodem van de gracht / het pad / de zeespiegel

3. Ga nu naar de linkerkant van de brug.

Steek je hand door de lus. Laat de waterthermometer drijven op het water. Wacht 1 minuut en noteer de temperatuur.

4. Neem de secchischijf om de zichtdiepte en de lichtdiepte te bepalen. Gebruik hierbij het stappenplan.

Noteer de resultaten van de 2 metingen.

Voor wie of wat is de lichtdiepte belangrijk? Waarom?

Droog alles goed af met de handdoek.

lezen

denken en delen

doen

(10)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

5 Vanop de stenen brug

1. De Grijtgracht is een natuurlijke / kunstmatige waterloop want ...

2. Ik meet het waterpeil

3. De temperatuur van het water is °C

4. Ik meten de zichtdiepte en de lichtdiepte van het water.

De lichtdiepte is belangrijk voor ...

eerste meting:

secchischijf laten zakken in het water

tweede meting:

secchischijf omhoog trekken vanop de bodem

meetresultaat 1: meetresultaat 2:

gemiddelde = = zichtdiepte of helderheid 2 x zichtdiepte = = lichtdiepte

met de vouwmeter met de peillat

6m 5m 4m 3m 2m 1m

0m = ...

6m 5m 4m 3m 2m 1m

0m = ...

(11)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

6 In het populierenbosje

Ga naar de avontuurlijke brug. Steek de gracht over.

Je bent nu in het bos.

1. Kijk naar de bomen.

Een natuurlijk bos ontstaat spontaan uit zaden die door de wind en door dieren worden meegebracht.

Een kunstmatig bos wordt door de mens aangeplant.

Is dit een natuurlijk bos of een kunstmatig bos?

Omcirkel het juiste antwoord.

Hoe zie je dat? Geef 1 argument.

2. Zie je de verschillende lagen in het bos?

Noteer bij elke laag het juiste cijfer.

Welke planten en dieren zie je? In welke laag?

Gebruik de zoekkaarten.

3. De dieren en planten in een biotoop zijn afhankelijk van elkaar.

Dieren eten planten of andere dieren en vormen zo een voedselketen.

Planten maken zelf voedingsstoffen aan en zijn de eerste schakel in de voedselketen.

De planteneters vormen de tweede schakel.

Alle volgende schakels zijn vleeseters.

Maak met de volgende planten en dieren een voedselketen:

spin, bij, paardenbloem, pimpelmees, ransuil

‘ ‘ = wordt gegeten door

Kan je ook een voedselketen maken met de planten en dieren die je noteerde bij opdracht 2?

lezen

denken en delen

doen

(12)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

6 In het populierenbosje

1. Dit bos is een natuurlijk / kunstmatig bos want ...

2. De lagen in het bos:

3: struiklaag / 1: strooisellaag / 4: boomlaag / 2: kruidlaag

3. Wie eet wat? Ik maak een voedselketen:

plant:

plant:

plant:

dier:

plant:

dier:

dier:

dier:

(13)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

7 Bijna zo groot als ...

Recht voor het gebouw staan 2 grote bomen.

Dit zijn Schietwilgen.

Ga in het grasland achter de bomen staan.

1. Neem wat afstand van de bomen en schat de lengte van een van de bomen.

Dit doe je zo:

Hoe groot ben jij? Schat hoeveel keer jij in de hoogte van de boom past. Hoe hoog is de boom dan?

2. Neem de boomhoogtemeter en de rolmeter en meet de hoogte van de boom. Gebruik hierbij het stappenplan.

3. De bomen verder in de rij langs het pad zijn ook schietwilgen.

Ze zijn ongeveer even oud als de boom die je hebt gemeten.

Schat de hoogte van een van die bomen.

Omcirkel het juiste antwoord en verklaar het hoogteverschil.

Ga eens dichterbij en kijk goed.

lezen

denken en delen

doen

(14)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

7 Bijna zo groot als ...

1. Ik ben m groot.

Ik schat dat ik keer in de lengte van de boom pas.

Ik schat dat de boom hoog is.

2. Ik meet de hoogte van de boom:

3. Ik schat de hoogte van een boom in de wilgenrij: m De boom is groter / kleiner dan de boom van opdracht 2 omdat ...

(15)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

8 Bij een bloem

Ga naar het bijenhotel.

1. Bekijk de tekening van de bloem en benoem de delen:

kelkblad / kroonblad / meeldraad / stamper

Zoek een echte bloem in de buurt van het bijenhotel.

Pluk ze niet. Herken je de bloemdelen?

2. Op de meeldraden zitten stuifmeelkorrels.

Wanneer die op de stamper van dezelfde bloem of van een andere bloem terecht komen, vindt er bevruchting plaats.

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht met zaden waaruit nieuwe planten kunnen groeien.

Omcirkel op de tekening waar het stuifmeel wordt gevormd.

Wie brengt het stuifmeel van de ene bloem naar de andere?

Geef 2 mogelijkheden.

3. Kijk goed naar de bouw van de bij in het doosje.

Neem het zakje met de maquette van de bij.

Vorm het lichaam van een bij met de stukken in het zakje.

Teken dan de lichaamsbouw van een bij.

Steek de stukken daarna terug in het zakje.

4. Het voedsel voor de bijen en hun larven bestaat uit nectar en stuifmeel.

Met welk lichaamsdeel verzamelen bijen nectar?

Omcirkel het lichaamsdeel op je tekening en duid aan met 1.

Het lichaamsdeel waarmee stuifmeel wordt verzameld hangt af van de soort bij. Ga op zoek naar een bij op een bloem.

Aan welke lichaamsdeel zie je stuifmeel?

Omcirkel het lichaamsdeel op je tekening en duid aan met 2.

lezen

denken en delen

doen

(16)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

8 Bij een bloem

1. Ik benoem de delen van de bloem op de tekening:

kelkblad / kroonblad / meeldraad / stamper

2. Ik omcirkel hierboven waar het stuifmeel wordt gevormd.

Stuifmeel wordt van de ene bloem naar de andere gebracht door O bacteriën O insecten

O wind O bliksem

3. Ik teken de lichaamsbouw van een bij:

4. Ik omcirkel hierboven welk lichaamsdeel een bij gebruikt voor het verzamelen van nectar (1) en stuifmeel (2).

(17)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

9 Dikke vriend

Recht voor het gebouw staan 2 grote bomen.

Dit zijn Schietwilgen.

Door de omtrek van een boomstam te meten en een berekening te maken weet je hoe oud hij ongeveer is.

1. Kies een van de twee bomen. Schat de omtrek van de stam en de leeftijd van de boom.

2. Meet met het touw de omtrek zoals op de tekening.

Het touw heeft om de 10 cm een knoopje.

Wat is de omtrek?

Bereken zijn leeftijd met behulp van de tabel.

3. Hoe was je schatting?

4. Hoe kan je met meer zekerheid de leeftijd van een boom bepalen?

lezen

denken en delen

doen

(18)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

9 Dikke vriend

1. Ik schat

de omtrek van de stam: cm de leeftijd van de boom: jaar

2. Ik meet

de omtrek van de stam: cm Ik bereken

de leeftijd van de boom aan de hand van deze tabel:

Deze boom is ongeveer jaar oud.

3. Mijn schatting is O fout

O bijna juist

O juist

4. Om met meer zekerheid de leeftijd van deze boom te bepalen kan ik ...

1,5 m

omtrek van de stam leeftijd

wilg of populier leeftijd andere bomen

10 tot 20 cm ongeveer 5 jaar ongeveer 10 jaar 20 tot 30 cm ongeveer 7½ jaar ongeveer 15 jaar 30 tot 50 cm ongeveer 10 jaar ongeveer 20 jaar 50 tot 80 cm ongeveer 12½ jaar ongeveer 25 jaar 80 tot 100 cm ongeveer 15 jaar ongeveer 30 jaar 100 tot 150 cm ongeveer 15-25 jaar ongeveer 30-50 jaar

150 tot 200 cm 25-50 jaar 50-100 jaar

meer dan 200 cm delen door 4 delen door 2

(19)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

10 Een groene aannemer

Ga in de tentoonstellingsruimte naar de middelste module ‘duurzaam bouwen’.

Op de wand, onder de deksels en in de schuifjes vind je de info om de vragen te beantwoorden.

1. Het dak van het gebouw is een groendak.

Het is bedekt met plantjes.

Wat zijn de voordelen van een groendak? Geef 2 voordelen.

2. Bekijk de dikte van het glas van de ramen.

Hoeveel lagen glas tel je? Wat is hier het voordeel van?

3. In de wanden zit er 32 cm laag isolatie, maar ook de vloer en het dak zijn goed geïsoleerd.

Welke materialen werden hiervoor gebruikt?

4. In een goed geïsoleerd huis komt geen verse lucht naar binnen door spleten, ramen of deuren.

Hoe wordt dit gebouw dan geventileerd?

Kijk onder de titel ‘energiezuinig bouwen’ en omcirkel de juiste antwoorden.

5. Door bovenstaande keuzes van de aannemer is dit gebouw een passief huis.

Vraag aan de onthaalmedewerker wat dit is.

6. Hoe kunnen gebouwen de natuur in de omgeving beïnvloeden?

Geef 2 mogelijkheden.

lezen

denken en delen

doen

(20)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

10 Een groene aannemer

1. De voordelen van een groendak:

2. De ramen bestaan uit lagen.

Het voordeel:

3. Deze isolatiematerialen werden gebruikt in het gebouw:

4. Verse lucht wordt binnen gevoerd via een buis op 2 m diepte.

Zo wordt de lucht in de zomer / winter voorverwarmd en in de zomer / winter afgekoeld.

In de zomer / winter wordt de lucht die binnenkomt verder opgewarmd door de warmte van de lucht die naar buiten gaat.

5. Een passief huis is ...

6. De invloed van gebouwen op de natuur in de omgeving:

(21)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

11 Licht en donker

In de natuur kan je opvallende waarnemingen doen.

Als wetenschapper wil je die verklaren.

1. Ga naar post 11A, aan de rand van het bos.

Op die plek groeien brandnetels.

Meet met het latje de lengte en de breedte van 5 bladeren van verschillende brandnetels.

Kies bladeren die ongeveer op dezelfde hoogte zitten.

2. Ga naar post 11B, onder de bomen.

Meet op dezelfde manier de lengte en de breedte van 5 bladeren van verschillende brandnetels.

3. Welk verschil merk je op tussen de brandnetels op de 2 plekken? Omcirkel het juiste antwoord.

4. Hoe zou je dit verschil kunnen verklaren?

Bedenk 2 hypotheses*.

5. We onderzoeken de volgende hypothese:

De bladgrootte wordt bepaald door de lichtsterkte.

Ga terug naar de brandnetels aan de rand van het bos. Meet de sterkte van het licht met de lichtmeter. Gebruik hierbij het stappenplan. Hoeveel bedraagt de lichtsterkte?

6. Meet ook de lichtsterkte bij de brandnetels onder de bomen.

7. Formuleer op basis van het onderzoek een verklaring voor de verschillen in bladgrootte. Omcirkel de juiste antwoorden en vul aan.

*Een hypothese is een mogelijke verklaring die je nog niet hebt kunnen bewijzen met een onderzoek.

Voorbeeld:

Als ik elke dag een appel eet, word ik niet ziek

.

lezen

denken en delen

doen

(22)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

11 Licht en donker

1. Ik observeer de brandnetels aan de rand van het bos.

2. Ik observeer de brandnetels onder de bomen.

3. De brandnetels aan de rand van het bos hebben grotere/

kleinere bladeren dan de brandnetels onder de bomen.

4. Ik formuleer 2 hypotheses:

5. De lichtsterkte aan de rand van het bos: lux

6. De lichtsterkte in het bos: lux

7. Ik formuleer deze verklaring voor de verschillen in bladgrootte:

Planten in de zon / schaduw, zoals planten die groeien onder bomen, krijgen veel / weinig licht.

Planten hebben licht nodig voor de

Om zo veel mogelijk licht op te vangen hebben planten in de schaduw zich aangepast door kleinere/grotere bladeren te ontwikkelen.

Planten in de zon, zoals de planten aan de bosrand, hebben deze aanpassingen niet nodig, want ...

(23)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

12 Meten is weten

Ga naar het meetstation.

De Vlaamse milieumaatschappij (VMM) meet hier de aanvoer van stikstof

vanuit de lucht naar de planten, de bodem en de wateroppervlakken.

Gebruik het infobord om volgende vragen te beantwoorden.

Stikstof is een voedingsstof die planten nodig hebben om te

groeien. Maar ... teveel stikstof is schadelijk voor het ecosysteem.

Planten als bramen, brandnetels en grassen gaan er harder door groeien en overwoekeren andere planten. Daardoor verdwijnen ook insecten, vlinders, vogels en andere dieren die deze planten nodig hebben.

1. Wat zijn de 2 belangrijkste oorzaken van stikstofvervuiling?

2. Zie of hoor je bronnen van stikstofvervuiling in de omgeving?

Noteer enkel de bronnen die je ziet of hoort.

3. Hoe komt die stikstof in de bodem terecht?

Geef 2 manieren.

4. Wat kan jij doen om minder stikstof uit te stoten?

Geef 2 mogelijkheden.

lezen

denken en delen

doen

(24)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

12 Meten is weten

1. 2 oorzaken van stikstofvervuiling:

2. Bronnen van stikstofvervuiling in de omgeving:

3. Stikstof komt in de bodem terecht via:

4. Ik kan de uitstoot van stikstof verminderen door ...

(25)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

13 Een schot in de roos

Tegen de muur hangt een schietroos.

Neem de pijlen en de boog.

Ga achter de tak op de grond staan en schiet om de beurt.

1. Schiet op een kleur.

Elke kleur staat voor een natuurelement:

Lichtblauw = lucht: lees de opdracht in de wolkendoos.

Geel = vuur/licht: lees de opdracht in de luciferdoos.

Bruin = aarde: lees de opdracht aan het zakje met grond.

Donkerblauw = water: lees de opdracht aan de fles.

2. Wat betekent volgende zin:

Op een boogscheut van het centrum van Gent ligt het Stedelijk Natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen.

Leg de pijl en de boog terug op dezelfde plaats.

lezen

denken en delen

doen

(26)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

13 Een schot in de roos

1. Lichtblauw = lucht

2 manieren om de uitstoot van fijnstof te verminderen:

Geel = vuur/licht

2 manieren waarop kunstmatig licht de natuur kan verstoren:

Rood = aarde

2 oorzaken van bodemvervuiling:

Donkerblauw = water

2 oorzaken van microplastics:

2. ‘Op een boogscheut van’ =

(27)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

14 Vogels beloeren

Ga zitten op de bank.

Hang de veldkijker rond je nek.

1. Speur met de veldkijker naar 5 verschillende vogels.

Zoek hun naam op de zoekkaart. Welke zie je en waar?

2. Kijk naar de watervogels op de zoekkaart.

Hoe zijn ze aangepast aan een leven op en bij het water?

Noteer minstens 2 uiterlijke kenmerken.

3. Niet alle watervogels hebben dezelfde vorm van poten.

Wat bepaalt de vorm van de poten?

Kruis een of meerdere hypotheses* aan.

4. Vergelijk de snavels van de vogels.

Hoe verklaar je de verschillen in snavelvorm?

Formuleer een hypothese*.

*Een hypothese is een mogelijke verklaring die je nog niet hebt kunnen bewijzen met een onderzoek.

Voorbeeld:

Als ik elke dag een appel eet, word ik niet ziek.

slobeend

koolmees

blauwe reiger appelvink

lezen

denken en delen

doen

(28)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

14 Vogels beloeren

1. Deze vogels kon ik spotten:

2. Uiterlijke kenmerken van watervogels:

3. Mogelijke hypothese(s) voor de verschillen in pootvorm:

De vorm van de poten wordt bepaald door ...

O hoe het dier zijn eten vindt.

O wie op het dier jaagt.

O het type van de ondergrond: zand, modder, moeras, water O de leefomgeving: water, bos, strand, weide

4. Mijn verklaring of hypothese voor de verschillen in snavelvorm:

vogel plaats

(29)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

15 The place to bee

Ga zitten op de liggende boomstam.

De muur die je ziet is gebouwd voor wilde bijen.

We noemen dit een bijenhotel.

1. Wat doen bijen in het bijenhotel en in het zandheuveltje?

Lees het infobord en observeer de bijen rond het hotel en het heuveltje van dichtbij.

Doe dat heel rustig en verstoor de bijen niet.

2. Het bijenhotel werd gebouwd om de wilde bijen te helpen.

Waarom hebben zij hulp nodig?

3. Waarom is het belangrijk dat hun aantallen niet verder afnemen?

Wat kunnen we nog meer doen om bijen te helpen?

4. Zie je wilde bijen of hommels bij het hotel? Wat doen ze?

Tot welke groep dieren behoren de bijen?

Bekijk op de ‘Zoekkaart bijen’ de namen van de bijen.

Welke naam vind jij de leukste?

5. Hoe kan je zelf of op school een eenvoudig bijenhotel bouwen? Som de nodige materialen op en maak een stappenplan met tekeningen en/of tekst.

Kijk goed naar de bijenmuur en het infobord ter inspiratie.

lezen

denken en delen

doen

(30)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

15 The place to bee

1. Wilde bijen gebruiken het hotel en de heuvel om ...

2. Bijen hebben hulp nodig omdat ...

3. Bijen zijn belangrijk omdat ze ...

1 2

Om bijen te helpen kunnen we ook ...

4. Ik observeer de bijen en zie dat ze ...

Bijen behoren tot de

De bij met de leukste naam is de

5. stappenplan: hoe bouw je een bijenhotel?

stap 1 stap 2 stap 3

materiaal:

(31)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

16 Leven in en rond het water

De kwaliteit van het oppervlaktewater* in Vlaanderen kan veel beter. Dat heeft een invloed op de planten en de dieren die er leven.

1. Omcirkel op het antwoordblad de planten die je ziet.

Let op: planten hebben niet het hele jaar door bloemen.

Zijn het ondergedoken planten, drijvende planten of oeverplanten? Zet een kruisje.

2. Zie je nog andere waterplanten?

Gebruik de

zoekkaart algemeen voorkomende waterplanten

. Zijn het ondergedoken planten, drijvende planten of

oeverplanten? Zet een kruisje.

3. Observeer het water. Is het helder, troebel of zeer troebel?

Waar leven ondergedoken waterplanten het liefst? Waarom?

Omcirkel het juiste antwoord.

4. Zie je dieren in de omgeving van het water?

Omcirkel de dieren die je ziet.

Zie je andere dieren? Teken ze erbij.

5. Hoe vervuilt de mens het oppervlaktewater*?

Geef minstens 3 voorbeelden.

*oppervlaktewater = water dat zichtbaar is aan de oppervlakte:

oceanen, zeeën, rivieren, beken, meren, vijvers, kanalen, sloten, ...

waterpest gele lis watermunt kikkerbeet kroos riet lezen

denken en delen

doen

(32)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

16 Leven in en rond het water

1. Ik zie deze waterplanten:

2. Ik zie nog andere waterplanten:

3. Het water is helder / troebel / zeer troebel.

Ondergedoken waterplanten leven het liefst in helder / troebel / zeer troebel water omdat ...

4. Ik zie deze dieren in en rond het water:

5. Zo kan ik het oppervlaktewater in de omgeving proper houden:

ik zie waterpest gele lis watermunt kikkerbeet kroos riet

ondergedoken drijvend oever

ik zie

ondergedoken drijvend oever

meerkoet

libel

blauwe reiger

waterhoen groene kikker

(33)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

17 Een natje en een droogje

Op de kaart zie je post 17A en 17B. Bij elke post staat een paal in het grasland. Je start bij post 17A.

1. Leg de witte kader voorzichtig in een vierkant rond paal 17A.

Hoeveel verschillende kruiden staan er in het vierkant?

Trap de kruiden rond de paal niet plat!

2. Leg de kaartjes met de kruidenafbeeldingen op een rij.

Welke kruiden herken je in het vierkant?

Kijk goed naar de bladeren en de bloemen.

Herhaal opdracht 1 en 2 bij paal 17B.

3. Hoe verklaar je het verschil in kruiden tussen de 2 plekken?

Formuleer een hypothese*.

4. We onderzoeken de volgende hypothese:

De soorten kruiden worden beïnvloed door de vochtigheid van de bodem.

Neem de vochtmeter en bekijk het stappenplan.

Meet bij beide palen de vochtigheid van de bodem.

5. Hoe kan je het verschil in kruiden verklaren aan de hand van de metingen met de vochtmeter?

Omcirkel de juiste antwoorden.

Droog de vochtmeter met de vod af.

*Een hypothese is een mogelijke verklaring die je nog niet hebt kunnen bewijzen met een onderzoek.

Voorbeeld:

Als ik elke dag een appel eet, word ik niet ziek

.

lezen

denken en delen

doen

(34)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

17 Een natje en een droogje

1.

2.

3. Mijn hypothese of verklaring voor het verschil tussen de 2 graslanden:

4. Ik meet bij beide palen de vochtigheid van de bodem:

5. Grasland A is droger / natter dan grasland B.

De kruiden in grasland A / B zijn aangepast aan een vochtige bodem.

De kruiden in grasland A / B kunnen niet of moeilijk overleven in een vochtige bodem.

De hypothese bij opdracht 4 is dus correct / niet correct.

grasland A grasland B

ik tel het aantal kruiden

ik herken:

bodemvochtigheid van grasland A % bodemvochtigheid van grasland B %

(35)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

18 De onderwereld

Hier ga je op zoek naar leven in de bodem.

1. Zet de witte bak op de grond.

Schep met het schopje wat aarde los, kijk onder takken en tussen bladeren en zoek verschillende dieren.

Zet de gevonden diertjes voorzichtig in de witte bak.

2. Haal 1 diertje uit de witte bak, zet het in een loeppotje en bestudeer het goed.

Zoek de naam van het dier met de

zoekkaart minidiertjes

en vul de tabel aan.

Herhaal deze opdracht voor 3 andere diertjes uit de witte bak.

3. Op de keerzijde van de zoekkaart staat informatie over de verschillende bodemdiertjes en wat ze eten.

Zoek de 4 diertjes op. Waar in het schema horen ze thuis?

Laat de diertjes terug vrij.

Maak de witte bak, de potjes en het schopje schoon met de vod.

lezen

denken en delen

doen

(36)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

18 De onderwereld

1. Ik ga op zoek naar bodemdieren.

2. Ik breng enkele dieren op naam en noteer hun eigenschappen.

3. Ik noteer de diertjes op de juiste plaats in het schema:

*Segmenten zijn kleine delen waaruit het lichaam is opgebouwd.

naam dier delen v/h lichaam

1 -2 - 3

vleugels

ja/nee segmenten*

ja/nee

aantal poten 6/8/meer/

minder

beweging kruipen

vliegen springen

...

planten

planteneters

herbivoren

vleeseters

carnivoren

afvaleters

detrivoren

(37)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

19 Stille waters, diepe gronden

Ga naar de houten treden aan het water.

Hurk vlakbij het water en speur naar leven in het water.

1. Lees het stappenplan en voer het uit.

Hou de tijd in de gaten en schep maximum 5 minuten.

Zie je beweging in de bak? Neem de 3 potjes en schep in elk potje 1 diertje.

Neem de zoekkaart en zoek de gevangen diertjes op.

Noteer hun namen op het antwoordblad.

2. Observeer één van de diertjes goed.

Maak een tekening en schrijf de naam erbij.

3. Hoe is dat dier aangepast aan leven in het water?

Omcirkel en benoem die aanpassingen op je tekening.

Giet na het scheppen het water met de planten en de dieren voorzichtig terug in het water en droog het materiaal af met de handdoek.

lezen

denken en delen

doen

(38)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

19 Stille waters, diepe gronden

1. Ik vond deze diertjes:

2. Ik maak een tekening van dit dier:

3. Ik omcirkel en benoem op mijn tekening de aanpassingen aan een leven in het water.

(39)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

20 Sporen van de mens

De mens is een heel belangrijke factor in verschillende biotopen. Onze invloed kan positief zijn, maar is vaak ook negatief.

1. Wandel tot aan post 2 en keer terug. Kijk ondertussen naar de sporen die de mens in de omgeving achterliet. Hebben die sporen een positieve of een negatieve invloed?

Noteer wat je ziet en omcirkel een gezichtje.

Al gehoord van ploggen? Dat is afval van de grond plukken terwijl je aan het joggen bent. Tegelijkertijd aan het milieu en aan je gezondheid werken, hoe cool is dat!

Zet de wekker op 5 minuten en verzamel zoveel mogelijk zwerfaval in de plastic zak. De natuur is je dankbaar!

2. Niet alle negatieve invloeden van de mens zijn goed zichtbaar.

Denk maar aan luchtvervuiling, lichtvervuiling, geluidshinder, bodemvervuiling en watervervuiling.

Sluit gedurende 30 seconden je ogen en luister goed.

Is er geluidshinder?

Wat zijn de oorzaken of bronnen van het geluid?

3. Wat vind jij van dit gebied? Maak een landschapswaardering door elk criterium een score tussen 1 en 5 te geven.

Maak de som.

lezen

denken en delen

doen

(40)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

20 Sporen van de mens

1. De sporen van de mens in dit gebied:

2. Geluidshinder in dit gebied:

3. Mijn waardering voor dit gebied:

sporen invloed

 

 



ik hoor: de oorzaak / bron:

1 2 3 4 5

lelijk mooi

kleurloos kleurrijk

eentonig afwisselend

vervelend boeiend

benauwend bevrijdend

druk rustgevend

lawaaierig stil

verwaarloosd verzorgd

vuil proper

niet naar terugkeren wel naar terugkeren

totaal: ... /50

(41)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

21 Zand erover

De ondergrond kan bestaan uit zand, leem of klei.

Zanddeeltjes zijn de grootste deeltjes, kleideeltjes zijn de kleinste.

1. De vormen die je met een hoopje aarde kan maken, vertellen iets meer over het bodemtype.

Voer de proef uit en kom zo het bodemtype te weten.

Gebruik hierbij het stappenplan en de tabel op je antwoordblad..

Omcirkel het bodemtype in de tabel op het antwoordblad.

2. Welk bodemtype zal volgens jou het snelst uitdrogen tijdens een droge periode? Waarom?

Kijk goed naar deze schematische voorstelling en formuleer een hypothese*.

Omcirkel het juiste antwoord en vul aan.

*Een hypothese is een mogelijke verklaring die je nog niet hebt kunnen bewijzen met een onderzoek.

Voorbeeld: als ik elke dag een appel eet, word ik niet ziek.

lezen

denken en delen

doen

(42)

POS TENT OCHT biot oopstudie vr ag enbl ad

21 Hoog en laag

Het reliëf en de hoogteligging spelen een belangrijke rol.

Wat gebeurt er met het regenwater dat op een helling of op een vlakke ondergrond valt? Is het in hoger gelegen gebieden meestal warmer of kouder?

1. Ga naar stopplaats 21 aan de bank naast het wandelpad.

Kijk in zuid-oostelijke richting en observeer het landschap.

Omcirkel de juiste beschrijving van de 3 H’s in het landschap:

Horizon*, Helling en Hoogteverschil

De horizon is de lijn in de verte waar de hemel en de aarde elkaar raken.

2. Download de app ‘GPS hoogtemeter: Hoogte Meter Gratis’ op je smartphone. Open de app en kijk naar het resultaat onder

‘Location Altimeter’.

Wat is de hoogteligging van de plek waar je nu staat?

3. Omcirkel de hoogtezone en de reliëfvorm van het landschap.

Gebruik de tekening en de tabel op het antwoordblad voor het

lezen

denken en delen

doen

(43)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

21 Hoog een laag

1. Ik beschrijf het het landschap:

2. We staan op m hoogte.

Dit is ten opzichte van de zeespiegel (= 0m)

3. De hoogtezone en de reliëfvorm van dit landschap:

Hulpmiddelen bij het bepalen van de hoogtezone:

horizonlijn: recht golvend kantig

hellingen: zacht matig steil

hoogteverschillen: klein matig groot

hoogtezone: laagland middelland hoogland

reliëfvorm: vlakte heuvelland gebergte plateau

laagland middelland hoogland

0 - 200 m 200 - 2000 m > 2000 m Laag en Midden-België Hoog-België

(44)

POS TENT OCHT biot oopstudie antwoor dbl ad

21 Zand erover

1. Ik bepaal het bodemtype aan de hand van een proef.

2. Een bodem met vooral zand / leem / klei -deeltjes zal het snelst uitdrogen omdat ...

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(1986:10) hierdie werk as "(d)ie eerste en (by my wete enigste) volwaardig histories-kritiese uitgawe" beskou, kan dit om verskeie redes eerder as 'n Anglo-Amerikaanse

2 Hoewel we in de gezondheidszorg bereid zijn een stukje doelmatigheid op te offeren ten behoeve van meer rechtvaardigheid, omdat ook ouderen, mensen met

Sommige planten zijn zelfs onder extreme omstandigheden in staat tot fotosynthese en de daarop volgende voortgezette assimilatie. CAM(Crassulacean Acid Metabolism)-planten

In Vlaanderen komt de soort vooral voor in de Kempen (Kalmthoutse Heide, Groot en Klein Schietveld, valleigebied van de Kleine en de Grote Nete, de heidegebieden

stengel (S), vrucht (V), bladeren (BL), zaden (Z), bloem (B) wortel (W), knollen (K). aardappel

Neem een stengel bleekselderij en plaats hem in een container met gekleurd water.. Sluit het deksel en knip een gat in de zijwand van

Onderzoekers in Amerika menen dat planten van de Zandraket erfelijke informatie gebruiken die zij op een nog onbekende wijze van hun grootouders hebben geërfd.. Bij planten van

Indien de pijl vanaf aspirine niet wijst naar de pijl tussen bloedplaatjes en stollingsfactoren uit bloedplaatjes maar naar het woord bloedplaatjes geen punt toekennen.