• No results found

Provinciaal blad van Noord-Brabant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Provinciaal blad van Noord-Brabant"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Provinciaal blad van Noord-Brabant

ISSN: 0920-1408

Nummer 136/06 Bijlage(n) -- Onderwerp

Beleidsregel locatiegebonden subsidie provincie Noord-Brabant 2005 - 2010

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

- Gelet op artikel 152 van de Provinciewet;

- Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

- Gelet op artikel 81 tweede lid van de Woningwet;

- Gelet op het Besluit Locatiegebonden subsidies 2005;

- Gelet op artikel 2 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Noord-Brabant 2006;

- Gelet op het Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 Provincie Noord-Brabant

Besluiten vast te stellen:

Beleidsregel locatiegebonden subsidie Provincie Noord-Brabant 2005-2010

Artikel 1 Algemeen

Voorliggende beleidsregel regelt de verstrekking van de subsidie in het kader van het Besluit locatiegebonden subsidies 2005. Op deze beleidsregel is de Algemene Subsidieverordening Provincie Noord-Brabant 2006 (hierna: ASV) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

1. Besluit locatiegebonden subsidies 2005: het Besluit locatiegebonden subsidies 2005 zoals dat door het Rijk is vastgesteld als wettelijk kader voor het beschikbaar te stellen budget voor de woningbouw.

(2)

Nummer 136/06

2. Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 Provincie Noord- Brabant: het convenant tussen de Staat der Nederlanden en de

Provincie Noord-Brabant inzake de afspraken over de woningproductie in de periode 2005 tot en met 2009 zoals vastgesteld en ondertekend door het rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch op 17-11-2004.

3. Budgethouder: in het onder art. 2.1. genoemd document is dit de provincie Noord-Brabant in casu Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant.

4. BLS-budget: een financiële bijdrage aan de gemeenten voor de realisatie van de woningproductie van 23.230 woningen in de periode 2005-2009.

5. Woning: hetgeen het CBS hieronder verstaat in de door dat bureau opgestelde woningstatistiek, te weten: een woning is een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning door één particulier huishouden.

6. Toevoegingen aan de woningvoorraad: hetgeen het CBS hieronder verstaat in de door dat bureau opgestelde woningstatistiek, te weten: het totaal aantal woningen dat wordt toegevoegd aan de woningvoorraad door nieuwbouw en/ of andere redenen (woningsplitsing,

bestemmingswijziging en andere redenen).

7. Eigenbouw: hetgeen het CBS in de door dat bureau opgestelde woningstatistieken verstaat onder: andere particuliere opdrachtgevers.

8. Budget eigenbouw: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1 lid 7 van het Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010.

9. Werkingsgebied: de gemeenten van de stedelijke regio’s Breda-Tilburg en Waalboss, te weten: Breda, Dongen, Etten-Leur, Gilze en Rijen, Goirle, Oosterhout, Tilburg en Bernheze, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Loon op Zand, Maasdonk, Oss, Vught en Waalwijk.

Artikel 3 Doel

De subsidiëring is bedoeld voor projecten in Noord-Brabant, gericht op verhoging van de woningproductie en het realiseren van (extra) eigenbouw binnen de stedelijke regio’s Waalboss en Breda/Tilburg.

Artikel 4 Rijk - Provincie

1. Het Rijk stelt overeenkomstig het ‘Convenant

Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 Provincie Noord-Brabant’

voor de provincie Noord-Brabant (althans voor de gemeenten binnen de stedelijke regio’s Breda / Tilburg en Waalboss) een BLS- budget beschikbaar van € 27.597.657 voor de toevoeging van 23.230 woningen aan de voorraad in de periode van 2005 tot 2010.

2. Het Rijk stelt jaarlijks, voor het jaar daaraan voorafgaand, het definitieve budget vast voor toevoegingen aan de woningvoorraad.

(3)

Nummer 136/06

Het maximale budget voor een jaar is gebaseerd op de jaarlijkse taakstelling die is vastgelegd in het ‘Convenant

woningbouwafspraken 2005-2010’. Indien meer woningen worden gerealiseerd dan de jaarlijkse taakstelling aangeeft, wordt hiervoor alleen subsidie uitbetaald als het Rijk daarvoor budget beschikbaar heeft. Het door het Rijk vastgestelde definitieve budget is het provinciaal subsidieplafond voor het desbetreffende jaar.

3. Voor eigenbouw is voor de betrokken stedelijke regio’s in Nederland

€ 42.500.000 beschikbaar volgens artikel 5 lid 2 van het Besluit locatiegebonden subsidies 2005 voor de periode 2005-2010.

4. Het budget eigenbouw bedraagt € 1.600, - per woning voor iedere woning waarmee het drempelpercentage van 12% van het jaarlijks aantal gereedgemelde woningen wordt overschreden en voor zo lang en zover de beschikbare middelen, overeenkomstig artikel 4 lid 3, dit toelaten. Het door het Rijk vastgestelde budget eigenbouw is het provinciaal subsidieplafond voor het desbetreffende jaar.

5. Op grond van het Besluit locatiegebonden subsidies art. 14 lid 2,3 en 4 kan het Rijk nog budget beschikbaar stellen voor woningbouw die gerealiseerd wordt in het jaar 2010. Indien dit aan de orde is, dan is deze beleidsregel ook van toepassing voor de verdeling en verantwoording van dit budget.

Artikel 5 Provincie – Stedelijke Regio’s

1. Het budget dat de provincie van rijkswege ontvangt is bestemd voor de gemeenten binnen de stedelijke regio’s Breda - Tilburg en Waalboss. Dit budget wordt door de provincie verdeeld tussen de twee stedelijke regio’s op basis van de toevoegingen aan de woningvoorraad. Dit leidt tot een – jaarlijks te bepalen – subsidieplafond voor elk van de twee regio’s, welke gezamenlijk overeenkomen met het subsidieplafond zoals vermeld in artikel 4 lid 2.

2. Voor eigenbouw verdeelt de provincie het van het Rijk ontvangen budget naar verhouding onder de gemeenten die boven het drempelpercentage hebben gebouwd.

3. De provincie verstrekt financiële middelen aan de gemeenten ten behoeve van de aan de woningvoorraad toegevoegde woningen en voor eigenbouw boven het drempelpercentage. Toekenning en vaststelling van subsidie van de provincie aan gemeenten vindt uitsluitend plaats voor zover er van rijkswege middelen ten gunste van het ‘provinciaal-fonds BLS 2005’ zijn gestort.

Artikel 6 Regionaal verdelingsvoorstel Stedelijke regio’s

1. Gedeputeerde Staten verdelen het jaarlijks budget voor toevoegingen aan de woningvoorraad over de gemeenten binnen de stedelijke

(4)

Nummer 136/06

regio’s Breda / Tilburg en Waalboss op basis van een

verdelingsvoorstel dat elke regio jaarlijks aan de provincie voorlegt.

Dit voorstel wordt regionaal afgestemd en vervolgens, met een schriftelijke goedkeuring/ondertekening van de portefeuillehouders van alle gemeenten binnen de betreffende stedelijke regio,

aangeboden aan de provincie Noord-Brabant.

2. De verantwoordelijkheid voor het organiseren en afgeven van het regionale verdelingsvoorstel aan de provincie ligt bij de gemeenten Breda en Tilburg voor wat betreft het voorstel van de stedelijke regio Breda-Tilburg en bij de gemeente ’s-Hertogenbosch voor wat betreft de stedelijke regio Waalboss. Hiermee wordt invulling gegeven aan het element van de regionale afstemming door de Brabantse G30- gemeenten, zoals dat in het ‘Convenant woningbouwafspraken 2005-2010’ is opgenomen.

3. Het regionale verdelingsvoorstel dient te passen binnen de beleidskaders van de provincie Noord-Brabant, met name het Streekplan 2002 en het Bestuursakkoord 2003-2007. De belangrijkste elementen hierbij zijn:

- versterken van de grote steden;

- zuinig ruimtegebruik;

- concentratie van verstedelijking;

- afstemming van vraag en aanbod op regionaal niveau en verhoging van de kwaliteit van woningen en woonmilieus;

- meer aandacht voor ouderen en starters, met name voor degenen met een laag inkomen;

- de prioriteit ligt bij inbreiden, herstructureren en intensiveren van bestaand bebouwd gebied.

4. In het regionaal verdelingsvoorstel wordt ten eerste opgenomen het totaal aantal toevoegingen aan de woningvoorraad per gemeente in het betreffende jaar (door nieuwbouw en toevoegingen anderszins).

Ten tweede wordt opgenomen hoeveel woningen per gemeente in eigenbouw zijn gerealiseerd. Ten slotte wordt het budget per

gemeente opgenomen dat zij voor de bouw van het aantal woningen krijgen toebedeeld. Dit budget is maximaal het subsidieplafond uit artikel 5, lid 1. Indien meer woningen zijn gebouwd dan waarvoor budget beschikbaar is, dan kan hiervoor een apart verdelingsvoorstel worden toegevoegd, welke zal worden gebruikt als er (later) extra budget beschikbaar komt.

5. Indien de regio niet tot een verdelingsvoorstel komt, bepalen Gedeputeerde Staten de verdeling van het beschikbare budget.

Hierbij zijn de in de woningstatistieken van het CBS geregistreerde gereedgekomen woningen met inbegrip van de toevoegingen anderszins en de onder artikel 6, lid 3 genoemde elementen richtinggevend.

6. Ter controle van de in het verdeelvoorstel opgenomen gegevens sturen alle gemeenten elk jaar voor 1 april een kopie van de WO15

(5)

Nummer 136/06

en WO55 formulieren van het voorgaande kalenderjaar, zoals die aan het CBS zijn gestuurd, naar de provincie.

7. De provincie vergelijkt de gegevens in het verdeelvoorstel met de cijfers van het CBS, de WO15 en WO55 formulieren en met andere bronnen.

Bij aanmerkelijke verschillen tussen bovengenoemde cijfers zoekt de provincie contact met de betrokken gemeenten om de verschillen te verklaren en gezamenlijk tot een éénduidig cijfer te komen.

Artikel 7 Uitbetaling door Provincie aan gemeenten

1. Maximaal 30 dagen na ontvangst van de laatste schriftelijke goedkeuring van het regionale verdelingsvoorstel geeft de provincie aan de betreffende gemeenten een voorlopige beschikking af.

2. Maximaal 30 dagen na het verstrekken van de voorlopige beschikking wordt het budget op de rekening van de gemeenten overgemaakt. Hierbij is artikel 5, lid 3 van toepassing.

3. De provincie dient uiterlijk 15-7-2010 haar eindrapport met bijbehorende vereisten in bij het Rijk, zoals vermeld in hoofdstuk 7 van het Besluit locatiegebonden subsidies 2005. Indien er

onvoldoende zekerheid is over de door de gemeente gerealiseerde woningbouw en eigenbouw in de periode 2005-2010 kan de provincie aan de gemeenten in de stedelijke regio’s een

accountantsverklaring vragen. Gemeenten dragen zorg voor een dusdanige administratie dat een onderzoek door een accountant betrouwbare uitkomsten biedt.

4. Na beoordeling wordt de BLS subsidie voor de provincie Noord- Brabant definitief vastgesteld door het Rijk, waarna de provincie de BLS subsidie per gemeente definitief zal vaststellen.

5. Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kunnen worden teruggevorderd.

Artikel 8 Overgangsregeling VINEX

1. In de eindrapportage Vinex 1995-2004 welke door Gedeputeerde Staten is vastgesteld op 27 november 2005, is opgenomen dat de Vinex-taakstelling voor de Vinex-gemeenten niet is afgerond.

2. Het tempo, waarin deze Vinex-taakstelling in de periode 2005-2010 wordt gerealiseerd is opgenomen in het Convenant

Woningbouwafspraken 2005-2010 Provincie Noord-Brabant, artikel 1, lid 5.

3. Voor de resterende Vinex-taakstelling is bij de provincie budget beschikbaar van € 2.518.641,61. Na overleg tussen Gedeputeerde Staten en de betrokken gemeentebesturen, bepalen Gedeputeerde Staten op welke wijze dit budget over de in het eerste lid genoemde periode (definitief) verstrekt zal worden.

4. Bij overeenstemming over het in lid 3 bepaalde, zijn Gedeputeerde

(6)

Nummer 136/06

Staten bevoegd onderhavige beleidsregel op dit punt aan te passen.

5. Artikel 5 lid 4 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Inwerkingtreding

1. Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2005.

2. Deze beleidsregel is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel locatiegebonden subsidie 2005-2010”.

Toelichting:

Per Artikel

Artikel 6

Lid 1: Indien de schriftelijke goedkeuringen van portefeuillehouders apart naar de provincie worden verstuurd, dan dient bij elke goedkeuring het

verdeelvoorstel als bijlage bijgevoegd te worden. Er kan pas tot uitbetaling van subsidie worden overgegaan als van alle portefeuillehouders in de betreffende stedelijke regio de goedkeuring is ontvangen.

Artikel 7

Lid 3: Hier wordt verwezen naar gegevens die de opgave van gemeenten kunnen onderbouwen bij een eventuele steekproef door een accountant. Tot de gegevens worden gerekend: bewijzen van derden, bijvoorbeeld

gereedmeldingen door particulieren, projectontwikkelaars, corporaties en beleggers, luchtfoto's en accountantsverklaringen. Daarnaast kan gedacht worden aan het Jaaroverzicht Woningstatistiek van het CBS dat elke gemeente krijgt, de WO15 en WO55 formulieren en de overige administratie van de gemeente, zoals OZB bestanden.

Juridische aspecten

Deze beleidsregel is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidie Verordening van de Provincie Noord-Brabant.(ASV) Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze beleidsregel zijn vastgelegd, maar in de ASV. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat een aantal bepalingen die van toepassing kunnen zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze beleidsregel. Hierbij worden een aantal van deze aspecten genoemd zonder uitputtend te willen zijn.

(7)

Nummer 136/06

De Algemene wet bestuursrecht kent een aantal fasen in de procedure van subsidieverlening. Het begint met een aanvraag. Vervolgens kan het bevoegde orgaan, in casu Gedeputeerde Staten, een subsidie verlenen. Hierdoor ontstaat een aanspraak op de beschikte subsidie onder voorwaarden. Indien het project uitgevoerd wordt zoals vastgelegd is in de aanvraag en de beschikking tot verlening, en ook aan alle andere voorwaarden heeft voldaan, heeft de

subsidieaanvrager in beginsel recht op de verleende subsidie. Om uitvoering van projecten te vergemakkelijken of waarschijnlijker in veel gevallen, mogelijk te maken kan Gedeputeerde Staten voorschotten verlenen, onder bepaalde voorwaarden, en tot een bepaald maximum. Wanneer het project voltooid is of op een andere wijze tot een einde gebracht is, dient de subsidie vastgesteld te worden.

De ASV bevat onder meer in artikel 6 een aantal weigeringsgronden. De te subsidiëren activiteiten moeten aanwijsbaar ten goede komen van inwoners van de Provincie Noord-Brabant. Ook moet de aanvrager zonder subsidie de activiteiten niet kunnen uitvoeren.

Gedeputeerde Staten kunnen bij het beschikken over subsidies afwijken van hetgeen in deze beleidsregel en de ASV is vastgelegd, indien het concrete geval hiertoe aanleiding geeft. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden en verplichtingen aan een subsidiebeschikking verbinden.

Van belang is verder dat de procedure van subsidieverstrekking, voor zover hiervan niet bij beleidsregel wordt afgeweken, vastgelegd is in de ASV en de Algemene wet bestuursrecht.

’s-Hertogenbosch, 5 september 2006 Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de secretaris

J.R.H. Maij-Weggen drs. W.G.H.M. Rutten

Nummer: 1221874

Uitgegeven, 11 oktober 2006

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, drs. W.G.H.M. Rutten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van de Donk

De voorziene positieve binnen- en buitenlandse migratiesaldi zullen deze natuurlijke bevolkingsdaling op termijn veelal niet meer kunnen compenseren, met als gevolg dat de groei van

Welke Informatie heeft de provincie aangevraagd en waar zijn deze gegevens voor nodig.. Antwoord van

- de gemeente Goirle heeft verzocht om wijziging van de begrenzing van bestaand stedelijk gebied in de Verordening ruimte 2014 aan de zuid- en westzijde van de Vijfhuizenbaan 1-3

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger bij subsidies tot € 125.000 aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan

• Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld onder c (algemene of specifieke opleiding), de volgende kosten voor

De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan worden ondertekend door de (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangend) secretaris als bedoeld

Voor projecten als bedoeld in artikel 14 maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging op basis van de