• No results found

Fiscale bepalingen in de programmawet van 1 juli 2016 en in vier wetten van 3 augustus 2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Fiscale bepalingen in de programmawet van 1 juli 2016 en in vier wetten van 3 augustus 2016"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Fiscale bepalingen in de

programmawet van 1 juli 2016 en in vier wetten van 3 augustus 2016 p. 5/ Inkomsten uit de cessie of concessie

van auteursrechten en naburige rechten : hoe beroepsinkomsten en roerende inkomsten opsplitsen ?

Fiscale bepalingen in de programmawet van 1 juli 2016 en in vier wetten van

3 augustus 2016

Naar jaarlijkse gewoonte werden deze zomer enkele wetten met fiscale bepalingen goedgekeurd, de programmawet (I) van 1 juli 2016 en vier wetten van 3 augustus 2016. We bespreken in dit artikel de bepalingen in deze wetten die voor de gemid- delde boekhoudpraktijk van belang zijn.

Apart fiscaal stelsel voor inkomsten uit diensten van deeleconomie

Nieuwe categorie diverse inkomsten

De blikvanger in de programmawet (I) van 1 juli 20161 is het apart fiscaal stelsel dat wordt ingevoerd voor inkomsten uit de deeleconomie. Deeleconomie is een systeem waarin de productie, distributie, handel en consumptie van goederen en diensten wor- den gedeeld, normaal via het gebruik van het internet, waar het platform wordt georganiseerd dat de deelnemers samenbrengt.

Voorbeelden van dergelijke platforms zijn Uber, Airbnb, BlaBla- Car, Peerby, Thuisafgehaald, repaircafé, …

Inkomsten uit de deeleconomie worden voortaan beschouwd als diverse inkomsten (art. 90, 1°bis WIB 1992), ten minste indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan en ze beneden een drempelbedrag blijven.

De in aanmerking komende inkomsten uit de deeleconomie worden gedefinieerd als :

– winst of baten behaald buiten het uitoefenen van een be- roepswerkzaamheid;

– die voortkomen uit diensten, andere dan diensten die on- roerende of roerende inkomsten genereren of diverse in- komsten bedoeld in artikel 90, 5° WIB 1992 (= inkomsten uit onderverhuring of de overdracht van onroerende huur

1 BS 4 juli 2016.

of de concessie van het recht om plakbrieven of andere re- clamedragers te plaatsen);

– die door de belastingplichtige zelf worden verleend;

– uitsluitend aan natuurlijke personen die zelf evenmin han- delen in het kader van hun beroepswerkzaamheid;

– uitsluitend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektro- nisch platform of een elektronisch platform dat door een overheid wordt georganiseerd;

– en op voorwaarde dat de vergoedingen met betrekking tot de diensten enkel door het vermelde platform of door tus- senkomst van dat platform aan de dienstverrichter worden betaald of toegekend2.

Het apart fiscaal stelsel geldt dus niet voor inkomsten : – die door een vennootschap worden verkregen;

– uit de levering van goederen, bv. de verkoop van tweede- handsspullen op eBay, Kapaza,…;

– uit de loutere verhuring van onroerende of roerende goede- ren;

– uit diensten die worden verleend aan ondernemingen, zo- wel eenmanszaken als vennootschappen.

Indien een dienstverrichter een globale vergoeding vraagt voor zowel diensten die als diensten van deeleconomie wor- den beschouwd en onroerende en roerende huurinkomsten (bv. inkomsten van AirBnB), en er in de overeenkomst geen afzonderlijke prijs is bepaald voor de diensten van deelecono- mie, wordt 20 % van de vergoeding geacht op de diensten van deeleconomie betrekking te hebben (art. 90, 1°bis, derde lid WIB 1992).

2 Op het moment van redactie van deze tekst (eind augustus 2016) waren er door de overheid nog geen elektronische platformen erkend of georganiseerd. Dit betekent dat de bepalingen, die in werking zijn getreden op 1 juli 2016 (zie verder) momenteel nog dode letter zijn.

(2)

Merk nog op dat de uitsluiting van inkomsten die werden be- haald binnen de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, niet enkel de inkomsten uitsluit van diensten die een zelfstan- dige beroepsmatig verricht, maar ook de inkomsten uit activi- teiten zoals van een vennootschap waarvan de belastingplich- tige bedrijfsleider is. Bovendien volstaat het dat de diensten

‘nauw verbonden’ zijn met de beroepsactiviteit van de zelfstan- dige of een vennootschap waarvan hij bedrijfsleider is, om van het apart fiscaal stelsel uitgesloten te worden3.

Drempelbedrag

Het apart fiscaal stelsel geldt in principe slechts wanneer het brutobedrag van de in aanmerking komende inkomsten zo- wel in het belastbare tijdperk zelf als het vorige belastbare tijdperk lager is dan, ongeïndexeerd, 3 255 euro (art. 37bis, nieuwe § 2 WIB 1992). Geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2016 is dat 5  000  euro. Aangezien de wet echter pas geldt voor inkomsten die vanaf 1 juli 2016 worden betaald of toege- kend, is het bedrag voor 2016 gehalveerd, dus ongeïndexeerd 1 627,50  euro en geïndexeerd 2 500  euro4. Overschrijdt het brutobedrag van de inkomsten deze drempel, dan worden de inkomsten beschouwd als beroepsinkomsten, behoudens te- genbewijs van de belastingplichtige. Voor alle duidelijkheid : niet enkel de inkomsten boven de drempel zijn dan uitgesloten van het apart fiscaal stelsel, de kwalificatie als beroepsinkom- sten (behoudens tegenbewijs) geldt dan ook voor de inkom- sten onder die drempel.

Belastbaar inkomen

Het belastbaar bedrag van de inkomsten uit deeleconomie be- staat uit het brutobedrag verminderd met 50 % forfaitaire kos- ten (art. 97/1, eerste lid WIB 1992). Het brutobedrag omvat het bedrag dat door of door tussenkomst van het platform daadwer- kelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die door of door tussenkomst van het platform zijn ingehouden (art.

97/1, tweede lid WIB 1992). Het is niet mogelijk om van de bru- to-inkomsten meer dan 50 % kosten af te trekken, ook niet als bewezen kan worden dat de werkelijke kosten om de inkomsten te behouden of te verkrijgen hoger zijn geweest.

Voorbeelden :

Mevrouw Jansens ontvangt in de tweede helft van 2016 van een erkend elektronisch platform 2 400 euro inkomsten. Het platform heeft een commissie ingehouden van 150 euro. De in- komsten komen niet in aanmerking voor het aparte fiscaal stel- sel. Het brutobedrag van de inkomsten is immers 2 550 euro, dus hoger dan het drempelbedrag (2 500 euro) voor 2016.

De heer Peeters ontvangt in de tweede helft van 2016 van een erkend elektronisch platform 1 800 euro inkomsten. Het plat-

3 Zie FOD Financiën, FAQ Deeleconomie, gepubliceerd op fisconet.be, vraag 11.

4 Art. 39, tweede lid van de programmawet (I) van 1 juli 2016.

form heeft een commissie ingehouden van 80 euro. Het bruto- bedrag van de inkomsten is 1 880 euro en dus komen de inkom- sten in aanmerking voor het apart fiscaal stelsel. Het belastbaar bedrag is 940 euro, nl. 50 % van het brutobedrag.

Belastingtarief

De inkomsten worden belast tegen een afzonderlijk tarief van 20 %5 (art. 171, 3°bis, eerste streepje WIB 1992). De belasting wordt nog verhoogd met de gemeentelijke opcentiemen6.

Btw, sociaal statuut en KBO

In principe zijn de diensten van deeleconomie onderworpen aan  btw. De dienstverrichter kan echter per definitie gebruik maken van de vrijstelling voor kleine ondernemingen, dat zijn (sinds 1  januari 2016) ondernemingen met een jaaromzet van minder dan 25 000 euro7. Zulke kleine ondernemingen moeten zich in principe wel identificeren voor btw-doeleinden, dus een btw-nummer aanvragen. Die verplichting is nu afgeschaft voor kleine ondernemingen die uitsluitend diensten van deelecono- mie verrichten in België, en waarvan de omzet, zijnde de ont- vangen vergoedingen, met inbegrip van alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform zijn ingehou- den8, per kalenderjaar niet meer bedraagt dan ongeïndexeerd 3 225 euro, en geïndexeerd voor 2016 5 000 euro (art. 50, nieuwe

§ 4 W. Btw). Verder is de uitsluiting uit de kleine ondernemings- regeling van belastingplichtigen die geregeld werk in onroe- rende staat of daarmee gelijkgestelde handelingen verrichten9, niet van toepassing wanneer de werken in onroerende staat of daarmee gelijkgestelde handelingen fiscaal als diensten van deel economie worden gekwalificeerd.

Personen die in België een activiteit uitoefenen die inkomsten genereert die in aanmerking komen voor het apart fiscaal stel- sel, moeten zich niet aansluiten bij een sociaal verzekerings- fonds en dus ook geen sociale bijdragen betalen op de inkom- sten van deeleconomie, uiteraard voor zover die inkomsten de drempel niet overschrijden (nieuw art. 5ter van het KB nr. 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandi- gen). Deze personen moeten zich ook niet inschrijven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).

Inwerkingtreding

De regeling is zowel inzake inkomstenbelastingen, als voor de btw en het sociaal statuut van toepassing op inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 201610.

5 Tenzij globalisatie voordeliger is.

6 In art. 466 WIB 1992 is immers geen uitzondering voorzien voor het gedeelte van de belasting dat op de inkomsten uit deeleconomie betrek- king heeft.

7 Art. 56bis, § 1 Btw-Wetboek.

8 De omzet die met het drempelbedrag wordt vergeleken, wordt dus op dezelfde wijze gedefinieerd als de bruto-inkomsten voor de belastingen.

9 Art. 56 bis, § 2, eerste lid, 1° Btw-Wetboek.

10 Art. 39, eerste lid, art. 43 en art. 23 van de programmawet (I) van 1 juli 2016.

(3)

Diverse kleine maatregelen inzake inkomstenbelastingen

Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten

Zelfstandigen en bedrijfsleiders met beperkte activiteitsin- komsten11 hebben in principe recht op een belastingkrediet12. Belastingplichtigen waarvan de belastbare inkomsten vast- gesteld worden volgens forfaitaire grondslagen van aanslag, waren echter tot nu toe uitgesloten van dit belastingkrediet.

Dit is nu aangepast. Voortaan geldt de uitsluiting enkel nog voor zelfstandigen die belast worden op forfaitaire minima omdat ze hun aangifte niet of te laat indienen13 (art. 289ter,

§ 1, gewijzigd derde lid WIB 1992).14

Inwerkingtreding : aanslagjaar 201715

Belastingvrije som voor kinderen in geval van co-ouderschap

Voor niet langer samenlevende belastingplichtigen met kinde- ren, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over één of meer kinderen ten laste waarvan de huisvesting gelijkma- tig is verdeeld over hen beiden, worden de toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen ten laste verdeeld over beide ouders. Deze regeling inzake co-ouderschap gold echter tot nu toe niet voor meerderjarige of ontvoogde kinderen, omdat zij niet meer onder het ouderlijk gezag vallen.

Om hieraan te verhelpen is de wet nu gewijzigd16. Voortaan is niet langer ouderlijk gezag vereist, maar wel dat de ouders voor de kinderen onderhoudsplichtig zijn zoals bepaald in ar- tikel 203, § 1 BW (art. 132 bis, gewijzigd eerste en vierde lid WIB 1992).

Inwerkingtreding : aanslagjaar 201717

Afschaffing octrooi-aftrek

De in 2007 ingevoerde aftrek voor octrooi-inkomsten van ven- nootschappen, is niet in overeenstemming met de voorwaar- den vermeld in het zgn. BEPS18-actieplan van de OESO en

11 Voor het inkomstenjaar 2016 gaat het over activiteitsinkomsten van meer dan 5 010 euro en maximaal 21 710 euro.

12 Van maximaal 680 euro voor het inkomstenjaar 2016.

13 Art. 342, § 3 WIB 1992.

14 Wet van 3 augustus 2016 tot wijziging van het WIB 1992 wat het belas- tingkrediet voor lage activiteitsinkomsten betreft, BS 11 augustus 2016.

15 Art. 3 van de wet van 3 augustus 2016 tot wijziging van het WIB 1992 wat het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten betreft, BS 11 augustus 2016, ed.2.

16 Wet van 3 augustus 2016 tot wijziging betreffende de belastingvrije som voor kinderen in geval van co-ouderschap, BS 11 augustus 2016, 2e ed.

17 Art. 3 van de wet van 3 augustus betreffende de belastingvrije som voor kinderen in geval van co-ouderschap, BS 11 augustus 2016, ed. 2.

18 ‘Base erosion and profit shifting’, zie http ://www.oecd.org/tax/beps/.

wordt daarom afgeschaft (opheffing art. 2051 tot en met 2054 WIB 19921920 ).

Er is echter wel een overgangsregeling uitgewerkt die van toepassing blijft op octrooi-inkomsten die tot en met 30 juni 2021 zijn verkregen en waarvoor de aanvragen zijn ingediend vóór 1 juli 2016, of, in het geval van verworven octrooien of licentierechten, die vóór 1 juli 2016 zijn verworven (art. 543, eerste lid WIB 1992).

Om te vermijden dat tussen verbonden vennootschappen oc- trooien worden verschoven om van de overgangsbepaling mis- bruik te maken, is de overgangsregeling niet van toepassing op vanaf 1 januari 2016 rechtstreeks of onrechtstreeks verworven octrooien die bij de overdragende vennootschap niet voor de oc- trooiaftrek of een analoge regeling van buitenlands recht in aan- merking komen (art. 543, tweede lid WIB 1992).

Inwerkingtreding : 1 juli 201621

Verlaagde RV voor ‘Tate & Lyle’-dividenden

Een wet van 18  december 2015 heeft een verminderde roe- rende voorheffing ingevoerd voor sommige dividenden die worden toegekend aan een vennootschap met een participa- tie van minder dan 10 % maar voor een bedrag van meer dan 2 500 000 euro. Het tarief van de RV bedraagt dan onder be- paalde voorwaarden slechts 1,6995 %22. De voorwaarden zijn nu verstrengd, zowel inzake de toekennende vennootschap als de verkrijgende vennootschap en ook inzake het attest dat de schuldenaar van de dividenden moet uitreiken (gewijzigd art. 269/1 WIB 1992)23.

Inwerkingtreding : de dag van de publicatie van de wijzigings- wet in het Belgisch Staatsblad24, dus 11 augustus 2016

Indiening van een bezwaarschrift

Een bezwaarschrift moet worden ingediend bij de adviseur- generaal25 van de Administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen in wiens ambtsgebied de aanslag, de verhoging en de boete zijn gevestigd. Wordt het bezwaar- schift echter ingediend bij een andere adviseur-generaal van die Administratie, dan wordt het toch als geldig ingediend beschouwd.

19 Art. 4-8 van de wet van 3 augustus 2016 houdende dringende fiscale bepalingen, BS 11 augustus 2016, 2e ed.

20 Het is de bedoeling van de Belgische regering om een nieuw systeem in te voeren dat wel aan de OESO-voorwaarden voldoet.

21 Art. 11 van de wet van 3 augustus 2016 houdende dringende fiscale bepalingen, BS 11 augustus 2016, ed. 2.

22 Hiermee kwam de wetgever tegemoet aan het Tate & Lyle-arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2012.

23 Art. 2 van de wet van 3 augustus 2016 houdende dringende fiscale bepalingen, BS 11 augustus 2016, ed. 2.

24 Art. 3 van de wet van 3 augustus 2016 houdende dringende fiscale bepalingen, BS 11 augustus 2016, ed. 2.

25 Dat is de nieuwe naam voor de vroegere ‘gewestelijk directeur’.

(4)

Voortaan geldt dit ook voor een bezwaarschrift dat niet gericht is aan de territoriaal bevoegde adviseur-generaal van de Admi- nistratie van de vestiging van de inkomstenbelastingen, maar aan een andere ambtenaar van deze Administratie (bv. de con- troleur die de aanslag heeft gevestigd of zijn diensthoofd) of aan een ambtenaar van de Administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen (bv. een ambtenaar van het ontvangkantoor). Het bezwaarschrift is dan geldig inge- diend vanaf de datum van ontvangst door die ambtenaar, die het onmiddellijk aan de bevoegde adviseur-generaal moet doorstu- ren (art. 366, gewijzigd tweede en derde lid WIB 1992)26.

Inwerkingtreding : 10 dagen na de publicatie van de wijzi- gingswet27 in het Belgisch Staatsblad, dus 21 augustus 2016

Vermeerderingspercentage voorafbetalingen

Zelfstandigen, bedrijfsleiders en vennootschappen die hun be- lasting niet voorafbetalen, worden daarvoor gesanctioneerd met een belastingvermeerdering. De vermeerdering is gelijk aan 2,25 x een basisrentevoet. Die basisrentevoet is een rente- voet die door de ECB wordt bepaald. Aangezien die rentevoet al enkele jaren erg laag is, geldt dat ook voor het vermeerde- ringspercentage. Voor de aanslagjaren 2016 en 2017 was dat slechts 1,125 %.

Voortaan kan de basisrentevoet nooit lager zijn dan 1 % en dus het vermeerderingspercentage nooit lager dan 2,25 % (gewij- zigde art. 161-163 WIB 1992)28.

Inwerkingtreding : aanslagjaar 201829

Maatregelen inzake btw

Twee kleine wijzigingen

Behalve de aanpassing inzake diensten van deeleconomie be- vat de programmawet (I) van 1 juli 2016 nog twee kleine wij- zigingen inzake btw :

– online kans- en geldspelen andere dan loterijen zijn niet langer vrijgesteld van btw (art. 1, nieuwe § 14, art. 18, § 1, tweede lid, gewijzigd 16° en 44, §  3, gewijzigd 13° Btw- Wetboek);

– belastingplichtigen die onder de kleine ondernemingsrege- ling vallen, zijn niet langer verplicht om een klantenlisting in te dienen als dat een nihil-listing is (art. 53quinquies, nieuw derde lid Btw-Wetboek).

26 Wet van 3 augustus 2016 tot wijziging van het Wetboek van de inkom- stenbelastingen 1992 wat het indienen van een bezwaarschrift betreft, BS 11 augustus 2016, ed. 2.

27 Wet van 3 augustus 2016 tot wijziging van het Wetboek van de inkom- stenbelastingen 1992 wat het indienen van een bezwaarschrift betreft, BS 11 augustus 2016, ed. 2.

28 Art. 21-23 van de programmawet (II) van 3 augustus 2016, BS 16 au- gustus 2016.

29 Art. 24 van de programmawet (II) van 3 augustus 2016, BS 16 augus- tus 2016.

Inwerkingtreding

Beide wijzigingen treden in werking op 1 juli 2016.30 De wij- ziging inzake online kans- en geldspelen is echter uitgesteld tot 1 augustus om de sector toe te laten zich voor te bereiden op deze wijziging31.

Maatregelen inzake vestiging en invordering van belastingen en verrekenprijzen

De programmawet (I) van 1  juli 2016 bevat een heel aantal bepalingen over de vestiging en de invordering van de belas- tingen, die hoofdzakelijk passen in de strijd tegen belasting- ontwijking en -ontduiking. Vermits de relevantie van deze maatregelen voor de dagelijkse boekhoudpraktijk erg klein is, beperken we ons tot een kort overzicht :

– Er worden strengere regels ingevoerd voor financiële trans- acties waarbij belastingparadijzen betrokken zijn, o.a. wordt de aangifteplicht van betalingen aan belastingparadijzen door binnenlandse vennootschappen en Belgische inrichtin- gen van buitenlandse vennootschappen uitgebreid.

– Er wordt een boete ingevoerd van 6 250 euro per niet ge- melde ‘juridische constructie’ per jaar.

– Hele grote ondernemingen32 krijgen nieuwe rapporterings- verplichtingen inzake verrekenprijzen.

– De schorsende kracht van de termijnen van de voorziening in cassatie wordt uitgebreid tot het verzet en het hoger be- roep en tot de termijnen van verzet en hoger beroep.

– Er wordt een vereenvoudigd derdenbeslag ingevoerd voor de invordering van btw en niet-fiscale invordering.

– De ambtenaren van de douane, van de btw, van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (registra- tie- en successierechten) en de ontvangers bevoegd voor de invordering van de penale boeten, krijgen toegang tot het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank van België (CAP) via een specifieke en gemotiveerde aanvraag, reke- ning houdend met de privacywetgeving.

– De btw-administratie krijgt toegang tot de facturen en hun kopieën, de boeken en andere stukken en hun kopieën die in het bezit zijn van de btw-belastingplichtige en die zich ‘in the cloud’, dus op externe servers in het buitenland bevinden.

– De rechtsgronden voor de toepassing van de verlengde btw- verjaringstermijn bij het verkrijgen van buitenlandse in- lichtingen worden uitgebreid.

Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist

30 Art. 34 en 43 van de Programmawet (I) van 1 juli 2016, BS 11 augus- tus 2016, ed. 2.

31 Bericht gepubliceerd op 1 juli 2016 op de website van de FOD Financiën.

32 Ondernemingen met een jaaropbrengst van meer dan 50 miljoen euro of een balanstotaal van meer dan 1 miljard euro of een jaargemiddelde van het personeelsbestand van 100 voltijdse equivalenten.

(5)

Inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten : hoe beroepsinkomsten en roerende inkomsten opsplitsen ?

1. Inleiding

1. In een vorig nummer1 hebben we kort het belastingstelsel inzake directe belastingen van de inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten belicht.

Voor de inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrech- ten die minder dan 37  500,00  euro bedragen (te indexeren)2 geldt een vermoeden. Die inkomsten worden als roerende in- komsten beschouwd. Het gaat om een onweerlegbaar vermoe- den. Artikel 37, 5e lid van het WIB 1992 bepaalt immers dat die inkomsten niet kunnen worden geherkwalificeerd als beroeps- inkomsten indien ze minder dan 37 500,00 euro bedragen.

De DVB maakt een onderscheid naargelang de aan de auteur betaalde vergoeding de tegenprestatie vormt voor de realisa- tie van het werk, met name het schrijven van een artikel, het nemen van een foto, het geven van een lezing, of de tegenpres- tatie voor de cessie of de concessie van het auteursrecht met betrekking tot het werk. Op basis van die opsplitsing is het dan mogelijk om het aandeel van de vergoeding vast te stel- len waarop de belastingregeling voor auteursrechten van toe- passing zal zijn. Zonder dergelijke opsplitsing of zelfs zonder overeenkomst, is de DVB van mening dat de cessie of conces- sie van auteursrechten gratis werd verricht en dat de door de auteur ontvangen vergoeding dus een beroepsinkomen vormt.

Daarom is het belangrijk om een overeenkomst op te stel- len waarin die opsplitsing wordt gemaakt. Maar hoe kan die opsplitsing worden vastgesteld ? Over die vraag bestaat mo- menteel discussie. Wij geven enkele antwoordpistes via een bespreking van de circulaire over de belastingregeling van au- teursrechten van 4 september 20143 en van beslissingen van de Dienst Voorafgaande Beslissingen (afgekort ‘de DVB’).

2. De circulaire met betrekking tot de belastingregeling van auteursrechten

2. Het belastingstelsel van auteursrechten wordt toegelicht in een circulaire van 4 september 2014. De circulaire brengt de hoofdlijnen in herinnering van het belastingstelsel, dat ‘niet als doel heeft om inkomsten die tot nu toe werkelijke beroepsinkom- sten waren om te zetten in auteursrechten’, aldus de circulaire.

1 Cf. Pacioli nr. 387 van 9-22 juni 2014.

2 57.590,00 euro voor het aanslagjaar 2017.

3 Cf. Circulaire Ci. AAFisc nr. 36/2014 (n°Ci.RH.231/631.675) van 4 sep- tember 2014.

De circulaire houdt rekening met de volgende elementen om te beoordelen of de door de auteur ontvangen vergoeding vol- ledig of gedeeltelijk de tegenprestatie vormt van de cessie van auteursrechten op het werk : de overeenkomst, het statuut, de facturen, de bestelbonnen, en wijst erop dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen :

– enerzijds, de vergoeding voor de prestatie van de auteur of de kunstenaar, d.w.z. de inkomsten die worden verkregen als tegenprestatie voor de uitoefening van zijn beroep. Dat zijn beroepsinkomsten;

– anderzijds de vergoeding die wordt verkregen naar aan- leiding van de cessie of de concessie van auteursrechten, naburige rechten of wettelijke en verplichte licenties aan een derde met betrekking tot een letterkundig werk of een kunstwerk. Die vormen op onweerlegbare wijzen roerende inkomsten tot het bedrag van 37 500,00 euro (te indexeren).

De circulaire maakt het volgende onderscheid om in de totale vergoeding voor de prestatie het aandeel van inkomsten te be- palen dat specifiek betrekking heeft op de cessie of concessie van auteursrechten of naburige rechten :

– Indien het contract in een verdeelsleutel of in een afzonder- lijke vergoeding voorziet in functie van het bezoldigde voor- werp (de uitoefening van het beroep zelf of de cessie/conces- sie van auteursrechten of naburige rechten), wordt verwezen naar de verdeelsleutel zoals voorzien in het contract.

– Indien het contract in het bijzonder in een cessie of een con- cessie van auteursrechten of naburige rechten voorziet met vermelding van een globale vergoeding (dus zonder het gedeelte van de vergoeding vast te stellen dat de cessie of concessie vergoedt), dan worden de rechten geacht gratis te zijn overgedragen of verleend.

– Indien het contract enkel in een cessie of een concessie van auteursrechten of naburige rechten voorziet en niet in de prestatie van de kunstenaar, dan wordt de volledige vergoe- ding geacht betrekking te hebben op de cessie of de conces- sie van auteursrechten of naburige rechten.

– Indien het contract niet voorziet in een cessie of een con- cessie van auteursrechten of naburige rechten, niettegen- staande het feit dat de bedoelde prestatie als zodanig nood- zakelijkerwijs een dergelijke cessie of concessie omvat, dan is er a priori geen toepassing van het belastingstelsel van auteursrechten.

3. De minister van Financiën bevestigde naar aanleiding van een parlementaire vraag de inhoud van de circulaire, onder voorbehoud dat het contract ‘met de werkelijkheid overeen-

(6)

stemt’4. Er moet dus in concreto worden nagegaan of het daad- werkelijk gaat om inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten of naburige rechten.

Het standpunt van de minister van Financiën wordt binnen de belastingadministratie zelf niet door iedereen bijgetreden.

3. Rechtspraak van de DVB

4. De laatste twee jaar werden bij de DVB veel vragen in dit ver- band ingediend. De redenering van de DVB omvat drie fasen.

De DVB onderzoekt in de eerste plaats of het betrokken werk wel een beschermd werk is en of er sprake is van een cessie of concessie door de auteur van de geldelijke rechten op dat werk.

Vervolgens pakt de DVB het kernprobleem aan en gaat na of de inkomsten die de belastingplichtige aan het belastingstelsel van roerende inkomsten wil onderwerpen wel inkomsten uit de ces- sie of concessie van auteursrechten vormen.

In dit stadium van de redenering rijst de vraag naar de op- splitsing. Wij gaan dieper in op dit specifiek aspect van de beslissingen van de DVB.

Algemeen beoordeelt de DVB elk geval door enerzijds reke- ning te houden met de overeenkomst5 die bestaat tussen de auteur en de begunstigde van de artistieke prestatie, en an- derzijds met de feitelijke elementen die specifiek zijn voor elke zaak (met name het gebied waarop de betrokken auteur actief is, alsook zijn specialiteit(en); zijn werkorganisatie, zijn rela- tie met de eventuele schuldenaar van de auteursrechten; de toegepaste bezoldigingswijze en de gehanteerde criteria om die vast te stellen; en de eventuele terugbetaling van de door de auteur gemaakte kosten).

5. In het vervolg van dit artikel hebben we per activiteiten- sector een beknopte samenvatting opgesteld van de recentste beslissingen van de DVB waarin meerdere methodes een fiat kregen.

a) Docenten, sprekers en hoogleraren

De DVB diende zich te buigen over de situatie van docenten en andere sprekers. In een eerste beslissing van 24 april 2012 aanvaardt de DVB dat 50 % van de financiële tegenprestatie die de spreker ontving fiscaal als een inkomen uit auteurs- recht wordt beschouwd6, op voorwaarde dat de spreker aan de organisator en de deelnemers een schriftelijke informatie-

4 Cf. Integraal verslag, 2014-2015, 54 COM 021 van 19 november 2014, p.16.

5 In dat verband houdt de rechtbank van eerste aanleg van Namen er een afwijkende mening op na met betrekking tot de eis om over een schriftelijke overeenkomst te beschikken. Volgens de rechtbank voegt de administratie een voorwaarde toe aan de wet door een schriftelijke overeenkomst op te leggen. Cf. Burg. rb. Namen, 22 oktober 2014, Fiscoloog, nr. 1405, p. 3.

6 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2012.102 van 24 april 2012. Zie in dezelfde zin : Voorafgaande beslissing nr. 2014.252 van 24 juni 2014.

drager7 (presentatie, syllabus, …) overhandigt die de DVB als

‘substantieel’ bestempelt.

Als de presentatie van de spreker wordt opgenomen en verkocht aanvaardt de DVB dat de vergoeding op de verkoop die aan de spreker wordt toegekend volledig kan worden beschouwd als inkomsten uit auteursrechten. De DVB heeft zich al in die zin uitgesproken over een freelance fotograaf die zijn auteursrech- ten afstond op foto’s die hij in ‘voorraad’ had.8

In een tweede beslissing onderzocht de DVB deze kwestie bij zaakvoerders van een BVBA die audiovisuele en letterkundige werken creëren, die door de BVBA worden geëxploiteerd. De DVB hield in zijn beoordeling rekening met de banden tussen de zaakvoerders en de BVBA. In casu bestond de activiteit van de BVBA uit de organisatie van lezingen en opleidingen, als- ook in het geven van communicatie-adviezen. De zaakvoerders creëerden in dat kader audiovisuele en letterkundige werken (diapresentaties, templates, online-uiteenzettingen, brochu- res, ...) die door de BVBA worden geëxploiteerd. De DVB aan- vaardt dat de BVBA aan elke zaakvoerder, als tegenprestatie voor de afstand van de auteursrechten, een vergoeding betaalt van 7,5 % van de omzet (exclusief btw)9.

b) Beroepsjournalisten

De DVB nam in een beslissing van 27 mei 2014 de situatie van beroepsjournalisten onder de loep. De DVB aanvaardt dat de vergoeding voor de afstand van auteursrechten gaat tot 25 % van het totale financiële brutobedrag dat aan de journalist wordt toegekend10.

Als uit de feiten blijkt dat de vergoeding hoofdzakelijk de af- stand van de auteursrechten beloont, aanvaardt de DVB dat die volledige vergoeding als een auteursrechtelijk inkomen wordt beschouwd. De DVB sprak zich in die zin uit in het geval van journalisten die een vergoeding ontvingen omdat ze de vermo- gensrechten op ongebruikte artikelen aan een vzw hadden af- gestaan. In casu was de vzw van plan om een blog te maken om auteurs en een eindklant of tussenpersoon met elkaar in contact te brengen en daarbij die werken te gebruiken, bijvoorbeeld een persbedrijf, diverse media of organisatoren van evenementen.

De DVB legt echter als voorwaarde op dat de artikelen vrij en spontaan op de website van de vzw worden geplaatst, zonder dat er een specifieke bestelling uitgaat van de vzw11.

7 De schriftelijke informatiedrager moet na analyse een oorspronkelijk werk blijken te zijn dat de bescherming door auteursrechten kan genieten.

8 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 911.413 van 1 december 2009.

9 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2016.105 van 17 mei 2016.

10 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2014.161 van 27 mei 2014.

11 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2013.441 van 26 november 2013.

(7)

c) Foto’s

De DVB aanvaardde in een beslissing over een fotograaf dat de vergoeding volledig als een inkomsten van de cessie of conces- sie van auteursrechten kan worden beschouwd ‘als bestaande foto’s of reportages vanuit de archieven van de auteur worden overgedragen aan de klant’12. (vrije vertaling)

d) Software/computerprogramma’s

De DVB nam enkele beslissingen over auteursrechten op soft- ware en computerprogramma’s.

De DVB aanvaardt dat het gedeelte van de vergoeding dat aan de softwareontwikkelaars wordt betaald als roerende inkom- sten wordt beschouwd volgens een percentage dat tussen 8 en 14 % schommelt naargelang van de individuele taken en de vereiste mate van creativiteit per taak in het kader van de ontwikkeling van de software13.

Een tweede beslissing ging over een creatief team (werkne- mers en zelfstandigen) van een bedrijf dat innovatieve en hoogstaande digitale projecten ontwikkelt en software op maat en web- en mobiele applicaties creëert. Het bedrijf wil de bestaande contracten wijzigen om de verdeling tussen de vergoeding voor de prestatie (ontwikkelen van de software) en de vergoeding voor de afstand van de auteursrechten vast te stellen. In zijn voorstel, dat door de DVB wordt aanvaard, stelt het bedrijf een verdeelsleutel vast die varieert (tussen 10 en 25 %) naargelang van de functie van elke medewerker14.

Bij de volgende beslissing draaide het om ietwat andere fei- ten. Er was sprake van een bedrijfsleider die een computerpro- gramma had ontwikkeld om de vermogensrechten ervan af te staan aan een derde vennootschap, en dit tegen een vergoe- ding van 7,5 % van de omzet (exclusief btw) die werd behaald door de exploitatie van het programma. De DVB aanvaardde dit percentage op voorwaarde dat de bezoldiging die de be- drijfsleider uit zijn eigen vennootschap verkrijgt niet daalt15.

In een geval waarin het computerprogramma was ontwikkeld door drie vennoten van een vennootschap aanvaarde de DVB dat de vennootschap de afstand van de auteursrechten bij elke vennoot vergoedde ten belope van een vergoeding van 5 % van de omzet die met de exploitatie van die software werd behaald.

De DVB ziet er in zijn beslissing op toe dat de vastgestelde ver- goeding marktconform is, rekening houdend met de banden tussen de begunstigde en de schuldenaar van de inkomsten.

12 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 900.413 van 1 december 2009.

13 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2014.001 van 15 april 2014.

14 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2015.669 van 26 april 2016. In dezelfde zin aanvaardde de DVB een percentage tussen 7,5 en 22,5 %. Zie : Voor- afgaande beslissing nr. 2016.055 van 15 maart 2016; Voorafgaande beslissing nr. 2015.348 van 1 maart 2016. In casu varieert het percen- tage tussen 5 en 22,5 %.

15 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2014.097 van 15 april 2014. Zie in dezelfde zin : Voorafgaande beslissing nr. 2013.010 van 17 september 2013. In casu aanvaardde de DVB een percentage van 5 % van de omzet.

De DVB verduidelijkt dat de vergoeding moet overeenstem- men met een vergoeding die onafhankelijke marktspelers hadden kunnen overeenkomen16.

e) Marketing-, reclame- en

communicatietools van de onderneming

De DVB aanvaardt dat werknemers die werken aan het cre- eren van marketingtools bijdragen tot het creëren van een werk. Bijgevolg aanvaardt de DVB dat een deel van de bru- tovergoeding (1 tot 15 %) auteursrechtelijke inkomsten uit- maakt, naargelang van de mate van creativiteit van elke in- dividuele taak17.

In een situatie van een bedrijfsleider van een vennootschap die werkzaam is in reclame en marketing aanvaardde de DVB dat aan de bedrijfsleider een inkomen wordt toegekend voor het creatieve werk dat hij ten gunste van zijn vennootschap heeft verricht. De DVB koppelt de volgende voorwaarden aan zijn akkoord :

– De factuur die de vennootschap aan haar klanten richt moet een onderscheid maken tussen de bezoldiging voor de uitgevoerde opdracht en de vergoeding voor de afstand van de auteursrechten. In dat verband mag het aandeel van de afstand van de auteursrechten niet meer bedragen dan 25 % van het totale gefactureerde bedrag. Als we als voorbeeld een factuur van 1 000,00 euro nemen, mag het aandeel van de auteursrechten niet meer bedragen dan 250,00 euro.

– 50 % van de omzet die de vennootschap uit de auteursrech- ten haalt moet door de vennootschap worden behouden, terwijl de overige 50 % aan de bedrijfsleider mag worden toegekend. In ons voorbeeld mogen de auteursrechten die aan de bedrijfsleider worden betaald niet meer bedragen dan 125,00 euro.

– De DVB verduidelijkt dat de auteursrechtelijke inkomsten die aan de bedrijfsleider worden betaald in elk geval niet meer mogen bedragen dan 25 % van de totale bezoldiging van de bedrijfsleider18. In ons voorbeeld betekent dit dat als de bedrijfsleider auteursrechten ontvangt voor een bedrag van 125,00 euro, zijn inkomsten van bedrijfsleider ten min- ste 375,00 euro moeten bedragen.

We vinden die berekeningsmethode in meerdere andere beslis- singen terug19.

16 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2013.230 van 10 september 2013. Zie in dezelfde zin : Voorafgaande beslissing nr. 2015.374 van 25 augustus 2015. De problematiek is identiek, met als enig verschil dat het pro- gramma in casu wordt gecreëerd door natuurlijke personen die vervol- gens een vennootschap oprichten om het programma te exploiteren.

17 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2014.001 van 15 april 2014.

18 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2014.349 van 7 oktober 2014. Zie ook Voorafgaande beslissing nr. 2014.327 van 29 juli 2014.

19 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2015.715 van 23 februari 2016. Zie in dezelfde zin : Voorafgaande beslissing nr. 2015.573 van 10 januari 2016; Voorafgaande beslissing nr. 2015.626 van 19 januari 2016;

Voorafgaande beslissing nr. 2016.194 van 17 mei 2016.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.

be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

f) Schrijven van artikels

De DVB aanvaardde dat een zaakvoerder een vergoeding ont- ving van 10 % van de netto-omzet die werd behaald met de door hem geschreven artikels waarvan hij de vermogensrech- ten afstond aan de vennootschap, die de artikels via haar web- site exploiteert20. Zoals gewoonlijk wijst de DVB erop dat de bezoldiging van de zaakvoerder niet mag worden verminderd.

g) Postproductie en camerawerk

In deze beslissing21 is sprake van een bedrijfsleider die op ver- zoek van zijn vennootschap montagewerkzaamheden, regie postproductie, camerawerk en regiewerkzaamheden verricht.

In casu aanvaardt de DVB dat het deel dat de afstand van de auteursrechten vergoedt gelijk is aan :

– 25 % voor de regie ‘postproductie’, het ‘camerawerk’ en/of de ‘regie’;

– 100 % voor de reproductie van het audiovisuele werk op ma- teriële drager (na aftrek van de werkelijke kosten voor de drager en voor de verzending ervan).

De DVB legt echter een maximum op : de auteursrechten mo- gen niet meer bedragen dan 50 % van de auteursrechten die de vennootschap zelf driemaandelijks van haar klanten ontvangt.

We vinden ook hier een beperking terug die de DVB vaak op- legt in een dergelijke situatie, met name dat de bezoldiging van de bedrijfsleider niet mag dalen.

h) Muzikant, zanger

De DVB heeft zich gebogen over de situatie van een echtpaar waarvan de vrouw soliste (sopraan) is en de man muzikant en arrangeur-componist. Ze oefenen hun activiteit uit via een BVBA. Mevrouw neemt deel aan operavoorstellingen in België en in het buitenland. Ze moet in het kader van haar prestaties werken vertolken22. Hetzelfde geldt voor haar man.

De DVB staat toe dat mevrouw auteursrechten int :

– ten belope van 25 % van de totale vergoeding voor de pres- taties die ze rechtstreeks ten gunste van derden verricht;

– ten belope van 12,5 % van de omzet (exclusief btw) van de vennootschap wanneer de prestatie van mevrouw wordt verricht via de vennootschap en door laatstgenoemde wordt gefactureerd.

20 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2013.252 van 15 april 2014.

21 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2012.472 van 15 april 2014.

22 Cf. Voorafgaande beslissing nr. 2015.645 van 26 april 2016.

Voor de man aanvaardt de DVB dat de tegenprestatie met be- trekking tot de afstand van de auteursrechten wordt vastge- steld op :

– 70 % van de totale vergoeding als hij rechtstreeks presta- ties verricht ten gunste van een derde;

– 35 % van de omzet (exclusief btw) van de vennootschap als de inkomsten door de vennootschap worden betaald.

De DVB benadrukt in zijn beslissing dat het aandeel dat bij de muzikant en arrangeur-componist wordt aanvaard overeen- stemt met de prijzen die op de markt worden gehanteerd.

4. Conclusie

6. De roerende inkomsten en beroepsinkomsten moeten wor- den opgesplitst op basis van feitelijke elementen die specifiek zijn voor elke situatie. Er wordt niet uitgesloten dat de volle- dige vergoeding de tegenprestatie vormt voor de afstand van de auteursrechten. De mate van creativiteit van de prestatie heeft ook veel belang, met name als meerdere personen in verschillende mate bijdragen tot het creëren van de artistieke prestatie.

De DVB beoordeelt de situatie ook anders naargelang van de band die tussen de schuldenaar en de begunstigde van de in- komsten bestaat. Als er een nauwe band bestaat, zoals tussen een vennoot en/of een bedrijfsleider en zijn vennootschap, ziet de DVB erop toe dat de vergoeding de rentabiliteit van de ven- nootschap niet aantast en dat ze marktconform is.

7. Er bestaat geen kant-en-klare formule. Iedereen moet die opsplitsing maken en daarbij inspiratie opdoen uit de gepu- bliceerde beslissingen, zodat de beslissing overeenstemt met de realiteit.

Hoewel de DVB een strenger standpunt lijkt in te nemen dan het standpunt dat door de minister van Financiën wordt ver- dedigd, hebben de gepubliceerde beslissingen op zijn minst het voordeel dat ze de betrokken belastingplichtigen een aan- tal denkpistes aanreiken. De lucht is dan wel wat opgeklaard, maar deze kwestie blijft discussies opleveren. In de toekomst zal zeker een belangrijke rol zijn weggelegd voor de rechter- lijke macht.

Julie VAN THEMSCHE Advocate Advocatenkantoor Herve

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

Ouders kunnen bijvoorbeeld aan (net) niet genoeg activiteiten hebben deelgenomen om te voldoen aan de eisen voor de inzetkorting, en/of kunnen naast activiteiten ook op

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Een eerste, bijna intuïtieve gedachte is dat deze extra kosten opgebracht kunnen en moeten worden door een (extra) heffing over de door de eigenaar/gebruiker genoten voordelen

[r]

Bron: Gegevens DUO 2016 (gegevens zijn afgerond op tientallen miljoenen euro’s).. Universiteiten ontvangen de grootste financiële bijdrage van de overheid:

2.2 Het motief: eenvoud en doelmatigheid 2.2.1 Inleiding In de literatuur wordt regelmatig verwezen naar het duo eenvoud en doelmatigheid als motief voor het gebruik van een