• No results found

Wat zit daar in dat rugzakje?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wat zit daar in dat rugzakje?"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

maakt dat de opleidingen voor speciaal onderwijs zich hebben kunnen ontwikkelen tot een leerlandschap met talrijke leerrou- tes. Op deze manier wordt ingespeeld op de heterogene scho- lingsbehoefte uit het veld. Een leerlandschap, niet van achter een tekentafel ontworpen, maar ontstaan in discussie en overleg met het veld. Het continuum van zorg zoals zich dat voltrekt binnen het primair onderwijs (de grondgedachte van wsns) wordt ook gerepresenteerd binnen de opleidingen voor (voortgezet) spe- ciaal onderwijs: samen waar het kan, specifiek waar het moet. En ook hier staat de leraar centraal. In zijn functioneren zien we de

'Essence' de smaakmaker, datgene wat opgesloten ligt in het handelen van de leraar, de kleur die gegeven wordt; en 'essentie' als de 'geestelijke kern', zijn gespecialiseerde professie.

Dit artikel is een bewerking van de inleiding gehouden op de kader- 40 dag van de sectie speciaal onderwijs van de ABOP op 15 november

1995 te Lunteren.

Brandsma, J. en R. Franke; De lerende leraar; Inside; 1995; nr. 1 Netelenbos, T; Weer Samen Naar School, de volgende fase;

Zoetermeer; O.C. en W.; 1995.

Weelden, Van, Het buitengewoon onderwijs als antropologisch krachtenveld, Tijdschrift voor Orthopedagogiek; 15e jaargang;

1976; nr.6.

(2)

Wat zit daar in dat rugzakje?

Naast het model van Ambulante Begeleiding ontwikkelt zich Trijntje

momenteel spontaan het model van de Externe Collegiale On- de Wit-Gosker dersteuning. Bij Externe Collegiale Ondersteuning gaat het om

een vorm van incidentele dienstverlening. Er is dan ook geen sprake van een vaste relatie tussen de hulpbehoevende school en de collega van de helpende school, zoals dat bij Ambulante Be- geleiding wel het geval is.

Ambulante Begeleiding en Externe Collegiale Ondersteuning, twee verschillende vormen van dienstverlening aan collega's die werken met een leerling met een specifieke hulpvraag (handicap).

Achtereenvolgens worden beide modellen beschreven naar alge- mene kenmerken, bekostiging en specifieke kenmerken. Zo wordt duidelijk welke plaats de leerlinggebonden budgetering,

'het rugzakje', in dit geheel inneemt. Tenslotte wordt aangegeven welke gevolgen het rugzakje kan hebben voor het onderwijs in de nabije toekomst. Dat rugzakje zou wel eens een nieuwe wen- ding kunnen geven aan het Weer Samen Naar School beleid.

1. Algemene kenmerken 1.1 Ambulante Begeleiding

Ambulante Begeleiding is een vorm van regelmatige, vaak meer- jarige begeleiding vanuit een school voor speciaal onderwijs ten

behoeve van een kind met een specifieke hulpvraag die een an- dersoortige school bezoekt. Meestal is dit een school voor basis- of regulier voortgezet onderwijs. Soms ook betreft het een ander- soortige school voor speciaal onderwijs Zo kan er Ambulante

Begeleiding plaatsvinden vanuit een school voor slechtzienden naar een basisschool of een school voor MLK. De regeling 'aan- vullende formatie voor basisscholen' is in een aantal gevallen verplicht gekoppeld aan Ambulante Begeleiding Zo wordt voor een slechtziende leerling in het basisonderwijs alleen aanvullende

formatie verstrekt als de school Ambulante Begeleiding krijgt vanuit een blindeninstituut. Deze koppeling geldt niet voor leer- lingen met het Down syndroom. De verklaring hiervoor is dat de specifieke begeleiding van een kind met een verstandelijke handi- cap zich richt op onderwijskundige en pedagogische aspecten die in principe niet afwijken van de basisbehoeften van ieder ander kind.

(3)

Bij lichamelijk- en zintuiglijk gehandicapte kinderen spelen er vaak ook technische en medische aspecten een rol in de begelei- ding. Vanuit dat oogpunt heeft men indertijd besloten de aanvul-

lende formatie voor deze leerlingen verplicht te koppelen aan Ambulante Begeleiding.

1.2 Externe Collegiale Ondersteuning.

Externe Collegiale Ondersteuning wordt gegeven door een school die ervaring heeft met een specifieke hulpvraag, bijvoor- beeld het kunnen begeleiden van een leerling met het Down syn- droom. Externe Collegiale Ondersteuning is een vorm van inci- dentele ondersteuning ten behoeve van een kind op een andere, meestal gelijksoortige school.

Externe Collegiale Ondersteuning heeft zich als dienstverlening spontaan ontwikkeld tijdens het eerste Steunpuntscholen Project van de VIM*), 1990-1993. Vier basisscholen, op ervaring en

kwaliteit geselecteerd, kregen vanuit hun functie als Steunpunt- 42 school de opdracht om andere basisscholen te ondersteunen bij

hun vragen over de toelating en begeleiding van een leerling met het Down syndroom. Deze Externe Collegiale Ondersteuning bestaat vooral uit het toesturen van informatie over methodes, regelgeving en studiedagen, het geven van telefonische adviezen over allerhande vragen en het ontvangen van collega's om de eigen werkwijze te kunnen tonen. De vragen betreffen vooral de toelating, de overgang naar groep 3, de pedagogische aanpak, de aanvullende formatie en het verkrijgen van specifieke materia- len. De Externe Collegiale Ondersteuning is altijd incidenteel.

Op het moment dat een vraag zich voordoet, wordt die vraag zo direct mogelijk (meestal telefonisch) beantwoord. Het is moge-

lijk dat een school met een heel specifieke hulpvraag wordt door- verwezen naar een andere school die Externe Collegiale Onder- steuning kan leveren op dat specifieke punt Zo kan het voorko- men dat de steunpuntschool uit Vlaardingen een basisschool ver- wijst naar een school in 's-Gravezande, die een leerling met een disharmonische ontwikkeling op zml niveau begeleidt. Daar-

naast wordt, indien relevant, gewezen op de mogelijkheden voor nascholing en begeleiding. Voor de integratie van leerlingen met een verstandelijke handicap vindt de nascholing plaats vanuit het Seminarium voor Orthopedagogiek in de vorm van studieda- gen en cursussen. Voor begeleiding kan verwezen worden naar schoolbegeleidingsdiensten en naar zml scholen die Ambulante

Begeleiding bieden.

Op het totaal van zo'n 350 basisscholen zijn anno 1995 zes steun-

(4)

RMJLeI voos joUrRuc,ZmArle

puntscholen actief. Twee van deze steunpuntscholen zijn scholen voor zml. Deze zes steunpuntscholen opereren binnen het tweede Steunpuntscholen Project (1994-1997). Omdat het aantal steun- puntscholen in verhouding tot het aantal basisscholen te klein is, wordt er momenteel gewerkt met een netwerk van contactscho- len die ook Externe Collegiale Ondersteuning bieden. Deze con- tactscholen doen dit vanuit hun idealisme geheel op vrijwillige basis, zoals die school in 's-Gravezande. Er bestaat geen ver- plichte koppeling tussen Externe Collegiale Ondersteuning en 'aanvullende formatie'. Externe Collegiale Ondersteuning werkt volgens het 'vrije markt' principe. Dat wil zeggen dat iedere ba- sisschool in Nederland met specifieke vragen terecht kan bij elke school die op dat punt Externe Collegiale Ondersteuning biedt.

2. Bekostiging

2.1 Het rugzakje je

Bij 'aanvullende formatie voor basisscholen op grond van bij- zondere omstandigheden' is er sprake van 'rugzak' bekostiging.

(5)

Dat wil zeggen dat het geld het kind volgt. De aanvullende for- matie wordt toegekend aan de school die het kind bezoekt. Bij verandering van school gaat het geld mee. Het is begrijpelijk dat ouders blij zijn met dit centraal toegekende rugzakje. Dat bete-

kent immers dat het niet uitmaakt in welke plaats of regio men woont en dat het ook niet uitmaakt voor welke basisschool men kiest. De inhoud van het rugzakje wordt centraal vastgesteld.

Dat feit maakt de ouders onafhankelijker van de zorgbieders.

Maar zijn alle rugzakjes wel gelijk?

2.2 Het aanbodgebonden rugzakje

Ambulante Begeleiding wordt rechtstreeks betaald vanuit het Ministerie van OC en W, op grond van de regeling Ambulante Begeleiding. Ambulante Begeleiding wordt toegekend en uitge- keerd aan de school voor speciaal onderwijs die de Ambulante

Begeleiding verzorgt. Het betreft dan voornamelijk scholen voor lichamelijk- en zintuiglijk gehandicapte leerlingen. De bijbeho- rende aanvullende formatie wordt toegekend en uitgekeerd aan de betreffende basisschool. Bij Ambulante Begeleiding is er dus sprake van een 'aanbodgebonden rugzakje'. Een basisschool komt immers alleen voor aanvullende formatie in aanmerking als men ook Ambulante Begeleiding accepteert.

2.3 Het leerlinggebonden rugzakje.

De aanvullende formatie voor leerlingen met een verstandelijke handicap is een goed voorbeeld van een leerlinggebonden rug- zakje. De basisschool kan met deze middelen zelf kiezen hoe die aanvullende formatie wordt ingevuld. Meestal vindt er een inter-

ne benoeming plaats. De basisschool mag ook een leraar speciaal onderwijs aantrekken voor deze taak. Voor alle duidelijkheid:

dit is dan geen ambulante begeleiding, maar een gedetacheerde benoeming. Een deel van de aanvullende formatie kan ook wor- den gebruikt voor Externe Collegiale Ondersteuning.

2.4 Bekostiging

Externe Collegiale Ondersteuning wordt tot nog toe bekostigd uit projectgelden. Met name het Steunpuntscholen Project. De steunpuntscholen krijgen elk 0,1 formatie voor de Externe Colle- giale Ondersteunings medewerker. De tien operationele contact- scholen krijgen geen personele faciliteiten voor hun Externe Collegiale Ondersteunings werkzaamheden Zij krijgen vanuit

provinciale projecten (zoals Zuid Holland) soms enige materiële ondersteuning. Daarnaast krijgen zij, met vanuit het Steunpunt-

scholen Project verworven fondsen, de beschikking over een do- cumentatiehoek. Ook krijgen zij een nascholingsaanbod, gericht

(6)

op hun specifieke taak. Basisscholen die een beroep doen op Ex- terne Collegiale Ondersteuning betalen vooralsnog alleen de concrete kosten, zoals het verzenden van materiaal. Dit zal niet kunnen voortduren. Hoe lang houden de contactscholen het vol om dienstverlenend bezig te zijn zonder enige tegemoetkoming?

En hoe kan Externe Collegiale Ondersteuning blijven bestaan als het Steunpuntscholen Project in 1997 afloopt? De Externe Colle- giale Ondersteuning zal dus betaald moeten gaan worden uit het leerlinggebonden rugzakje.

3. Specifieke kenmerken 3.1 Verantwoordelijkheid

Of een kind nu in het regulier of in het speciaal onderwijs zit, de uiteindelijke verantwoordelijkheid betreffende een kind ligt prin- cipieel bij de ouders. Ouders van een leerplichtig kind delen die verantwoordelijkheid met de klasseleerkracht van hun kind Zij hebben samen regelmatig overleg over de aanpak en het leeraan- bod. Bij Ambulante Begeleiding is er sprake van een gedeelde onderwijskundige verantwoordelijkheid. De ambulante begelei- der en de klasseleerkracht zijn samen immers verantwoordelijk voor de onderwijskundige begeleiding van het kind. Dat blijkt ook uit de bekostiging (zie punt 2.2).

Op het eerste gezicht lijkt het een goede zaak om de onderwijs- kundige verantwoordelijkheid voor een kind met een handicap te delen met een collega van een speciale school. Ouders staan echter wat huiverig tegenover deze gedeelde verantwoordelijk- heid. Het maakt hun eigen inbreng immers kleiner. Waar blijf je als ouders indien de klasseleerkracht en de ambulante begeleider samen tot de conclusie komen dat het kind beter af zal zijn op de speciale school? Kan de ambulante begeleider wel objectief begeleiden als de eigen belangen binnen de speciale school lig- gen? Externe collegiale ondersteuning heeft geen directe invloed op de onderwijskundige verantwoordelijkheid van de klasseleer- kracht. Deze kan wel te rade gaan bij een collega die Externe Collegiale Ondersteuning biedt, maar de verantwoordelijkheid wordt met niemand anders dan met de ouders gedeeld.

3.2 Werkgever

Bij Ambulante Begeleiding is de hulpbiedende school voor spe- ciaal onderwijs tevens de werkgever van de ambulante begelei- der. Dat betekent dat de uiteindelijke beslissing over de inhoud van de begeleiding en over de tijd waarop de begeleiding plaats vindt worden bepaald door de school voor speciaal onderwijs.

(7)

Natuurlijk gaat dit wel in overleg met de hulpbehoevende school. Maar uiteindelijk kan de hulpbehoevende school maar zeer ten dele zelf bepalen hoe en wanneer de begeleiding wordt verkregen. Bij Externe Collegiale Ondersteuning is de hulpbe- hoevende school tevens de werkgever. Het is de basisschool zelf die bepaalt door wie, wanneer en hoe de ondersteuning zal wor- den verkregen.

3.3. Vraag en aanbod.

Ouders zijn niet altijd even blij met het aanbodgebonden rugzak- je. Een moeder verwoordde het eens zo: 'Als ik naar de winkel

ga om drop, dan wil ik niet verplicht worden om er een reep cho- cola bij te nemen.'

Het spreekt vanzelf dat bij een aanbodgebonden budget zoals Ambulante Begeleiding het aanbod groter zal zijn dan de vraag.

Zeker als het aanbod gekoppeld is aan een stukje echt leerlingge-

bonden budget: de aanvullende formatie. Als de overheid betaalt 46 voor een voorziening waarbij het aanbod groter is dan de vraag,

dan is dat een verspilling van middelen. Bij Externe Collegiale Ondersteuning binnen het Steunpuntscholenproject doet zich het omgekeerde voor. Hier is de vraag vooralsnog groter dan het aanbod Zozeer zelfs dat er contactscholen nodig zijn die op ba- sis van vrijwilligheid Externe Collegiale Ondersteuning leveren (zie 2.4).

3.4 Toekomst

Het ligt voor de hand dat de modellen Ambulante Begeleiding en Externe Collegiale Ondersteuning zullen blijven bestaan en zich ook verder zullen ontwikkelen. Het zou mij echter niet ver- bazen als over enige tijd er vooral nog gewerkt zal worden met een niet-aanbodgebonden maar leerlinggebonden budget voor

leerlingen met een handicap. Dat biedt naar vele kanten extra ruimte: Met een leerlinggebonden rugzak budgettering wordt het mogelijk dat alle scholen, dus ook zml- en basisscholen Ambu- lante Begeleiding kunnen gaan geven. Ook wordt het dan moge- lijk om Ambulante Begeleiding te geven aan een gelijksoortige school. De ene zml school kan dan de andere zml school ambu- lant begeleiden (bijvoorbeeld voor een leerling met een op deze school onbekende afwijking). Met een leerlinggebonden rugzak budgettering kan Externe Collegiale Ondersteuning gemakkelijk worden ingepast als een dienstverlening door en voor alle schoolsoorten. De rugzak maakt het voor de ouders gemakkelij- ker om een school voor hun kind te kiezen. En scholen zullen er vervolgens minder moeite mee hebben om een leerling te accep-

(8)

teren die een voor deze school nieuwe hulpvraag met zich mee- brengt. Met een leerlinggebonden rugzak wordt het mogelijk om vraag en aanbod voor dienstverlening zoals Externe Collegiale Ondersteuning en Ambulante Begeleiding op 'een zichzelf in ba- lans houdende manier', namelijk de vrije markt, op elkaar af te stemmen. Ambulante Begeleiding en Externe Collegiale Onder- steuning kunnen dan soepel naast elkaar bestaan en zelfs in el- kaar overvloeien omdat zij passen in het zelfde bekostigingssy- steem. Dan kan de regelgeving vanuit de overheid drastisch wor- den beperkt omdat de 'markt' het evenwicht zelf in stand houdt.

4. Mogelijke gevolgen.

Stel, in het uiterste geval, dat het rugzakmodel voor onderwijs- kundig/pedagogische hulp zal worden toegepast voor alle leerlin- gen met een specifieke hulpvraag, dus ook voor die leerlingen die een speciale school bezoeken"). ). De grondgedachte is dan dat voor elk leerplichtig kind een basisbedrag beschikbaar is dat wordt uitgekeerd aan de door de ouders gekozen school. Vervol- gens krijgen alle leerlingen met een specifieke hulpvraag/handi- cap een rugzak met extra geld. Wat zouden de gevolgen zijn indien dit zou gebeuren?

De vrije schoolkeuze voor ouders zou realiteit worden. Ouders kiezen dan immers een school op grond van meerdere motieven dan alleen die van de handicap van hun kind. Schoolnabijheid, sfeer, identiteit en betrokkenheid zullen mede een rol gaan spe- len bij de schoolkeuze. Tot in het uiterste doorgedacht kan het dan gebeuren dat een moeilijk lerend kind wordt aangemeld bij een zml school of een basisschool, omdat die dichter in de buurt staat. Een doof kind kan worden aangemeld bij een mytylschool of basisschool in de buurt. En een 'gewoon' kind kan vervolgens ook worden aangemeld bij de school voor speciaal onderwijs, omdat die school bij hem in de straat staat. Dit zal allemaal wel niet zo'n vaart lopen, maar toch, de grondgedachte is niet gek.

Er bestaan dan geen speciale scholen meer, maar wel scholen die een of meer specialiteiten in huis hebben. Is het gevolg dan dat al die speciale scholen zullen verdwijnen? Nee, dat zullen ze niet.

Ze zullen als school blijven bestaan, alleen het woord 'speciaal' krijgt een andere lading. Scholen die goed geoutilleerd zijn op het gebied van technische en medische aanpassingen zullen een zuigende werking blijven behouden Ze zullen wel breder gaan werken als de populatie op hun school verandert. Maar dat komt het onderwijs alleen maar ten goede. Wetenschappelijk onder- zoek heeft reeds aangetoond dat heterogene groepen niet alleen

(9)

een hoog rendement hebben, maar ook waardevol zijn voor het sociale klimaat in school en samenleving. Als de oplossing van het probleem zo simpel lijkt, waarom worden die rugzakjes dan niet gewoon maar uitgereikt? Dat komt omdat er nog een aantal knelpunten zijn die we eerst goed onder ogen moeten zien.

Als ouders inderdaad het recht van vrije schoolkeuze krijgen, mogen ze niet het risico lopen dat de school van hun keuze hun kind als leerling weigert. Vrije schoolkeuze houdt ook een ver- plichting in voor de scholen, namelijk dat zij alle aangemelde leerlingen dienen toe te laten. De vraag is of dit in een verzuild land als het onze realiseerbaar is. Als er in Nederland gesproken wordt over vrije schoolkeuze, dan bedoelen we toch eigenlijk al- leen maar dat bevolkingsgroepen het recht hebben om eigen scholen te stichten en te onderhoudene Zolang scholen kinderen

kunnen weigeren is er geen sprake van een vrije schoolkeuze voor ouders, maar eerder van een vrije leerlingkeuze voor scho- len. Een ander knelpunt is: Wie bepaalt of een leerling recht heeft op een rugzakje en wie bepaalt de inhoud ervan? Uitgaande van de cijfers in de krant zit nog geen 10% van de leerlingen in

Nederland in het speciaal onderwijs. Maar er zijn ook kinderen met specifieke hulpvragen in het regulier onderwijs, zoals bij- voorbeeld geïntegreerde kinderen met een lichamelijke-, zintuig- lijke- of verstandelijke handicap, schipperskinderen, zigeuner- kinderen, soms ook anderstalige kinderen of anderszins 'gewo- gen' leerlingen. Naar mijn menig behoren daarenboven ook hoogbegaafde leerlingen en kinderen die nu tot hun 16e jaar in en KDV verblijven een rugzakje te krijgen. Dit alles in overwe-

ging nemende zou dus 10-15% van alle leerlingen in aanmerking kunnen komen voor een rugzakje. Die groep zou kunnen worden onderverdeeld in 3 categorieën:

Categorie A komt in aanmerking voor een tijdelijk gevuld rug- zakje omdat de hulpvraag naar verwachting van tijdelijke aard zal zijn. Hier valt te denken aan schipperskinderen, leerlingen met leerproblemen zoals dyslexie, leerlingen die recent vanuit een ander taalgebied kwamen, licht gehandicapte- en hoogbe-

gaafde leerlingen. Categorie B komt in aanmerking voor een meerjarig redelijk gevuld rugzakje. Hier kan gedacht worden aan moeilijk lerende-, chronisch zieke- en matig gehandicapte leerlin- gen. Categorie C komt in aanmerking voor een maximaal gevuld

rugzakje voor de gehele schoolperiode. Tot deze categorie beho- ren vooral de ernstig gehandicapte- en zeer moeilijk opvoedbare leerlingen. Deze indeling beoogt niet meer te zijn dan een aanzet

(10)

\\> \‘

^^^^

^ ;.'‘N\

tot gedachtenvorming op dit punt. Onlangs hoorde ik een des- kundige zeggen dat rugzakjes stigmatiserend zullen werken en dat de scholen misbruik zullen maken van de inhoud ervan. Ik denk dat hij gelijk heeft. Maar ik weet ook hoe stigmatiserend speciale scholen werken en hoe er binnen het huidige systeem on- derwijsgelden oneigenlijk worden gebruikt. Stigmatisering en misbruik zullen in ieder onderwijssysteem voorkomen. Het is de kunst dit tot een minimum te beperken. Daarom moet er heel goed worden nagedacht over het rugzakje alvorens het aan alle leerlingen met een specifieke hulpvraag aan te meten. Misschien is het daarom raadzaam om het rugzakje geleidelijk aan steeds verder in te voeren Zo kan er tussentijds worden geëvalueerd en bijgesteld. Weer Samen Naar School zou met 'het rugzakje' wel eens een flinke stap verder kunnen komen. Waarom ik dat denk?

Omdat de ouders erachter staan!

*) De VIM is de Vereniging voor Integratie van Mongoloïde kin- deren, opgericht in 1986. Het aantal leerlingen met het Down syndroom in het basis en regulier voortgezet onderwijs groeide tot bijna 400 in 1995. Verslagen van het VIM-Steunpuntscholen Project 1990-1993 zijn verkrijgbaar bij het Seminarium voor Or- 19 thopedagogiek, Utrecht.

**) De technische en medische voorzieningen, met name voor leerlingen met een lichamelijke- of zintuiglijke handicap worden in deze visie gescheiden van de onderwijskundig/pedagogische hulp.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sponsje voor de lei

Indien deze tijdens de schooluren genomen moet worden, vragen we de ouders om zelf de medicatie te voorzien, en tijdig wijzigingen in de medicatie door te geven aan de school.. Om

❑ Ik kan hierop niet antwoorden omdat de moeder geen contact heeft met het kind of overleden is.. Het kind spreekt met de

Rapport jaarlijks onderzoek 't Iemenschoer en ´t Korhoen, school voor so/vso-zml - 7.. november 2006

 Exclusief het ouderlijk gezag uitoefent en bevoegd is om alleen rechtshandelingen te stellen betreffende het kind.. In bijlage bij dit document geef ik een kopie van

• Medische verklaring alleen voor aanvraag voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en het reguliere voortgezet onderwijs (VO) Voor een VO en VSO school komt een kind in

Vinden zij het nodig dat wij als school komen tot een structurele benadering (protocol) van begaafde kinderen. De leerkrachten schalen zich niet hoog in wanneer het gaat om het

De consulent van de EV begeleidt u en uw leerling om de overgang naar school zo soepel mogelijk te laten verlopen.. Hij/zij brengt u allereerst op de hoogte van de voortgang van