• No results found

Comparatieve neerlandistiek: de bestudering van de literatuur uit Nederland en Vlaanderen in het Duitse taalgebied sinds 1990

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Comparatieve neerlandistiek: de bestudering van de literatuur uit Nederland en Vlaanderen in het Duitse taalgebied sinds 1990"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Comparatieve neerlandistiek: de bestudering van de literatuur uit

Nederland en Vlaanderen in het Duitse taalgebied sinds 1990

Jan Konst (Freie Universität Berlin)

This article discusses research on Dutch literature at universities in German- speaking countries since 1990. It appears that literary scholars in Dutch de- partments show a particular interest in a comparative approach. Dutch litera- ture is studied in its international context and questions about, for example, the German reception of Dutch texts, German translations of Dutch literature and imagological topics are clearly dominant.

De beoefening van de neerlandistiek kan ook buiten het Nederlandse taalgebied op een lange traditie bogen. Reeds tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw worden het Nederlands en de Nederlandstalige literatuur in Duitsland door toonaangevende germanisten bestudeerd.1Tot de belangrijksten onder hen beho- ren Jakob Grimm, August Heinrich Hoffmann von Fallersleben en Franz Josef Mone. Zij legden een bijzondere interesse voor de Middelnederlandse literatuur aan de dag en van hun werk zijn belangrijke impulsen voor de medioneerlandis- tiek aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten uitgegaan. De eerste Duitse hoog- leraar neerlandistiek was Johannes Franck, die ook vandaag de dag nog bekend- heid geniet door zijn Mittelniederländische Grammatik (1883) en het Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal (1892). Franck werd in 1886 aan de Friedrich-Wil- helms-Universität te Bonn als buitengewoon hoogleraar voor de‘Niederdeutsche und Niederländische Philologie’ aangesteld. In 1906 volgde zijn benoeming tot ordinarius. Ook andere Duitse universiteiten, onder meer te Berlijn, Keulen, Mün- ster en Kiel, onderhielden aan het begin van de twintigste eeuw kleine afdelingen Nederlandse taal- en literatuur (Thys & Jalink 1967).

Momenteel kan men in het Duitse taalgebied Nederlands leren aan meer dan twintig universiteiten. In zes steden wordt het vak bovendien in de vorm van een volledig BA/MA-curriculum aangeboden, te weten in Berlijn (Freie Universität), Duisburg, Keulen, Münster, Oldenburg en Wenen.2De belangstelling voor de studie Nederlands is groot. Wanneer men de studenten die in Duitsland, Oosten-

(2)

rijk en Zwitserland aan afdelingen neerlandistiek studeren bij elkaar optelt, dan komt men op een populatie die de totale groep van studenten neerlandistiek aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten in aantal overtreft. Deze belangstelling mag op het eerste gezicht verbazing wekken, maar men dient zich te realiseren dat de beroepsperspectieven van Duitstalige neerlandici betrekkelijk goed zijn. Ze zijn in ieder geval niet slechter dan die van Nederlandstalige neerlandici en zelfs een loopbaan als leraar Nederlands behoort in Duitsland tot de opties. Zo verzor- gen niet alleen veel basis- en voortgezette scholen in Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen onderricht in het Nederlands, ook bieden meer dan honderd gym- nasia in de beide genoemde Bundesländer het vak tot op het eindexamenniveau aan.3

Der Blick von außerhalb der Niederlande und Flandern

De omstandigheden waaronder de Nederlandse taal en de Nederlandstalige litera- tuur aan universiteiten in het Duitse taalgebied onderwezen en bestudeerd wor- den, zijn uiteraard anders dan in Nederland en Vlaanderen. De internationale context heeft directe consequenties voor het onderwijs én het onderzoek. Ralf Grüttemeier en Maria-Theresia Leuker duiden dit feit in het voorwoord van de door hen uitgegeven Niederländische literaturgeschichte (2006) zonder meer positief.

De waarde van de internationale neerlandistiek, de neerlandistiek dus zoals die buiten het Nederlandse taalgebied bedreven wordt, ligt naar hun overtuiging juist ook in het feit dat zij een– in vergelijking tot de nationale neerlandistiek – eigen karakter heeft. De internationale neerlandistiek is niet zozeer een afgeleide, maar tot op zekere hoogte een zelfstandige discipline die de dialoog met de Neder- landse en Vlaamse neerlandistiek zoekt. Dat doet zij in de overtuiging dat juist ook een extern perspectief bij kan dragen aan vakdiscussies binnen het taalge- bied. Grüttemeier en Leuker stellen dat de recente, Duitse literatuurgeschiedenis ook speciaal in dit licht bezien moet worden. Het boek:

ist von der Annahme aus geschrieben worden, dass gerade der Blick von außerhalb der Niederlande und Flandern auf die niederländische Literatur an- dere Akzente setzen kann und soll, weil darin eine Bereicherung der Diskus- sion im Zentrum des Sprachgebiets gesehen wird (Grüttemeier & Leuker 2006, xi-xii).

In deze bijdrage wordt het veronderstelde eigen karakter van de internationale neerlandistiek onder de loep genomen. Waarin onderscheidt zich de door Grütte- meier en Leuker onderkende ‘Blick von außerhalb der Niederlande und Flan- dern’? Hebben neerlandici buiten het Nederlandse taalgebied andere onderzoeks- vragen dan nationale neerlandici? En: bij welke onderzoekstradities en methodologische paradigmata zoeken zij aansluiting? Voor een goed begrip van

(3)

het navolgende moet op deze plaats een dubbel voorbehoud gemaakt worden.

Omdat het in het korte bestek van dit artikel onmogelijk is in te gaan op de inter- nationale neerlandistiek, gaat de aandacht hier uitsluitend uit naar de situatie in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Bovendien beperk ik me tot de letterkunde, zodat de taalkunde, maar ook subdisciplines als taalbeheersing en Landeskunde (cultuurkunde), buiten beschouwing blijven. Het is de bedoeling aan de hand van een aantal exemplarische monografieën en artikelen uit de twee laatste decennia enkele centrale lijnen in het onderzoek te identificeren. Op deze manier heeft deze bijdrage vooral ook het karakter van een Forschungsbericht.

De onderzoeksvragen van de Komparatistik

Wie in het buitenland Nederlandstalige literatuur onderwijst, krijgt te maken met studenten die weinig weten over de culturele traditie van Nederland en Vlaande- ren. Dat bemoeilijkt de kennisoverdracht, maar door expliciet aansluiting te zoe- ken bij hun culturele bagage slaagt men er meestal snel in tot de kern te geraken.

Een Duits gehoor bereik je bijvoorbeeld door ontwikkelingen binnen het Neder- landse taalgebied te belichten tegen de achtergrond van processen en verschijn- selen in de Duitstalige literatuur. Idealiter is een universitair docent Nederlands in het buitenland in staat een meervoudige cultural memory te activeren. Uiteraard is hij of zij op de hoogte van de Nederlandse en Vlaamse traditie, maar daarnaast is het van essentieel belang dat men de cultuur en het culturele verleden van het land waarin men doceert in grote lijnen overziet. Op die manier is het mogelijk vergelijkingen te trekken, op contrasten te wijzen of juist ook parallellen te be- noemen, allemaal strategieën om de toegang van studenten tot de onbekende literatuur uit Nederland en Vlaanderen te vergemakkelijken. In zekere zin opere- ren internationale docenten Nederlands daarmee als vergelijkende literatuurwe- tenschappers. De Nederlandstalige literatuur blijft weliswaar het vertrek- en eind- punt, maar door expliciet te verwijzen naar andere literaturen creëert men een breder kader waardoor literaire processen in de Nederlanden niet langer als geï- soleerde verschijnselen worden waargenomen.

Het valt op dat veel onderzoek dat door neerlandici in het Duitse taalgebied gedaan wordt, eveneens voor een vergelijkende invalshoek kiest. Daarbij valt men terug op vraagstellingen en onderzoeksmethodes die ontwikkeld zijn binnen het vakgebied van de Komparatistik, die aan Duitse letterenfaculteiten vaak een sleutel- positie bekleedt. Een groot aantal universiteiten biedt een curriculum vergelij- kende literatuurwetenschap aan en er is sprake van een rijke theorievorming. (Lu- brich 2006; Schumacher 2001; Zima 1992) In haar goed bruikbare inleiding tot de Komparatistik geeft Angelika Corbineau-Hoffmann de volgende definitie:

Die Komparatistik beschäftigt sich [...] mit all jenen Erscheinungsformen von Literatur, die Sprach- und Nationengrenzen, aber auch die akademischen De-

(4)

markationen der Künste und Wissenschaften überschreiten (Corbineau-Hof- fmann 2004, 12).

De comparatieve literatuurwetenschap hanteert het heuristische instrument van de vergelijking (Corbineau-Hoffmann 2004, 39-45; Schmeling 1981, 11-18) en be- oogt een literair werk of een literair verschijnsel in een internationaal, dan wel een interdisciplinair kader te belichten. Dit betekent dat zij teksten beziet tegen de achtergrond van verwante teksten uit andere literaturen, dan wel in het perspec- tief van ontwikkelingen in aangrenzende kunsten (bijvoorbeeld schilderkunst, muziek) en/of discoursen (bijvoorbeeld wetenschap, populaire media). De werk- wijze van de vergelijkende literatuurwetenschap is niet principieel internationaal– men kan bijvoorbeeld een tragedie van Vondel met een historiestuk van Rem- brandt vergelijken– maar in veel gevallen formuleert zij juist wel vraagstellingen die een blik over de grenzen impliceren.

De inleidende studie van Corbineau-Hoffmann laat zien dat zij de Komparatistik allerminst beperkt tot onderzoek naar thema’s en motieven (‘thematologie’) en de typologie van de genres (‘genologie’), traditioneel de kerndomeinen van de verge- lijkende literatuurwetenschap. Andere vraagstellingen die een internationale aan- pak verlangen zijn in haar optiek net zo typerend voor het brede onderzoeksdo- mein van de Komparatistik. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan het receptie- en invloedonderzoek. Dat is voortgekomen uit de negentiende-eeuwse Quellenforschung, maar het heeft zich tijdens de twintigste eeuw tot een innovatief onderzoeksdomein ontwikkeld waar zich inmiddels een grote methodologische diversiteit aftekent. Recentelijk zijn in het bijzonder belangwekkende impulsen uitgegaan van het onderzoek op het gebied van de transnationale cultuur- en ken- nistransfer. In de tweede plaats ziet Corbineau-Hoffmann de literaire vertaling als een vanzelfsprekend en eveneens internationaal georiënteerd werkgebied binnen de vergelijkende literatuurwetenschap. In de vertaalwetenschap (‘translatologie’) staat de verhouding tussen‘uitgangs-’ en ‘doeltaal’ centraal en er zijn verschil- lende methoden ontwikkeld om die verhouding nader te definiëren. In de derde en laatste plaats is voor Corbineau-Hoffmann de comparatieve imagologie be- langrijk. Die onderzoekt in een boven-nationaal perspectief het beeld van andere landen en culturen, speciaal ook door clichés en stereotiepe voorstellingen te ont- maskeren. In het verlengde van deze zogenaamde hetero-imago´s wordt ook aan- dacht voor auto-imago´s of zelfbeelden gevraagd, want aan opvattingen over de ander liggen niet zelden ideeën ten grondslag over wie men zelf is.

Wanneer men de wetenschappelijke productie van de Duitstalige neerlandistiek van de laatste twintig jaar in ogenschouw neemt, dan blijkt dat vooral de laatste drie invalshoeken in de belangstelling gestaan hebben. Studies op het gebied van de thematologie en de genologie zijn betrekkelijk schaars, al zijn er zeker interes- sante voorbeelden te geven. Zo is er een door neerlandici en germanisten geza- menlijk uitgegeven bundel over anarchie en utopie in de Nederlands- en Duits-

(5)

talige literatuur rond de eeuwwisseling van 1900 (Grave/Sprengel/Vandevoorde 2005). Voor een thematologische benadering kiest eveneens Maria-Theresia Leu- ker in een artikel over vriendschapsconcepties in de briefromans van Elisabeth Maria Post en Sophie von La Roche (Leuker 2009). Over het algemeen zijn neer- landici aan Duitstalige universiteiten evenwel vooral op het gebied van het recep- tie- en invloedonderzoek, de translatologie en de comparatieve imagologie actief geweest. Gezien deze methodologische oriëntatie op onderzoeksvragen van de Komparatistik zou men kunnen stellen dat zij een comparatieve neerlandistiek be- drijven. Het gaat om de plaats van de Nederlandstalige literatuur in het Duitse literaire systeem, om het contact tussen Nederlands- en Duitstalige auteurs en om de instanties en personen die bij de Duitse ‘import’ van de literatuur uit de Lage Landen betrokken zijn. Niet zelden werpen Auslandsniederlandisten op die ma- nier een eigen licht op (deel)aspecten van de Duitstalige literaire traditie.

Receptie- en invloedonderzoek

De afgelopen twintig jaar heeft in het bijzonder de vertaling als medium van lite- raire receptie in de belangstelling gestaan. Zo hebben Rita Schlusemann en Jo- hanna Bundschuh-van Duikeren binnen het kader van het project‘Niederländi- sche Literatur in deutscher Übersetzung’ (2006-2009) van de Deutsche Forschungsgemeinschaft (DFG) een inventarisatie gemaakt van Duitse vertalin- gen uit het Nederlands voor respectievelijk de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.4Bovendien heeft Herbert Van Uffelen onderzoek gedaan naar vertalingen die na het jaar 1830 gemaakt zijn. Zijn driedelige Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990 (1993) heeft duidelijk meer te bieden dan een bibli- ografie, want keer op keer contextualiseert de auteur de vertaalpraktijk:

Diese Studie beschränkt sich nicht auf eine Konfrontation der literarischen Fakten, der tatsächlichen Übersetzungen mit bedeutenden Ereignissen in den jeweiligen literarischen Systemen. Großes Gewicht wird auch auf die Darstel- lung der politischen und kulturellen Beziehungen zwischen den Niederlanden und Flandern auf der einen und Deutschland auf der anderen Seite gelegt. Das gleiche gilt für die Beschreibung des Einsatzes von Individuen oder Verlagen für die niederländische Literatur sowie gegebenenfalls der Förderung durch niederländische oder flämische Instanzen, denn alle diese Elementen bestim- men die Dynamik des Austausches (Van Uffelen 1993-I, 15).

Het belang van een studie als die van Van Uffelen is onder meer ook gelegen in het feit dat zij laat zien dat de Duitse receptie van de Nederlandstalige literatuur vanuit een Nederlands-Vlaams perspectief soms onverwachte wegen inslaat. Men kan in zekere zin zelfs spreken van een typisch‘Duitse’ canon van de Nederlands- talige literatuur. Daarbij springt in het oog dat auteurs in het Duitse taalgebied

(6)

nogal eens anders gewaardeerd worden dan in Nederland en Vlaanderen. Een mooi voorbeeld is Felix Timmermans, die in Duitsland gedurende vele decennia als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Nederlandstalige litera- tuur beschouwd werd (Van Uffelen 1992). Interessant is ook de casus Cees Noo- teboom, wiens renommee in Duitsland misschien nog wel groter is dan in zijn geboorteland. In ieder geval is hij de enige Nederlandse auteur wiens verzameld werk niet in Nederland, maar wél door een van de meest prestigieuze huizen in Duitsland (Suhrkamp) wordt uitgegeven.5Veel receptieonderzoek van internatio- nale neerlandici richt zich tegen deze achtergrond op de verschillen in waarde- ring van auteurs binnen en buiten het eigen taalgebied. Zo hebben Herbert Van Uffelen en Ralf Grüttemeier zich beziggehouden met de receptie van migranten- auteurs in Nederland en Duitsland (Van Uffelen 2004; Grüttemeier 2005) en Lut Missinne heeft zich gebogen over de Nederlandse en Duitse receptie van Margriet de Moor (Missinne 2001). Voor de historische letterkunde van het Nederlands kan in dit verband gewezen worden op artikelen over de laatmiddeleeuwse traditie van de Legenda aurea (Berteloot 1997) en Jacob Cats (Jungmayer 2009).

Er is in het Duitse taalgebied, op een overigens bescheiden schaal, sprake ge- weest van een creatieve receptie van de Nederlandstalige literatuur en enkele au- teurs hebben direct invloed uitgeoefend op het werk van hun Duitstalige collegae.

Deze navolging werd in het verleden over het algemeen bestudeerd door germa- nisten; men denke aan de studie van Ulrich Bornemann over Daniël Heinsius (Bornemann 1976), of aan het werk van Ferdinand van Ingen over de literaire Wechselbeziehungen tussen de zeventiende-eeuwse Republiek en Duitsland (Van In- gen 1981). Inmiddels hebben ook internationale neerlandici dit werkterrein ont- dekt. Stefan Kiedroń heeft zich bijvoorbeeld beziggehouden met de Duitstalige literatuur in Silezië, dat tegenwoordig in Polen ligt, maar vroeger Duits was. Hij heeft onder andere de betekenis van de Noord-Nederlandse literatuur voor de Duitse Barockdichter Andreas Gryphius (Kiedroń 1993) en Christian Hoffmann von Hoffmannswaldau (Kiedroń 2007) geanalyseerd.

Het onderzoek naar de receptie van de Nederlandstalige literatuur in het Duitse taalgebied heeft de laatste jaren onmiskenbaar impulsen gekregen van het betrek- kelijk jonge vakgebied van de Kulturtransfer/cultural transfer. Dit onderzoekt de pro- cessen die ten grondslag liggen aan de overdracht van cultuur (en dus ook litera- tuur) tussen landen en/of taalgebieden (Midell 2000). Daarbij staan niet in eerste instantie de literaire werken centraal, maar de personen en instanties die er zorg voor dragen dat lezers kennis kunnen nemen van literaire teksten die geschreven zijn in een taal die ze niet beheersen. De focus is zodoende gericht op Vermittler, bemiddelaars in de terminologie van Jaap Grave, die in Zulk vertalen is een werk van liefde (2001) onderzoek heeft gedaan naar vier Duitse vertalers van Nederlandse literatuur uit de periode 1890-1914:

(7)

Zij worden‘bemiddelaars’ en geen ‘vertalers’ genoemd. Vertalers hadden rond 1900 een invloedrijkere positie dan aan het begin van de 21ste eeuw. Zij zoch- ten actief naar literatuur in het buitenland, namen in veel gevallen contact op met de auteur en het kwam niet zelden voor dat zij de rechten van het boek kochten en op deze manier financieel nauw betrokken waren bij het slagen of mislukken van de door hen gemaakte vertaling. Samengevat combineerden zij taken die tegenwoordig door een uitgever, een literair agent en een vertaler worden uitgeoefend (Grave 2001, 13).

Culturele bemiddelaars hoeven uiteraard niet allen ook vertaler te zijn. Recentelijk is er bijvoorbeeld in toenemende mate interesse geweest voor de schakelrol van Duitse auteurs (Missinne 2005; Oosterholt 2003) en ook wordt momenteel de aandacht gevestigd op de bemiddelende functie van Duitstalige neerlandici (Grave 2009). In een historische context is er eveneens steeds meer belangstelling geko- men voor de structuren die hebben bijgedragen aan de literatuurtransfer tussen het Nederlandse en Duitse taalgebied (Noak 2009). Illustratief is in deze context in het bijzonder Schoone Historien. Literarische Netzwerke in‘duytschen’ Landen am Bei- spiel der Retextualisierung der Margriete van Limborch (2006) van Rita Schlusemann. Zij laat zien hoe de oorspronkelijk Nederlandstalige roman Kinderen van Limburg (ca.

1350) door een tweetal hertalingen in het Ripuarisch en het Rijnfrankisch tijdens de vijftiende eeuw voor een Duits lezerspubliek toegankelijk gemaakt werd. Op grond van gedetailleerd netwerkonderzoek en een analyse van de productie- en receptiefactoren komt ze daarbij tot de conclusie dat het laatmiddeleeuwse Neder- lands-Duitse grensgebied in feite alleen als een samenhangend en meertalig Kul- turlandschaft bestudeerd kan worden.

Translatologie en imagologie

Duitse neerlandici hebben zich veelvuldig bewogen op het terrein van de trans- latologie. Zij hebben zich in het bijzonder met de theorie en de praktijk van de literaire vertaling beziggehouden (Bulhof 1993). Een van de omvangrijkste studies op dit gebied is Jelle Stegemans Übersetzung und Leser. Untersuchungen zur Übersetzungs- äquivalenz dargestellt an der Rezeption von Multatulis‘Max Havelaar’ und seinen deutschen Übersetzungen (1991). In dit boek gaat het om algemene vragen als:‘Lässt sich Lite- ratur übersetzen? Wie kann der Übersetzer die soziokulturellen, historischen Bar- rieren eines exotischen, älteren ausgangssprachlichen Textes überwinden?’ (Ste- geman 1991, 317). Zijn concrete probleemstelling formuleert Stegeman als volgt:

Lässt sich feststellen, inwiefern eine Übersetzung von einem ursprünglichen Text abweicht? Prägen Abweichungen in der Übersetzung die Rezeption in der Zielsprache? Welche Bedeutung besitzen sie für die Übersetzungsäquivalenz?

(Stegeman 1991, 309).

(8)

Stegeman kiest voor een empirische benadering. Hij heeft de voorhanden zijnde Duitse vertalingen van Max Havelaar– tussen 1889 en 1972 werd de roman maar liefst zeven keer naar het Duits vertaald!– aan verschillende lezerspanels voorge- legd om de mate van equivalentie tussen uitgangs- en doeltekst te definiëren. De meeste andere onderzoekers van historische literatuurvertalingen kiezen overi- gens voor een andere aanpak. Zij duiden eventuele verschillen tussen origineel en vertaling in het licht van de vertaalopvattingen van de betreffende vertaler. Karak- teristiek zijn in dit verband het eveneens aan Multatuli gewijde artikel over Wouter- tje Pieterse van Heinz Eickmans (Eickmans 2002), als ook de beschouwingen van Jan Goossens over de Middelnederduitse vertalingen van het Boec van den Houte (Goossens 1997) of die van Johanna Bundschuh-van Duikeren over de Duitse ver- talingen van Betje Wolff en Aagje Deken (Bundschuh-van Duikeren 2008).

Binnen het Duitse taalgebied besteden twee websites bijzondere aandacht aan Duitse vertalingen van Nederlandstalige literatuur. De Universiteit Wenen onder- houdt het portaal Literatur im Kontext (http://lic.ned.univie.ac.at/), dat onder drie verschillende invalshoeken (‘Einfluss’, ‘Rezeption’ en ‘Kulturtransfer’) talrijke mogelijkheden biedt om te zoeken naar (studies over) vertalingen, in het bijzon- der uit de tweede helft van de negentiende en de twintigste eeuw. Op de website van de Freie Universität Berlin kan men het portaal Translation und Rezeption (http://

www.indu.niederlandistik.fu-berlin.de/) raadplegen, dat onder meer een ‘Inter- netbibliothek niederländisch-deutscher historischer Übersetzungsbeziehungen’ aanbiedt. Hier kan de gebruiker een groot aantal historische vertalingen naar het Duits inzien, die op het scherm steeds gelijktijdig met het betreffende Neder- landstalige origineel gepresenteerd worden.

De Duitstalige neerlandistiek heeft aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw betrekkelijk snel gereageerd op de populariteit van de comparatieve imagologie. Dit vakgebied, dat veel te danken heeft aan de Vlaamse comparatist Hugo Dyserinck (Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen), had aan veel letterenfaculteiten in het daaraan voorafgaande decennium vaste voet aan de grond gekregen (Beller & Leerssen 2007). Tegen deze achtergrond moet op twee monografieën gewezen worden die beide in het jaar 1992 in de reeks Studia Imagologica gepubliceerd werden. Ulrike Kloos bracht in Niederlandebild und deutsche Germanistik. Ein Beitrag zur komparatistischen Imagologie stereotiepe voorstel- lingen van de Nederlanden en de Nederlandse literatuur in kaart op basis van een tekstcorpus van germanistische beschouwingen uit de jaren tussen 1800 en 1933.

Zij laat zien dat de Nederlander iedere keer weer als‘Philister’ (filister, kleinbur- gerlijke, bekrompen persoon) wordt afgeschilderd en ze toont hoe het ‘Image vom phlegmatischen Holländer und dessen kleinlichem Utilitarismus’ (Kloos 1992, 205) tot ver in de twintigste eeuw onaangevochten bleef. Margarete van Ackeren komt in Das Niederlandebild im Strudel der deutschen romantischen Literatur,

(9)

waarin tekstmateriaal uit de jaren tussen globaal 1780 en 1850 centraal staat, tot een vergelijkbare conclusie:

Die Flachheit, die ebene Struktur des Landes, steht [...] auch im Geistigen Modell: Begrenzung, Seichtheit und Gleichgültigkeit bei den Bewohnern die- ses Landes spiegeln dessen natürlichen Gegebenheiten wider. [...] Das west- liche Nachbarland, wie die deutschen romantischen Dichter es sehen, ist der Lebensraum, der mit fast all seinen Entfaltungen für das Kleine, Beschränkte, Gezähmte, Statische steht [...] (Van Ackeren 1992, 272).

Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw is er van Duitse zijde sprake geweest van een bijzondere– en politiek gezien allesbehalve neutrale – belang- stelling voor de Nederlanden, een belangstelling die gebaseerd was op de sterk benadrukte (Germaanse) stamverwantschap tussen beide landen. Van weten- schappelijke zijde is er sinds een jaar of tien meer aandacht gekomen voor deze zogenaamde Westforschung, die tijdens het Derde Rijk een nationaal-socialistische pendant had in de Forschungsgemeinschaft Deutsches Ahnenerbe. (Derks 2001; Dietz/Ga- bel/Tiedau 2003) Ook Duitse neerlandici hebben intensief bijgedragen aan het vaak imagologisch gerichte onderzoek dat op dit gebied gedaan wordt (Eickmans

& Engelbrecht 2008; Leuker 2006).

De meeste neerlandici in het Duitse taalgebied richten zich evenwel niet– zoals in de tot dusverre genoemde studies– op het beeld van Nederland in Duitsland, maar omgekeerd op het beeld van Duitsland in Nederland en Vlaanderen. Of con- creter nog: op het beeld van Duitsland in de Nederlandstalige literatuur. Men kan inmiddels teruggrijpen op een groot aantal imagologische (deel)studies, onder andere over het werk van W.F. Hermans (Schürings 2004), Harry Mulisch (Van Ackeren 2004) en Louis Ferron (Müller 1993). Een recent voorbeeld is Ute Schü- rings’ Metaphern der Großstadt. Niederländische Berlinprosa zwischen Naturalismus und Moderne (2008). In deze studie wordt aan de hand van de metaforiek en de beeld- spraak het beeld van de Duitse hoofdstad bij vier auteurs geanalyseerd, te weten J.

van Oudshoorn, Herman Heijermans, Paul van Ostaijen en Hendrik Marsman.

Schürings pleit nadrukkelijk voor een contrastieve benadering, zodanig namelijk dat het imago van Berlijn wordt afgezet tegen het Nederlandbeeld van de ge- noemde auteurs:

Eine Untersuchung, die niederländische Berlindarstellungen in den Blick neh- men will, muß die Implikationen der niederländischen Perspektive berück- sichtigen. So korreliert die niederländische Sicht des eigenen Landes als rück- ständig und provinziell mit einer Darstellung Berlins als glitzernde Weltmetropole, während ein niederländisches Weltbild als kosmopolitisch und weltoffen einer Sicht auf Berlin als autoritär und undemokratisch entge- genkommt (Schürings 2008, 34).

(10)

Tot besluit

Het hier geboden overzicht van het invloeds- en receptieonderzoek van neerland- ici in het Duitse taalgebied enerzijds, en anderzijds hun werk op het gebied van de translatologie en de imagologie laat zien dat het huidige neerlandistische on- derzoek in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland in hoge mate profiteert van vraagstellingen en onderzoeksmethoden die binnen de Komparatistik ontwikkeld zijn. Dat betekent niet dat er geen anders georiënteerd onderzoek gedaan zou worden. Er kunnen vanzelfsprekend andere domeinen genoemd worden waarbin- nen ook neerlandici aan Duitstalige universiteiten actief én succesvol zijn. Maar wel kan men op grond van het voorgaande concluderen dat de door Grüttemeier en Leuker gesignaleerde‘Blick von außerhalb der Niederlande und Flandern’ veel te maken heeft met een werkwijze die door de vergelijkende literatuurwetenschap geïnspireerd is. In het verlengde daarvan kan men daarom stellen dat nogal wat Duitse neerlandici in feite een comparatieve neerlandistiek beoefenen.

In het aangehaalde citaat uit de Niederländische Literaturgeschichte omschrijven Grüttemeier en Leuker de bijdrage van de internationale neerlandistiek als‘eine Bereicherung der Diskussion im Zentrum des Sprachgebiets’. Wanneer men de nadruk legt op de comparatieve vraagstellingen van de neerlandistiek buiten Ne- derland en Vlaanderen, dan zou die Bereicherung wel eens vooral kunnen liggen in een verdere internationalisering van het vak. Voor het voortbestaan van de neer- landistiek is het essentieel dat Nederlandstalige literaire teksten, meer dan dat dat nu het geval is, deel gaan uitmaken van een internationaal onderzoeksdiscours.

Dat is tijdens de afgelopen jaren herhaaldelijk beklemtoond door in uiteenlo- pende tijdvakken gespecialiseerde literatuurwetenschappers (Buelens 2009; Besa- musca 2006; De Geest 2008; Oosterholt 2009). Eenzelfde geluid kon ook vanuit de neerlandistiek buiten Nederland en Vlaanderen beluisterd worden:

Gezien [de huidige] ontwikkelingen is het wenselijk dat de nationale neerlan- distiek internationaler wordt en zichtbaar wordt in Europa door onder meer interdisciplinaire samenwerkingsvormen aan te gaan, samen met de interna- tionale neerlandistiek (Grave 2008, 253).

Juist ook omdat vraagstellingen die een beroep doen op de onderzoekspremissen van de Komparatistik als vanzelfsprekend een blik over de grenzen impliceren, is het pleidooi van Jaap Grave voor een nadere samenwerking tussen de neerlandis- tiek binnen en buiten het Nederlandse taalgebied overtuigend. Internationalise- ring betekent het opzoeken van internationale contexten en één manier om dat te doen illustreert het comparatieve onderzoek dat veel neerlandici buiten het Ne- derlandse taalgebied beoefenen.

(11)

Noten

1. Zie over de geschiedenis van de neerlandistiek in Duitsland bijvoorbeeld Ter Haar 1999; Hüning/Konst/Holzhey 2010; Grave 2009.

2. Zie de website van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN): http://

www.ivnnl.com/index.php (geraadpleegd op 24 november 2009).

3. Zie over het belang van Nederlands als schoolvak in Duitsland de website van de Fach- vereinigung Niederländisch: http://www.fachvereinigungniederlaendisch.de/ (geraad- pleegd op 24 november 2009).

4. De resultaten van dit onderzoek verschijnen in 2010 bij Verlag De Gruyter (Berlijn).

5. Zie: http://www.suhrkamp.de/buecher/gesammelte_werke_in_neun_baenden-cees_no oteboom_41490.html (geraadpleegd op 8 december 2009).

Literatuur over dit onderwerp

Acckeren, M. van, Das Niederlandebild im Strudel der deutschen romantischen Literatur. Das Eigene und die Eigenheiten der Fremde. Amsterdam enz., 1992.

Ackeren, M. van,‘Deutsches und Deutsche bei Mulisch: oder der Dichter als Erobereren.’

Wilhelm Amann, Gunter E. Grimm, Uwe Werlein (Hrsg.), Annäherungen. Wahrnehmung der Nachbarschaft in der deutsch-niederländischen Literatur des 19. und 20. Jahrhunderts. Münster, 2004, 209-224.

Beller, M. & J. Leerssen (eds.), Imagology. The cultural construction and literary representation of national characters. A critical survey. Amsterdam, 2007.

Berteloot, A.,‘Die Legenda aurea zwischen Rhein, Maas und IJssel.’ Rita Schlusemann und Paul Wackers (red.), Die spätmittelalterliche Rezeption niederländischer Literatur im deutschen Sprachgebiet. Amsterdam/Atlanta, 1997, 9-38.

Besamusca, B.,‘The portal to Middle Dutch Literature: pleidooi voor een Engelstalig Verfasser- lexikon over de Middelnederlandse literatuur.’ Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 122 (2006), 44-53.

Bornemann, U., Anlehnung und Abgrenzung. Untersuchungen zur Rezeption der niederländischen Li- teratur in der deutschen Dichtungsreform des siebzehnten Jahrhunderts. Assen, 1976.

Buelens, G.,‘Drie manieren om naar internationalisering te kijken. Over de studie van de moderne Nederlandse literatuur in Europees verband.’ Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 125 (2009), 116-121.

Bulhof, F.,‘Intertextualität und literarische Übersetzung.’ Stefan Sonderegger & Jelle Ste- geman (Hrsg.), Geben und nehmen. Theoretische und historische Beiträge zur deutschen Rezeption niederländischer Sprache und Literatur. Dordrecht, 1993, 153-161.

Bundschuh-van Duikeren, J., ‘Johann Gottwerth Müller als vertaler van de werken van Wolff en Deken.’ Internationale Neerlandistiek 46 (2008) 3, 23-33.

Corbineau-Hoffmann, A., Einführung in die Komparatistik. Berlin, 2004.

Derks, H., Deutsche Westforschung. Ideologie und Praxis im 20. Jahrhundert. Leipzig, 2001.

Dietz, B. et al. (Hrsg.), Griff nach dem Westen. Die ´Westforschung’ der völkisch-nationalen Wissen- schaften zum nordwesteuropäischen Raum (1919-1960). 2 Bnd. Münster enz., 2003.

Eickmans, H.,‘Die Abenteuer des kleinen Walther in Deutschland: zur Rezeption und zu den Übersetzungen von Multatulis Roman De geschiedenis van Woutertje Pieterse’. Bernd

(12)

Schenk & Hans-Jürgen Fuchs (Hrsg.), Gesellschaftliche Leitbilder in der Literatur: der europäi- sche Bildungsroman und die bürgerliche Gesellschaft des 19. Jahrhunderts. Ein Beitrag zum deutsch- niederländischen Kulturdialog. Fernwald, 2002, 9-43.

Eickmans, H. & J. Engelbrecht, Blick gen Westen. Deutsche Sichtweisen auf die Niederlande und Flandern. Münster, 2008.

Geest, D. de,‘Naar een internationale geschiedenis van de Nederlandse literatuur? Enkele kanttekeningen.’ Irena Barbara Kalla & Bozena Czarnecka, Neerlandistische ontmoetingen.

Trefpunt Wrocław. Wrocław, 2008, 25-39.

Goossens, J.,‘Die Reime in den mittelniederdeutschen Übertragungen der mittelnieder- ländischen versifizierten Kreuzholzlegende.’ Rita Schlusemann und Paul Wackers (red), Die spätmittelalterliche Rezeption niederländischer Literatur im deutschen Sprachgebiet. Am- sterdam/Atlanta, 1997, 65-78.

Grave, J., Zulk vertalen is een werk van liefde: bemiddelaars van Nederlandstalige literatuur in Duits- land 1890-1914. Nijmegen, 2001.

Grave, J. et al., Anarchismus und Utopie in der Literatur um 1900. Deutschland, Flandern und die Niederlande. Würzburg, 2005.

Grave, J.,‘De neerlandistiek en de zoektocht door Europa.’ Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 124 (2008), 249-258.

Grave, J.,‘De lange weg door de instituten. De geschiedenis van de neerlandistiek in Duits- land. Een inventarisatie.’ Internationale Neerlandistiek 47 (2009) 2, 40-57.

Grüttemeier, R.,‘Nederlandse migrantenliteratuur in Duitse vertaling. Een receptieonder- zoek naar de journalistieke literatuurkritiek.’ Neerlandica Extra Muros 43 (1) 2005, 1-11.

Grüttemeier, R. & M. Leuker, Niederländische Literaturgeschichte. Unter Mitarbeit von A. Berte- loot, J.W.H. Konst und L. Missinne. Stuttgart enz., 2006.

Haar, C. ter,‘Nicht nur ein Appendix. Zur Relation zwischen Germanistik und Niederlan- distik.’ Fürberth/Krügel/Metzner/Müller (red,), Zur Geschichte und Problematik der National- philologien in Europa. 150 Jahre Erste Germanisten-versammlung in Frankfurt am Main (1846–

1996). Tübingen, 1999, 697-714.

Hüning, M. et al., (Hrsg.), Hoe staat het met het onderwijs van het Nederlands aan andere univer- siteiten in de wereld? Studien zur Geschichte der internationalen Niederlandistik/Studies over de ge- schiedenis van de internationale neerlandistiek. Münster, 2010 (in druk).

Ingen, F. van, Holländisch-deutsche Wechselbeziehungen in der Literatur des 17. Jahrhunderts. Bonn, 1981.

Jungmayr, J.,‘Jacob Cats und seine deutschen Bearbeiter.’ J. Konst et al. (Hrsg.), Niederlän- disch-deutsche Kulturbeziehungen 1600-1830. Göttingen, 2009, 133-151.

Kiedroń, S., Andreas Gryphius und die Niederlande. Niederländische Einflüsse auf sein Leben und Schaffen. Wrocław, 1993.

Kiedroń, S., Christian Hofman von Hofmanswaldau und seine ‘niederländische’ Welt. Wrocław/

Dresden, 2007.

Kloos, U., Niederlandebild und deutsche Germanistik 1800- 1933. Ein Beitrag zur komparatistischen Imagologie. Amsterdam enz., 1992.

Leuker, M.,‘Heim ins großgermanische Reich? Zu neueren Publikationen und zur aktuel- len Diskussion über die deutsche Westforschung’. Nachbarsprache Niederländisch 21 (2006), 35-47.

(13)

Leuker, M.,‘“Sentimenteel” gleich “empfindsam”? Liebes- und Freundschaftskonzepte in den Briefromanen Het land, in brieven (1788) von Elisabeth Maria Post und der Geschichte des Fräuleins von Sternheim (1771) von Sophie von La Roche.’ J. Konst et al. (Hrsg.), Nieder- ländisch-deutsche Kulturbeziehungen 1600-1830. Göttingen, 2009, 181-194.

Lubrich, O.,‘Comparative literature – in, from and beyond Germany.’ Comparative Critical Studies 3 (2006), 47-67.

Midell, T.,‘Kulturtransfer und Historische Komparatistik – Thesen zu ihrem Verhältnis.’

Comparativ 10 (2000), 7-41.

Missinne, L.,‘Nederlandse en Duitse stemmen over Margriet De Moor.’ Neerlandica Extra Muros 39 (2001) 2, 31-44.

Missinne, L.,‘Es wird schon schief gehen. Albert Vigoleis Thelen und sein Blick auf die niederländische Literatur.’ H. Eickmans & L. Missinne (red.), Albert Vigoleis Thelen. Mittler zwischen Sprachen und Kulturen. Münster enz., 2005, 93-108.

Müller, B., Sporen naar Duitsland. Het Duitslandbeeld in Nederlandse romans, 1945-1990. Aachen, 1993.

Noak, B.,‘Traditie en verandering. De topische structuur van teksten in de zeventiende eeuw en haar invloed op de Nederlands-Duitse kennistransfer.’ A. Berteloot e.a. (red.), Contact en invloed. Handelingen van de bijeenkomst van universitaire docenten Nederlands in het Duitse taalgebied, Münster 14-16 maart 2008. Münster, 2009, 22-41.

Oosterholt, J.,‘Koning en vriend. Albert Verweys beeld van Stefan George als Duits en katholiek dichter.’ Neerlandica Extra Muros 41 (2003) 3, 12-21.

Oosterholt, J., ‘Internationale neerlandistiek en de onbegrensde mogelijkheden van het receptie-onderzoek.’ Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 125, 2009, 189-193.

Schlusemann, R., Schoone Historien. Literarische Netzwerke in‘duytschen’ Landen am Beispiel der Retextualisierung der Margriete van Limborch. Münster, 2006.

Schmeling, M. (Hrsg.), Vergleichende Literaturwissenschaft. Theorie und Praxis. Wiesbaden, 1981.

Schumacher, M.,‘dem Weg zur Europäischen Literaturwissenschaft.’ R. Zymner (Hrsg.), Allgemeine Literaturwissnschaft – Grundfragen einer besonderen Disziplin. Berlin, 2001, 197- 207.

Schürings, U.,‘Dikke Duitsers in burger. Over de functie van stereotiepe Duitslandbeelden in het werk van Willem Frederik Hermans.’ Nederlandse letterkunde 5 (2000), 138-153.

Schürings, U., Metaphern der Großstadt. Niederländische Berlinprosa zwischen Naturalismus und Mo- derne. Münster enz., 2008.

Stegeman, J., Übersetzung und Leser. Untersuchungen zur Übersetzungsäquivalenz dargestellt an der Rezeption von Multatulis‘Max Havelaar’ und seinen deutschen Übersetzungen. Dordrecht, 1991.

Thys, W. & J.M. Jalink, De Nederlandistiek in het buitenland. Het universitair onderwijs in de Neder- landse taal- en letterkunde, cultuur- en politieke geschiedenis buiten Nederland en België.’s-Graven- hage, 1967.

Uffelen, H. Van,‘Ein Pelgrim in Deutschland: Betrachtungen zur Rezeption von Felix Tim- mermans im Dritten Reich.’ Jahrbuch der Felix Timmermans-Gesellschaft 3, 1992, 62-84.

Uffelen, H. Van, Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990. 3 Bnd.

Münster, 1993.

Uffelen, H. Van,‘Fremd sein unter Fremden: über die Rezeption der niederländischen Lite- ratur von Allochthonen im deutschen Sprachraum.’ Leopold Decloedt et al. (red), Re-

(14)

zeption, Interaktion und Integration. Niederländischsprachige und deutschsprachige Literatur im Kontext. Wenen, 2004, 209-230.

Zima, P.V., Komparatistik. Einführung in die Vergleichende Literaturwissenschaft. Tübingen, 1992.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

At that time, two studies were published, and both concluded there was no significant association between CYP2D6 genotype and outcome in breast cancer patients treated with

Serum creatinine, urine production, and fluid overload (% increase body weight) to diagnose acute kidney injury (AKI) in pediatric oncology and hematopoietic stem cell

Table 5.5: The comparison of the rate constants and activation parameters of the DMAP substitution reaction for the [Rh(COD)(DBU)Cl] and [Rh(COD)(TMG)Cl] complexes

In 2011, the Supreme Court of Appeal (SCA) was tasked to decide in the case of the Commissioner for South African Revenue Service v Labat Africa Limited

SMTs under the leadership of the principal, as team builders have to bring teachers, parents and other community members together to work as a team in governance, management, teaching

Bij FML worden in de klas ook actievere werkvormen ingezet om de leerlingen te stimuleren hun talen en variëteiten aan te spreken om tot leren te komen, bijvoorbeeld door

blijft, is er geen enkele renteaftrekbeperking in de Duitse vennootschapsbelasting die van toepassing is.[24] Als ander voordeel geldt dat het niet benutte EBITDA-gedeelte vijf

In canines with flow limiting coronary stenosis, we have previously shown that drag reducing polymers (DRP) further decrease coronary microvascular resistance, despite