• No results found

MIe ovo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MIe ovo"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SIGNATUU MIe ovo

SHELF NUMBER MICRO FORM:

MMETA 1295

• •

BIBLIOGRAFISCH VERSLAG BI B LI OGRAPHIC RECORD

MOEDERNECATIEF OPSLAGNUMMER:

MASTER NEGATIVE STORAGE NUMBER:

I

MM69L-000'1 Y

Halevoet, Jacoba

Jaap \Ioog uit / door Jacoba Razevoet ; met tck. van Renk Poeder. - Nijkerk:

Callenbaeh, /1938/. -125 p. : iJl. ; 20 cm

Signatuur van origineel! helf number of original eopy:

Mee 927 N

Signatuur micro\'orm / hclfnumber microform:

M META 1295

Filmsoort / Size of film:

Beeldplaatsing / Image placement:

Reductie mocderfilm / Retluctiollllltlster film:

tartdatum \crtilming / Datefilmiug begall :

16 mm COMIC / IIB : 1

2000

(2)
(3)

I

J aap vloog uit

(4)

Met tekeningen van Henk Poeder

cC- - -IJ

Jaap vloog UIt

door

Jac. Hazevoet

G. F. Callenbach N.V. - Uitgever - Nijkerk

(5)

\ 0

'.:> a

./

HOOFDSTUK 1

J

aap! Jaap! Ben jij daar? Is Tin thuis?"

" "Nee, waarde neef! Mijn zuster Martina Teresia is niet thuis!"

"Wanneer komt ze dan?"

"Dat weet ik niet! Ben je van plan daar beneden te blijven staan blèren, of kom je boven?"

"Ik heb een brief van moeder voor haar!"

"Nou, laat 'm hier! Vind je dat niet den aangewezen weg, waarde neef?"

"Ben jij, met je deftigheid, nou op z'n leukst? Hier ligt hij, hoor! En vergeet 'm niet te geven! Bonjourl"

"Van 't zelfde! En laat de deur maar open, want er moeten nog meer Overmeertjes thuis komen!"

J

aap daalde de trap af.

Wat gek, een brief van tante Frida, en gisteren was ze nog hier. Hij ging 'm maar halen, moeder zag niet graag dat er brieven op de trap slin- gerden.

Er werd aan de brieven- bus gerammeld.

Uit kracht van gewoon- te trok Jaap aan het touw.

Tine kwam binnen. "Ik

,. l

l r

(6)

wist ui!!t da\. de deur open was!" schalde haar hoge stem naar boven. Dan ontdekte zij op het donkere trapportaal haar broer. ,,0, zeg Jaap, als 't zo door gaat krijgen wij morgen vrij om schaatsen te rijden!

Jaap, zullen wij dan samen .... wat heb je daar?"

Jaap had als een soort van signaal den brief omhoog gestoken. "Voor jou! Van tante Frida!"

"Voor mij? Hoe kan dat? Ik heb tante gisteren nog ge- sproken."

"Familiegeheimen," meende Jaap.

Tine vergat binnen goedendag te zeggen. Haastig liep zij door naar haar eigen kamertje. Wat kon tante heb- ben? 't Was 'n dikke ook!

Ze scheurde het couvert open. Tussen twee dicht be- schreven vellen mailpapier stak een inderhaast ge- krabbeld briefje van tante Frida.

Tine las: "Lieve kind, wil je bijgaand schrijven eens op je gemak lezen. Ik heb het gedeelte waar 't om gaat aangestreept. Het

is,

dunkt me, net iets voor jou! Als je er zin in hebt, dan natuurlijk eerst aan vader en moeder vragen of het mag! Simon zal den brief bren- gen, maar hij moet dadelijk thuis komen! Als hij nict uit zichzelf gaat, stuur hem dan weg! Je tante Frida."

Tine's nieuwsgierigheid steeg per minuut. 'n Brief uit Indië! En als zij er zin in had!

Lieve tijd, vroegen ze haar soms te logeren in de Oost!

Best! Zij wou wel! Ach, maar tante Frida werkte wel méér met halve woorden, zette achter alles een vaartje!

En als 't dan voor den dag kwam, was het niks!

8

Maar misschien .... dezen keer; wie weet!

Tine vloog den brief door, zoekend naar het aange- streepte gedeelte. Daar las ze. . .. "En nu wilde ik je vragen, Frida, terwille onzer vroegere vriendschap, of jij in je uitgebreiden familiekring soms iemand weet van Tanni's leeftijd om af en toe eens mee te corres- ponderen.

Je weet dat een houtvester

in

Indië in de eenzaamheid leeft. Ons dochtertje zou door briefwisseling met een Hollands meisje beter begrip van haar land krijgen dan ik het haar bij kan brengen! Zij denkt dat iedereen dáár rijk en knap is! Sedert de vliegmachines over ons huis ronken en zij in de couranten leest over die "kra- nige Hollanders", weet ik niet wat zij zich in het hoofd haalt. Dat er in Holland duizenden mensen hun brood verdienen op de manier als onze baboe en tuinjongen, wil er bij haar niet in. Dus Frida, als je voor ons eens je best wilt doen, zouden wij dat zeer op prijs stellen .... "

Zie je wel! Echt iets van tante Frida!

Ongeduldig wierp Tine den brief op tafel. Wel nodig, dat Simon dat ding apart kwam brengen! Die schrijve- rij aan dat kind, die Tanni, kon natuurlijk geen dag uit- stel velen!

't Was ook wat bijzonders! Brieven schrijven aan 'n onbekende Indische vriendin! Er waren op haar Mulo meisjes, die het deden en er 'n ophef van maakten, als ze 'n briefje terugkregen. Bespottelijk! Wat moest je in vredesnaam aan zo'n wildvreemd schaap schrijven!

In gedachten slenterde Tine het portaal op.

(7)

Zou Jaap op zijn kamer zijn? Zij moest hem nog vragen van dat schaatsenrijden.

"Dol zijn die twee op elkaar," had ze tante Frida eens horen zeggen.

Ja, vroeger! En zij was het nog op Jaap!

Maar Jaap op haar! Ho-maar! Die ging den laatsten tijd z'n eigen gang! Kon je ooit nog wijs uit hem wor- den?

Tine keek om den hoek van Jaap's kamer; hij was er niet. Besluiteloos bleef ze staan.

Plotseling steeg er van beneden 'n gebrul tOt haar op.

Zij luisterde. Waren ze weer aan het stueien? Jaap met de kleintjes natuurlijk. En in de klerenkast!

Terwijl zij luisterde kwam er een lach in Tine's ogen.

Moeder was zeker niet thuis en Gré vèr weg. Hoor ze eens te keer gaan!

Tine stak het briefje in de mouw van haar jumper en ging naar beneden.

"Ik zit op z'n hoofd! Wim, waar zit jij?"

Bep's stem schalde boven het lawaai uit.

"Op z'n benen! Au! Au! Hier, hou vast!"

Tine rukte de deur van de grote, ouderwetse kast open en liet zich bovenop den hoop krioelende armen en benen rollen.

Het tumult nam onmiddellijk in hevigheid toe. "Au!

M'n kop! Toe nou, zeg! Wie doet dat!"

Het lawaai dreigde uit te groeien tot een orkaan van baldadigheid.

Toen werd er aan den anderen kant met een voorwerp

tegen den muur getikt. Een harde, doordringende tik, die als een wig drong in hun bulderende vrolijkheid.

Het was onmiddellijk stil in de kast.

Een stem riep: "Willen jullie ophouden! Ik roep vader, hoorl"

"Da's Gré," fluisterde Bep. "Doen alsof we slapen."

"Ja, ik tol van den slaap," spotte Jaap. Hij kwam over- eind, trok zijn schoen uit en hakte er mee tegen den muur. "Gré, kom es helpen! Ze verm66rden me, Gré!

Hoor je! Ze verm66rden me als je niet gauw komt!"

Er ging een deur open. Voetstappen klonken op de gang, de kastdeur werd wagenwijd opengegooid en dan stond Gré onder het volle licht van de ganglamp met 'n boos gezicht de donkere kast in te kijken.

"Lieve oudste zuster, heb medelijden," kermde Jaap.

Hij kroop als een boeteling op handen en voeten uit de kast naar haar toe.

Gré deed of ze hem niet zag.

"Bep en Wim, kom eruit!" gebood ze.

"Zeg maar gerust: Rin-tin-tin ook, want die zit achter in de kast!" zei Jaap, met een sprong overeind komend.

Bep en Wim, de armen om elkaars hals, kwamen proes- tend en met verwilderde haren naar buiten. Achter hen kwam Tine.

"He flauw," verweet Gré haar.

"Ph! 't Is ook erg!" Minachtend trok Tine de mond- hoeken omlaag. "Je mag niet eventjes lachen of mevrouw is nijdig!"

"Eventjes lachen!" stoof Gré op. "Dat noemt ze even-

(8)

tjes lachen! Als er beneden mensen in de zaak zijn moe- ten ze viel denken dat het hier een ordeloze bènde is!"

Gré duwde de kastdeuren dicht. Dreef Wim en Bep voor zich uit de huiskamer in.

"Waar is moe? Is moe nog niet thuis?" Bep verviel van dolle uitgelatenheid in een pwilbui. "Hè, wat ver- velend! Wanneer komt moe nou?"

"Ga je huiswerk maken. Met eten is moeder thuis. En zorg dan asjeblieft dat je klaar bent!"

Gré beet haar commando's af. Naar Tine en Jaap keek zij verder niet om. Haar macht over die twee strekte zich slechts uit tOt de handhaving der orde; met hun huiswerk bemoeide zij zich niet.

Jaap, met vijf vingers door zijn sluike, rode kuif, liep fluitend de trap op.

Tine ging achter hem aan. Zij herinnerde zich haar plan voor morgen. "J aap, ga je mee rijden? We krijgen morgen vrij."

Jaap bleef doorfluiten. Tine werd woedend.

"Jaap ,ik vráág je wat! Mispunt!"

Bedaard keerde Jaap zich om. Hij keek haar met op- getrokken wenkbrauwen aan; zijn gewone manier van doen den laatsten tijd, dacht Tine in ergernis. Nooit snauwen of schelden zoals zij. Maar juist die tergende kalmte maakte haar razend. "Mispunt!" schold zij nog eens. En omdat Jaap bleef staan, probeerde zij langs hem heen naar boven te komen.

Maar Jaap versperde haar met een uitgestoken been den weg. "Er hangt iets uit je mouw,') zei hij kalm.

Tine keek naar haar mouw. Het was de brief van tante Frida. Zij rukte hem er uit.

"Dank voor je attentie," spotte zij. "Loop d66r!"

Jaap scheen den brief te herkennen. ,;W'at had tante Frida?"

Zij wilde zeggen: "gaat je niet aan". Maar omdat hij nu tenminste notitie van haar nam, antwoordde ze kortaf: "Of ik aan een meisje in Indië wil schrijven."

"In Indië?" Jaap's belangstelling scheen opeens ge- wekt. Hij stak gretig z'n hand uit. "Mag ik 'm lezen?"

Tine keek hem verwonderd aan, maar zij gaf hem den brief. Samen liepen ze naar boven.

"Waarom moet je dat meisje schrijven?"

"Je wilde hem immers lezen," spotte Tine. "Misschien wil jij de correspondentie wel op je nemen."

Jaap gaf geen antwoord. Onder de kleine lamp, waar- mede het bovenportaal spaarzaam verlicht was, las hij, terwijl Tine doorliep naar haar kamertje.

Een ogenblik later kwam hij bij haar binnen.

,,'t Lijkt me wel leuk, zeg, om daarginds in de bossen te zitten." Hij gaf haar den brief terug. Tine haalde de schouders op. "Voor die Tanni toch blijkbaar niet."

"Hm!" grijnsde Jaap. "Meisjes schijnen nooit goed te kunnen lezen. Staat daar nou dat ze zich verveelt en jij haar met je pennevruchten 't leven moet helpen ver- aangenamen? Ze is daar natuurlijk geboren en snapt geen snars van de Hollandse toestanden. Die moet jij haar bijbrengen, en 0 wee, als je liegt!"

Tine schoot in een lach. Z6 herkende zij Jaap weer, als 13

(9)

de kameraad van vroe- ger.

Den laatsten tijd kon hij soms uitgelaten zijn met Bep en Wim, maar dan liep hij weer dagenlang stug cn in zichzelf ge- keerd.

"Schrijf je haar?" vroeg hij, met meer dan ge- wone belangstelling, die Tine niet ontging.

"Misschien! Ik kan het eigenlijk niet goed laten ter wille van tante Frida."

"Ik zou het maar doen."

"Waarom?" Tine keek hem verbaasd aan.

"Och, je kan nooit weten .... " Jaap lachte verlegen.

"Misschien dat ik bij dien houtvester wel een baan kan krijgen."

"Zou jIj naar Indië willen! Dan schrijf ik niet." Tine zei het heel beslist.

"Of ik dan toch niet gaan kan, al is het niet precies naar dien houtvester," tartte Jaap.

Hij draaide zich om en liep de kamer uit, Tine verbluft achterlatend. Dat er iets gaande was met Jaap had zij reeds lang begrepen. Maar dat het dit was! Hoe kwam hij aan dien onzin! Want hij wist toch dat vader andere plannen met hem had! Och, hij zei maar wat! Als die houtvester hem wilde hebben, krabbelde hij misschien

weer achteruit! Of vader stak een spaak in het wiel!

Opeens zag Tine een nieuw aanknopingspunt met Jaap.

Samen hadden zij vroeger zoveel geheimpjes gehad.

Als zij schreef, hadden zij er wéér een!

En wat voor een geheim! Zij zou er hem aardig mee in haar macht hebben!

Tine's besluit was genomen. Zij stond op en liep naar Jaap's kamer; de deur stond op een kier.

Jaap, voor den spiegel, trok juist den kam door zijn haren. Bij haar binnenkomen keerde hij zich om. "Heb je er over nagedacht, jongedame?"

"Wat moet ik schrijven? Of je daar mag komen helpen bomen kappen?" Tine vroeg het half in spot, half ernstig.

"Zoiets! Als dat meisje haar vader mij gebruiken kan op die houtvesterij, wil ik alles wel doen, zelfs bomen kappen!"

"Heel goed! Maar moeten we het niet eerst aan vader vragen?"

"Zeg! Ben je nou helemaal. ... !" Jaap keek haar ver- ontwaardigd aan, en Tine liep meteen weg. Jaap mocht niet zien dat ze lachte.

Terwijl hij doorging met kammen en zorgvuldig de scheiding trok, dreven Jaap's gedachten weer mijlen ver weg. Zonder stuur of doel hadden ze de laatste maanden naar een onbekende toekomst gezworven.

Door dien brief kregen ze voor het eerst 'n béétje richting.

0, hij wilde weg!

(10)

In het buitenland zou desnoods het geringste werk hem welkom zijn. Als hij maar vooruit kwam, en bovenal iets van de wereld te zien kreeg.

Hij wist precies wanneer dat verlangen in hem ge- komen was.

Het was op een broeierig heten middag geweest, toen hij, uit school komend, de zaak in liep om vader iets te vragen.

Het was er zo benauwd geweest. Die droge rollen be- hangselpapier gaven 'n duffe lucht af.

Temidden van stalen en rommel had vader daar met een reiziger staan praten en, doelend op hem, gezegd:

"Mijn oudste zoon en opvolger in de zaak."

Natuurlijk had hij van vaders plannen geweten. Maar nooit waren ze hem zó afgebakend voorgekomen als op dàt ogenblik.

En dadelijk daarop had vader mensen moeten helpen.

Héél gewone mensen, die maar zeurden en vader voor hun knechtje schenen aan te zien.

Was hij verwaand? Gré had het hem eens verweten. Nu goed, dan was hij dat maar.

In elk geval had hij van toen af geweten dat hem de zaak beneden tegenstond. Dat hij er niet voor deugde en weg wild ! Ver weg!

Hij had 'n poosje over Amerika gedacht. Oom Gerard en tante Frida waren daar jaren geweest. Maar Amerika was voor werkzoekenden zo gesloten als een bus, had oom Gei'ard eens verteld.

Maar Indië was óók goed. Want liefst ging hij naar het 16

buitenland. Dan was je helemaal vrij. Ook van dat ver- velende kerkgaan, waar vader en moeder zo op gesteld waren, was je dan meteen af.

Als die houtvester hem nu juist eens gebruiken kon!

Jaap zocht zijn boeken bij elkaar en zuchtte. Want hoe zou hij dat nieuws aan vader en moeder durven ver- tellen. En hoe vaders toestemming veroveren?

Op weg naar beneden keek Jaap onwillekeurig naar den barometer.

Dan liep hij met 'n grijns door. De barometer liep naar dooi! Tine kon naar haar vrijen middag fluiten!

(11)

HOOFDSTUK 2

J

aap leunde uit het zolderraam en keek de straat uit naar het plantsoen in de verte.

Daar hing zowaar al een waas van fijn groen over de bomen. En dáár scheen ook de volle zon, terwijl je in hun straat zat te koekeloeren of er asjeblieft een klein straaltje wou binnenvallen.

Op den schoorsteen aan den overkant zat een ver- dwaalde merel. Hij zong er zijn hoogste lied, en omdat hij den klaren lichrblauwen hemel tot achtergrond had, stak zijn donker lijfje z6 scherp daartegen af, dat Jaap zijn keel en snavel zag bewegen, telkens als hij z'n tril- lers de blauwe lucht in wierp.

Gek, dacht Jaap dat je het nooit gedaan kreeg, zo'n vogel na te fluiten. Je kon dat proberen zo vaak je wilde, maar je haalde het in de verste verte niet.

Achter hem kraakte de zoldertrap.

Tine kwam naast hem in de vensterbank hangen.

"Wat'n fijne dag, hè? Verleden jaar sneeuwde het op Goeden Vrijdag, en nu Pasen vroeger valt, hebben we dit schitterende weer! Zo'n eersten vacantiedag zou je wel helemaal in de zon willen verluieren!"

"Do n," antwoordde Jaap, turend naar den overkant.

Tine keek ook naar den merel. "Jij hoort in het plant- soen, ouwe jongen, daar zal je vrouw 66k wel zitten en het huis inrichten, laat je haar all één voor den helen boel opdraaien?"

"Stil nou," zei Jaap ongeduldig.

Tine keek hem van terzijde aan.

Jaap bleef maar stug en in zichzelf gekeerd, vond ze. Waarom toch? Natuurlijk was het antwoord van dat Indische meisje op niks uitgelopen! Maar dat was al- weer zes weken geleden. T anni had geschreven dat haar vader niemand kon plaatsen, omdat al het gewone werk door koelies verricht werd, haar vader hield daar- over het oppertoezicht.

Voor Tine was die brief overigen.; een verrassing ge- weest. Hij bevatte een leuke, pittige beschrijving van het huis en de omgeving. Later zou Tanni kiekjes sturen.

Het was Tine gelukt, dien brief voor de anderen weg te houden, alleen Jaap had 'm gelezen.

Maar kon hem die kleine teleurstelling nu nog dwars zitten?

Misschien tobde hij over zijn Paasrapport, dat nog slechter was geweest dan zijn Kerstrapport drie maan- den geleden. Vader en moeder waren er danig over uit hun humeur geweest.

Er gleed een zonnestraal naar hun dakvenster.

Eerst over Jaap's schouder, dan op zijn hoofd.

Tine volgde den zonnestraal met aandacht. "Zeg," zei ze op eenmaal, "als de zon op jouw har~n schijnt, dan ben je toch z6 rood! Ik liep eens met vader langs een zuringveld, juist toen de zon onderging, en 't was of de boel in brand stond."

"Vergelijk je mijn hoofd met 'n zuringveld?" vroeg Jaap, met 'n olijken blik over zijn schouder.

(12)

"Nou, maar als de zon op jouw rooie pruik schijnt, ben je er een echte concurrent van! 0, kijk es!" Tine boog zich over den rand van de goot. "Daar komen oom Gerard en tante Frida aan! Stevenen die hier op aan?

Zo vroeg?"

J aap, die de langste was, kon verder reiken.

"J a, ze steken naar hier over."

"Kijk es of ze bellen, dan ga ik open doen," zei Tine.

"Je kunt blijven waar je bent, ze zijn al binnen," be- richtte Jaap.

"Ik ga toch maar naar beneden," zei Tine. "Ga je mee?"

"Ja, goed." Jaap trok zijn hoofd naar binnen en slen- terde achter haar aan.

Zij hielden van tante Frida en oom Gerard. Misschien nog het meest van oom, omdat die zo gezellig over zijn verblijf in Amerika kon vertellen. Met zijn zware, rus- tige stem en gebruinde huid leek hij op een gemoede- lijken zeeman.

Bij haar binnenkomen vond Tine een volle, roezige huiskamer. Gré lag op haar knieën voor Wim en legde de laatste hand aan zijn matrozenpak. Tante Frida stond erbij en prees haar openlijk.

Gré, die vier dagen van de zeven een oude dame ver- zorgde en op de overige moeder in de huishouding hielp, had kans gezien tussen haar werk door, een matrozenpak voor Wim te naaien. Want Wim moest vanmiddag meezingen in het jongenskoor van de Mat- theüs-Passion. Zijn klas was daartoe uitgekozen en

20

Wim werd tot de besten gerekend.

Iedereen gunde het Wim, omdat hij er zo blij mee was en er zich toch niets op liet voorstaan.

"Het wordt ook door de radio uitgezonden," vertelde moeder.

"Gaan jullie allemaal?" vroeg tante.

"Ja, we sluiten vanmiddag de zaak."

"Wij hebben ook plan om te gaan, maar we weten met Simon geen raad. Die wil in z'n eentje gaan roeien!

Zo'n jongen van twaalf jaar alleen op het water, ik voel er niets voor."

"Ik ga vanmiddag niet mee, tante Frida," zei Jaap.

"Kees de Wild en ik hebben afgesproken om te gaan wandelen. Als Simon wil, kan hij met ons mee."

Moeder keerde zich verbaasd om. Jaap zat met een on- verschillig gezicht op de pianokruk te draaien.

Zij scheen iets te willen zeggen. Maar vader, die voor zijn schrijfbureau met oom Gerard zat te praten, was haar voor.

"Sedert wanneer praat jij maar van: ik wil en ik ga!

Wij zijn er ook nog, Jaap!"

"Maar ik kan zo lang niet stil zitten, Vader. Dat con- cert duurt uren en niemand heeft gezegd dat ik er heen moest."

Dat was wàár. Vader keek hem even besluiteloos aan.

Toen zei hij: "Ik vind het ook niet erg dat je liever niet naar dat concert gaat, maar je willekeurige houding bevalt mij niet."

(13)

Daarop keerde vader zic~om en praatte hij verder met oom Gerard.

J aap haalde zijn schouders op en bleef doordraaien.

En tante Frida, die liever niet had dat Simon in 't ge- ding kwam, zei: "Simon kan vanmiddag bij zijn vriendje gaan spelen, dat lijkt me toch de beste op- lossing."

"Ik geloof zeker dat er eerstdaags een bom losbarst tus- sen vader en Jaap," zei Tine later op den dag tegen Gré.

"Als het maar niet vandaag is," zei Gré angstig, "dat zou ik toch zo náár vinden; op Goeden Vrijdag."

"Ik ook. Maar een bom barst immers altijd onver- wacht!"

De uitvoering, die in de kerk werd g~geven, duurde bijna den gehelen middag.

Toen zij weer op het kerkplein stonden, was het ge roes van den dag achter den rug. Er hing iets vredigs over de stad en de groenende buitenwegen.

En terwijl zij in het licht van de ondergaande zon zwij- gend naar huis wandelden, werd het Gré te moede of zij mensen waren die terugkeerden van Golgotha. Stap voor stap hadden zij dien middag den Heiland op zijn lijdensweg gevolgd; afscheid nemend van Zijn jonge- ren, door Judas verraden; Jezus voor Pilatus, daarna omringd van de spottende krijgsknechten, de Heiland aan het kruis. En ten slotte het klagende koor met den slotzang: "Wij zetten ons in tranen neder" .... Waarom eigenlijk geen jubelzang, dacht Gré. Want achter Goe- den Vrijdag gloorde reeds de opstanding, het Paasfeest!

En dan gingen haar gedachten naar Jaap. Als die nu straks maar op tijd thuis en niet zo dwars-tegen-alles- in was, zodat niets de vrede van dezen middag ver- storen zou.

Toen zij tegen etenstijd thuiskwamen, was Jaap er niet.

Vader, die stiptheid wenste, ook met de maaltijden, keek af en toe op de klok, maar zei niets.

Zij waren reeds lang klaar, toen Jaap eindelijk thuis- kwam. Hij zei om het hoekje van de deur goedendag en wilde doorgaan naar zijn kamer.

Maar toen legde vader zijn krant neer en zei: "Jaap, ik ga naar beneden, kom je even op mijn kantoortje? Ik moet je spreken!"

Jaap liet niet merken dat hij verrast was. Het moest er immers toch eenmaal van komen, waarom dan van- daag niet?

Hij had den gehelen middag met Kees de Wild in de duinen rondgezworven en hun gesprek had grotendeels gedraaid om zijn plannen, waaraan Kees de Wild, on- gezocht, den eersten stoot had gegeven.

Hij had tot na Pasen willen wachten, om er dan met vader over te praten. Maar nu vader hem spreken wil- de, zou er misschien een aanleiding zijn, dadelijk met de deur in huis te vallen.

"Ga daar es zitten, Jaap," zei vader toen ze in het kan- toortje waren.

J aap liet zich op de punt van een stoel vallen. Hij wilde op zijn hoede zijn. Vader moest maar eerst alles ze"- gen wat hij op z'n hart had. Dan kon hij altijd nog

zie~.

(14)

"Je rapporten zijn het laatste half jaar niet schitterend geweest! Wil je liever van school af?"

Jaap trok de schouders op. "Al dat leren, waar dient het eigenlijk toe."

"Ik stuurde je naar de H.B.S. om je jeugd wat te rek- ken. Je bent achttien geweest, misschien is 't nu vol- doende. Ik liep, zoals je weet, op mijn veertiende jaar al met den stijfselpot en 't stalenboek. Voor de plannen die ik eerst met je had, behoefde ik je niet naar de H.B.S. te sturen."

"Eérst met je had!" Wat betekende dat? "Hebt u nu géén plannen, mij in de zaak te nemen?" vroeg Jaap gretig.

Vader keek hem aan. In zijn ogen las Jaap het ant- woord, nog v66r vader zei: ,,'t Gaat niet, Jaap! Op het ogenblik is het druk. Wat voorjaarsdrukte, die straks is afgelopen. Ik hoopte vroeger uit te kunnen breiden, als jij in de zaak kwam, maar dat plan moet ik laten varen, beide plannen trouwens."

Vader maakte een moedeloze beweging en keek mis- troostig voor zich.

Dit had Jaap niet verwacht!

Hij zag plotseling vader met andere ogen! Vader ge- bukt door zorgen, die hij voor ieder wist te verbergen.

Hoogstens wist moeder er van.

Jaap's onwil van de laatste maanden sloeg om in een eerlijke behoefte om te helpen!

"Als je rapporten goed waren geweest, had ik nog ge- probeerd het vol te houden, zodat je later misschien op een kantoor terecht had gekund. Maar Tine en de an- deren zijn er 66k nog. Tine kan goed leren. Zij wil graag apothekers-assistente worden, zoals je weet. Ik hoop dat het kan."

Jaap wilde niet voorbarig zijn.

"En wat had u dan voor mij gedacht, Vader, als ik niet doorl er, en ook niet in de zaak kom?"

"Ik heb een kleine kans, een plaatsje bij Wijdeveld voor je te krijgen. Die heeft eenzelfde zaak als ik, maar veel groter; je zoudt er misschien een bestaan vinden."

"Maar als Wijdeveld over 'n paar jaar ook moet in- krimpen, wat dan, Vader? Dan kan ik zien weer ergens anders onder dak te komen."

(15)

"De slechte tijden zullen niet altijd duren."

"Neen Vader, maar ze zijn er nu en we mogen er reke- ning mee houden."

"Weet jij iets anders?" vroeg vader scherp en onge- duldig.

"J a V ader, ik weet inderdaad iets anders."

Toen ontvouwde Jaap zijn plan. En terwijl hij praatte en vader trachtte te overreden, zat vader maar stille- tjes van "neen" te schudden.

"Jij als gewoon soldaat naar Indië! 't Gebeurt niet."

"Kees de Wild heeft een neef die onderwijzer is zonder aanstelling, die is 66k gegaan, Vader!"

"Och jongen, je weet niet wat je zegt! Jij, in een Indische kazerne! Zeker, ik geloof dat er goede jongelui onder zijn, maar je kunt ook in verkeerd gezelschap ge- raken."

"Dacht u dat het op de H.B.S. allemaal zulke brave jongens waren, Vader?" Jaap trok zijn mondhoeken minachtend omlaag. "U moest ze eens horen."

"Alles goed en wel, maar je moet in de kazerne met iedereen om kunnen gaan. Je kunt je niet afzonderen zonder het mikpunt van plagerijen te worden. Je schooluren zijn er maar enkele en dan ben je weer bij ons. In zo'n kazerne ben je uitsluitend op mekaar aan- gewezen. Het is je tehuis!"

"U wilt een papkind van mij maken," zei Jaap. "Weet u wel dat ik kan opklimmen tot onderluitenant! Als ik terugkom met een ster op mijn kraag, is u trots op me!"

Jaap werd hoopvoller en vrolijker naarmate het ge-

sprek vorderde. Dat hij niet in de zaak zou komen, was reeds meer dan hij verwacht had.

Alleen dat plan over dien Wijdeveld moest hij vader nog uit zijn hoofd zien te praten. Verbeeld je, Hein Wijdeveld, die door mocht studeren aan een hooge- school ! Die zou over 'n paar jaar de zaak komen binnen flaneren met zijn dokterstitel; en dan kon hij nederig achter de toonbank staan om de klanten van Hein's vader te bedienen!

"Tn elk geval zou ik oom Gerards raad willen inwinnen.

Die heeft meer van de wereld gezien dan ik, en hij kent jou."

Het kwam al nader, dacht Jaap. Vader gooide zijn plan niet z6ver meer weg.

En plotseling, in een opwelling van hartelijkheid, legde Jaap zijn hand op vaders arm en zei: "Vader, van mijn handgeld zou Tine kunnen studeren. Het is misschien niet toereikend, maar zij zou er een heel eind mee ko- men, en u was van een stuk zorg af!"

"Van jouw handgeld! Maar dat wil ik niet! Dáárvoor, ik bedoel voor Tine's studie, mag jij jezelf niet ver- kopen."

"Maar dat doe ik ook niet! Ik ga graag."

"Uit zucht naar een avontuurtje?" vroeg vader scherp.

"Neen, dat niet! Maar als ik tegelijk iets van de wereld te zien krijg, dan vind ik dat best."

"Als je maar kon bidde!1, of tenminste naar de kerk ging. Ik veronderstel toch dat er in iedere garnizoens-

(16)

plaats daarginds een predikant en een gemeente is. Je zoudt er dan meer in verband leven."

0, maar een band wenste Jaap juist niet, hij kon best op zichzelf passen. Jaap begon te draaien. Vader praatte nooit over godsdienst, waarvoor was dat nu dan nodig?

Vader zag het wel en stapte meteen van het onderwerp af.

"Beloven doe ik je niets, Jaap, maar ik wil er over den- ken. Mij benieuwen hoe moeder je plan opneemt!"

J aap begreep dat hij hiermede tevreden moest zijn. Hij draalde nog even, maar toen vader bleef zwij~en en zijn kasboek te voorschijn haalde, zei Jaap

"g~eden­

nacht" en ging heen. Hij liep regelrecht door naar zijn eigen kamertje, want om nu moeder onder de ogen te komen, dat deed hij liever niet.

Die binnen waren, hoorden h m gaan. En toen vader een half uur later de huiskamer inkwam, zagen drie paar ogen hem steelsgewijze aan. Maar niemand kreeg den indruk dat hij boos, of zelfs maar ontstemd was.

Zo bleef de vrede van den middag ook over den avond hangen.

Vader liet er geen gras over groeien. Tweeden Paasda~

ging hij naar oom Gerard. Het resultaat van hun

ge~

sprek was, dat Jaap weer op het kantoor moest komen, en vader zei:

"B n je bij je besluit gebleven, Jaap?" En op Jaap's vastberaden knik: "Goed, dan geven moeder en ik onze toestemming. Wij hadden liever gezien, dat je eerst hier een rang haalde, maar oom Gerard is er v66r, dat je

daarginds van onder af aan begint. Wat denk je daar zelf van?"

"Ik ben het met oom ééns," antwoordde Jaap vlug. Hij had er a~n toe willen voegen: het kan mij niet schelen wat ik in Indië, waar niemand mij kent, doe. Maar hier wil ik liever niet langer dan hoognoodzakelijk is in zo'n soldatenpakje rondlopen. Maar hij begreep dat vader met zo'n argument niet tevreden zou zijn, mis- schien zelfs kreeg hij dan wel een preek over hoogmoed of zoiets, daarom zei hij maar: "je leert dan het sol- datenleven van begin af aan kennen, en went tegelijk aan het klimaat."

Vader lachte fijntjes. "Oom Gerard gaf een andere reden op. Hij vond het voor jouw karakter zo goed dat je eerst eens flink gedrild werd en als gelijke met jon- gens van allerlei slag leerde omgaan. Heb je je van een en ander wel goed rekenschap gegeven, Jaap? Als je dáár eenmaal bent, en dat drillen bevalt je niet, dan kun je niet meer terug!"

"Dan sla ik mij er doorheen, Vader!" En Jaap stond vastberaden voor vader. "Dacht u heus dat ik met de kous op den kop zou terugkomen? Dat nooit!"

"Goed zo! Zo mag ik het horen!" En vader gaf Jaap een klap op zijn schouder. En het was of hij met dien klap zijn volle vertrouwen en zijn instemming met Jaap's besluit gaf.

"Zal ik er nog met moeder over praten?" vroeg Jaap, 'n beetje benauwd.

"Moeder vindt het goed, maar ze juicht je plan niet toe.

(17)

Als zij er niet over begint, zeg dan voorlopig maar niets.

De tijd maakt rijp, moeder moet aan de gedachte, dat jij zover wegvliegt, nog wennen."

"En Vader, wat met Tine? Ik sta er op dat u mijn handgeld voor haar studie gebruikt!"

Jaap had vader wel om zijn hals willen vliegen. Wat was geld in vergelijking met het nieuwe leven dat hij tegemoet gmg.

"Ook dáárover hebben we gesproken," antwoordde vader. "Oom Gerard zei: "een lelijke daad ma~ je af- wijzen, een goede niet". Maar moeder en ik willen het eerst nog aanzien. Kunnen we Tine werkelijk niet laten doorstuderen, dan nemen wij je aanbod aan."

Jaap lachte, 'n beetje overmoedig. De halve wereld zou hij te zien krijgen! Dat geld! 't Kon hem wat schelen.

En al was hij in Indië vooreerst dan maar gewoon sol- daat, dan had je daar toch zeker de inlanders, die hoog tegen de Hollanders opkeken, alleen al omdat het blanke toewans waren. Nou, en daar behoorde hij 66k onder!

HOOFDSTUK 3

J

aap ging niet dadelijk de grote rei~ maken. Hij moest eerst nog naar een andere stad om een v66ropleiding te ontvangen.

Het nieuwtje, dat hij naar Indië ging, drong, zonder dat er veel over gepraat werd, geleidelijk ook doo~ tot Bep en Wim. En juist die twee, die in Jaap een flJ?en speelkameraad gingen verliezen, bleken nog het mmst onder den indruk.

Wim pochte tegen zijn vriendjes: "Mijn grote broer gaat

.. 1 h I"

naar Indië, hu! Tegen leeuwen en tijgers veClten, u.

En Bep, die eens bij thuiskom~t tegen J.aap o~~otste, riep baldadig: "Zo ouwe kolomaal, leef Je nog?

"Still" had moeder geboden, en toen was er wel even de gedrukte stemming weer geweest, want m~eder kon maar niet wennen aan de gedachte dat Jaap zo ver weg

gmg. k . . d' "d d

Zij leerden van groot tot lem m len tiJ vreem e woorden en alle rangen van het leger kennen; soldaat, korporaal, tot generaal toe! . . . .

"Als je van soldaat korporaal wordt, knJg Je op Iedere mouw een gele bies, dat zijn je eerste strepen," vertelde Jaap.

Er was nog een vreemd woord, dat je telkens in de krant tegenkwam: ),Hedenmorgen vertrok een detache- ment .... " Niemand had ooit aandacht aan dat woord geschonken. Maar nu kreeg het zijn betekenis. Eens zou

(18)

Jaap bij zo'n "detachem~?t" behoren. En dan zou het afscheid achter den rug zlJn!

Er kwam in die dagen een brief van Tanni. Jaap was toen niet meer thuis.

Vader en moeder hadden eerst niet veel aandacht aan die correspondentie geschonken. Maar, .nu Jaap naar Indië ging, begonnen zij belang te st.ellen m alles wat op dat land betrekking had, of er mee m verband stond.

Tine had geen reden dezen brief achter te houden.

Zij maakte hem in het bijzijn van de andere~ open.

Er kwamen kiekjes uit, voorstellend: Tan~l met h~~r hond' Tanni op de trap van de voorgalenJ; Tanm m

, d .. I

een rijrok klaar om te paar te stlJgen.

Wat ee; groot meisje voor vijftien jaar," zei moeder.

::En met een paar pittige ogen," vond Gré. "Ze lijkt op haar moeder, ziet u wel?"

Gré reikte moeder een kiekje over, waarop, achter T anni in schommelstoelen, haar ouders zaten, de hout- vester' met een lach op z'n vrolijk gezicht. Tussen h~n in hing aan den wand een spreuk: Moeder las: "Maar lk en mijn huis, wij zullen den Heere dienen". . Moeder bleef lang met deze kiek in haar handen zltten.

Eindelijk zei ze: "Tine, hoe schrijft dat meisje aan jou?

Kun je niet eens voorlezen?"

Tine was zo verdiept in haar brief, dat moeder haar vraag moest herhalen: Toen keek. ze met schitt:rende ogen op. "Het is zo mteressant, Ja, waar was t ook

;> 0 wacht hier 7,,1 'Ir h~~:--"'''' "

weer., ,

Toen vader binnenkwam, gaf moeder een wenk, en schoof ze hem de kiekjes toe, terwijl Tine las. . .. Ver- leden week is hier een ongeluk gebeurd, dat betrekke- lijk nog goed afliep! Wij zitten met z'n drieën op de voorgalerij, toen een inlandse jongen het erf komt op- stuiven, schreeuwend: "Madjanl Madjanl" Dat be- tekent: tijger. Vader springt op en zegt: "Waar?"

"Dáár!" De jongen wees naar een bosje in de verte, van waar wij nu ook lawaai hoorden. Alle dessa- bewoners schenen daar verzameld te zijn!

Vader grijpt zijn geweer en gaat er op af.

Moeder riep waarschuwingen achterna, maar het is niets voor vader, om daarnaar te luisteren. Wij keken hem in doodsangst na, want vader is nu eenmaal ner- gens bang voor . We zagen hem tussen de mensen door ruim baan maken en toen duurde het nog geruimen tijd eer er eindelijk een schot viel. Wat was er gebeurd?

Achter dat bosje ligt een stuk bouwland, waar een in- lander aan het ploegen was. De ploeg wordt hier, zoals je waarschijnlijk weet, door een karbouw getrokken.

Bij het keren had zich plotseling een jonge tijger om den nek van den karbouw geslingerd.

Nu laat een goed inlander zijn karbouw niet licht in den steek. En deze inlander had gelukkig zijn kapmes bij zich, waarmee hij moedig den tijger te lijf ging, tegelijk om hulp roepend. Op zijn geschreeuw kwamen er mensen aanlopen. Ze begonnen veel misbaar te ma- ken, maar niemand stak een hand uit om den man te helpen, slechts 1 én kwam op de gedachte om vader te

(19)

roepen. Zó zijn onze inlanders. Ik hoop je later nog meer staaltjes te vertellen.

Vader vertelde later, hoc moeilijk het was geweest, den tijger onder schot te krijgen, zonder den man of den karbouw te raken. Hij had er eerst met de kolf op los moeten slaan.

Twéé tegen één was den madjan te machtig geworden.

Hij liet den karbouw schieten en trachtte naar het bosje te vluchten, maar vóór hij daar was, had vader hfffi

neergelegd.

Vader heeft den man, die lelijk gewond was, op zijn fiets naar huis gebracht en hem daar verbonden. Den karbouw kon je moeilijk een verbandje om zijn nek

leggen, maar die zal er, dank zij vaders medicijnkast, ook wel weer bovenop komen. De tijgerhuid is voor ons! Die komt op onze voorgalerij te liggen; op een volgende kiek krijg je hem te zien!

Tine keek op. "Hoe vindt u zoiets? Ik wou dat ze mij daar 'n poosje te logeren vroegen."

"Wou je mee op de tijgerjacht?" grinnikte Gré.

Vader keek Tine peinzend aan. "Zouden we aan dien houtvester durven vragen, of Jaap daar af en toe eens komen mag?"

"Hoe kan dat nu," zei moeder, "die mensen wonen mijlen ver van de bewoonde wereld en Jaap komt in een garnizoensplaats!"

"Ik bedoel natuurlijk zijn verlofdagen. Hij zal metter- tijd toch wel eens verlof krijgen!"

Tine kreeg het benauwd. Tien tegen een of vader droeg haar op alvast aan Tanni te schrijven, dat Jaap op komst was. En dat, terwijl Jaap op haar vraag of hij daar eens heenging, had geantwoord: Ben je nou! Ik heb hier alles zelf moeten uitvechten! Wat kunnen mij die vreemde mensen schelen!

En toen had Jaap nog niet eens die kiek met de spreuk er op gezien. Tine wist best hoe hij daarover denken zou.

Dat achterbakse geschrijf indertijd! Had ze het maar nooit gedaan!

"We zullen er eerst eens met Jaap over praten," zei vader. "En misschien, wanneer die houtvester weet dat Jaap naar Indië gaat, vraagt hij hem uit zichzelf wel.

(20)

Jij zou dat in je eerstvolgenden brief kunnen schrijven, Tine."

Tine slikte iets weg. Als vader met Jaap ging praten, zou die haar niet willen verraden, en een leugentje ver- zinnen. Bah! Als je alles van te voren wist! Nu dreigde de ene leugen zich op de andere te stapelen. En daar bedankte zij voor; dan maar liever een uitbrander krijgen!

Zij raapte al haar moed tezamen. "Vader, Jaap wil dáár niet heen. Ik heb eens. . . . e ... . nu ja, ik zal het u maar zeggen ....

"

En Tine vertelde wat zij, in opdracht van Jaap, ge- daan had.

"En dat deden jullie achter onzen rug om," zei moeder boos. "En wat moeten die mensen voor indruk van jullie krijgen! Zo onbescheiden te zijn!"

"Ach, een onbezonnenheid," suste vader. "Tine wilde Jaap graag een pleiziertje doen, is het niet?"

"Ja Vader, 't was dom van me, maar ik dacht dat u toch geen toestemming zou geven."

"Nu, het is gebeurd," zei vader, "laten we er maar niet langer over praten. En tja, als Jaap niet wil, dan houdt alles op. Maar jammer vind ik het wel, want ik geloof dat hij daar in best gezelschap zou geweest zijn."

"Dat g loof ik ook," zei moeder. En zij schoof met een ontstemd gezicht de kiekjes naar Tine terug.

Schuldbewust deed Tine ze weer in de envelop.

Zij had om die h Ie geschiedenis wel kunnen huilen.

Jaap ging ver weg, en het lag oor de hand dat hij daar-

ginds vrienden zou krijgen, die zij niet kenden. Zo kwam je dan geheel buiten zijn leven te staan. De vriendschap met T anni en haar ouders zou hem een stapje dichterbij gebracht hebben. Het was haar eigen schuld, zo besloot ze, en ze zou maar niets over Jaap schrijven. Mocht hij dan later toch eens daarheen wil- len, dan moest hij 't zelf maar uitkienen!

Kort daarop kwam Jaap met verlof thuis.

Tine kwam uit school en Bep liep haar tot halverwegen de trap tegemoet. Zij deed geheimzinnig. "Jaap is er,"

fluisterde zij. "En in z'n kolonialenpak."

"Doe toch met zo gek!" viel Tine driftig uit, "zeg toch gewoon zijn Indische pak!"

"Niks hoor!" grijnsde Bep. "Het is echt 'n kolonialen- pak, donkerblauw met glimmende knopen en rooie biezen, ga zelf maar kijken!"

In de huiskamer zat Jaap. Bij haar binnenkomen stond hij op en salueerde stram alsof hij voor zijn meerdere stond.

"Je hebt het goed geleerd," lachte Tine. Steelsgewijze keek ze naar moeder. Gelukkig, geen narigheid, con- stateerde ze, want moeder lachte mee.

.. Blijf je lang?"

"Veertien dagen."

"En gaan jullie dan. . . . voorgoed .... ?"

"Ja, met de Dempo. Ik hcb den plattegrond gezien; het is een prachtboot. We h bben ook al veel van Indië ge- leerd, er mooie films over gezien. Och, voor je weggaat, kèn je Indië eigenlijk al!"

(21)

"Zou je denken?" vroeg moeder ongelovig.

"Heus waar," zei Jaap, "en de Inlandse bevolking kijkt toch z6 hoog tegen je op omdat je Hollander bent!"

"Wie vertelt je dat?" vroeg moeder.

"Nou ja, dat zeggen de jongens onder mekaar. Ze léren het ons niet."

"Dan zou ik me er maar niet te veel van voorstellen,"

zei moeder stroef. "En ik hoop het ook niet voor je. Je hebt nog niets gedaan, om dat te verdienen."

"Nou ja." Jaap haalde zijn schouders op. Hij had graag wat opgeschroefde verhalen gedaan, over het land, waarvan ze thuis immers weinig of ni ts afwisten. Maar moeder liet zich niet beetnemen, die begreep da- delijk wat echt, en wat niet echt was.

Hij werd in die veertien dagen door haar 'n beetje ver- wend. En moeder bracht hem er ook toe, overal af- scheid te gaan nemen, zelfs bij oude klanten van vader, die in den loop der jaren bijna als vrienden geworden waren.

J aap had er eerst niet veel zin in gehad. Maar toen iedereen hem vriendelijk tegemoet kwam, begon hij zich het middelpunt van veel belangstelling te voelen. Een belangst Hing echter, waarin de verwachting lag, dat hij daarginds zijn uiterste best zou doen. En dit laatste stemde Jaap meer tot nadenken dan openlijk gegeven goede raad ooit had kunnen doen.

Niemand liet het hoofd hangen, toen hij naar den trein werd gebracht. Bep en Wim waren gewoon naar school gegaan. Maar Tine had er voor vrij mogen vragen, zo-

dat zij, samen met Gré, Jaap naar den trein kon bren- gen. Want vader en moeder zouden naar Rotterdam gaan, voor het laatste afscheid, aan boord.

"Zou je dat wel doen!" waarschuwde tante Frida. "Het is een náár gezicht, die strook water tussen jou en de boot al breder en breder te zien worden. Je voelt je veel meer achtergelaten dan wanneer je iemand naar den trein brengt."

"Ik zie er ook erg tegenop," bekende moeder. "Maar we kunnen Jaap toch z6 niet laten gaan. Denk eens aan, dat al die anderen staan te wuiven naar kennissen of familie aan den wal, en er is voor hem niemand! Dat gaat toch niet!" En moeder nam zich voor, zich héél dapper te houden, en het afscheid voor Jaap niet node- loos zwaar te maken.

Drie dagen later stapten vader en moeder te Rotterdam uit den trein. Een taxi bracht hen in roekeloze vaart naar de kade, waar de Dempo reeds onder stoom lag.

Jaap was er nog niet. Maar vader en moeder mochten toch al aan boord.

Zij zochten op een van de dekken een plaatsje, van waar ze het gezicht op de kade hadden.

En het duurde niet zo heel lang of er kwam een

"detachement" aanmarcheren.

Moeder boog onderzoekend naar voren, om te zien of zij onder al die jongens in hun eendere uniform ook Jaap ontdekte.

Jaap had hen reeds gezien. Hij keek omhoog en lachte even. Toen wilde moeder tegen hem gaan wuiven, maar 39

(22)

vader hield haar bijtijds tegen. "Hij mag immers niet teruggroeten zolang hij onder commando staat! Hij heeft nu gezien waar we zijn en zal wel dadelijk komen."

"Wat zijn ze streng, hè," zuchtte moeder meewarig.

Maar toen schoot vader in een lach. "Stel je voor dat al die soldaten maar links en rechts mochten wuiven en groeten, terwijl ze in den pas marcheren! Dat zou toch een zot gezicht zijn!"

En bij die gedachte kon ook moeder een glimlach niet onderdrukken. Op dat ogenblik kwam Jaap met een vrolijk gezicht aanlopen en was niet weinig verrast, een lachende vader en moeder te vinden. "Gaat u mee, dan gaan we het schip bekijken," zei hij dadelijk, "of is u al rond geweest?"

"Neen," zei vader. ,Mogen we zomaar rondlopen?"

,,0 ja! Natuurlijk niet in de machinekamer, maar ver- der bijna overal!"

Ze gingen eerst naar het soldatenkwartier , want daar stelde moeder het meeste belang in. En ze vond het een opluchting dat alles er zo netjes uitzag. Toen drentelden ze door de lange gangen, salons en dekken, tot ze bij de grote kraan b landden. En het werken van die kraan vonden vader en Jaap het meest belangwekkende van wat zij tot nu toe gezien hadden.

Als een reuzen-arm draaide de kraan naar de kade, de ketting ratelde en zes zware kisten gingen omhoog, de reuzen-arm draaide terug, en de kisten verdwenen in het laadruim van d Dempo. W er ratelde de ketting en 4°

het volgende ogenblik zweefde er een auto door de lucht. Met een bijna plechtigen zwaai verdween ook die in het binnenste van het schip.

Vader en Jaap bleven geboeid staan kijken. Ze waren van die grote kraan niet weg te krijgen.

Maar toen de zwaarste vrachten geborgen waren, zei moeder: "Gaan jullie nu asjeblieft mee, want ik word doodmoe van dat staan!"

"Laten we in een deksalon gaan, daar zitten we ge- zellig," stelde Jaap voor. Hij had zijn plattegrond blijkbaar goed bestudeerd.

Het deksalon, dat zij daarop binnentraden, was vol mensen, nog maar enkele tafeltjes waren onbezet.

Javaanse bedienden in een helder wit pak, den hoofd- doek om, en op blote voeten, gingen rond met bladen koffie. Hier en daar zag je tegen den wand een hur- kende baboe met een kind je op schoot.

Dit was al niet helemaal Holland meer, vond moeder dit leek al 'n b' étje op Indië! In haar knaagde de angst om het afscheid straks. Maar door al het vreemde dat zij te zien kregen, wist moeder dien angst tot diep in haar hart terug te dringen.

Toen zij goed en wel zaten, zei vader: "Zouden wij 66k koffie kunnen bestellen? En hoe zou je dat zo'n jongen aan z'n verstand moeten brengen?"

Moeder keek eens rond. Dichtbij zat een kleine dame in gezelschap van een langen man. De man zat te roken en keek onverschillig rond; de dame had 'n kop koffie in haar hand. En omdat zij zo'n vriendelijk gezicht 41

(23)

had, boog moeder zich naar haar toe en vroeg: "Zouden wij hier 6ók koffie mogen bestellen? Wij zijn geen pas-

. . I"

saglers, zIet u.

"Maar natuurlijk!" zei het dametje. Bereidwillig stootte zij den langen man aan: "Willem, roep es!"

De man nam de sigaar uit zijn mond en schreeuwde heel h ar d D · : " )ongos. I"

Een bediende schoot toe.

"Hoeveel?" vroeg de lange man aan vader.

"Drie asjeblieft," antwoordde vader glimlachend.

"Tiga koffie! Lekas lekas!"

"Dat laatste behoefde je er niet bij te zeggen," zei het dametje berispend. "Ze lopen hier hard genoeg!

,Lekas" betekeIlt "vlug"," zei ze tegen moeder. En daarop met een blik naar Jaap: "U brengt zeker uw zoon weg?"

Jaap keek meteen een anderen kant op. Hij vond dat een vreemde daar niet mee nodig had.

Moeder knikte vriendelijk, maar ging niet verder op de vraag in.

Toen begon de kleine dame te vertellen. Zij waren naar Holland gegaan met het plan om daar te blijven. Maar alles was daar zo tegengevallenl Van vrienden en familie waren zij geheel vervreemd, en toen besloten ze om maar gauw terug te gaan naar de tropen. "En hier zitten we nu, en worden niet eens weggebracht," be- sloot ze, en er gleed een pijnlijke trek over haar gezicht.

"Och," zei moeder meewarig. En om de dame wat af te leiden, en ook, omdat haar gedachten onder het praten 42

door toch voortdurend bij Jaap waren geweest, vroeg moeder: "Mogen de soldaten gedurende de reis maar vrij rondlopen over het schip?"

Toen schoot de ander in een vrolijken lach. Ze schudde heftig van "neen". "Straks gaat de ketting op de deur en asjeblieft, ieder schaap in z'n eigen hok! Wij reizen tweede klas, maar mogen 6ók niet gaan waar we wil- len!"

Er was intussen een merkbare onrust over de mensen in het salon gekomen. Het eerste sein tot vertrek was ge- geven. Ze dronken haastig hun kopjes leeg. Hoewel de lange man verzekerde dat zij nog tijd genoeg hadden, stonden vader en moeder toch maar vast op. En na af- scheid van de kleine dame en haar man genomen te heb- ben, drentelden ze met z'n drieën het dek op. Jaap liep zenuwachtig op zijn lippen te bijten, hij wilde voor een lief ding dat het afscheid voorbij was.

Toen klonk het tweede sein tot vertrek.

"Jaap." Moeder trok hem naar zich toe. Zij was vast- besloten geen traan te laten, want ze had Jaap nog iets te zeggen.

En tussen haar kussen door fluisterde moeder hem toe:

"Neem je leven niet zo in eigen hand, m'n jongen. Be- denk dat God alle draden ervan in handen heeft! Ik zal voor je bidden, Jaap, dat alles je mag medewerken ten goede!"

Jaap knikte maar. Hij zag spierwit. Nu vader nog!

Maar vader had thuis al eens met hem gepraat en maakte het nu heel kort. Toen gingen ze samen de loop-

43

(24)

plank af, en Jaap ging naar het dek, om hen van daar te kunnen toewuiven.

Reeds werd de loopplank ingehaald.

Kettingen rammelden. En plotseling was er een brede strook water tussen het schip en de mensen op de kade.

Zakdoeken kwamen voor den dag. Over en weer werd er geroepen.

Stil stonden vader en moeder tussen die drukke menigte in, hun ogen onafgebroken op Jaap gevestigd.

Een ondeelbaar ogenblik keerde moeder haar hoofd af.

Dat was, toen zij door iemand, die met het schip mee- liep, opzij werd geduwd.

Toen zij daarop Jaap weer zocht, vielen haar ogen op een kleine figuur, die naar haar keek. Aarzelend kwam een hand over de verschansing voor een groet.

En in een plotseling begrijpen raakte moeder vaders arm aan. ,Groet die kleine dame en haar man even!

Daar staan ze!"

Zelf wuifde zij haar reeds toe.

En vader nam breed zijn hoed af en wuifde naar de twee, die door niemand werden weggebracht.

Toen werden de gezichten al kleiner. De lijnen ver- doezelden, men onderscheidde niemand meer.

"Kom," zei vader. "Het heeft geen zin hier langer te staan." Zwijgend liepen ze de lange, zonnige kade af.

Toen zij t gen den avond thuiskwamen, waren daar, behalve Gré Tine en de kleintjes, ook nog oom Gerard en tante Frida. En allen wilden weten hoe het schip

was, waarop J aap de grote reis maakte. Want van het afscheid repten zij liever niet.

En moeder ging aan het vertellen. Zij hadden zo-

veel gezien en beleefd "'\ p ••

l._

dezen dag! Ook de klei-

ne dame en haar man werden niet vergeten.

Tante Frida vond het een "zielige geschiedenis".

Moeder knikte. De dag van Jaap's v rtrek was niet zó vreselijk geweest, als zij verwacht had.

Maar toen het later op den avond al stiller werd in de huiskamer, toen hoorde moeder maar steeds dien kraan- ketting rammelen, toen dreunde door haar hoofd tel- kens weer die vreemde zin: Heden vertrok een detache- ment ....

Het wekte een schrijnende pijn, want het had alles met Jaap te maken!

In de dagen die volgden, liepen zij soms met z'n tweeën tegelijk naar de brievenbus.

Geleid lijk kwamen de briefkaarten binnen. Uit iedere havenplaats schreef Jaap, en hoe Oostelijker hij kwam, hoe vinniger van kleur de kaarten werden.

En ten slotte bezorgde de post een brief uit Batavia, waarin Jaap schreef, dat hij nu spoedig op zijn plaats van bestemming zijn zou. Geruststellend voegde hij er aan toe, dat die in een mooie, gezonde streek lag.

45

(25)

HOOFDSTUK 4

J

aap' zat ~an ee~ tafeltje in het Militair tehuis, en wilde ZIJn bnef begmnen, toen achter hem een zacht "tsjh- tsjh" klonk. Hij draaide zich om en trok zijn stoel naar voren. Daar ging weer zo'n witte salamander langs den wand. , Tjitjak" noemden ze zo'n diertje en ze deden je wel niets, maar 't voelde zo klam-koud als er een in je nek viel.

Hij voelde een prik op z'n hand. Daar! Weer zo'n drommelse muskiet! Klets! Dood! Bah, aan dien beesten- boel hier moest hij nog wennen. Om zich te wapenen tegen de muskieten hadden zij 'n soort olie om zich mee in te smeren. De hele kazerne rook er naar. Gek, dat al die luchtjes - want ook de stank van walmend klappervet kwam je overal tegemoet - even onaf- scheidelijk aan Indië verbonden waren als de verschil- lende geluiden. Hoor, daar had je het weer, het tong- tong van den rijststamper uit een ver verwijderde kam- pong het getokkel op de gamelang, doortrokken van den ratelslag der talloze insecten, die wakker schenen te worden zo gauw de zon onder was. Wat wist je in Holland eigenlijk van Indië af! Niet veel, al had j er honderd films van gezien.

Kom, vanavond moest de brief naar Tine weg; ze wachtte cr allang genoeg op, vond Jaap. En hij begon:

Beste Tine!

Nu zal ik je eindelijk eens bedanken voor het aardige zakdoekje dat je voor mij borduurde. Ik heb je

6

cadeautje moeten verdedigen, want de jongens wilden het allemaal wel hebben!

Je begrijpt dat ik, zo goed als de anderen, een scheld- naam heb en ze zeiden: "Rooie, op één voorwaarde mag je dat lèf-doekje houden, namelijk wanneer je aan je zus vraagt of ze er voor ons 66k een maakt!"

Dus, Tine, je kunt aan den slag! Met een half dozijn heb je er zes gelukkig gemaakt!

Ik ben blij voor jou dat je met glans door het eind- examen Mulo gekomen bent. En dat je nu je verdere studie, zoals je schrijft aan mij te danken h bt, daar moet je niet zo'n ophef van maken. Ik heb het hier goed naar mijn zin, en waar dat geld van mij onge- bruikt in Holland ligt, zou het dwaas zijn als jij daar geen gebruik van maakte! Dus, daar praten we niet meer over!

En nu moet ik je ook nog bedanken voor de kiekjes.

Jullie stonden er allemaal leuk op.

Maar Tine, dat ze voor mij een aanknopingspunt zou- den vormen, om met die houtvestersfamilie in kennis te komen, moet je maar uit je hoofd zetten. Ik ben hier pas twee maanden en krijg natuurlijk vooreerst geen v rlof. Dat ik die twee mensen, die koffie voor ons be- stelden, bij aankomst te Tandjong-Priok nog even sprak en ze mij vertelden dat zij zich mettertijd in een garnizoensplaats gingen vestigen, heb ik vroeger al ge- schreven, is het niet? De mogelijkheid bestaat dus, dat ik die vroeg of laat eens tegenkom!

En nu ga ik je wat moppigs vertellen.

47

(26)

Gisterenavond gingen wij met z'n vieren op stap. Een van de jongens, met wie ik was, sprak goed maleis, en ook scheen hij de gewoonte te hebben om in z'n eentje ontdekkingstochten te ondernemen.

Hij zei: "Nou zal ik jullie eens laten zien wat je nog nooit gezien hebtl" Hij bracht ons in een inlandse buurt en loodste ons een onmogelijk klein en armoedig bios- coopje binnen.

Het was echt'n ding voor inlanders; achterin wat ban- ken zonder leuning en verder matten op den grond. De banken kostten een dubbeltje, de matten vijf cent. Wij verkozen natuurlijk de banken.

De wanden van de tent waren versierd met zogenaamd Hollandse spreekwoorden!

Hier heb je er enige: Beter een half ei, dan een leeg konijn! Hoge bomen klinken 't meest! Als de zon is in het West, zijn alle katten grauw! En zo meer. Ik zou wel eens willen weten welke grappenmaker dat moois daar he ft opgekladderd!

Wij zaten braaf te lachen om dien onzin, dat begrijp je!

Inmiddels liep de tent vol, allemaal inlanders, en begon de voorstelling.

Ik heb nog nooit zo'n stelletje oer-oude filmplaten ge- Zlen.

In het midden van de tent hurkten een groep mensen, van wie wij vermoedden dat ze uit een afgelegen dessa kwamen. Zij vormden het grootste deel van het publiek, en waren blijkbaar ni ts gewend. Viel er op het doek een meisje in 't water, dan begonnen ze te gillen, wilden

naar het doek Iepen om haar er uit te halen.

Maar twee stevige Amboinezen hielden dat stel in be- dwang.

Een oude man, die een drankje moest innemen, werd door hen aangemoedigd met de woorden: "Hap dan, ouwe, 't is goed voor je!" Toen hij inderdaad hapte, klapten ze als dol in de handen.

Maar kort daarna ontstond er een paniek.

Er kwamen twee grote, steigerende paarden op het doek. En toen had je de poppen aan 't dansen.

Krijsend en gillend rolden ze over de banken naar den uitgang! De sloffen en sandalen vlogen door de tent!

Nou, toen hadden wij er ook genoeg van. Brullend van het lachen liepen wij de tent uit.

Maar achteraf geloof ik dat die steigerende paarden een truc was om op een handige manier een eind aan de voorstelling te maken."

Tot zover was Jaap gekomen.

Nadenkend keek hij op den brief neer. Ze moesten in Holland maar niet alles weten. Er was gisterenavond na die voorstelling nog iets gebeurd, maar 't was beter dat voor je te houden. Dus schreef hij de groeten en tekende met een breden haal zijn naam.

Toen bleef hij met het hoofd in de hand zitten.

De vernedering, die hij gisterenavond had ondergaan, kon hij niet goed vergeten. En de aanleiding daartoe was zo onnozel geweest!

Een van de jongens had gezegd: "ik heb toch zo'n

(27)

dorst!" Geen wonder. Ze hadden allemaal dorst; 't was in die tent smoorheet geweest.

Zij liepen toen juist voorbij een tuin, waar stoelen en tafeltjes buiten stonden, 't geleek op een Hollandse uit- spanmng.

"Laten we hier gaan zitten," had hij gezegd. "We kun- nen er waarschijnlijk limonade krijgen," en hij had het hek binnen willen gaan.

Maar de anderen hadden hem tegengehouden.

"Kijk uit je ogen, kerel! Dat mag nirt!" En zij hadden op een bord gewezen waarop stond dat soldaten hier niet werden toegelaten.

"Waarom niet?" had hij verwonderd gevraagd. Hij had nog geen ondervindingen op dit gebied opgedaan.

Wanneer je na een avondwandeling dorst kreeg, ging je naar het Militair tehuis, daar was het goedkoop en gezellig, al ontmoette je er natuurlijk dezelfde lui, als waar je overdag mee omging.

"Omdat wij máár soldaten zijn, snap je dàt niet?" was hem geantwoord.

"Och kom, als we ons goed gedragen."

"Onzin, je krijgt eenvoudig niets, en daar zit er een die de wacht houdtl"

En toen eerst had hij den inlander in 't oog gekregen, die onder het bord zat en op dat ogenblik een langen neus tegen hem trok.

Jaap was geen vechtersbaas. Maar hij kon driftig wor- den en er dan blindelings op los slaan. Met verknepen mond liep hij naar het hek, maar de anderen waren hem

v66r. "Niet doen, kerel! Je zoudt er het cachot voor in moeten en dat is de hele zaak niet waard."

Ze hadden hem den weg versperd en hem lachend tussen hen in voortgeduwd. Dat die rooie, dien ze eigenlijk maar weinig kenden, omdat hij, buiten diensttijd, zich altijd op een afstand hield, z6 kwaad kon worden, dat hadden ze niet gedacht.

"Kom, mijnheer de baron, ga maar met ons mee," had er een gezegd. "Wij weten een Chinees waar je kunt dobbelen en drinken zoveel als je wilt."

Jaap wist dat hij twee bijnamen had onder dienst, maar dat de laatste in zijn bijzijn zelden gebruikt werd. Hij vond het vervelend, door de anderen voor verwaand te worden aangezien, en hij was meegegaan. Maar met heimelijken tegenzin. En toen een van de jongens een mondharmonica te voorschijn haalde en de twee ande- ren met lange uithalen gingen zingen, had hij er plotse- ling genoeg van gekregen. Zonder veel woorden had hij zich omgedraaid en met de verontschuldiging dat hij nog brieven te schrijven had, was hij weggelopen, ver- baasd door de anderen nagestaard.

Maar nu Jaap dit alles overdacht, gaf het hem geen voldoening. Die drie jongens had hij ternauwernood gekend. Hij was met hen meegegaan, omdat hij op dat ogenblik niets beters te doen wist en zij het hem vroe- gen. En 0, vader kon gerust zijn! Hij kon best op zich- zelf passen! Maar je kon toch niet altijd in het Militair tehuis zitten, je wilde toch ook wel wat anders zien!

(28)

Soms was het of het heimwee hem 'n béétje te pakken nam.

Dat was, als hij 's avonds door de Europese buurten liep en in de binnengalerijen de lampen werden ontstoken, en je van buitenaf kon zien, hoe gezellig de mensen daar bij elkander zaten.

Dan kon hij plotseling naar huis verlangen.

Dan stelde hij zich voor hoe het zijn zou als je zo'n huis eens kon binnenlopen, gewoon, als iemand die er bij behoorde. Maar dat kon niet! Zijn tehuis was de kazerne en, als een vriendelijk verlengstuk daarvan, het Militair tehuis.

Jaap zuchtte eens, terwijl hij den brief aan Tine dicht- plakte: links een lik, rechts een lik, een streek over het couvert, klaar! Nu nog het adres. Maar zover kwam hij niet, tenmins'(e niet dadelijk.

Van de andere zijde der zaal kwam iemand tussen de stoelen en tafels door naar hem toe.

Met één oogopslag herkende Jaap die kleine dame, en het was of er een stukje van Holland regelrecht op hem afkwam. Zij had immers, al was het maar vluchtig, vader en moeder gekend, met dezelfde boot gereisd ....

Jaap had het niet tot de onmogelijkheden gerekend, haar nog eens tegen te komen, maar nu zij zo plotseling voor hem stond, verraste het hem toch.

Glimlachend keek zij naar hem op. "Ik heb meermalen naar je uitgekeken, want ik wist dat je hier geplaatst zou worden, alle nieuwelingen gaan het eerst hierheen.

Maar ik zag je nooit. Vanavond moest ik in deze buurt

zijn en besloot hier een kijkje te nemen, en ziedaar, je bent erl"

"Wat toevallig! Woont u hier?" vroeg Jaap.

"Niets toevallig," zei de kleine dame. "Wij hebben, v66r we naar Holland gingen, hier gewoond en toen we terugkwamen, wisten we eigenlijk niet waar wij ons zouden vestigen. Onze kennissen op deze plaats waren vertrokken en wij reisden enige weken op Java rond.

't Beviel ons nergens. Toen besloten wij ons oude huis

(29)

weer op te zoeken en, net als vroeger, het open te stel- len voor de soldaten die pas uit Holland komen en hier geen tehuis hebben, behalve dan hier," en zij wuifde even luchtig in het rond. "Heb je nooit van tante Regina en oom Telders gehoord?" vroeg zij daarop.

"Nn-ee .... jawel. ... " stotterde Jaap. Hij herinnerde zich toch iets. "Zijn u dat?"

"Ja! Dat zijn wij! Kom je ons eens bezoeken? Morgen- avond? Goed, hier is ons adres en je doet maar precies of je thuis bent." Tante Regina wuifde even ten af- scheid en Jaap stond beduusd te kijken, met in één hand den brief van Tine en in de andere een papiertje met een adres. Hij vergat zelfs te salueren.

Wie had hij toch over tante Regina horen spreken? Was dat Simpele Kees niet? Kees, die natuurlijk niet simpel was, anders hadden ze hem niet aangenomen, maar die dien bijnaam had gekregen omdat hij om alles grinnikte en steeds aan 't langste eind trok. En wat deden ze daar zo'n helen avond? Want die man, oom Telders moest-ie nou zeggen, leek niet erg spraakzaam. Misschien een spelletje dammen of schaken, een cigaretje roken! Het zou iets lijken op een avond in het Militair tehuis. Jaap kon het zich niet anders voorstellen. In elk geval had hij dan nu een huis waar hij mocht binnenkomen of hij er behoorde. Want: "je doet maar precies of je thuis bent," had tante Regina gezegd.

Zonder er met een van de and ren over te praten, ging Jaap er den volgenden avond heen.

Het opgegeven adres lag in een stadsgedeelte, waar de

huizen nog ouderwetse, open voorgalerijen hadden en waar je "spada" moest roepen om gehoor te krijgen.

J aap was lang genoeg in Indië om iets van deze ge- woonte te weten. Je riep "spada", hetgeen zo ongeveer betekende als in Holland "volk". En je riep het net zo lang tot er iemand kwam, want lang niet altijd werd je op je eerste "spada" gehoord.

Het huis lag tussen de bomen, er was geen tuin voor, door het hek kwam je meteen op de voorgalerij. Die was pikdonker. Jaap twijfelde of hij wel aan het goede adres was, want het zag er nergens naar uit of er gasten verwacht werden! Door de eveneens donkere gang onderscheidde hij in het achterhuis een flauwe licht- streep en overal was het zo stil! Hij zou toch maar eens roepen. "Spada". Er kwam niemand.

] .lap herhaalde zijn "spada" enige malen, maar alles bleef stil. Bij het licht van zijn zaklantaarn overtuigde hij zich, dat hij aan het goede adres was. Maar hij zou zeer zeker zijn t ruggegaan, als hij zich niet de na- drukkelijke manier had herinnerd waarop tante Regina had gezegd: "En je doet maar precies of je thuis bent".

Dat zou hij dan maar doen ook! Over de donkere voor- galerij zijn weg zoekend liep hij door naar de achter- galerij, waar het lichtschijnsel vandaan kwam.

En nu zag hij tot zijn verbazing dat daar wèl iemand was. Simpele Kees zat op een punt van de tafel kousen te stoppen.

"Kon jij me geen antwoord geven?" vroeg Jaap ver- ontwaardigd. Hij begreep wel, dat in een huis waar de

55

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanop het water roept Jezus naar Petrus: ‘Kom!’ Maar Petrus twijfelt aan het water en is bang voor de storm.. Hij begint meteen

En in de tuin van de pijn verkoos Hij als een lam te zijn, verscheurd door angst en verdriet maar toch zei Hij: 'Uw wil

The Lord spoke: Maria, child listen to me Know, you bear a boy. And He will set

De inzet van de GGD is erop gericht dat (jong)volwassenen lichamelijk en geestelijk gezond zijn, een gezonde leefstijl hebben, meedoen in de samenleving en langer zelfstandig

Morgen zult U voor tafel wat extra's klaarmaken, daar door de ziekte van de kleine daarvoor vanmiddag geen gedachten geweest zullen zijn.. Wèl zal vanavond het

EEN LAUWERKRANS. 't Was afgrijselijk, om razend van te worden I Gelukkig zakte toen het gordijn. Als uitgeput door 't vertellen, liet Holtsman zich, met langzame

Niet verzwaard: Deze leveringsoptie biedt de grootst mogelijke flexibiliteit en is ideaal voor thuisgebruik of in gebieden waar u snel en gemakkelijk stoelen wilt verplaatsen,

Maria in de Rozenhaag (reproductie) van Schöngauer. Maria in de Rozenhaag. artikel van ds. van Oven-van Doorn. Piuewieû heerlijbte Ker,tfeest. houten lepel neer. die is