• No results found

Kun je als voetballende vrouw ooit winnen? : conformiteit, verzet en ambivalentie van voetbalsters tegenover stereotypen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kun je als voetballende vrouw ooit winnen? : conformiteit, verzet en ambivalentie van voetbalsters tegenover stereotypen"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kun je als voetballende vrouw ooit winnen?

Conformiteit, verzet en ambivalentie van voetbalsters tegenover stereotypen

Bron: ANP, verkregen van www.veronicamagazine.nl

Isabel Speelman 10812849 Bachelorscriptie sociologie Universiteit van Amsterdam Begeleider: Marie-Louise Janssen Tweede lezer:Myra Bosman 25 juni 2019

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt mijn bachelorscriptie voor sociologie. Allereerst wil ik mijn onderzoeksparticipanten, elf stoere en inspirerende voetbalsters, bedanken voor hun openheid, kracht en trots. Ook wil ik de Oranjeleeuwinnen bedanken. Hun overwinning op het Europees Kampioenschap in 2017 en hun inzet op het Wereldkampioenschap 2019 is van groot belang voor de vrouwenvoetbalgemeenschap en voor jonge meiden die ervan dromen om te voetballen. Mijn begeleider Marie-Louise Janssen wil ik bedanken voor haar feedback, enthousiasme en de manieren waarop zij mij nieuwe inzichten bood als ik vastliep. Ook dank aan mijn tweede lezer, Myra Bosman, voor haar feedback.

Last but not least ben ik mijn vrienden en familie, en vooral mijn lieve huisgenoten en beste

vriendinnen Anouk en Gözde heel dankbaar. Jullie zijn mijn steun en toeverlaat, niet alleen tijdens deze scriptieperiode maar altijd. Bedankt voor het controleren van mijn scriptie en voor de gezelligheid en solidariteit tijdens de momenten dat we allemaal in hetzelfde gestresste schuitje zaten.

(3)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4

2. Theoretisch kader ... 6

2.1 Kritische sportsociologie ... 6

2.2 Gender: een wisselwerking van structuur en agency ... 6

2.3 Gender en heteronormativiteit ... 8

2.4 Hegemoniale mannelijkheid ... 9

2.5 Hegemoniale vrouwelijkheid... 10

2.6 Alternatieve vrouwelijkheden ... 10

2.7 Beeldvorming in de media: wie is de voetbalster? ... 11

2.8 Beeldvorming in de media: marginalisering, seksualisering en trivialisering ... 12

3. Onderzoeksmethode ... 14

3.1 Vraagstelling ... 14

3.2 Operationalisering van centrale concepten ... 14

3.3 Onderzoeksgroep en dataverzameling ... 16 3.4 Onderzoeksmethode ... 17 3.5 Data-analyse ... 18 3.6 Reflectie... 19 4. Verzet en conformiteit ... 21 4.1 Stereotypen ... 21

4.2 Reproductie van stereotypen ... 22

4.3 Conformiteit ... 23

4.4 Verzet ... 24

5. Ambivalentie als product/manifestatie van conflicterende normen en counternormen ... 30

5.1 Inconsistenties ... 30

5.2 ‘Nog nooit zo over nagedacht’ ... 31

5.3 Ambivalentie: wat zegt dat? Twee culturen ... 32

5.4 Seksisme en heteronormativiteit in voetbal: “het gaat om voetbal, niet om hoe goed je kont eruit ziet” ... 33

5.5 Opgroeien als tomboys ... 34

5.6 Niet als andere meisjes: het hockeymeisje als countertypologie ... 35

5.7 De overgang naar vrouwelijkheid: “ook alle stoere meisjes worden gewoon meisjes” ... 37

5.8 Verschillende manieren van vrouw zijn ... 38

5.9 Nog steeds charmant en aantrekkelijk ... 38

5.10 Het voetbaltenue: charmant versus praktisch ... 40

6. Conclusie ... 43

7. Bibliografie ... 46

8. Appendix I – Topiclijst ... 51

(4)

4

1. Inleiding

In 2017 wonnen de Oranjeleeuwinnen het Europees Kampioenschap voetbal. Dit bracht het vrouwenvoetbal in Nederland veel media-aandacht. Inmiddels is het hier de snelst groeiende sport. De KNVB telde in 2018 bijna 160.000 vrouwelijke leden (KNVB, 2018). Deze ontwikkelingen schetsen weliswaar een rooskleurig beeld, maar er zijn nog allerlei problemen in het vrouwenvoetbal.

Pas in 1971 werd vrouwenvoetbal opgenomen in de KNVB. In 1991, nog geen 30 jaar geleden, kregen vrouwelijke voetballers hun eerste WK (NRC, 2019). Bovendien krijgen vrouwelijke professionals minder betaald dan hun mannelijke collega’s, zijn vrouwen in de besturen en coaching sterk ondervertegenwoordigd, en hebben vrouwelijke profvoetballers geen wettelijke bescherming of collectieve arbeidsovereenkomst (Kosten, 2017). Nog recentelijk vond genderverificatie, de zogenaamde ‘seksetest’, plaats bij sportvrouwen om vast te stellen of zij voldoende ‘vrouw’ zijn om mee te doen aan officiële wedstrijden (Claringbould & Knoppers, 2017). Oud-FIFA-voorzitter Sepp Blatter pleitte voor het volgende om het spel aantrekkelijker en ‘vrouwelijker’ te maken:

“Let the women play in more feminine clothes like they do in volleyball. They could, for example, have tighter shorts. Female players are pretty, if you excuse me for saying so, and they already have some different rules to men - such as playing with a lighter ball. That decision was taken to create a more female aesthetic, so why not do it in fashion?” (The Guardian, 2004).

Ik heb zelf tien jaar gevoetbald: ik begon toen ik zeven was en stopte toen ik ging studeren en naar Amsterdam verhuisde. Ik merkte gelijk dat het feit dat ik wilde voetballen iets afwijkends was. Bij de voetbalclub bij mij om de hoek werden geen vrouwen toegelaten. Uiteraard kende ik als zevenjarig meisje geen theorieën over scheve genderverhoudingen en seksisme, maar ik voelde dat er iets off was.

Vrouwenvoetbal blijft groeien. Het is mogelijk en bovendien wenselijk dat de genderverhoudingen verschuiven. Vrouwenvoetbal wordt geassocieerd met bepaalde stereotypen, waaronder de assumptie dat vrouwelijke voetballers ‘mannelijk’ of ‘potten’ zouden zijn. De reacties op vrouwenvoetbal reflecteren daarmee bepaalde gendernormen die in onze samenleving van kracht zijn. Voetbal is lange tijd, en door velen nog steeds, geassocieerd met atletische mannelijkheid. Vrouwen en voetbal: kan dat wel samengaan? Omdat

(5)

5

vrouwenvoetbal steeds meer mainstream lijkt te worden, zouden deze stereotypen in beweging kunnen zijn.

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te bieden in seksisme, met name internalisering ervan of verzet ertegen, in het domein van sport. Ook wil ik bijdragen aan het theoretische debat over ‘hegemoniale’ vrouwelijkheid. Ik beargumenteer dat we kunnen spreken van een verschoven vrouwelijkheidsnorm (Azzarito, 2010) in sport, aangezien voetballende vrouwen traditionele ‘vrouwelijke’ eigenschappen uitdagen maar tegelijkertijd zelf ook een schoonheidsnorm in stand houden. Er bestaat veel literatuur over hegemoniale mannelijkheid in de sportwereld, waarbij de focus ligt op homoseksuele mannen (Anderson, 2002). Dat is een belangrijke invalshoek, aangezien sport een bastion is van homofobie (ibid.; Hughson, 2000). Maar onderzoek met vrouwen als onderzoeksubject in het domein van sport is er veel minder. Veel stereotypen over vrouwenvoetbal zijn inmiddels bekend, maar hoe voetballende vrouwen daar nu zelf tegenaan kijken is weinig onderzocht. De meeste publicaties over het Nederlandse vrouwenvoetbal dateren overigens van twintig tot tien jaar geleden (Derks, 1999; Elling, 1999; Elling & Knoppers, 2005; Knoppers & Anthonissen, 2003), terwijl er recentelijk veranderingen zouden kunnen zijn geweest met de explosieve groei van vrouwenvoetbal. Tevens is de context van vrouwenvoetbal nationaal gebonden: vrouwenvoetbal wordt bijvoorbeeld in de Verenigde Staten heel anders gezien dan in Nederland (Knoppers & Anthonissen, 2003).

In deze scriptie onderzoek ik de vraag: hoe verhouden voetballende jongvolwassen vrouwen zich tot dominante stereotypen over vrouwenvoetbal in Nederland? Eerst komen in het theoretisch kader de centrale concepten en eerdere onderzoeksbevindingen aan bod. Vervolgens zet ik mijn gebruikte methode uiteen. In hoofdstuk 4 richt ik mij op de verschillende manieren van verzet en conformiteit die de voetbalsters vertonen als reactie op dominante stereotypen in de voetbalwereld. Vervolgens trek ik in hoofdstuk 5 deze casus breder naar culturele verwachtingen van vrouwen in de samenleving. Ik analyseer hoe de ambivalentie die deze groep voetbalsters kenmerkt geduid kan worden door te kijken naar de wisselwerking tussen structuur, in dit geval een seksistische en heteronormatieve, en agency, namelijk de manieren waarop voetbalsters zich daartoe verhouden. Ik illustreer deze wisselwerking aan de hand van een mogelijk verschuivende vrouwelijkheidsnorm. Azzarito (2010), die onderzoek doet naar fysieke opvoeding vanuit een sociaal-cultureel perspectief, laat immers zien dat fitte, sterke en sportieve vrouwen inmiddels meer sociaal geaccepteerd worden, zo lang zij aantrekkelijk en slank blijven voor het mannelijke oog.

(6)

6

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk bouw ik eerst voort op inzichten van de kritische sportsociologie. Daarna licht ik de conceptualiseringen van gender en heteronormativiteit toe die ik in deze scriptie hanteer. Daarbij benadruk ik de wisselwerking tussen structuur en agency die in deze scriptie centraal staat. Vervolgens ga ik in op het concept hegemoniale mannelijkheid en het ondergetheoretiseerde concept hegemoniale vrouwelijkheid. Tot slot omschrijf ik wat het dominante beeld is van ‘de vrouwelijke voetballer’ dat in de media wordt ge(re)produceerd.

2.1 Kritische sportsociologie

Waarom voetbal? Sport is een culturele expressie. Het sportdomein kan ons daarom veel vertellen over welke regels, codes en assumpties er breder in de samenleving gelden (Derks, 1999). Terwijl voetballende vrouwen de sportwereld herdefiniëren door simpelweg steeds meer in de populairste traditioneel mannelijke sport in de wereld te participeren, worden zij tegelijkertijd ‘geassimileerd’ in een systeem dat wordt gedomineerd door mannen (Hargreaves & Anderson, 2014). De kritische sportsociologie biedt theoretische handvatten voor mijn onderzoek. Hierin wordt sport gezien als sociale praktijk die enerzijds de samenleving vormt en tegelijkertijd door deze samenleving geconstrueerd wordt (Elling, 1999). Sport vormt dus een spiegel voor onze samenleving, “maar fungeert tegelijkertijd ook als ‘tegenwereld’” (ibid., p. 26). Vrouwenvoetbal is niet alleen een domein van onderdrukking en marginalisering, maar ook van mogelijkheden tot verzet en zelfversterking (ibid.).

2.2 Gender: een wisselwerking tussen structuur en agency

Vrouwenvoetbal is ongetwijfeld een genderkwestie. In de media wordt de combinatie van vrouwen en voetbal vaak nog als onverenigbaar gepresenteerd. Zoals Römkens, directrice van kennisinstituut Atria en criminoloog, verwoordt: “Vrouwen en voetbal? Gender trouble!” (in Prange & Oosterbaan, 2017, p. 9).

In deze scriptie hanteer ik de opvatting van gender van de sociologen West en Zimmerman (1987). Zij beargumenteren dat gender iets is wat we kunnen ‘doen’. Hun werk kan worden beschouwd als voortbordurend en aanvullend op het werk van de socioloog Goffman (1956), die stelde dat mensen een gendered self tentoonstellen naar anderen toe. West en Zimmerman breiden deze visie uit door gender als onderdeel van alledaagse interacties en routines te zien. Hoe we onszelf presenteren gebeurt op basis van interacties en is een reflexief proces. Het doen

(7)

7

van gender vereist een zekere mate van competentie: mensen lopen risico op negatieve sociale sancties als zij niet op de ‘juiste’ manier gender doen. Dit leidt tot zelfregulerende processen om ervoor te zorgen dat mensen gender op correcte wijze doen. Mensen ‘doen’ daarmee gender in het licht van normatieve opvattingen over hoe mannen en vrouwen zich dienen te gedragen (West & Zimmerman, 1987). Belangrijk hierbij is dat ons begrip van ‘man’ en ‘vrouw’ als natuurlijke categorieën voortkomt uit interacties en daarom sociaal gesitueerd is (Brickell, 2003).

Ik richt mij in deze scriptie op de agency, refererend naar de relatieve transformatieve macht en handelingsvrijheid van individuen (Carr, 1988), die voetbalvrouwen hebben, maar bekijk deze in het licht van seksistische en heteronormatieve structuren. Om deze wisselwerking beter te kunnen duiden gebruik ik aanvullend op West en Zimmerman het werk van sociologe Risman (2004). Risman pleit ervoor om gender als sociale structuur te zien. Dat wil zeggen dat gender iets is dat sociale praktijken structureert. Zo is gender ook een organiserend principe in het domein van sport (Hargreaves, 1994). ‘Structuur’ is hier niet simpelweg beperkend: “social structures shape individuals, but simultaneously, individuals shape the social structure” (Risman, 2004, p. 432). Risman bouwt voort op de structuratietheorie van socioloog Giddens, waarvan het kernpunt is dat sociale structuren individuen beïnvloeden maar individuen tegelijkertijd sociale structuren vormen (Risman, 1998). Gender hoeft niet iets te zijn waar individuen complete agency in hebben, maar ook niet iets waar zij totaal geen macht over hebben. Mijn opvatting is dat het om een wisselwerking gaat: “we do construct biographies, but from the resources available to us within our culture” (Brickell, 2003, p. 167). Volgens de socioloog Brickell moeten we de gendered self niet als pre-sociaal of op zichzelf staand zien. Een subject bestaat immers niet vooraf aan de sociale relaties waarin het is ingebed. Zoals West en Zimmerman het uitleggen: “In one sense, of course, it is individuals who “do” gender. But it is a situated doing, carried out in the virtual or real presence of others who are presumed to be oriented to its production” (1987, p. 126). Hoe we ons presenteren en gedragen wordt kortom geleid door sociale richtlijnen en is anticiperend op hoe anderen ons beschouwen.

Gender opereert volgens Risman op drie onderling verweven dimensies. De eerste is individueel, waar gender de ontwikkeling van onze ‘selves’ via internalisering en socialisering beïnvloedt. Zo stelt Risman dat we leren wie we zijn en willen zijn op basis van dat jongens en meisjes totaal verschillend worden behandeld (Risman, 1998). De tweede dimensie is die van interacties en culturele verwachtingen, zoals het culturele idee dat het niet voor de hand ligt dat een meisje voetbalt en hoe dit in interacties uitkristalliseert. Onze verwachtingen van het gedrag

(8)

8

van anderen zijn gefilterd door een genderlens. De derde dimensie is die van institutionele reguleringen, de verdeling van materiële goederen en formele organisaties (ibid.). In deze scriptie ligt de focus op de wisselwerking tussen het individuele niveau en het niveau van culturele verwachtingen. Ik kijk immers specifiek naar hoe voetbalsters omgaan met culturele verwachtingen, in die geval stereotypen, en hoe dat hun zelfpresentatie beïnvloedt. Institutionele reguleringen, zoals hoe salarissen en voetbalbonden ingericht zijn, vormen voornamelijk de context. Die context is niet onbelangrijk: hoe seksisme in de voetbalwereld geïnstitutionaliseerd is, is één van de redenen dat het zo lastig te doorbreken is.

Ik wil benadrukken dat ik ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ niet als statische essenties zie. Wanneer ik deze concepten gebruik, refereer ik naar culturele normen over hoe ‘mannen’ en ‘vrouwen’ zich dienen te gedragen. Inzichten van cultuurtheoreticus en socioloog Stuart Hall kunnen hierbij inzichtelijk zijn. Hij onderstreept de macht die beeldvorming en representatie kunnen hebben (Hall, 1997). Halls argument is dat de dominante ideeën die actief zijn in onze samenleving ons voorzien van manieren waarop we onze plaats in de sociale orde kunnen duiden. Dergelijke dominante ideeën opereren dus door subjecten, in dit geval voetballende vrouwen, identificatieposities en kennis te bieden waarmee zij ‘hun waarheid’ kunnen spreken alsof deze authentiek is (Hall, 1995). Desondanks zijn mensen niet simpelweg passieve ontvangers die normen reproduceren (ibid.). Actoren kunnen uitingen vertonen van verzet of grensoverschrijding, waar ik later op terug kom.

2.3 Gender en heteronormativiteit

Gender is als organiserend principe onlosmakelijk verbonden met heteronormativiteit. Heteronormativiteit reguleert rollen, uiterlijk en relaties van mannen en vrouwen (Caudwell, 2006). Deze sociale regulering is wat feministische socioloog Jackson (2006) dubbelzijdig noemt: het houdt niet alleen in dat zij die zich buiten heteroseksualiteit bevinden sancties krijgen, maar ook dat zij die zich binnen normatieve heteroseksualiteit begeven worden gereguleerd. In een heteronormatieve cultuur heeft heteroseksualiteit de status van een norm en wordt heteroseksualiteit verondersteld ‘natuurlijk’ te zijn (Eng, 2006). Heteronormativiteit gaat gepaard met de sociale stigmatisering van gemarginaliseerde seksualiteiten: zo krijgt heteroseksualiteit betekenis als norm doordat onder andere homoseksualiteit als afwijking wordt geframed (ibid.). Heteronormativiteit ondersteunt een ‘natuurlijke’ genderorde waarin mannen fysieke, mentale en sociale macht hebben over vrouwen (Elling & Janssens, 2009).

(9)

9

Daarmee bindt heteronormativiteit mannelijkheid en vrouwelijkheid in een binaire hiërarchische relatie (Schippers, 2007).

In de sportwereld uit heteronormativiteit zich bijvoorbeeld in dat vrouwelijke voetballers hun heteroseksuele vrouwelijkheid extra benadrukken via bijvoorbeeld make-up of lang haar om het lesbische stigma dat aan voetbal plakt te verwijderen (Krane, 2001). Vrouwen worden tegenwoordig geaccepteerd, maar alleen als zij hun heteroseksuele aantrekkelijkheid voor heteromannen behouden (ibid.). Dit wijst op een nieuwe norm waar ik in deze scriptie dieper op in ga.

2.4 Hegemoniale mannelijkheid

Voetbal is een bron van nationale trots. Het is omgeven door glamour via tijdschriften, talkshows, en sociale media waar niet alleen de sportieve prestaties maar ook het leven van bekende (lees: mannelijke) voetballers besproken worden. Daarmee is het ook een viering van mannelijke cultuur (Jeanes & Kay, 2007). Nationale sporten zoals voetbal worden vaak gebruikt om een bepaald type van mannelijkheid, namelijk die van de échte man, te vieren. Voetbal gaat over agressie, over winnaars en verliezers, en over ruimte-opeisende dominantie (Knoppers & Anthonissen, 2003). Het vereist kracht, conditie en hard fysiek contact. Al deze eigenschappen worden niet direct met vrouwelijkheid geassocieerd (Derks, 1999).

Hegemoniale mannelijkheid beheerst het voetbal. Dit refereert naar de culturele dynamiek waarmee mannen een dominante positie behouden in de samenleving. Deze dominantie wordt in stand gehouden doordat de situatie ‘natuurlijk’ of ‘normaal’ lijkt. Sociologe R.W. Connell (2005) stelt dat deze positie altijd onderhevig is aan interne contradicties en historische veranderingen.

Het werk van sociologe Mimi Schippers verschaft aanvullende inzichten. Zij benadrukt dat zij mannelijkheden niet reduceert tot het gedrag van jongens/mannen en vrouwelijkheden niet tot het gedrag van meisjes/vrouwen (Schippers, 2007). Mannelijkheid is niet iets wat men bezit, maar iets waarbinnen individuen kunnen bewegen en wat zij kunnen produceren. Schippers definieert hegemoniale mannelijkheid als “the qualities defined as manly that establish and

legitimate a hierarchical and complementary relationship to femininity and that, by doing so,

(10)

10

2.5 Hegemoniale vrouwelijkheid

Vrouwelijkheid is een ondergetheoretiseerd concept. Vrouwelijkheid refereert naar een sociaal geconstrueerde standaard voor het uiterlijk, het gedrag en de waarden van vrouwen (Bordo, 1993). Donaldson (1993) stelt dat onderzoek over hegemoniale mannelijkheid meer aandacht moet hebben voor de praktijken van vrouwen. Schippers’ aanvulling op Connell is dat zij de mogelijkheid ziet dat vrouwelijkheden georganiseerd zijn in hiërarchische relaties. Volgens Schippers (2007) hebben we een theoretisch kader nodig over het bestaan van meerdere ‘vrouwelijkheden’, die de culturele hiërarchie tussen witte vrouwen en ‘vrouwen van kleur’ én de rol van vrouwelijkheden en mannelijkheden in het verzekeren van mannelijke dominantie kan duiden. Om dit te doen munt zij het concept ‘hegemoniale vrouwelijkheid’, gedefinieerd als “the characteristics defined as womanly that establish and legitimate a hierarchical and complementary relationship to hegemonic masculinity and that, by doing so, guarantee the dominant position of men and the subordination of women” (ibid., p. 94). Uit deze conceptualisering komt naar voren dat hegemoniale vrouwelijkheid in relatie tot hegemoniale mannelijkheid staat. Dit is in eerste instantie een relatie gebaseerd op verschil en complementariteit. Maar het is meer: het gaat ook om dominantie en onderschikking (Schippers, 2007).

Bij dit concept zijn vraagtekens te zetten. Paechter (2006) beweert dat hegemoniale vrouwelijkheid niet kan bestaan. Hegemonie betekent immers dat de machtspositie min of meer als de vanzelfsprekende stand van zaken wordt beschouwd. Ondanks de verschillen tussen vrouwen, bevindt vrouwelijkheid zich in relatie tot mannelijkheid altijd in een ondergeschikte positie. De voorkeur wordt vaak gegeven aan de term ‘benadrukte vrouwelijkheid’. Maar naar mijn mening accentueert ‘benadrukte vrouwelijkheid’ niet genoeg dat er een dominante, ideale of genormaliseerde vorm van vrouwelijkheid bestaat. Deze is wit en heteroseksueel en wordt via de media ge(re)produceerd (Krane et al., 2004). Schippers’ definitie biedt de ruimte om vrouwelijkheid ‘hegemoniaal’ te noemen, omdat hegemoniale vrouwelijkheid de dominantie van mannen ondersteunt.

2.6 Alternatieve vrouwelijkheden

Mensen kunnen ook alternatieve vrouwelijkheden belichamen. Alternatieve vrouwelijkheid houdt in dat mensen de mainstream culturele eigenschappen die aan vrouwelijkheid zijn toegeschreven afwijzen en daarmee de dominantie van mannen niet ondersteunen (Schippers, 2007). Een bekend voorbeeld is Halberstams (1998) concept female masculinity, door anderen

(11)

11

soms masculine feminity genoemd. Dit refereert naar de manieren waarop vrouwen ‘mannelijkheid’ belichamen (Schippers, 2007). De term female masculinity is geproblematiseerd door Renold (2008), sociaal wetenschapper in jeugdstudies. Volgens haar moeten afwijkingen van normatieve vrouwelijkheid niet direct worden getheoretiseerd als mannelijkheid. Daarnaast heeft de beschrijvende term female connotaties met een essentialistische notie van vrouwelijkheid. Om deze redenen gebruik ik de term masculine

feminity. Het risico van deze terminologie is dat het genderbinariteit reproduceert en

‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ reïficieert. Francis (2010) stelt dat dit risico er altijd is wanneer je het over mannelijkheden en vrouwelijkheden hebt. Wanneer ik spreek over ‘mannelijkheid’ of ‘vrouwelijkheid’, refereer ik naar een ideaaltypisch normatief construct dat in onze samenleving leeft en naar het gedrag dat mensen hierbinnen vertonen.

2.7 Beeldvorming in de media: wie is de voetbalster?

Nu de centrale concepten in mijn theoretisch raamwerk geschetst zijn, wil ik nagaan welke representatie van ‘de voetbalster’ de overhand heeft. Dit beeld wordt voor een groot deel ge(re)produceerd in de sportmedia. Beeldvorming kan veel zeggen over de ongelijke machtsverhoudingen met betrekking tot gender in een samenleving en kan deze verhoudingen legitimeren (Messner, 1988). Het vermogen van de sportmedia om telkens weer veel verschillende mensen te bereiken geeft hen macht in het bevestigen en reproduceren van gendernormen. In Nederland zijn sportmedia zeer populair: in 2001 bestond meer dan 50% van de 60 populairste tv-programma’s uit sportuitzendingen (Van Sterkenburg & Knoppers, 2004). Van Sterkenburg en Knoppers (2004) hebben laten zien dat vrouwensporten ondergerepresenteerd zijn, en dat zij, wanneer zij wel aan bod komen, als minder spannend en minder nieuwswaardig dan mannensporten worden geframed. Dit is een reflectie van de grotere waarde die in onze samenleving aan mannensport en aan stereotype ‘mannelijke’ karaktereigenschappen wordt gehecht (ibid.). Van belang is hierbij dat bestuur, besluitvorming en de sportmedia worden gedomineerd door witte mannen, zelfs wanneer het gaat over vrouwenteams, -clubs of -competities (ibid.; Scraton et al., 2005).

De voornaamste karaktereigenschap die aan voetballende vrouwen wordt toegeschreven is dat zij ‘mannelijk’ zijn. Dit is een complex stereotype:

(12)

12

“To say "she plays like a man" is a double-edged sword - it is, on the surface, a compliment to an individual woman's skills, but it also suggests that since she is so good, she must not be a true woman after all.” (Messner, 1988, p. 205).

De onderliggende assumptie van het ‘compliment’ dat omschreven wordt, is dat atletische prestatie niet als natuurlijke eigenschap van vrouwen gezien wordt. Wanneer een vrouw goed speelt, wordt zij niet als ‘echte’ vrouw gezien. Meerdere onderzoeken hebben in Nederland aangetoond dat vrouwelijke voetballers druk voelen om heteroseksuele vrouwelijkheid te vertonen, bijvoorbeeld via het hebben van lang haar of een vriendje (Elling, 1999; Knoppers & Anthonissen, 2003). Vrouwelijkheid is dus iets wat bewezen moet worden. Dit is gerelateerd aan heteronormativiteit:

“Whereas men who participate in popular media sports are assumed to be heterosexual, the involvement of women in these sports has been viewed with suspicion regarding their heterosexuality. The underlying assumption that since it takes a (heterosexual) man to do well in these sports, a woman who does well must be ‘manly’ and therefore lesbian” (Knoppers & Elling, 2001, p. 187).

Bovenstaand citaat laat zien dat sport in eerste instantie als iets voor de (heteroseksuele) man wordt gezien. Wanneer een vrouw excelleert in sport, en zeker in een ‘mannensport’ zoals voetbal, moet ze dus wel ‘mannelijker’ zijn. Mannelijkheid bij vrouwen wordt op zijn beurt weer geassocieerd met lesbisch zijn (Elling & Janssens, 2009). Paradoxaal genoeg bestaat dit lesbische imago naast een ander beeld, namelijk dat vrouwen kunnen excelleren in sport, zo lang ze maar stereotiep aantrekkelijk en beschikbaar blijven voor heteromannen (Knoppers & Elling, 2001). Op deze seksualisering kom ik later terug.

2.8 Beeldvorming in de media: marginalisering, seksualisering en trivialisering

De enorme groei van vrouwenvoetbal toont aan dat er tegenwoordig minder formele uitsluiting van voetbal voor vrouwen geldt, maar seksisme en symbolische marginalisering in de sportmedia zijn nog alomtegenwoordig. Een aantal onderling verweven problemen die onderzoekers hebben aangekaart reproduceren dominante noties over vrouwen via sportmedia. Het eerste probleem is de ‘symbolic annihilation’ (Wagg et al., 2009) van vrouwensport. Dit refereert naar het gebrek aan berichtgeving van vrouwensporten. Daarbij gaat het ook om het als minder spannend presenteren van vrouwelijke sportevents (Elling & Knoppers, 2005). Ten tweede is er sprake van (hetero)seksualisering van vrouwelijke atleten door sportjournalisten.

(13)

13

Door primair op het uiterlijk en de fysieke begeerlijkheid te focussen, worden hun prestaties getrivialiseerd (ibid.). Deze trivialisering, in combinatie met marginalisering, is het derde probleem. Tot slot worden vrouwen als onnatuurlijke atleten, of atleten als onnatuurlijke vrouwen geconstrueerd (Wagg et al., 2009).

Er is echter wel wat veranderd de afgelopen tien jaar. Kijk bijvoorbeeld naar het WK 2019 dat plaatsvindt terwijl ik deze scriptie afrond, waar de Oranjeleeuwinnen veel aandacht krijgen. Inmiddels is vrouwenvoetbal een nieuwswaardige sport geworden en is er dus sprake van popularisering, maar mannenvoetbal heeft nog altijd een dominante positie (Elling et al., 2017). Daarnaast is de berichtgeving neutraler en professioneler geworden, maar dat is gepaard gegaan met meer trivialisering van prestaties. Berichtgeving legt steeds meer nadruk op het heterosexy aspect van vrouwenvoetbal om meer kijkcijfers te krijgen en het lesbische imago te doorbreken: het principe van sex sells. Deze heteroseksualisering komt met name voort uit de professionalisering en commercialisering van het vrouwenvoetbal (ibid.). Kortom, vrouwelijke voetballers hebben nog steeds te maken met vormen van seksisme.

De consequentie van bovenstaande dominante beeldvorming is dat vrouwenlichamen als inferieur aan mannenlichamen worden gedefinieerd (Knoppers & Elling, 2001). De groei van vrouwenvoetbal zou hier verandering in kunnen brengen. Dominante stereotypen zijn niet de enige vertogen die beschikbaar zijn. Mensen hebben een veelvoud aan scripts tot hun beschikking om hun ervaringen te duiden. Non-dominante sociale groepen, in dit geval voetballende vrouwen, kunnen zich verzetten tegen dominante vertogen en alternatieve vertogen creëren (Van Sterkenburg & Knoppers, 2004). “What are we to make of the current fit, athletic, even muscular looks that are increasingly in vogue with many women?”, vroeg de Amerikaanse socioloog Messner zich in 1988 (p. 203) al af. Is er wellicht sprake van een nieuwe culturele invulling van het concept van ‘vrouwelijkheid’ die traditionele eigenschappen afwijst? Er is nauwelijks in kaart gebracht hoe voetballende vrouwen zelf tegen beeldvorming over vrouwenvoetbal aankijken. De kwestie van reproductie van normen of verzet ertegen brengt ons naar het structuur en agency debat in de sociologie dat een rode draad vormt in deze scriptie. In hoeverre claimen voetballende vrouwen de ruimte om tegen dominante stereotypen over vrouwenvoetbal in te gaan?

(14)

14

3. Onderzoeksmethode

In dit hoofdstuk zet ik mijn gebruikte onderzoeksmethode uiteen. Na de introductie van mijn vraagstelling leg ik uit hoe ik de centrale concepten heb onderzocht. Vervolgens ga ik in op mijn onderzoeksgroep, dataverzameling, de methode van kwalitatieve semigestructureerde interviews en data-analyse, waarbij ik reflecteer op mijn keuzes en overwegingen.

3.1 Vraagstelling

De hoofdvraag in deze scriptie is: Hoe verhouden voetballende jongvolwassen vrouwen zich tot

dominante stereotypen over vrouwenvoetbal in Nederland?

Met de woordkeuze ‘verhouden tot’ houd ik ruimte om de wisselwerking tussen agency en structuur te duiden: het ‘verhouden’, waar mogelijkheden liggen voor agency, gebeurt immers ‘tot’ een structuur. Ik hanteer de volgende deelvragen:

1) Met welke stereotypen over vrouwenvoetbal worden voetballende vrouwen geconfronteerd?

2) Hoe gaan voetballende vrouwen om met deze stereotypen?

3) Wat zeggen de praktijken en zelfpresentaties van voetballende vrouwen over de bredere seksistische en heteronormatieve structuren waarbinnen zij zich bevinden?

3.2 Operationalisering van centrale concepten

3.2.1 Hegemoniale vrouwelijkheid en mannelijkheid

Over het algemeen refereert hegemoniale vrouwelijkheid naar het zijn van emotioneel, passief, afhankelijk, zachtaardig, degelijk, beleefd, hulpeloos en medelevend (Van den Bogert, 2017; Krane, 2001; Messner, 1988). Hegemoniale mannelijkheid houdt daarentegen kracht, competitie, assertiviteit, zelfverzekerdheid en onafhankelijkheid in (Krane, 2001). Dit is dusdanig genormaliseerd dat de samenleving individuen die genderrol-overschrijdend gedrag vertonen onder de loep neemt en marginaliseert (ibid.). In het sportdomein wordt er vanuit gegaan dat mannen ‘gebouwd zijn voor sport’. Zij worden geacht sterker, groter en sneller dan vrouwen te zijn. Vrouwen worden dan ook niet verondersteld natuurlijke sporters te zijn (Krane & Symons, 2014).

(15)

15 3.2.2 The femininity balancing act

Vrouwelijke voetballers bevinden zich tussen de twee kanten van hegemoniale gendereigenschappen in. Er lijkt sprake te zijn van een soort ambivalentie wanneer het gaat over de combinatie van vrouwen en voetbal. Messner (1988) liet al zien dat vrouwelijke sporters ambivalent over hun eigen imago zijn: kan een vrouw wel sterk, agressief en competitief zijn en nog steeds als vrouwelijk worden gezien? Dit is wat feministisch sportpsychologe Krane (2001) heeft geformuleerd als de femininity balancing act. Daarmee doelt ze op dat enerzijds traditioneel ‘mannelijke’ karakteristieken essentieel zijn voor sport, zoals fysieke kracht en competitie, maar anderzijds vrouwen niet ‘te mannelijk’ over moeten komen. Maar als zij ‘te vrouwelijk’ overkomen, worden hun prestaties getrivialiseerd en worden zij gezien als lustobjecten of als grap. Voetballende vrouwen moeten dus schipperen tussen atletisch en elegant zijn (Krane, 2001). Deze balanceer-act onderzoek ik bij het analyseren van hoe vrouwelijke voetballers zich tot stereotypen verhouden.

3.2.3 Alternatieve vrouwelijkheden

Om verzet tegen hegemoniale vrouwelijkheid te analyseren maak ik gebruik van theorie over alternatieve vrouwelijkheden (Schippers, 2007), specifiek masculine femininity, zoals ik die in het theoretisch kader beschreven heb. Eén voorbeeld van masculine femininity is tomboyisme. ‘Tomboy’ refereert meestal naar jonge meiden die vooral ‘jongensspellen’ spelen en wiens beste vrienden jongens zijn. ‘Tomboy’ wordt vaak geconstrueerd in relatie tot ‘girly girl’. De typologie ‘girly girl’, ofwel meisjesmeisje, houdt een belichaming van hypervrouwelijkheid in, zowel in termen van uiterlijk (zoals de kleur roze of make-up), als in termen van gedrag (zoals zachtaardig en meegaand) (Paechter, 2010). Tomboyisme kan in sommige gevallen geïnterpreteerd worden als internalisering van seksisme, wanneer het andere vrouwen naar beneden haalt. Het belichamen van alternatieve vrouwelijkheden zie ik als verzet tegen hegemoniale vrouwelijkheid.

3.2.4 Verzet en conformiteit

Ik analyseer op basis van mijn data verschillende manieren waarop voetballende vrouwen zich verhouden tot stereotypen. Ik bestudeer in eerste instantie conformiteit en verzet in de manieren waarop de vrouwen over zichzelf spreken, over anderen spreken, het gedrag dat zij benoemen

(16)

16

en hoe zij omgaan met hun uiterlijk, waaronder kleding en make-up. Conformiteit refereert dan bijvoorbeeld naar aanpassen aan de norm, stilte of expres make-up opdoen om vrouwelijkheid te accentueren. Verzet tegen hegemoniale vrouwelijkheid is bijvoorbeeld zeggen dat je stoer, onafhankelijk of competitief bent. In de analyse belicht ik de meest relevante en vaakst voorkomende manieren die uit mijn data komen.

3.3 Onderzoeksgroep en dataverzameling

Voetballende jongvolwassen vrouwen vormen mijn onderzoeksgroep. Ik begon mijn onderzoek met het idee dat ik alle voetballende vrouwen tussen de 18-25 kon interviewen. Maar met de tijd heb ik mijn onderzoeksgroep gespecificeerd naar mensen die al langer voetballen en vroeg begonnen zijn. Alle interviewees zijn begonnen toen ze tussen de zes en twaalf jaar oud waren. Juist deze groep vond ik zo interessant, omdat zij zich in een tussenfase bevinden: ze zijn begonnen toen voetbal nog sterker gedomineerd werd door jongens, en hebben als het ware ‘live’ de explosieve groei van vrouwenvoetbal meegemaakt. Dit stelt mij beter in staat om internalisering te onderzoeken. Ik kan me voorstellen dat je, als je in een ‘mannenwereld’ begint, bepaalde disposities aanleert om je beter in die wereld te kunnen begeven en bovendien minder vrouwelijke rolmodellen beschikbaar had. Ik wilde specifiek jonge vrouwen interviewen, omdat adolescentie en jongvolwassenheid cruciale fases in de ontwikkeling van identiteit zijn (Elling, 1999).

Ik heb onderzoeksparticipanten geselecteerd op basis van convenience. De interviewees bestaan voor de helft uit mensen van mijn oude voetbalteam in Den Haag, en voor de andere helft uit voetballers in Amsterdam met wie ik via-via in contact ben gekomen. De interviews vonden plaats in Amsterdam, Den Haag, Delft en Middelburg en duurden tussen de 50 minuten en anderhalf uur. Aangezien in Nederland de meeste vrouwelijke voetballers wit zijn en tot de middenklasse behoren (Knoppers & Anthonissen, 2003), net als ik, verwachtte ik van tevoren dat mijn groep interviewees relatief homogeen zou zijn. Dit bleek inderdaad het geval: iedereen is tussen de 20 en 23 jaar, universitair opgeleide stedeling, bijna iedereen is heteroseksueel en bijna iedereen is wit. Homogeniteit is soms een tekortkoming, maar biedt mij de mogelijkheid dieper in te gaan op de beleving van een specifiekere groep meiden. Belangrijk hierbij is dat de resultaten van dit onderzoek niet universeel gelden. Generaliseren is nooit mijn doel geweest, maar ik wil onderstrepen dat dit onderzoek niet ‘het hele verhaal’ vertelt. Een voorbeeld is dat racistische genderstereotypen in dit verhaal missen. Dit demonstreert dat de kennis die ik produceer ten eerste beïnvloed is door mijn positie als universitair opgeleide witte vrouw en ten

(17)

17

tweede door de dominantie van witte, (hoge) middenklasse vrouwen in het Nederlandse voetbal. Dit is allebei van invloed geweest op mijn toegang tot de relatief homogene onderzoeksgroep. In tabel 1 is een overzicht te zien van de interviewees. De namen zijn veranderd.

3.4 Onderzoeksmethode

Ik heb elf semigestructureerde interviews uitgevoerd. Mijn keuze gaat uit naar kwalitatieve interviews omdat ik de diepte in wil gaan in de ervaringen van voetbalvrouwen en dit vervolgens wil relateren aan gendernormen in de samenleving. De kritiek van oral historian Portelli (2018) op interviews waarbij de onderzoeker als ‘onzichtbaar’ wordt voorgesteld is hierbij relevant. Een interview is niet neutraal, maar een sociale setting met een wederzijdse uitwisseling van stemmen en blikken. Ik kom zelf uit de voetbalgemeenschap en ben daarmee een insider. Dat kan een voordeel zijn, omdat interviewees zich daardoor op hun gemak en begrepen kunnen voelen. De verhouding tussen de interviewee en mij is bovendien wellicht minder hiërarchisch. Insiders hebben betere toegang tot de verhalen van onderzoeksparticipanten (Merriam et al., 2001). Het kan echter ook een obstakel zijn, omdat interviewees misschien bepaalde dingen voor zich zouden kunnen houden omdat zij denken dat

Tabel 1: Overzicht onderzoeksparticipanten

Naam Leeftijd Woonplaats Geboorteplaats Leeftijd begonnen

met voetbal

Merel 21 Middelburg Den Haag 12 Tessa 23 Amsterdam Amsterdam 9 Sabine 21 Amsterdam Utrecht 10 Maaike 22 Amsterdam Amsterdam 10 Chiara 21 Den Haag Den Haag 6 Roos 21 Delft Den Haag 8 Cynthia 23 Amsterdam Amsterdam 12 Claire 22 Amsterdam Den Haag 8 Tanisha 21 Den Haag Den Haag 11 Martha 22 Amsterdam Edam 7 Jasmijn 20 Amsterdam Den Haag 6

(18)

18

ik er al op de hoogte van ben. Naast interviews heb ik mezelf de afgelopen drie maanden veel begeven in voetbalruimtes. Zo heb ik met twee verschillende teams meegetraind en ben ik langs mijn oude club gegaan. Dit heeft me geholpen om me zo veel mogelijk te verplaatsen in de voetbalwereld waar ik vroeger wel, maar de afgelopen vijf jaar minder deel van uit heb gemaakt. Als onderzoeksgroep zijn de stemmen van vrouwelijke voetballers niet vaak of duidelijk gehoord. Ik heb de interviewsfeer flexibel gehouden, zodat mijn interviewees genoeg spreekruimte hadden. Wel hanteerde ik een topiclijst (zie Appendix I), om patronen van manieren waarop de interviewees zich tot dominante stereotypen verhouden te kunnen analyseren. Topics waren waarom en hoe de interviewee begonnen is, wie haar voetbalhelden zijn, welke rol voetbal in haar leven speelt, hoe zij andere voetballende vrouwen ziet, de dynamiek in het team, welke reacties zij heeft gekregen van jongens en meiden, confrontatie met stereotypen, hoe zij haar gedrag en uiterlijk daardoor aanpast en hoe zij deze stereotypen bevecht. Ook had ik drie vignetvragen: een citaat van Johan Derksen, een citaat van oud-FIFA voorzitter Sepp Blatter die ook in de inleiding van deze scriptie genoemd is, en de overwinning van de Oranjeleeuwinnen op het EK 2017 (zie Appenix II). De eerste twee, die negatief zijn, heb ik in elk interview voorgelegd aan de interviewees. Na een gesprek over de twee citaten heb ik aan hen gevraagd met welke stereotypen zij geconfronteerd zijn en op welke momenten, en hoe zij deze bevechten. De overwinning op het EK 2017 heb ik alleen bij specifieke interviews voorgelegd wanneer de interviewee meer kortaf of onverschillig was. Deze ‘onverschilligheid’ had ik weliswaar verwacht, maar het was soms lastig om daar doorheen te prikken. Vignetvragen hielpen hierbij, want die lokten hoe dan ook een reactie uit. Met name bij mijn vragen over of ze negatieve/positieve reacties van jongens/meiden hebben gehad waren de antwoorden soms kortaf. Geheugen speelt hier ook een rol: mensen herinnerden zich niet veel voorbeelden meer van toen ze jong waren.

3.5 Data-analyse

Ik heb de interviews geanalyseerd met behulp van het codeerprogramma Atlas.ti. Ik ben begonnen met initial coding tijdens het gedetailleerd lezen van de transcripten. Daarna heb ik uitgezoomd en de codes die ik bij initial coding had gecreëerd met elkaar vergeleken, soms samengevoegd, en bredere thema’s geïdentificeerd. Ik moest kiezen welke codes het meest belangrijk en analytisch zinvol waren om aan de hand daarvan de rest van de data opnieuw te organiseren. De belangrijkste abstracte codes zijn verzet, conformiteit, reacties van anderen, stereotypen, vrouwelijkheid, internalisering, inconsistentie en uiterlijk. Daarbinnen heb ik weer

(19)

19

subcategorieën gemaakt, zoals ‘jezelf bewijzen’ en ‘de representatie veranderen’ bij de categorie ‘verzet’ of ‘make-up’ en ‘kleding’ bij de categorie ‘uiterlijk’. Tijdens deze analyse heb ik voortdurend heen en weer bewogen tussen theorie en data, een analysestrategie die voortkomt uit grounded theory (Charmaz, 2014). Zo kwamen sommige concepten voort uit de theorieën die ik gebruik, zoals stereotypen, en andere kwamen nieuw voort uit de data, zoals het voetbaltenue. Daar had ik van tevoren niet aan gedacht; het kwam simpelweg in elk interview ter sprake.

3.6 Reflectie

Mijn rol als insider werd heel duidelijk voor mij tijdens het interviewen. Het feit dat ik zelf heb gevoetbald hielp bij het opbouwen van rapport. Ik begreep daardoor voetbal-gerelateerde referenties beter en het gaf de interviewee en mij een gedeelde interesse. De interviews waren ook interactief: soms werd naar mijn eigen ervaringen gevraagd of hoe ik tegen de toekomst van vrouwenvoetbal aankijk. Iemand vroeg zelfs of ik haar gedrag kon verklaren. Dat laat zien dat een interview een dialoog, of zoals taalwetenschapper De Fina (2009) het noemt, een ‘interactional event’ is. Alle benaderde personen wilden overigens meewerken. Geïnterviewd worden over voetbal was misschien voor hen een erkenning van hun status als echte of serieuze voetballer.

Ik wil transparant maken dat ik door mijn identiteit als voetballer en als feminist een mening heb over de huidige stand van zaken in het voetbal. Mijns inziens is het de hoogste tijd om ons af te vragen waarom de ‘verbetering’ zo traag gaat en hoe het seksisme als reactie op vrouwenvoetbal doorbroken kan worden. Mijn individuele biografie kan niet buiten dit onderzoeksproces worden geplaatst. Het heeft mijn keuze voor dit onderzoeksonderwerp, mijn doelstelling, theoriekeuze en interpretatie van de resultaten beïnvloed (Savin Baden & Howell-Major, 2013), wat bijvoorbeeld blijkt uit mijn keuze om deze casus te relateren aan bredere seksistische structuren. Met dit in gedachten heb ik mijn best gedaan om zo open mogelijk dit onderzoek in te gaan en om de perspectieven van de participanten zo eerlijk mogelijk te representeren.

Het meest verbazingwekkende voor mij was dat ik in elk interview te horen heb gekregen: ‘oh, zo heb ik er eigenlijk nog nooit over nagedacht’. Blijkbaar heeft het interview dan iets doen opborrelen bij de interviewees. Het laat zien dat het feit dat ze voetballen in eerste instantie heel normaal is, iets waar je niet over nadenkt, maar dat het door dit interview toch afwijkend lijkt.

(20)

20

Ik probeerde dit op te lossen door het aan de samenleving en bredere sociaal-culturele normen te relateren over wat ‘normaal’ is. De onverschilligheid, of de houding dat het ‘gewoon normaal’ is, is overigens ook een bevinding. Mijn verbazing bij deze reacties heeft mij doen inzien dat ik niet mijn eigen ervaringen als standaard moet nemen.

(21)

21

4. Verzet en conformiteit

Met voetbal als een door mannen gedomineerde ruimte mengen vrouwen die voetballen zich in een strijd. Zij moeten obstakels overkomen om een legitieme status in het voetbal te krijgen. Maar hoe ziet deze worsteling eruit? Dit hoofdstuk gaat over verzet en conformiteit, en daarmee de kwestie van agency. Ik ga in op de vraag op welke manieren voetbalvrouwen omgaan met dominante stereotypen over vrouwenvoetbal. De stereotypen waarmee de interviewees geconfronteerd worden komen overeen met de bestaande literatuur hierover. Ik ga daarom maar kort op de stereotypen in. Daarna komen de verschillende manieren van conformiteit en tot slot de sterker aanwezige verzetsstrategieën aan bod.

4.1 Stereotypen

De stereotypen waar vrijwel alle meiden mee geconfronteerd zijn houden in dat vrouwelijke voetballers mannelijk, lesbisch, niet technisch vaardig en lomp zouden zijn. Ook, maar minder vaak wordt genoemd: stevig, niet knap, weinig geïnteresseerd in voetbal of onwetend over voetbal, en te aardig.

Het stereotype dat de meiden als eerste noemen is dat vrouwelijke voetballers mannelijk of jongensachtig zijn. Ze krijgen het idee dat ze als ‘manwijven’ worden gezien. Voetbal stond in hun jeugd bekend als jongenssport. Het jongensachtige stereotype is sterk verweven met het stereotype dat vrouwelijke voetballers lesbisch zouden zijn. De onderliggende assumpties van deze vooroordelen zijn aan elkaar gelinkt, wat de onderlinge verbondenheid van gender en heteronormativiteit reflecteert. De gedachtegang is hier: a) voetbal is een stoere jongenssport, b) vrouwen die voetballen moeten dan wel mannelijker zijn, c) mannelijke vrouwen zijn vaak lesbisch. Hier worden de interviewees dikwijls mee geconfronteerd in gesprekken, bijvoorbeeld wanneer ze zeggen dat ze voetballen en er meteen gevraagd wordt of er veel ‘potten’ in het team zitten. Het stereotype is echter niet altijd zo uitgesproken in interacties met anderen: vaak is het ook een bewustzijn van een stereotype dat breder in de samenleving leeft. Zoals de Haagse Chiara (21) zegt:

“I: Hoor je dan ook expliciet van dat het gay is of is het meer gevoel?

R: Nee, ja een gevoel. Ja er wordt niet tegen mij gezegd van eh... Maar ik denk dan al gauw dat mensen dat denken.” (Chiara)

(22)

22

Mijn onderzoeksgroep is vrij jong begonnen met voetbal, waardoor dominante stereotypen in hun identiteitsvorming geïnternaliseerd kunnen zijn. Dat blijkt ook uit wat Tessa (23) uit Amsterdam zegt: “M'n vrije associaties zijn absoluut dat het een pottensport is en stoere wijven, dat soort associaties kreeg ik erbij. Dat wordt wel minder, maar dat zit nog steeds wel in m'n hoofd.”

4.2 Reproductie van stereotypen

Interviewees hebben last van de stereotypen, maar reproduceren ze in sommige gevallen ook zelf wanneer ze het hebben over andere voetballende vrouwen. Dit heeft dikwijls met het verschil tussen binnen en buiten de Randstad en met klasse te maken, waardoor het duidelijk wordt dat mijn groep interviewees universitair opgeleide stedelingen zijn. Dit komt ter sprake in gesprek met Merel uit Den Haag (21):

“R: Terwijl ik denk dan aan Westland, en als ik dan denk aan voetbalsters, dan heb ik wel één beeld in m'n hoofd, en waar dat vandaan komt...

I: Wat dan?

R: Gewoon dat héle stevige, dat héle harde, het héél nuchter, hard, nuchter, stevig, agressief, no-nonsense, beetje plat.” (Merel)

Merel heeft hier zelf een stereotype beeld in haar hoofd over voetbalsters uit Westland. Voetbalsters buiten de Randstad worden als stevig beschreven. Dit is niet de enige keer dat klasse of woonplaats aan lichamelijkheid wordt gekoppeld. Ook Claire (22) ziet teams buiten de Randstand als toch wel wat lompere meiden met overgewicht. Nog iemand die vooroordelen heeft geïnternaliseerd is Roos (21):

“Wij hadden misschien als meisjes ook een vooroordeel dat de rest van de meisjes iets mannelijker waren. En dat bedoel ik misschien ook met stoerder: gewoon iets mannelijker, gewoon iets steviger, misschien wat korter haar en misschien wat lomper ook eigenlijk.” (Roos) Hier wordt een heldere typologie geschetst: een voetbalvrouw is een stoere, mannelijke, stevige en lompe vrouw met kort haar. De stereotypen waar Roos zelf mee is geconfronteerd, zijn zo krachtig dat zij ze zelf ook soms heeft naar anderen toe.

Reproductie van stereotypen komt tot slot tot uiting in taalgebruik. De uitdrukking ‘…als een

man/jongen’ wordt acht keer gebruikt om een meisje of vrouwenvoetbal te omschrijven als heel

(23)

23

súpergoed, zij voetbalt ook echt als een jongen”1 en “heeft echt de kracht van een man”2.

Meiden die voetballen hebben het idee dat mannen van nature heel goed zijn in voetbal, misschien beter dan vrouwen, in hun taalgebruik geïnternaliseerd. Dit wijst erop dat deze gendernorm krachtig doorwerkt. Mensen spreken immers via de beschikbare discoursen in onze samenleving (Hall, 1995). Zoals Claire zegt: “we doen er zelf ook aan mee, het is een probleem wat van meerdere kanten moet aangepakt worden.”

4.3 Conformiteit

Drie van de interviewees, en daarmee een minderheid, vertonen gedrag dat ik classificeer als conformiteit. Soms is dat heel groots, zoals van voetbal afgaan omdat het idee dat het een jongenssport zo alomtegenwoordig was, en soms gaat het om kleinere handelingen van aanpassing. Ik refereer in deze paragraaf vaak naar Chiara, omdat zij veel aan zelfregulering lijkt te doen. Chiara is 21 jaar, komt uit Den Haag en heeft zelfs een tijdje bij een professionele club gespeeld.

Conformiteit uit zich op drie manieren. De eerste is aanpassen, zoals een jurkje aan doen, roze sokken kopen, of expres niet zeggen dat je op voetbal zit. Deze manier wordt duidelijk wanneer Chiara vertelt dat ze bepaalde kleding niet kocht om niet aan het lesbische stereotype te voldoen. Ze gaat een interne monoloog aan, waar zij culturele normen tegen zichzelf laat spreken:

“R: Je gaat toch opletten, ik heb wel vaak gehad dat als ik iets kocht van kleding dat ik dan dacht van: maar staat dit niet gay? Heel erg. Dat ik denk van…en dat ik het dan tóch niet kocht. Ja slaat eigenlijk ergens op.

I: Terwijl je het wel wilde?

R: Nou ja terwijl ik het dan wel leuk vond maar dat ik dacht van ja, zou ik dat dan wel doen? Ik weet nog wel dat me moeder zelfs een keer wel zei van ‘ja maar dat staat...’, díé zei dat zelfs, dat vond ik eigenlijk echt niet leuk dat ze dat zei (…), maar dan zei zij wel van 'ja zou je dat wel kopen?' Zo ging dat dan (…). Stel ik had een broek en ik wilde daar iets op doen, een bepaald blouseje, dan zei mijn moeder bijvoorbeeld van 'ja maar dat staat misschien wel een beetje gay'. (…) Dat ik dan dacht van: oh ja? En dan word je toch steeds zelfbewuster van oei zou ik dat dan wel... kan ik...staat dit gay? Kan ik dit wel aan doen?” (Chiara)

1 Chiara

(24)

24

Dit is een voorbeeld van een zelfregulerend proces om ervoor te zorgen dat ze gender op correcte en daarmee heteronormatieve wijze ‘doet’ (West & Zimmerman, 1987). De tweede manier van conformeren komt bij Sabine naar voren. Zij ziet in dat meiden soms oneerlijk worden behandeld in het voetbal, maar wil er niets van zeggen. Ze wil niet het gevoel van benadeeld zijn uitspreken, omdat ze in principe al tevreden is met wat ze heeft. De derde manier, waar bij Chiara sprake van is, is jezelf indekken. Zij maakt van tevoren al een grapje over hoe slecht of lomp het vrouwenvoetbal is, of dat ze niet op vrouwen valt, als een soort disclaimer.

“Ik dek mezelf meestal al in voordat iemand iets gaat zeggen, dus ik zeg altijd al van 'ja het kan soms een beetje lomp zijn'. (…) Of ik zeg zelf ook altijd meteen van 'ja ik vind het zelf soms ook niet om aan te zien'. Omdat ik weet dat mensen dat vaak denken, dus dan denk ik nou ja ik zit op voetbal en ík zeg dat, maar ik heb dan het recht om dat te zeggen want ik voetbal nog. Snap je? (…) Omdat ik vaak al weet dat mensen dat gaan zeggen zeg ik het maar al voor hun. Zodat ze het niet als aanval kunnen doen op mij.” (Chiara)

Chiara dekt zichzelf in door bepaalde stereotyperende opmerkingen zelf als eerste uit te spreken, omdat ze weet dat mensen stereotyperende dingen vaak denken over vrouwenvoetbal. Haar gedrag is in sterke mate anticiperend op wat anderen denken, wat ook te zien is in de zin “omdat ik weet dat mensen dat vaak denken”. Jezelf indekken is een verdedigingsmechanisme, wat blijkt wanneer Chiara zegt “zodat ze het niet als aanval kunnen doen op mij”. Maar er zit ook verzet in dit citaat, aangezien Chiara zegt dat zij het recht heeft om dit te zeggen omdat zij zelf voetbalt. Omdat zij deel is van de vrouwenvoetbalgemeenschap mag zij dus wel zulke opmerkingen maken.

4.4 Verzet

Hoewel er dus enkele gevallen zijn waar interviewees zich conformeren, doen verschillende vormen van verzet zich veel vaker voor. De prominentste verzetsstrategieën zijn jezelf bewijzen, niets van aantrekken/stevig in je schoenen staan, terugpraten, vrouwenvoetbal onderscheiden van mannenvoetbal en voetbal in essentie als verzet beschouwen. Om een idee te geven: ‘jezelf bewijzen’ heb ik 39 keer als code gebruikt, ‘niets van aantrekken/stevig in je schoenen staan’ 26 keer en ‘terugpraten’ 32 keer. Ik ga deze verschillende strategieën langs.

(25)

25 4.4.1 Jezelf bewijzen

Het thema dat het meest aan bod is gekomen in de interviews is ‘jezelf bewijzen’. De voetbalsters laten bijvoorbeeld bewust zien dat ze goed zijn op het voetbalveld. Ze bewijzen zich ook verbaal, door te zeggen dat ze hoog hebben gespeeld of door naar goede professionele voetbalsters zoals Lieke Martens te verwijzen. Waar komt het gevoel dat je jezelf moet bewijzen vandaan? Hiervoor moet eerst begrepen worden wat voor reacties de meiden krijgen op het feit dat zij voetballen. Wat ze altijd merken is de verbazing. Op voetbal gaan als meisje ligt niet voor de hand, zeker niet voor mijn groep interviewees die allemaal tussen de zes en twaalf jaar oud zijn begonnen. Enerzijds laat deze verbazing aan de voetbalvrouw zien dat het niet normaal is om als meisje te voetballen en daarmee wordt zij geconfronteerd met een culturele norm. Anderzijds wordt het juist als leuk ervaren dat anderen het niet verwachten: het maakt je speciaal.

Eigenlijk lijkt een vrouw zijn in het voetbal een double-edged sword. Aan de ene kant kan ze hele nare reacties krijgen. Als ze iets verkeerd doet krijgt ze het gevoel dat jongens dat relateren aan het feit dat ze een meisje is. Jongens kunnen het niet aan als een meisje scoort of een duel wint: “‘en dat door een meisje!’, dat is ook wel eens geroepen”3. Aan de andere kant, wanneer

je iets goeds doet als meisje, vinden mijn interviewees het extra leuk omdat ze dan als speciaal worden gezien. Als Chiara een compliment kreeg vindt ze dat extra leuk, “omdat ik me dan had bewezen zeg maar”. Beide kanten hebben dezelfde onderschattende vooronderstelling dat meiden minder goed kunnen voetballen. Chiara omschrijft dit dubbelzinnige aspect als volgt:

“Dán [als ze wint van jongens] denk ik wel van ha, weetje? Juist dan vind ik het wel leuk om je te kunnen bewijzen maar als het een keer net mis gaat dan hebben zij weer iets om te zeggen van 'ja maar je bent toch een meisje'. Dus je moet je meer gaan bewijzen om een beetje gelijkwaardig behandeld te worden, ja. [lacht] Top [sarcastisch].” (Chiara)

Dit laat de prestatiedruk zien waar voetbalsters mee te maken hebben om legitimiteit in het voetbal te krijgen. Ook de Haagse Tanisha (21) spreekt dit uit:

“Daarom was het ook vaak dat als er iets was, dat ik niet gelijk op de grond moest vallen, terwijl mijn trainer die zei altijd 'ja je moet gewoon lekker vallen!', maar dat vond ik wel heel kut omdat ik mezelf dan niet écht kon bewijzen. Dus heel vaak een extra stapje” (Tanisha)

3 Chiara

(26)

26

Tanisha kiest hier in eerste instantie niet voor het spel: daarin is het voordelig om na een overtreding op de grond te vallen. Ze kiest voor zichzelf en haar eigen worsteling met onderschat worden als meisje. Als ze op de grond valt wordt ze misschien als zwak gezien. Stereotyperende reacties van jongens over met name (het gebrek aan) vaardigheden van de interviewees worden niet alleen als obstakel ervaren, maar ook als drijfveer om zichzelf te bewijzen. Zo ook voor Roos. Zij vindt het juist leuk om het tegendeel te bewijzen aan jongens die eerst niets van haar verwachten:

“Dat vind ik eigenlijk heel grappig, want dan krijgen ze een beetje terug wat ze...wat ze verdienen eigenlijk als ze in eerste instantie zo vooroordelend zijn over dat meisjes niet kunnen voetballen krijgen ze eigenlijk op dat moment terug en dat vind ik eigenlijk wel een grappig moment. En dat motiveert mij dus ook aan het begin van een wedstrijd al om dat moment een beetje te veroorzaken” (Roos)

Ook Claire heeft de neiging om als mensen voetballen “toch even mee te doen en dan zijn ze allemaal van oh shit”. Toen ik vroeg wat er dan in haar hoofd om ging, zei ze lachend: “dan denk ik: nou denk er nog maar lekker even twee keer over na!” 4. Dit laat zien dat jezelf bewijzen

voor deze meiden een strategie kan zijn om een punt te maken en een boodschap over te brengen: meisjes kunnen wél voetballen.

4.4.2 Niets van aantrekken / stevig in je schoenen staan

‘Het boeit me niet’ of ‘het doet me niet zo veel’ heb ik heel vaak gehoord. Dat soort uitdrukkingen zijn tekenend voor de onverschillige houding die de meiden soms aannemen. Het is toch gewoon maar een sport? Er kan echter meer achter deze onverschilligheid schuilen. Als reactie op een negatief citaat van Johan Derksen zeiden de meiden ‘niet naar luisteren’ of ‘niets van aantrekken’. Door ergens niets van aan te trekken is het misschien beter mogelijk om je staande te houden in een door mannen gedomineerde ruimte. De rol die agency hier speelt is belangrijk:

“Dan ligt het weer aan jou als je jouw vrijheid laat afpakken door andere mensen, maar ik denk wel dat je stevig in je schoenen moet staan om je daar niks van aan te trekken. Dat zal niet iedereen doen.” (Tessa)

4 Claire

(27)

27

Wat Tessa in dit citaat zegt laat zien dat stevig in je schoenen staan en je eigen ruimte claimen een strategie is waar niet iedereen voor zal kiezen. Toen ik aan Tanisha vroeg hoe zij ‘de vrouwelijke voetballer’ zou omschrijven, zei ze het volgende:

“Toch stiekem ook wel een beetje zelfverzekerd, want je gaat heel veel shit over je heen krijgen, vooral als je op hoog niveau speelt weetje, dan krijg je van die mensen zoals Johan Derksen die dan komen met dat soort opmerkingen. Je moet wel gewoon effe sterk in je schoenen staan. Dingen niet te persoonlijk nemen.” (Tanisha)

Sterk in je schoenen staan is in dit geval een dispositie waar voetbalsters baat van kunnen hebben als ze die zich aanleren om met negatieve reacties om te gaan. Het feit dat dat nodig is toont aan dat hoewel vrouwenvoetbal meer publiek zichtbaar is geworden, voetbalsters nog heel wat te verduren hebben.

4.4.3 Terugpraten en de discussie aangaan

Wanneer mensen vervelende opmerkingen maken, zeggen acht van de elf interviewees dat ze terugpraten. Ze gaan de discussie aan. Roos ziet dit als een goede methode om iemand te overtuigen. Toen ik vroeg hoe ze stereotypen bevecht, zei ze:

“Je gaat ook wel de discussie erover aan. Ja. Het is niet dat je niks zegt dan. Je móét juist wel je mond open trekken om iemand z'n gedachten te laten veranderen.” (Roos)

Roos vertelde over een man die seksistische opmerkingen had gemaakt over dat hij vond dat Roos niet in het voetbalbestuur hoort als vrouw. Zij ging hier op een speelse manier mee om.

“Ik ging het ook een beetje spelen van: 'nou misschien heb je wel gelijk! Ik ben eigenlijk ook wel voor alleen een mannenbestuur dan.' En dan zag je 'm zo even denken van: oh nou dat vind ik ook wel een beetje raar. Ik zo: 'of vind je dat dan ook niet?' En dan ging 'ie weer van: 'nou nee dat zeg ik ook niet, maar ik zeg gewoon...' Ja en op gegeven moment dan praat 'íe zichzelf een beetje vast, dus wat 'ie zei was heel erg een vooroordeel wat 'ie had, alleen als je dan dieper op gaat doorvragen zien ze opeens wel in dat dat eigenlijk heel raar is wat ze denken.” (Roos)

Toen ik vroeg wat haar doel was met deze strategie, antwoordde ze: “ik wilde ze heel erg laten inzien dat het eigenlijk heel raar is dat ze zoiets zeggen”. Zij zet haar gevoel van verontwaardiging opzij, omdat ze niet het idee heeft dat dat zijn mening zou veranderen. “Als ik boos zou worden zou ‘ie denken van ja, dom meisje, lekker laten. Misschien denkt hij er nu wel echt anders over omdat ik er wel serieus op in ben gegaan”.

(28)

28 4.4.4 Vrouwenvoetbal onderscheiden van mannenvoetbal

Een andere manier waarop de voetbalsters verzet vertonen is door vrouwenvoetbal bewust te onderscheiden van mannenvoetbal. Dit wordt door zes vrouwen gedaan. Vrouwen- en mannenvoetbal vergelijken is als “appels met peren vergelijken” dus “ga je het vergelijken of ga je denken dit is goed voetbal en dat is goed voetbal?”5. Dit is een manier om vrouwenvoetbal een legitieme en onafhankelijke plek in het voetbal te geven. Zo zegt Tessa: “Waarom mag het niet z'n eigen vorm vinden?”. Hiermee zeggen de meiden dat vrouwenvoetbal van een ander niveau dan mannenvoetbal is, maar in plaats van het als een onderschikkende relatie te zien maken ze het een nevenschikkende relatie: het bestaat naast elkaar met een eigen waarde. Deze vorm van verzet behelst bij Cynthia (23) zelfs een toe-eigening van het lagere niveau van vrouwenvoetbal: “Ik wil niet eens het niveau van mannen halen.”

4.4.5 Voetbal in essentie als verzet

In feite is voetbal op zichzelf al verzet voor deze groep meiden. Een vrouw die op voetbal zit is in essentie al een vorm van niet tot de norm behoren of deze zelfs bevechten. Merel omschrijft dit treffend: “Het zijn allemaal meiden die toch iets willen bewijzen, tenminste dat denk ik wel. Meiden die voetballen die bewijzen íéts, maakt niet uit hoe groot of klein.” Een meisje dat op een sport gaat die als jongenssport wordt gezien, daagt puur en alleen al het idee dat de sport alleen voor jongens is uit. Zelfs Sabine, die in principe verzet niet nodig acht, zegt:

“Alle meisjes die ik ken die op voetbal zitten die hebben ooit besloten om op voetbal te gaan ondanks dat het misschien niet altijd de super voor de hand liggende keuze is. (…) Dit zijn wel allemaal meisjes die voor zichzelf hebben gekozen een keer.” (Sabine)

In het licht van de eigenschappen die bij hegemoniale vrouwelijkheid horen is voor jezelf kiezen als vrouw verzet. Het is namelijk een uiting van onafhankelijkheid, wat tegen het traditionele idee in gaat dat vrouwen afhankelijk zouden zijn.

Concluderend

In dit hoofdstuk heb ik onderzocht hoe de voetbalsters omgaan met dominante stereotypen. Een minderheid van de interviewees conformeert zich, waarbij ik de strategieën aanpassen, niets

5 Sabine

(29)

29

ervan zeggen en jezelf indekken heb geïdentificeerd. Dit lijken processen van zelfregulering te zijn, anticiperend op wat anderen van deze voetbalsters zouden denken. Verzet komt echter veel meer voor: alle interviewees vertonen dat in mindere of meerdere mate. De voornaamste verzetsstrategieën zijn jezelf bewijzen, niets van aantrekken/sterk in je schoenen staan, terugpraten, vrouwenvoetbal onderscheiden van mannenvoetbal en voetbal in essentie als verzet.

Hoewel de voetbalsters op veel verschillende manieren verzet vertonen, zijn hun verzetsstrategieën niet heel radicaal. Verzet wordt niet geframed als een ‘politiek doel’. Een voorbeeld is Maaike:

“Als iemand iets zou zeggen over vrouwenvoetbal dan voel ik me niet aangesproken ofzo. Ik zie mezelf meer als gewoon iemand die voetbalt, maar niet als een meisje die voetbalt.” (Maaike)

Maaike hanteert hier een genderneutraal of post-feministisch discours en zei ook dat ze “niet zo feministisch-achtig” is ingesteld. De onverschillige houding van sommige interviewees classificeren als postfeminisme doet echter geen recht aan de strijd die zij voeren, omdat er dan geen oog is voor “all the ways in which girls are quitely but powerfully changing the face of girlhood through localized and specific gender struggles” (Pomerantz et al., 2004, p. 549). Het teweeg brengen van sociale verandering gebeurt ook in marginale of moeilijk zichtbare ruimtes (Harris, 2001), al is het maar door een panna te geven bij een jongen. Heywood (2008) noemt deze manier waarop jonge sportvrouwen aan feministische doelen werken in minder opvallende ruimtes, zonder zichzelf per se feminist te noemen, stealth feminism.

Om patronen te ontdekken in de data heb ik geprobeerd een relatief coherent verhaal te presenteren. De realiteit is wel dat de interviews doordrenkt zijn met inconsistenties. De dubbelzinnigheid bij het thema jezelf bewijzen, dat het aan de ene kant vervelend is dat het nodig is en aan de andere kant soms juist wel leuk is om jezelf te bewijzen, hintte al naar een ambivalentie. In het volgende hoofdstuk ga ik in op de ambivalente houding die de voetbalsters hebben en wat dat zegt over bredere seksistische en heteronormatieve structuren die in de samenleving van kracht zijn.

(30)

30

5. Ambivalentie als product van conflicterende en verschuivende normen

In dit hoofdstuk probeer ik de ambivalentie die deze groep vrouwen kenmerkt te duiden door hun positie breder te trekken naar ideeën over hoe vrouwen zich horen te gedragen in de samenleving. Ik beargumenteer dat ambivalentie een reflectie kan zijn van de wisselwerking tussen structuur en agency. Dit illustreer ik door me te richten op hoe de voetbalsters die ik heb gesproken invulling geven aan vrouwelijkheid. Seksistische en heteronormatieve structuren kunnen immers niet los worden gezien van hun expressie van vrouwelijkheid. Zo lijken de vrouwen in dit onderzoek in eerste instantie een houding te hebben van ‘schijt’ aan traditionele vrouwelijkheidsnormen. Eigenschappen die bij hegemoniale vrouwelijkheid horen, zoals passiviteit, afhankelijkheid en zachtaardigheid, zijn niet meer toereikend voor de hedendaagse Nederlandse vrouwelijkheidsnormen in sport. Echter, ik laat zien dat charme en aantrekkelijkheid nog steeds onderdeel zijn van de vrouwelijkheidsnorm die voetbalsters uitdragen.

5.1 Inconsistenties

Het is opvallend dat er in de interviews veel inconsistenties naar voren komen. Een voorbeeld van zo’n inconsistentie is in dit citaat van Sabine:

“Als ik in een cafétje Ajax kijk en dan kijk ik echt vet geconcentreerd en dan dacht ik gister wel effe van: zouden er nu mensen zijn die mij niet serieus nemen, die denken van ze doet een beetje alsof ofzo? Als het kon zou ik dan wel zeggen van 'ik zit op voetbal en ik heb er verstand van!' maar ik hoef mezelf ook niet te verdedigen dat ik dit echt leuk vind.” (Sabine)

Sabine is zich bewust van ideeën die andere mensen over haar zouden kunnen hebben, namelijk dat ze niet serieus genomen wordt als vrouw die voetbal kijkt en er iets van af weet. “Als het kon zou ik dan wel zeggen” laat een soort drang om zichzelf te verdedigen zien, maar vervolgens zegt ze het niet, want ze hoeft zichzelf “niet te verdedigen”. Ze lijkt daardoor in de knoop te zijn met of ze zich moet verzetten of niet. Het gaat hier ook om de vraag: naar wie spreekt ze? Haar drang om zich te willen verdedigen spreekt eerder naar stereotypen, en haar “ik hoef mezelf ook niet te verdedigen dat ik dit echt leuk vind” naar zichzelf.

Ambivalentie uit zich eveneens in de moeilijke relatie die drie van de interviewees tot professioneel vrouwenvoetbal hebben. Zij verwoorden een gevoel dat ik bijna afkeer zou noemen, zoals bijvoorbeeld Chiara zegt: “ik kan daar echt niet naar kijken eigenlijk”. Het feit

(31)

31

dat ze zegt dat ze het niet ‘kan’ laat zien dat deze moeilijke relatie diep ligt. Wat daar achter ligt, wordt als volgt verwoord door Sabine:

“R: Altijd als het aan staat dan denk ik: ik wil dit niet zien. En ik kan niet echt uitleggen waarom ik dat niet wil zien.

I: Probeer het uit te leggen.

R: Je ziet meteen dat het slechter is, dat het langzamer gaat. Misschien vind ik dat dan ergens confronterend, dat je dan denkt 'oh vrouwenvoetbal is slechter'” (Sabine)

Professioneel vrouwenvoetbal is voor Sabine nog niet op het niveau waar ze zou willen dat het is. Dit niveau vormt een confrontatie, waarschijnlijk vanwege het stereotype dat vrouwelijke voetballers niet goed kunnen voetballen. Zelf zien dat dat misschien wel eens waar zou kunnen zijn of zelf deze ideeën overnemen zijn dingen die ze liever wil voorkomen.

5.2 ‘Nog nooit zo over nagedacht’

De inconsistenties kunnen onder andere te maken hebben met dat alle interviewees op twee na vrijwel letterlijk tijdens of na het interview zeiden: ‘ik heb er nog nooit zo over nagedacht’. Zij hadden nog nooit op deze manier over voetbal in relatie tot seksisme gepraat. Voetbal wordt toch al snel als iets gezien dat je ‘gewoon doet’:

“(…) maar ben niet elke keer bewust bezig met natuurlijk hierover nadenken allemaal (…) want je bent gewoon...je doet het gewoon. En als je er opeens echt specifiek over nadenkt komen er opeens allemaal dingen boven ofzo.” (Roos)

Dit citaat van Roos laat de impact zien die deze interviews kunnen hebben. Het is opvallend dat in sommige gevallen het interview echt iets los maakte. Het interactieve aspect van interviewen wordt daarmee zichtbaar, zo ook bijvoorbeeld in het interview met Sabine:

“R: Ik vond het al heel goed dat de Leeuwinnen zeg maar zo veel publiciteit kregen, want dat is wel echt weinig gebeurd. En het is zo tegenstrijdig want ik zeg dit allemaal, maar nog steeds als vrouwenvoetbal op staat dan kijk ik niet. Weet je? Dus dat is gewoon een beetje raar (…).

I: Maar hoe zou je die tegenstrijdigheid die je net noemde kunnen duiden?

R: Ja...Ik weet het ook echt niet. Ik heb er ook nog nooit zo over nagedacht dan dat ik nu zeg, maar...[denkt] ik...

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Los van of dat wenselijk is of niet, betekent dit in ieder geval dat de IAF in dat geval waarborgen moet hebben dat deze belangrijke functies wel onafhankelijk getoetst kunnen

Ouders spelen een grote rol in de sportbeleving van hun kind: voor, tijdens en na de wedstrijd en thuis.. Een ouder is een rolmodel voor het kind, toeschouwer, supporter

Pros: high resolution – better quality and accuracy – reasonable number of shots to process.. Cons: need proficiency - wide baseline (difficult to

H4: De aankoopintentie van vrouwen met betrekking tot een mannelijk product als bier wordt positief beïnvloed als gebruik wordt gemaakt van een modern vrouwelijk stereotype glas in de

In dit onderzoek wil ik dan ook onderzoek doen naar de verschillen in leiderschapsstijlen tussen mannen en vrouwen, de verschillende verwachtingen die men heeft van leiders op

Experiments also show that empirical training reduces the training time from weeks to seconds, and ob- tains competitive results to the standard and piecewise training on

Vaak heeft de langstlevende bij deze testamentvorm de bevoegdheid om de nalat- enschap te gebruiken zoals hij of zij dat wilt en mag het dus ook ‘opmaken’, met als gevolg dat er

Samen met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, willen de buurthuizen de rechten van vrouwen benadrukken en de gebagatelliseerde andere behandeling van vrouwen in