• No results found

Verslag van een proefobject voor diepere ontwatering van veengrasland in N.W. Overijssel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslag van een proefobject voor diepere ontwatering van veengrasland in N.W. Overijssel"

Copied!
126
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

B:Jf.

NN31545.053G

»OTA 536 18 november 1969 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

VERSLAG VAN EEN PROEFOBJECT VOOR DIEPERE ONTWATERING VAN VEENGRASLAND IN N.W. OVERIJSSEL

C.J. Schothorst en J. Beuving

. Bip! -i J . r---^

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, dus geen officiële publicaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

(2)
(3)

J

•>vJ ^ * *

' ^ • • - 3 S ? •I'M H O U D INLEIDING

ALGEMENE GEGEVENS 3

HET ONTWERP EN UITVOERING VAN HET PROEFOBJECT (fig.

k)

3

ET3 OPTIMALE DRAIN- EN SLOOTAFSTAND VOLGEFS DIVERSE FORMULES ?

HET EFFECT VAN DE SLOOT- PEILVERLAGING OP

m

GRONDWATERSTAND 5

DE RELATIE*STIJGHOOGTE EN AFVOER» BIJ DRAIN^EKFEN EN SLOTEN 10

Dn AITOER GEDIFFERENTIEERD NAAR NEERSLAG EU KWEL "T

m

r03T3N VAN ONDEREEMALING 20

Da VOCHTHUISHOUDING ?1

DRAAGXFACHT 22

ZAKKTJG VAN MAAIVELD 33

BRUTO-OPBRENGST \g

D»3 NETTO-OPBRENGST 3$

SAMENVATTING __

($

(4)
(5)

-te

INLEIDING

Op 15 november 1963 verd op initiatief van de Rijkslandbouwcon-sulent voor West-Overijssel een bespreking georganiseerd betreffende de E-ogelijkheden voor het aanleggen van een proefobject voor diepe ontwatering van veengrasland. Hiertoe werden "behalve leden vrn bet

Rijkslandbouwconsulentschap als geïnteresseerden de Provinciale Direc-tie van de Cultuurtechnische Dienst en het Instituut voor Cvltnurt*îch-niek en Waterhuishouding ^tgenodigd.

Er werd een sterke behoefte gevoeld aan eer dergelijk proefobject in het veenweidegebied westelijk van de weg Zvolle-Merpel, daetr in dit gebied een onvoldoende draagkracht van de grond in natte periodcr een algemeen voorkokend euvel vormt. Het is hier een urgent prcbleea.

In het ruilverkavelingsgebied 'HeerstKrenne' verd binnen het. ka-der van boerka-derijverplaatsing in belangrijke mate en met veel succes de draagkracht van veengrasland verbeterd door middel ven bezarden :rrt de grondvijzel.

Daar op theoretische gronden en praktische ervaring verbetering van de draagkracht van veengrasland ook bereikt zou kunnen worden door middel van een diepere ontwatering, ontstond behoefte aan een proef-object waar bij overigens gelijke omstandigheden het effect v^n een diepere ontwatering vergeleken zou kunnen worden met dat van b^zanden. Er werd meer inzicht gewenst onrtrent de factoren die het criteriur brF*!03 voor het al of niet toepassen van een bepaalde naatregel van

verbetering.

In de veenveide polders kwrxi de mogelijkheid van dieperr cntvrte-ring ofwel verlaging van het polderpeil tot dusver niet nai de r>räe

(6)
(7)

*an*ege een a^f^aoae1vreea voor klink «a iadroging ran hat veea. Ia &•

Dr«ntee stroomgebied^ mis« «ohtor ia ruilverkaveling*verband Mit

suo-o u ft« drsj^kraeht vijua v«engrealand (madeland) verbeterd dsuo-osuo-or middel

vma e*a diep«f|*a betjer beheerste oatwatering. Overigens wordt dos«

methwte

in

fce* (buite^nlmad algemeen toegepast.

n m belen^jrijke jf^otor bij do kouso van oen bepaald« maatregel

«an •«]%«t«riaiî «iJA d«\kost«n Tan uitvoering. Se total« koeten vaa

b«samd«a iaeliiftief hf rihaaai «as. bedtfagen bij het prijsniveau van

T966 ce. ƒ 2000t* pe> ba. Se kost«a vaa «en poldepeilverlagiag vaa

0,|0 a fcuaaed Op oa. /iéÖÖ,- por ha. worden gesteld (Vota ar 523,

U K I W O W A I I , 1^9)« Hi«rbij be«taan de werkaaemheden hoofdma^elijk uit

het op diepte/br«ag«a Van sloten, het v«x««rk«n van vrijkomende grond

(0,5 • v « ) «a hof a«oh>«ngen vaa afsluitingen in de v o m vaift houtea

daawandon of gr«n44aÉai^. Indian aanvullende maatregelen wordea

ver-•iet al« bijvoorbeeld £éepee«ing van drainage dan kunnen de koeten

oplopon tot oa*

jf

I200,r per ha. bij een drainafstand van 20 à 25 m.

Bij dese vdrhouking van kost«n gaat speciale intéresse uit/haar

hot «ff«ot vaa f« onjieraohelden maatregelen ten opzichte vaa d#

;'4|aag-kraoht, fysisoh« bo4«av«rand«ringen, sakking van maaiveld, bruto

grèa-produktie en de n«tto\«#td« opbrengst. ' •'/•'

Bet effect va* \W»anden werd bestudeerd op een proefobj«of 'dn het

ru#lverkavelingsg«bi»d Haerst-Genne (fig. 1) «aarvan de resultdtén

aijn besohrmvea in nota nr 405 ( W o T H O R S T , 1968). ft \

0« reeds genoemde redenen werd dus een sterke behoef te gevpeSl.

aan een proefobject voor diepere ontwatering.

[

\ \ ,

Bet Instituut voor Cultuurteohniek en Waterhuishouding werd

1

daaV**V

toe door de Rijkslandbouwoonsulent van W. Overijssel verzocht de, or- \

ganisati« van «en dafcfeliJk proefobject op sioh te nemen en met mede- '

werking van h«t R.L.C, het ondersoek te verrlohten en de v«r«lagg«ving

t« verBorgen.

•• , \ • \

met «en «a ander resulteerde/in 1964 in dé aanleg van

;

««nl proef - l

ohj«ot op het bedrijf van A. Kanis ,te Lichtmis, gelegen ha^vertege de ]

,• • »eg îwolle-ileppel, tea suidea van de" Dedensvaart (fig. 1 ),. I

ü

I.

(8)
(9)

•"'' • '•: ^FSWSÄ* >».'•'*•.-• •*£*.•'*'' * / • ' ' ' 4'''''•'.'••-• '

œW**'

ir ^ 8 ?

Kouvecq^BL

r-s. ' O i l « * * ' • * '

u*

•.«.-. A

"V.

iS>*;' •'!kv'' - i t 'Tip'.iL . '. m'A1' >*oWwf«w<'i)'i*m \t •„ ' .

^ J » «'<•»*'<•«'<»* 'SJtg HkfW > i:r:Tn»e»v • \ f c - ' ' * *\l ' 1114: . ^ S ^ •A !\\ 0.1 "• " * '* :'.. .. *-•

H

t.. •a»i>.'J:.' - t ' . ^ - • • • • • • - • • Kr > r V ' /"H<* :> " f*rV':"- ' » i

•/"• ^ ^ I ^ ^ S ^

1 1

^ } t- proef object/^

'S»,'.

r -

J

bezanding

-.Vi ****** A « -

, , !

* *

& it '. • „^^^,:

^ o ntwat er i n g / . ^ .:...%

1 ?

•&* t k,^^^^^â^X -• * ' * ...//-v •••"

,

/

(10)

fr*. >:>:*m-,

çfêkir •••& .'•'••-•"S* VA r* * V .(*. . ,1 •x.>rx2&&&.\&>&..

1

(11)

.».-VEENOIKTE :mr dam ^ duiker 3 £ ktepduiker drain afrastering Q onder bem. 1 9 6 1 jaar\ibezanding 100m tiilii;;;;;;! 6 0 - 8 0 l.::;'^J 8 0 - 1 0 0 frV-V-'-'-.i 100-120 E M 120-140 ! Ü 1 > 1 4 0

n

,

i

•> ' a 't • * *

(12)

i k - ^ , . -i ^.;-•*•*• .•v..

1

(13)

fig 3 HOOGTE MAAIVELD IN c m - N A P

(14)

'A;1 - " J * A, -. 'ti ^ djM^tamiÊÊstlÊ^t

(15)

i- "te

«OSA 536 18 november 1969 î^%^v\''* Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

•W£

* . - ,*

V V s. J

-1 > « f j ^ * . , »

VERSLAG VA» EEN PROEFOBJECT VOOR DIEPERE

ONWATBRING VAH VEENGRASLAND IN N.W. OVERIJSSEL

C.J. Schothorst en J. Beuving

Bots's van het Instituut zijn in principe interne

communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een

'~^Up^ eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende

;

"!>{"..Ï., discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen

y•"•'"'^t^'

*• conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek

%i'"^y" J'

nog niet ia afgesloten.

••^•'"

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut

*\j%.~}

, , i° »anaerking.

(16)

>.»,*•. ^ -'

/ *

(17)

I H H O U D .

*>

mxzvma i

ALGEMENE GEGEVENS 3

WS OWSŒRP EH UITVOERING VAN HET PROEFOBJECT ( f i g . k) 3

, ^ , - ^ BS vmXALE DRAIN- EN SLOOTAFBTAND VOLGENS DIVERSE FORMULES 7

S I T B5ÎECT VAN DE SLOOT- PEILVERLAGING Op DS GRONEWATBRSTAITD 5

ES RELATIE'STIJGHOOGTE EN AFVOER' BIJ DRAIN^EKFEN EN SLOTEN 10

JS1 AITQER GEDIFFERENTIEERD NAAR NEERSLAG EN KWEL ' 7

F*. ÏXÏSTSN VAN ONDEREEMAUNG 50

DS VOCHTHUISHOUDING ?1

DRAAGKRACHT 2 2

ZAKKTTG VAN MAAIVELD 3 3

BHUTO-OPBRENGST 3'+ D% NETTO-OPBRENGST 3<5 .? SAKENVATTING 3ß 't CONCLUSIE uO '• i

f*

f. <•*. .1« ' S » .

'

hfl

' \» ' *5

(18)

*,*

y r'

i Ouït

«•f

(19)

INLEIDIHG

Pi,

Is™

a j y

Op 15 november 1963 werd op initiatief van <?e Rijkslandbouwcon-sulent voor West-Overijssel een bespreking georganiseerd betreffende de ttogelijkheden voor het aanleggen van een proefobject voor diepe ontwatering van veengrasland. Hiertoe werden behalve leden vrn het

Rijk3landbouwconsulentßchap als geïnteresseerden de Provinciale Direc-tie van de Cultuurtechnische Dienst ei het Instituut voor Cvltnurtech-niek en Waterhuishouding uitgenodigd.

Er werd een sterke behoefte gevoeld aan een dergelijk proefobject in het veenweidegebied westelijk van de weg Zwolle-Meppel, daar in dit gebied een onvoldoende draagkracht van de grond in natte perioder, een algemeen voorkomend euvel vormt. Het is hier een urgent prcbJeest.

In het ruilverkavelingsgebied 'Heerst-Genne' verd binnen het ka-der van boerka-derijverplaatsing in belengrijke mate en met veel succes de draagkracht van veengrasland verbeterd door middel ven bezarden n>et de grondvijzel.

Daar op theoretische gronden en praktische ervaring verbetering van de draagkracht van veengrasland ook bereikt zou kunnen worden door middel van een diepere ontwatering, ontstond behoefte aan een proef-object waar bij overigens gelijke omstandigheden het effect wo. een diepere ontwatering vergeleken zou kunnen worden met dat van bezanden. Er werd meer inzicht gewenst omtrent de factoren die het criteriur bepalen voor het al of niet toepassen van een bepaalde naat regel va-a verbetering.

In de veenweide polders kwrxi de mogelijkheid van dieperr cntvrte-ring ofwel verlaging van het polderpeil tot dusver niet nai de orde

(20)
(21)

*vf r V + ' * ... -'""iïi,".'1 * tl-'.

il*

H

>^'i M

f.;',**-*

1

"

\ A ril n- • * ~ *.*

vanw«g« ««n mlfÈÊmtuthf*— voor klink «a iadroging ran h«t r—n, In da

Drants« 8troo*|»bi«4|Hi w«rd eohter i n ruilverkavelingaverbaad a«t

suo-o w da draagkrajsuo-oht m a vasuo-oagraeland (aadsuo-oland) verbeterd dsuo-osuo-or aiddsl

*aa aan disp«afn b«tjar bahaarat« ontwatering. Overigens wordt dos«

«othod« in h*t {»uitein^and algemeen toegepast.

• e * belenirijki fé^otor b i j do kous« van «en bepaald« »aatregel

wajn varbet oriaÉ'al jéjdio\koe ten Tan uitvoering. De total« kostsn vaa

bssanden Ineldalsf faarinsaai «n». b«daagen b i j hat prijaniveau ran

1966 oa« ƒ 2000,- pa^r ha« 9« koat«n ran ««n poldepeilverlaglng ran

0,50 a kunaaa' ép oa* / < é 0 o

f

- p«r ha. worden gesteld (Vota ar 523,

UUtUmülJM, 1^69). l i i r b i j baataan d« warksaaahsden hoofdaa^elijk u i t

hot op diepte/ireng«Bjïfs« aioten, h«t v«rw«rk«n van vrijkoaaade grond

(0,5 a*/* ) oa aof a r r a n g e a vaa afaluitiag«n in da vora ran houton

daawandon of grondeaafean. Indian aanvullende aaatr«g«l«n worden

ver-• i a t a l s bljvoorb—ld toepassing Tan drainage dan kunn«n d« ko«t«n

Oplopen tot oa« jf I26p,r por ha. b i j ««n drainafatand Tan 20 à 25 a.

J i j dos« rijjrhouflinig ran koston gaat speoiale interesse uit/naar

hst af f «ot van | o oaj&oroo^oidon aaatr«g«l«n t«n opzioht« vaa d«

djaag-kra-óht, fyaisohs bo^ea^èrundoringen, zakking van aaalveld, brutto grasr

produktie on do netto \wr$de opbrengst. ^ •

B«t «ff«ot vsjAbaWndan.-word bsstudssrd op «an proefobjeot i n hot

ru*l verkavelingegebiad Eaerst-Ö«nne ( f i g . 1) waarvan d« rssnltàtan

s i j n bssohrs*ven in nota nr 405 (^CHOTHÜRST, 1968). n \

Oa reeds génoeado radenen ward dus sen sterke behoeft« gevp«É|

V

aan een proefobjeot voor diepere ontwatering.

Bet Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding werd' daér<*\

toe door de Rijkslandbouwoonsulent van W. Overijssel versooh,t de

or-ganisatie van o«n daj|g«lijk proefobject op sioh te neaen en a«t a«de- '

working van hot R.L.O. bot ondersoek te verrichten en de yerslsggeving

*

^

*

- /! \ \

Kot sen «a faâor r«sults«rd«^in 1964 in dé aanleg van a«ni

proef-ob jeot op het

Jf van A. KaniVt« Liohtaia, gelegen ha|,var*>g« de

B:

weg Zwolle^leppel, t«n tuiden vaé dsVDedeasvaart ( f i g . 1 ) . \

1 ' i : • ) \ *1 r* •' 4 4 \ f* •+4

(22)

Hf-fr* t'ï s*.

li'

'44

(23)

; • : ' % . i t A . v / ç : >v ,.-?•• *r v '••••' *

-\\ " i '!•

Rouveoijf,

:-«*.J ;» t -, H e :% IJ, h . tl0I1 an r-r kr oelr . _ .. . - - --.. .

? M l ^ ^ * ^ ' * V o e t o b j e c t < \

^ « ^ . « ^ • ^ ,|

ontwatering / . ^

•Ar " _.»r\'i o 1 .

bezanding

• J rhu nipt ri \ / / " ,

.f,

i

-I ^ - > \ posfDtflf Huis u H»$r*<

Ar**

Ä ' ./>r:\:)

,

-W "> - - ^ v

.SrkdW' •«» '^1

' ^ V

H.k,. ' V . * « v Z '

W:

< Si . A V ^ 0.4 * » .

^ï'«w ^&L. :^o.-.r ... »- N v »• •«*&•- ••'. -yfTv

(24)
(25)

A * P%iv -H \t' VEENDIKTE :1 ¥<*3 *«.

ff

.r-' . .r-' ^ à u ï .r-' . . »

(26)

É—mÊÊÊÈK, iMïÉifciÉi iiiMiiii^a—fcÉn

(27)

fig 3 HOOGTE MAAIVELD IN em.NAP

18 25~-88^20-.2Î^3-~JJ 22 20 21 21 15 1« 15 24 20 22 15 rr-14*.1^5-.l£^2î--ie 21 19 15 21 19 20 20 20 21 12 19 2|""~-20|^20^J 16 20 22 2} 25 204»> 16 15 1« 20 19 17Y 15-^À57 21—ij ' 9 'T 18 20 10 26 20 19 14 17 22 ~2î" ~i9^-"'^y^22-~ai 20 19 17 1« 25 14 18 18 20 18 23 17 l f S ^ ^ - ^ 5 ? . ; T ! 2 ~ i t 21 2« 21 24 25 224*5 25 24 2« 20 25 S ? ït -<4-. 25 25 25 20 26 24 25 23 25 20 20 20^^4-^27^22-^7^-24^21 22 25 24 23 24 24 25 26 23 20 23 2?~-22^35^5?^5-^24 26 21 26 24 24 21 24 20 20 19 22 23 2 4 ^ 9 ^ 2 - - 5 ° . ?' 24 19 25 25 25 22 25 25 --..21 20 25 21 22 28 30 17 20 22 „•va % « &

•'1,

•K i*yr

. /Mi

(28)

** -All I*, <.<*< ' ./ ~*<

(29)

* *

lil

-y

Vi

ALQEMEHE GEGEVENS

De keuze ran het object v i e l op het b e d r i j f van A. Kanis vanwege

een grote b e r e i d w i l l i g h e i d van de toekomstige proefveldhouder om aan

een d e r g e l i j k e proef mee t e werken, de goede overeenkomst van de b o

-demgesteldheid en waterhuishoudkundige toestand met de bezande veen- *'4

gronden i n het aangrenzende ruilverkavelingsgebied van Haerst-Genne, '*

de s t e r k e behoefte aan verbetering van de draagkracht en de gunstipe

g r o o t t e en l i g g i n g van de a l s proefobject t e gebruiken kavel. Het b e

-t r e f -t de o o s -t e l i j k e kavel van de 2 kavels waarop de veendik-te-en hoog-te-

hoogte-k a a r t betrehoogte-khoogte-king hebben ( f i g . 2 en 3 ) .

Het bodemprofiel b e s t a a t vanaf maaiveld u i t sterk veraard broekveen

(zeggeveen + hout) op een zandondergrond. De d i k t e van de veenlaag v a r i

-e -e r t a l s g-evolg van h-et g r i l l i g -e r -e l i -e f van d-e zandond-ergrond van 0,50 m

t o t 1,50 m. Gemiddeld i s de dikte ca. 1,10 m (zie veendiktekaartje,

f i g , 2 ) . Een mineraal dek i s p r a k t i s c h n i e t aanwezig. Het organisch

s t o f g e h a l t e van de zodelaag bedraagt 65 à 70 %. Volgens een zeer

gede-t a i l l e e r d e , i n 196U uigede-tgevoerde wagede-terpassing v a r i e e r gede-t de hooggede-tçligging

van het maaiveld van 0,10 t o t 0,30 m - N.A.P. ( z i e hoogtekaartje,

f i g . 3 ) . De hoogte van de zandondergrond w i s s e l t van 0,75 t o t 1,75 m

-N.A.P.

Het object l i g t i n h e t Waterschap 'De Noorder Vechtdijken'. Het

p o l d e r p e i l wordt gehandhaafd op ca. 0,50 m N.A.P., zodat de d r o o g l i g

-ging van het proefobject b i j een gemiddelde hoogte van 0,20 m - N.A.P.

0,30 m bedraagt.

Bij deze omstandigheden i s de d r a a g k r a c h t van de grond

in n a t t e perioden algemeen zeer s l e c h t . Vertrapping van de zode i s een

regelmatig terugkerend v e r s c h i j n s e l . De onberijdbaarheid i n de n a t t e

perioden vormt een e r n s t i g bezwaar b i j de e x p l o i t a t i e van d i t b e d r i j f .

HET ONTWERP EN UITVOERING VAN HET PROEFOBJECT ( f i g . h)

'i

k

'i

ï

Het proefobject vormt één grote kavel van 8^0 bij 270 m, zodat de totale oppervlakte ruim 22 ha bedraagt. Aan de oostelijke lange zijde wordt de kavel begrensd door een onverharde zandweg die dienst doet als

bedrijfsweg voor 2 aangrenzende bedrijven. Deze weg is eigendom en in %*»

beheer van het waterschap. t sä*

3

% vv . s'

(30)

*.

(31)

r

ri

Jlr I

~L

~*>

De kavel wordt in de breedterichting slechts door 2 sloten A en B doorsneden die tezamen een oppervlakte van ca. k ha insluiten. Deze oppervlakte is door middel een draad-afrastering in 2 percelen van 2 ha verdeeld, zodat de gebruikseenheid met een lengte van 270 bij 80 a. ruir. 2 ha bedraagt. Met deze oppervlakte als uitgangspunt was het vrij eenvoudig binnen de kavel 6 percelen van ca. 2 ha te vormen, zodat de gehele proef

»et 3 varianten in slootpeil in duplo aangelegd zou kunnen worden. Het probleem was echter het feit dat de begrenzing van de perce-len bij een breedte van 80 m slechts in 2 van de 7 gevalperce-len uit een

sloot zou bestaan, hetgeen gezien de ontwateringstoestand absoluut onvoldoende zou zijn. Terwille van een goede vergelijkbaarheid van de percelen onderling wat betreft de ontwatering zou het graven van 5 sloten met een totale lengte van 1350 m noodzakelijk zijn. De kosten hiervan kunnen op ƒ 6,-/m worden gesteld.

Als hoofddoel van dit proefobject werd de bestudering van het effect van slootpeilverlaging primair gesteld als zijnde de meest urgent maatregel tot verbetering van d** draagkracht.

Indien het mogelijk zou zijn een voldoende draagkracht te berei-ken met slootpeilverlaging zonder aanvullende maatregelen als bijvoor-beeld drainage dan zou met een investering van ca. ƒ 600,- per ha

vol-staan kunnen worden in plaats van ƒ 2000,- wat het bezanden zou kosten. Om deze reden was het noodzakelijk op de perceelsgrenzen een ont-wateringssysteem aan te brengen zodanig dat de afvoercapaciteit voor alle percelen gelijk zou zijn. Dit is enerzijds mogelijk door het gra-ven van nieuwe sloten, anderzijds door middel van buisdrainage. Aan het systeem met buisdrainage moet dan de eis gesteld worden dat bij gelijke hoogte van het freatisch vlak de afvoer gelijk is aan die van de bestaande sloten.

Volgens berekeningen met de formule van Hooghoudt (zie volgend hoofdstuk) verhoudt de drain- tot de slootafstand zich als 1:1,5, zodat ? drainreeksen ruim voldoende zouden moeten zijn om de afvoer van een sloot te vervangen.

Bij deze berekening is de natte omtrek (u) voor de drain op 0,10 m en voor de sloot op 1,00 m aangehouden.

De kosten van dit systeem kunnen op ƒ U,-/m worden gesteld, dat is 2/3 van de koeten van nieuwe sloten, afgezien van andere nadelen van sloten als landverlies en hogere kosten van onderhoud.

:

^ S

(32)

3r*5-A - „

(33)

PROEFPLAN

.***

m.

(34)

fr ^$-$ß

à

5

* j > * «

S U

1."«

•••ys je 45 S A if-»1

(35)

. i v -t..;,' F r a .

w

ï .

. 4

V

fa

t • * £ — b l / * * « M i F£ï .< ' BV-*»» $%?'

.**A

Hst hier toegepaste drainage-systeem geldt dus uitsluitend ter ver-vanging van slootafvoeren en niet als esn optimaal ontweteringssysteera. In dav. geval zouden bij een vereiste drninafstani van 20 à 10 m 3

res-pectievelijk T reeksen extra bencàigd. zijn per perceel.

De 2 êëi sloot vervangende ç&s irre aksen werden in het plan op 5 ni afstand weerszijde van de afrastering geprojecteerd zodat de onderlinge af "»tend 10 m bedraagt (zie fig. !••). Ook weerszijden van sloot A werd

een drainreeks geprojecteerd om eventueel deze sloot te kunnen laten vervallen.

Als afvoersloot werd de"sloot aen de oostzijde, langs de polder-weg, gekozen- in verband met aansluiting op de onderbemaling ven h<v:

a&cgrenzende bedrijf van Kamphuis. De scheisloot aan de westzijde var het proefobject moest om redenen van juridische aard op polderpeil wor-den gehandhaafd.

De pomp Voor de onderbemaling dierde in verband met de aennluiting op het electriciteitsnet geplaatst te worden nabij het bedrijfsgebouw, zodat op de Dedemsvaart kon worden uitgemalen.

Op <rrond. van bovengenoemde overwegingen en praktische mogelijk-heden werden 3 proefvakken ontworpen met verschil in slootpeil elk

bestaande uit 2 percelen van ca. 2 ha oppervlakte, nairelijk: perceel 2a on 2b slootpeil 1,00 n - m.v. « 1,20 m - N.A.F, perceel 3a en 3b slootpeil 0,70 n - m.v. = 0,Ç0 m - N.A.P. perceel lta en l»b slootpeil 0,M> m - n.v. * 0,60 m - N.A.P.

Het slootpeil van Ö,6o m - N.A.P. ligt 0,10 m beneden het polder-peiJ. De percelen Ua en kb kunnen in dit verband echter als nul-object worden beschouwd. De peilen binnen het proefvak zouden zomer en winter

const«n+. vorden gehouden.

In de afvoersloot langs de weg worden 2 houten stuwtjes aangebracht

cv de gewenste peilen in proefvak 3 respectievelijk U te kunnen hand-haven .

De drains in proefvak 2 werden op 0,90 m - m.v. gelegd en die in proefvak 'i op 0,6o m - m.v. Deze laatste liggen derhalve beneden ie slootwaterspiegel. Een diepere ligging leek ongewenst, omdat in dat geval de buizen met hun uitmonding in bagger komen te liggen er. spoedig vervuiling verwacht zou kunnen worden. De reeksen in proefvak k souden in droge perioden tevens een infiltrerende invloed kunnen uitoefenen.

In verband met de ligging van de,.afvoersloot langs een weg in beheer en onderhoud bij 'de polder werden van deze zijde bepaalde eisen

rad.'.'

- 't v -> « S C - " ' i '

(36)

*:;¥»

j/f

,5M

-3û

-M

' t . f » ' 4 r V ,

(37)

-vv

SSV

--1* '•

.'t

"$ > t

g e s t e l d aan h e t talud t e r b e s c h e r m i n g v a n d e w e g . D i t h i e l d i n ^ttt voor het proefvak met e e n slootpeil van 1,00 m - m . v . w a a r de slootbodem de zandondergrond aansnijdt e e n b e t u i n i n g aangebracht zou m o e t e n n o r d e n hetgeen d e kosten in seer sterke m a t e z o u verhogen.

Een aanzienlijk goedkopere oplossing w e r d gevonden door de afvoer1

-sloot o m het e r f m e t gebouwen heen t e leiden en de 5 drainreeksen v a n het betreffende proefvak v i a e e n hoofddrain n a a r d e pomp a f t e voeren (zie f i g . 1 ) . Hierdoor was h e t noodzakelijk over een afstand van 70 n een nieuwe sloot t e graven.

Verder v e r d de aangrenzende k a v e l van Kamphuis op de onderbemaling aangesloten zodat de totale onderbemalen oppervlakte ongeveer kk h a b e droeg. Hiervoor w e r d e e n Vopopomp geplaatst m e t de groot3te c a p a c i -teit in h e t type verkrijgbaar, namelijk v a n 3 P K m e t een capaci-teit

3 »;/ " van 150 ra /uur b i j een opvoerhoogte v a n 1,80 n . D i t komt'^overeen m e t een afvoer v a n 8 mm/ha.

Lit plan w e r d in de w i n t e r van 196U/65 door de Koninklijke N e d e r -landse H e i d e m i j uitgevoerd.

D e totale aanlegkosten van het proefobject met een oppervlakte van 13,5 h a , bedroegen inclusief honorarium, omzetbelasting e n z . als volgt:

uitzetten en ritsen

graven v a n nieuwe sloot waarbij de vrijkomende grond op

-. 3 de kant in depot wordt geplaatst 2 3 5 m à ƒ 1,75

uitdiepen inclusief verwerken v a n grond van bestaande sloot 62O m1 à ƒ 2,35

drainage, p l a s t i c b u i s 0 0,05 m 3120 à / 2 , - ,

turfmolm-oahulling

drainage p l a s t i c b u i s 0 0,10 m 180 m à ƒ U,75, t u r f

-aoimomhulling

stapelwerk 100 m à ƒ 6,20

houten s t u w t j e s , 2 stuks à ƒ 662,50

huur zuig- e n perspomp afronding

T o t a a l

Bij een oppervlakte van 13,5 h a v a n het proefgedeelte bedragen de kosten t 850,/ha. D e kosten v a n de pomp inclusief aansluiting met k a -b e l o p h e t electriciteitsnet, krooshek e n spoel-bak zijn hier-bij niet

/

U50,-

U11,-1

U57,-6 2U0

r

8 5 5 ,

-

620,1 3 2 5 ,

-

100,-

h2,11 5 0 0 ,

-.'S

^?j

(38)

3 *

(39)

t-sr; ' t

L''{<: inbegrepen. Des« kosten kwamen voor rekening van de proefveldhouder

*}"* evenals hert verplaatsen van afrasteringen en het verwerken van de grand uit de nieuwe sloot. De kosten van de pomp met toebehoren slaan op een oppervlakte van hk ha. Zij bedroegen ca. ƒ 2500,- totaal.

DS OPTIMALE DRAIN- EN SLOOTAFSTAND VOLGENS DIVERSE FORMULES

l'

ht v

I»Ï*'

Volgens de r e s u l t a t e n van een doorlatendheidsonderzoek b i j 25 p r o f i e l e n i n duplo v e r r i c h t , werd voor het veen een gemiddelde k - f a c t o r berekend van 1,5 m/etmaal en voor de zandondergrond > 2 , 5 m/etmaal.

B i j t o e p a s s i n g van v e r s c h i l l e n d e drainageformules werden de v o l -gende drainafstanden berekend:

a. Formule Hooghoudt 8 k.dh k t h 2 T2 o _,_ L = + H i e r b i j i s : k. • 1,5 m/etmaal k = 3 m/etmaal h * 0,5 m q, • 0,007 m r = 0,025m H » > 10 m

Berekening van de d-waarde met behulp van de t a b e l l e n van Hooghoudt g e e f t d = U , 6 .

De drainafstand wordt dan 90 m.

Volgens de ncmogrammen van VAN BEERS, gebaseerd op de formule van Hooghoudt i s L•• 100 m. b. Formule Ernst 2 q L ^ Q L , D waarbij D = 10 u • 0 , 3

geeft bij berekening als resultaat L • 91

*-Volgens de nomogrammen van VAN BEERS op deze formule gebaseerd is L * 100 m.

c. Formule van Wind

±±

kdß

c

[

(40)

.lis* ay&iifaïïsatósitö-L

' -1

i

fr. s.

(41)

p î

.."•> m

' Ja

KH? •<•,

%:

I*-Ia deze formule i s de waterberspLng (ß) e x p l i c i e t betrokken. 0 kun

voor véangrasland op 0,05 worden gesteld.

Verder i s h « 0,5 c * 0,02U € « 3 k = 1,5 0 » 0,05

Dar i s L

a

39 n.

Volge.is de berekeningen mot de formules van Hooghoudt en Ernst zo*.den 2 drainreeksen ret een onderlinge afstand van 10 m op do schei-dingen van de percelen net een bre:«dte van 80 n ruim voldoende moaten

zijn-Wanneer moer met de geringe vaterberging van deze gronden wordt rekening gehouden wordt de drainafstand gehalveerd ofschoon cok in dit geval de afstand nojj vrij ruim blijft.

Berekening van slootafstanden volgens de formule ven Ernst waarbij ds natta omtrek (u) op 1,20 m is gestald in plaats van u - 0,? bij

drains levert een slootafstend van L = 110 in. Volgen? het nomogram \an *rat Beers voor dezalfda formule is I. « U'O rc.

Het nomogram rar. Bouvmans geeft nis L » 105 n.

Globaal gesteld ken uren concluderen dat de verhouding van dr

be-rekende drain-slootafsta^d 1:1,5 bedraagt (drainafstand --5 80 n, ?lootaf?t.and 12r» m ) . Too deze grote drainerstanden kort reen als gevolg ven d.e goede

doorlatendheid van het vaen an de starke doorlat endheid en dikte van het wttervoerer.de zendpakket.

m

HST EFFECT VAN DE SLOOT- FEILVEBLAGIKG OP DE GRONDWATFFSTAffD

Eind januari 19^5 kwamen ds werkzaamheden gereed. De samençeFtelda

dreinage werd op de afvoersloot aangeslotan zodat het proefobject i.n

zijn geheel kon functioneren. De afvoersloot \rerd enige menden t e v o

-ren leeds bemalen.

Eén dag voor de aansluiting van de samengestelde drainage

(2^-1-1965) verden in een s e r i e van 25 waterstan ds buizen die over da

gehela lengte ven het proefobject waren gepler.tst ( z i e f i g . h) de

prond-wateretanden opgenomen. Deze opname werd na een week van bemalen herhaald.

Het e f f e c t op de grondwaterstand wordt in f i g . 5 weergefeven.

Uitgr^nie van de s t e l l i n g dat het grondwaterniveau in c>

winter-periode n i e t beeïden hat ^oldfrp-.il zakt, dat i s in dit ,j*val niet

dieper d-n to

J

: C-50 a - N./..?. respectievelijk 0,30 m - m.v. dar

ker-men d i t niveau c i s de oorsprcnkelij'ce toestand b i j hydrostatisch

even-wicht beschot mv.

>#:

x

1 u*jt—.d, «fJifra A a ^ & i m j g . i - l*. 1 J- V,l «, J=L$Jm •»*&*** ^ ^ M ^ ^ d u f f i b *&&iàS5s-t.

(42)

*

L. ...^.^^s:.-.-,, y^- ... m iiiÉÉii h m j — m MttauriHtfttttfUi

(43)

SU'

It

e

Cl V CU CU « > 4> - O 3 (4 4) > •i-t Ö « «J

l

u w> •w <D , 0 C > (X o o 4)

g

•M O M * * O. 4)

-f-is

4) ^ * C «* h • O 0 0 U

S «

S *

m ' * » | < "*.ÎH. •f*

.»3

• ' , - 5 * v.,

'If

s«; u * SS

(44)
(45)

to

(46)
(47)

i i-j* ? a * * X

tgi.'

fes* ïAy H e t b e m a l e n v a n de afvoersloot v 6 6 r 2 5 januari b l i j k t b i j e e n s l o o t -peilverlaging v a n c a . 0,60 m slechts e e n potentiaalverschil van c a . 0,08 m in h e t grondwater t o t g e v o l g gehad t e h e b b e n . In de w e e k van 26 januari tot 3 februari v i e l g e e n n e e r s l a g v a n betekenis (2 m m ) zodat op 2 februari

m i n o f m e e r v a n e e n hydrostatisch evenwicht k a n w o r d e n gesproken. D e drainage n a m i n deze p e r i o d e dus zoals reeds vermeld aan h e t afvoerproces d e e l .

Het b l i j k t n u dat h e t freatisch vlak in proefvak ka - Ub m e t een s t u w p e i l v a n 0,60 m - N . A . P . praktisch gelijk is aan dit s t u w p e i l . H e t ligt dus 0,10 m b e n e d e n h e t oorspronkelijk n i v e a u v a n v o o r de p r o e f a a n l e g . In proefvak 3a 3b m e t e e n stuwpeil v a n 0,90 m N . A . P . , ( p e i l v e r laging i s 0,Uo m ) zakt h e t freatisch vlak niet verder dan t o t 0,b5 m -N . A . P . , terwijl h e t in proefvak 2 a - 2 b m e t e e n ontwateringspeil van 1,15 m ~ N . A . P . (peilverlaging is 0,65 & ) niet verder zakt d a n tot c a . 0,70 m - N . A . P .

Ondanks een slootpeilverschil v a n totaal 0,65 m b l i j k t h e t p o t e n -tiaal-verschil in het grondwater slechts o,10 m à 0,15 m b e d r a g e n . E r b l i j f t in proefvak 2 a 2b een stijghoogte t e n opzichte v a n het s l o o t -p e i l b e s t a a n v a n 0,U5 m . Dit is zelfs het geval o -p 10 m afstand van sloot A . D e z e ligt o p de scheiding v a n p e r c e e l 2 a e n 2 b t e r w i j l a a n w e e r s z i j d e n van deze sloot o p 5 m afstand een drainreeks is g e l e g d .

In f i g . 6 w o r d t v o o r 1965 een overzicht gegeven v a n h e t b e l o o p v a n het g r o n d w a t e r n i v e a u in afhankelijkheid van d e t 5 j d . D i t b e t r e f t perceel 2 a (ontwateringspeil 1,15 m - N . A . P . ) en perceel 3b (peil 0,60 m - ' J . A . P . ) , b e i d e m e t een maaiveldhoogte van 0,25 m " N . A . P . O o k h i e r b l i j k t dat de lijnen in verband m e t de t i j d g e h e e l parallel verlopen m e t een constant potentiaalverschil van 0,10 tot 0,15 m- V e r d e r b l i j k t dat de stijghoog-t e in de droge perioden v a n 1965 in perceel 1a niestijghoog-t verder afneemstijghoog-t dan tot 0,80 à 0,85 m en in perceel 3b niet verder dan t o t 0,70 m - N . A . P .

H e t g r o n d w a t e r n i v e a u zakt slechts c a . 0,15 m ten opzichte van de situr.-t i e o p 2 februari zowel w a situr.-t besitur.-trefsitur.-t perceel 2 a als- perceel Ub.

In de droogste periode van 1965 zakte h e t grondvaterniver.u on p e r c e e l 2 a niet verder.dan t o t 0,65 m - m . v . E r b l e e f een overdruk t e n opzichte v a n h e t slootpeil b e s t a a n v a n c a . 0,30 m .

Anderzijds stijgen de grondwaterstanden in natte p e r i o d e n o p p e r ceel 3b 0,20 m m . v . en o p p e r c e e l 1a tot 0,30 m m . v . Deze s i t u

-atie k w a m i n de regenrijke zomer v a n 1965 herhaaldelijk v o o r order ru-dere omstreeks 2 0 a p r i l , 11 n e i , 2 9 j u n i , 11* en 2 8 j u l i . E r treedt d a n

?

"4

'i

I

•Si "*i .\xtste'<ï'.:

(48)
(49)

wV Tp" " " " * ^ H | p p i ' N .2» •» % ">lf) . v' 5 CM XJ 1_ C ^ <N CO CM CM CM

O

CM CO <0 • ^ «— CM O 0 ) CO

r^

<D 10 <* ro • "™ . Wll.

-~ drain

_ nr 7

~ drain

_ nr 8

* » >:

E

CL ~- *4 2

M

Eo

U CM -/ 3

]

1

1

i

1

1

1

/ 2 co

/ ^ ( 0 i f +•» l co ƒ O 0 0 l ƒ ( D l 0> ten CM )

l V

V

/

r /

/ - "

c

,

o

tr

.

1

1

1

1

\ 1

\ 1

\ 1

\ V

\ . \ ^ ' ^ / " ^ /

/ l

1 ¥

1 =

1 1

v £

^^-ol

p^,^

' / / 1 1 1

o O

(0 co

n

co

_ I LD LU U CC LU CL LU U

U

CC ÜJ CL 1 O

o

o

E

c

q'c

XJ •*->

o

*"" " O

c

o

<n H-i-O CM T"~

co

^

o

in

o

^ 00 CM ( 0

O

CM CM T> 0 • 1-4 V Ö <u • r-l +•> i-H C •r-i «1 <u > • t-t ü o co • rH +J ni u •+-i CD X, c ni > <D do 0 O a • o ö <D <D 0) c • I - I a u -o 0) oc •I-I T3 3 0 > 1—1 ü 3) N S ITt > O 4) <D •u ffi

• d

(50)
(51)

co O) X)

s*

j _

c

CO g^Wëg^^ - ' * " ^ ^ Ä - ; •

o

ro

_ j LU h l

H

in c

2

sloo

t i

• o

° 5

CM 3 10

o

lO 10 rol CM

*l

O CD ro m co ro . 0 0 ro co ro

cor

co ro CM co

co

O co 3 > ü • rH •(-> 0) Ö > O) 4-1 00 O o <D T l o •M o o Ö 0) 0) ö > o 00 fa

(52)
(53)

-_^wif^^ r— '"v w ijf" =-€» *

«o

3 * " XI CO)

c

00 (/) t_

- c

a

l_ TJ L: C (O Ifi CM O GO O (0 *~

o

<sT r— O C\J , CO X u u 0) 00 • H T3 3 0 > I-H 0) .* G <u

c

, <u 0) ^ O C o c 5 ö h n i ™ cd Q O j . m ^ v-4 ni a, ni ™ «J r< w ^ M t., O O > •|H "•"• cd ?H TS C Cd > u o o > 0) *G o .5 ölo M 00 ÖC o cd cd cd X i-H i - l >-! (0 0) (0 h h h <D <U <D Ö. Ö c

s s

s s

o c d) a) a> a>

S °

S — ' O vO CM +j o "i "J ^ M - H Ö C C

s fi

tu v « «> c>

f

M

V 'ft. JE ^ 5 -»m

(54)
(55)

l%~

ht*?

ê4-

:**•-piasvorming op, terwijl de grond zeer drassig is.

De fluctuatie van het grondwaterniveau blijkt algemeen teer gering te zijn namelijk ca. 0,30 m. Een dergelijke kleine fluctuatie werd ook

geconstateerd op het bezandingsproefobject in de ruilverkaveling 'Haerst-Genne» (Nota Nr U85).

Behalve het verloop van het grondwaterniveau in de winterperiode wordt in fig. 5 het verloop weergegeven voor de droogste periode

(2U-5-1965). Zoals reeds vermeld verschillen deze weinig van elkaar. Over de gehele lengte van het proefobject blijkt het freatisch vlak op 2U—5 slechts 0,10 à 0,15 m dieper te liggen dan op 2-2. Dit geldt ook voor perceel 3b ondanks het stuwpeil van 0,60 m - N.A.P. Het stuwtje

in de afvoersloot kan ondanks infiltratiemogelijkheden via k drainreek-sen de zakking van het grondwaterniveau beneden het slootpeil in droge perioden niet voorkomen.

Het effect van de stuwtjes in de afvoersloot die waren aangebracht •et het doel een met het slootpeil overeenkomende grondwaterstand te realiseren bleek vrijwel nihil te zijn. Zij belemmerden slechts in sterke mate de afvoer in natte perioden. Om deze reden werden zij na de overvloedige neerslag in juli 1965 niet meer gebruikt.

*£»$§

DE RELATIE 'STIJGHOOGTE EN AFVOER» BIJ DRAINREEKSEN EN SLOTEN

R.«* ,1

Cv

Het onderzoek naar het verloop van de grondwaterstand werd in 1966 voortgezet en meer gericht op sloot- en drainage-effecten. Het resul-taat van 2 metingen op karakteristieke data is in de figuren 7 en 8

weergegeven. Het betreft hier het proefvak 3a - 3b met een sloot en de percelen 3b - ka. met 2 drainreeksen in het midden. In tegenstelling tot

1965 ie zoals reeds vermeld in 1966 geen slootpeilbeheersing meer met behulp van stuwtjes toegepast. Alle sloten en drains kunnen nu vrij

afstromen.

Er is weinig verschil te constateren ten opzichte van I965. De grondwaterstand in een drogere periode (29-8-*66) komt sterk overeen met die van 2U-5-1965 (freatisch vlak ligt op • 0,T5 m - N.A.P.),

terwijl na veel neerslag de grondwaterstand tot 0,30 m - m.v. stijgt. Het lijkt hierbij geen verschil uit te maken of de ontwatering via een sloot of via 2 drainreeksen plaats vindt. Dit geldt ten aanzien van de potentiaal. Deze is in beide gevallen gelijk. Men zou hieruit kunnen concluderen dat het vervangen van een te projecteren sloot door 2

to

(56)
(57)

pi

>L*!- f"

drainreeksen een juiste maatregel is geveest.

In verband met het feit dat in proefvak 2a - 2b dat samengestelde

drainage werd toegepast en een onvoldoende verlaging van de

grondwater-stand werd bereikt werd gedacht aan de mogelijkheid dat flit systeem

niet goed zou functioneren. Ter controle werden drukhoogtes gemeten

onmiddellijk naast de drains. Het resultaat van enige metingen wordt

in fig. 9 weergageven. Dit is een detailbeeld van de raai in fig. 5

voor zover het de samengestelde drainage betreft. Deze omvat

de reeksen nr 2 tot en met 6. Nr 1 is een enkelvoudige reeks. De

reek-sen liggen op 0,90 m - m.v. ofwel 1,15 - N.A.P. (onderzijde). Het

materiaal is plastiek met 0 = 0,05 m. De buizen zijn afgedekt met

turf-molm.

De drukhoogtes zijn weergegeven na een week met 6o mm neerslag

(11-5-65) en na de daaropvolgende week met 1 mm neerslag.

Op 11 mei wordt ten opzichte van de ontwateringsbasis onmiddellijk

naast de drains drukhoogtes gemeten van 0,30 à 0,Uo m en op 5 m afstand

van de reeksen 0,50 à 0,60 m. De eerstgenoemde cijfers wijzen op hoge

intree-veerstanden, namelijk ca. 5 etm./m.

Na een week zonder neerslag bedragen deze cijfers 0,15 m

onmiddel-[f*

n

*. lijk naast de drains, respectievelijk 0,25 à 0,30 m op 5 m afstand.

Hiermee is min of meer een evenwichtstoestand bereikt, want kleinere

drukhoogtes werden niet geconstateerd, ook niet in droge perioden van

de zomermaanden.

Bij vergelijking van de situatie bij de samengestelde drainage

(reeks 2 t/m 6) en die bij de enkelvoudige reeks nr 1 kan men

conclu-deren dat er geen verschil is te constateren (zie fig.

h).

Ter controle werden enkele afvoermetingen verricht, waarvan het

resultaat in tabel 1 wordt weergegeven. In deze tabel zijn ter

verge-lijking tevens afvoercijfers vermeld van de enkelvoudige reeksen nr 7

en 8 met de ontwateringsbasis op 0,85 m - N.A.P. Dat is dus 0,30 m

hoger dan van de reeksen 1 tot sn met 6.

1 * ' >.

11

(58)
(59)

PV , $**&• Tabel 1. S3' »> * 't f-' •-JiS-••I S*.

-1*.

^

De afvoer (q) en drukhoogte (h) van samengestelde (reeks 2 t/m 6) in vergelijking met enkelvoudige drainage (reeks nr 1 en 7 t/m 8) Is? J** ** Kft» WiP^

-

ff.-Äf*

Datum

U-5-65

17-3-66

10-6-66

Nr 2 t/i

<1

T,5

5,0

2,7

m 6

h

0,55

0,35

0,20

q

7,5

M

3,1

Nr 1

h

0,60

o,Uo

0,25

Nr 7 en 8

q. h

7,8 0,U0

2,H 0,20

0,2 0,05

Om de afvoer q te kunnen vergelijken is deze uitgedrukt in m /etmaal per lengte-eenheid van 100 m. Dit is theoretisch gelijk aan de afvoer in mm/etmaal bij een drainafstand van 10 m.

De opname op U-5-65 vond plaats na 16 mm neerslag op de voorgaan-de dag, die van 10-6-66 na 2 weken zonvoorgaan-der neerslag.

De vermelde drukhoogtes zijn op 0,05 m afgerond in verband met de nauwkeurigheid van de metingen.

Bij vergelijking van de cijfers blijkt dat de afvoeren van de samen-gestelde drainage en die van de enkelvoudige reeks nr 1 elkaar weinig ontlopen. De afvoeren en de drukhoogtes zijn nagenoeg gelijk zodat ge-concludeerd kan worden dat het samengestelde drainage-systeem even goed functioneert als de enkelvoudige reeks op gelijke diepte.

Verder blijkt dat na veel neerslag de afvoer van de ondiepe reek-sen nr 7 en 8 met een 0,15 m kleinere drukhoogte gelijk is aan die van de diepe reeksen. Na lange droge perioden komen de ondiepe reeksen (0,85 m - N.A.P.) droog te liggen terwijl de diepe reeksen (1,15 n " N.A.P.) nog 1,5 à 2 mm per etmaal blijven afvoeren.

Het grondwaterniveau zakt hierbij niet dieper dan tot 0,90 m -N.A.P. (0,70 m - m.v.). Afvoer bij gelijkblijvende grondwaterstand in droge perioden wijst op een zekere mate van kwel. De aanwezigheid van

een tientallen meters dik, sterk doorlatende zandondergrond zal hiervoor verantwoordelijk zijn.

Naar aanleiding van het feit dat het niet lukte met het

toegepas-te ontwatoegepas-teringssystoegepas-teem het grondwatoegepas-terniveau tot de gewenstoegepas-te dieptoegepas-te toegepas-te verlagtn werd in de herfst van 1966 in proefvak 2 de drainage uitge-breid met k reeksen aardenbuizen. Deze werden overeenkomstig de wens

12

CM

*

i

il ^*-»?

-I

(60)
(61)

H" O Q O ÇJ> O ^ o • o tr CD H * • 1 (T) P <-f !-»• CD O

v

< p P

3

O Q CD P-CD CL P M* 3 P ora a

IT

H CD w a 3 • & > CD 3 CD i—• < o OQ CD P P a «6 3 CD et X en CD 3

IT

03 CD 3 CD 3 CD CD 3 >

-ro

en

O)

a>

10 —X

o

ro

0>

a>

(0

K

3

° " '

'ru-er <5'

ro - - ^

(62)
(63)

van de proefveldhouder gelegd in de bestaands groppe].3 op een diept» van 0,95 ^ - N.A.P. (0,70 m - m.v.). De greppelafstand varieerde ven 20 tot 2:> m. Zij vonten brede sj.enken die lang drassig blijven.

In de loop van 1967 werden enkele maler, afvoermetingen verdicht van de diverse drainreeksen, waarvan hot re3ulte.at in rabel 2 vordt weergegeven.

lw

Tabel 2. De afvoer (q) en de drukhoogte (h) van samengestelde plastiek drainage (reeks 2 t/m 6) enkelvoudige plestiek(reeks 7 -/n. 11) en enkelvoudige aarden buizen (reeks I t/m IV)

KV * • Datum tfr 2 t/m 6 ITr I t/m IV n h Kr 7 t/T, 12 q L 3-1-67 1

a-u-67

10-5-67 1-6-67 h,3 1,7 1:5

1,°

0,60 J,30 0,25 0,35 3,8 1',1 0,7 1,7

o,ko

0,10 0,05 0,10 5.0 1,6 1,ï'

s,c

0 > 5 0,17 0.1C Û.C? &fo*

IIb**

i&'

Fin« 10 geeft een beeld van het verloop var. het freatisch /lak op enkele karakteristieke data in proefvak ?.. Fe-'-, betreft hier dezelfde, situatie, ris in fip-. ° plus de uitbreiding met de reeksen aarden

buizen in bestaande greppels op 25 PI afstand T n de üloot. Met poten-tiaaTbuinjss werden drukhoogtes gemeten op "erschillor.d^ afstanden ver. drains »n sloot e:i tevens in do sloot.

Hierbij bleek in do sloot een potentiaal van 0,00 tot 0,C-5 m -K.A.P. te vorder, gemeten bij een slootpeil ven ca. 1,10 n -• N.A.P. Dit ij een overdrvk van 0,25 n. Vet slootpoil wordt beïnvloed door de aarw?zige vegetatie en bagger. In oktober is het peil na opschonen van de sloot 0,15 m laßer dan in de zomer.

In een droge psriojc (juli 1?67) zakt het ^rondvaternr.veau ook r.u nie-1-, dieper drn tot ca. 0,35 m - î;.A.P., dît is golijk aan ie drore

perioden in 'i965 (zie fie- 6 ) . Eet blijkt dur. dot ondanks de aanwezig-heid var. een-sloot ?n dr.inreeksen he; zeer veel moeilijkheden lcrort

het frea+isch rivcau te verlager, tot boneden C ,?5 *'• " il-A..1'.

Toch is er en denk n alles een gunstig offoct var. da lrairege te COT*

(64)
(65)

ST'-Sc* ' fcFPs

I

s

'

0"% IS5 t >

-¥tf'

te*» '

Stateren, namelijk in de natte perioden wordt de overtollige neerslag

»nelier afgevoerd en is in 1967 de grondwaterstand gemiddeld niet hoger gestegen dan tot 0,70 m - H.A.P. respectievelijk 0,Uo a - m.v. Het

grondwaterniveau blijft daarmee ca. 0»20 m lager dan voorheen. Opvallend is verder in fig. 7 het gunstige effect van de aarden reeks nr II (lage in tree-weerstand) in vergelijking met de plastiek reeksen nr 3 en k. Het effect van de aarden reeks nr III daarentegen valt weer tegen zodat geen duidelijke uitspraak gedaan kan worden over het al of niet beter functioneren van aarden in vergelijking met plas-tiek materiaal.

Fig. 11 geeft, een beeld van het effect van de ondiepe enkelvou-dige plastiek drainage i \ proefvak 1». Het is ongeveer deselfde situatie als,in fig. 7 is weergegeven. Fig. 11 heeft betrekking op dezelfde data als die van fig. 10. Ook nu is nog steeds hetzelfde potentiaal-verschil in proefvak k en 2 aanwezig als in 1965 bij aanvang van de proef. De uitbreiding ven de drainage met aarden reeksen heeft weinig of geen invloed gehad op de potentiaal van het grondwater.

Bij vergelijking van tabel 2 met tabel 1 blijkt echter dat na uitbreiding van het drainage-systeem met de rseksen I tot en met IV de afvoer van de samengestelde drainage (2 t/m 6) sterk is afgenomen bij overeenkomende drukhoogtes. Mogelijk is er sprake van een zekere vervuiling.

Een duidelijk verschil in afvoer in de verschillende drainage-systemen is in tabel 2 niet te constateren.

Fig. 12 geeft een overzicht van de afvoeren van de verschillende systemen in afhankelijkheid van de potentialen met inbegrip van de afvoer van nog nader te bespreken sloten.

De 0,20 m grotere diepte van de reeksen 1 tot en met 6 ten opzich-te van I tot en met IV resulopzich-teert in een constant hogere afvoer van

1,5 SM. Ten opzichte van de reeksen 7 tot en met 12 waarbij het ver-schil in diepte 0,30 m bedraagt is het verver-schil in afvoer 2,5 mm.

De aanwezigheid van 2 sloten binnen het proefobject (zie fig. U ) , parallel lopende aan de drainreeksen verschafte de mogelijkheid om het debiet van de sloten te meten. Deze sloten ontvangen geen water •an buiten het proefobject.

De natte omtrek van sloot A bedraagt 1,00 m en van sloot B 1,U0 m. Tabel 3 geeft het resultaat weer van de debietmetingen op ver-schillende data in vergelijking met de gemiddelde waarde van alle

ge-1U

*v4

(66)
(67)

,i> WA~ lia* •p. •:,'. 6 * X ' CL •1 0 OQ (I V a H

M-a

A

s

a

rt-(b l-K rt rt-< 9> 3. ro a

a

X" n

a.

era n> H • - » • 3 a> *" 0) (B 3 O a n> f o o <K3 rt-a < CT 4 n> rt-0) O 3* <: 4 a a ' - j 3 - , W CA) rv> w 00 00 (A) 01 (A) CT) 00 •sJ OJ (P (O

o

ui a> O) •si CT) vi —* - I

a

i-+

b

< ' Q

c

13

m

73

o

m

m

r~

* D CT V) CO "ft •i-i **• ?'&

'i

• ;* : * • ' < ^ ••v. - -ri' é*~-é

(68)
(69)

8*'-" •'"' «en* P i - * « & • » -*"",.* (O

•'1

-1

-'-«•

(70)

4-,

«* •< 4

4

« 1

¥

*' f.'

'f'

I'J

rT

ï

(71)

•eten drainreeksen.

Zoals reeds vermeld is in fig. 5 de afvoer van de sloten

weergege-ven in vergelijking mat die van de drainreeksen in afhankelijkheid van de potentialen.

Tabel 3. De afvoer van sloten in m /etmaal/100 m lengte in

vergelij-king met die van drainreeksen

S*" feu

:

'~<

f Je ^ «^

p-wy^ Ä ' » A

1$'

Datum

17-3-66

15-7-66

3-8-66

29-8-66

23-9-66

3-1-67

18-U-67

10-5-67

1-6-67

Sloot A

20,8

-31,2

12,6

-U3,5

18,3

10,0

3U,8

Sloot B

-11»,1

Uo,o

22,0

19,0

70,0

20,2

13,0

3^,6

Dr aim

3,6

*.5

U,9

2 , 3

2,7

U.T

1,7

1,2

2,3

4

'S:

VI, *

Volgens de in tabel 3 vermelde cijfers en volgens fig. 12 blijkt dat de afvoer van een sloot vaak het tienvoudige en sons nog meer be-draagt ven de afvoer van buizenreeksen. Het vormt een rcnerpe tegen-stelling met de verhouding van sloot- en drainafstand die volgeTs de formule van Hooghoudt wordt berekend bij u = 0,10 voor drains en u » 1,00 m voor sloten. De verhouding volgens penoemde berekening was

1,5:1-Dit grote v e r s c h i l in afvosr l i j k t evenredig t e z i j n met de

n e t t e omtrek van het ontwaterirgsmiddel. Men zou h i e r u i t kunnen afleiden

dat in de omstandigheden van kwelaanvoer, d» n i t t e ontrek ven het o n t

-wateringsmiddel onvoldoende t o t u i t i n g kent in <?e dralnage-fornules of

dat anderzijds de 'run-off' waaronder wordt ver^taen de horvoer.heid

neerslag die via maaiveld en de bovengrond wordt afgevoerd zodanig groot

i s dat deze het tienvoudige b e l r a a g t van de afvoer v i a de n a t t e omtrek

van de s l o o t .

Het l a a t s t e i s het meest waarschijnlijk in zeer n a t t e perioden

waarbij het bodemprofiel i n verzadigde toestand v e r k e e r t . Dit neent

15

(72)
(73)

S ä

».A

Hfi*

r*r;*-niet weg dat ook in droge perioden de afvoer van de sloot het tien-voudige kan bedragen van die van de drainreeksen.

On een gelijk effect te bereiken ten aanzien van de afvoer van een sloot zou volgens deze gegevens een drainafstand van ca. 10 m no-dig geveest zijn over de gehele oppervlakte van het proefvak. Als mogelijke oorzaak van de hoge potentialen werd gedacht aan

in-filtratie vanuit de Oedensvaart (gemiddeld peil + 0,00 a - N.A.P.) en vanuit de westelijke sloot die op polderpeil is gebleven

(0,50 m - H.A.P.).

Om een inzicht omtrent deze invloed te verkrijgen verden op een viertal plaatsen een potentiaalbuisjes geplaatst van 1 m respectieve-lijk 2 m lengte. De plaats is in fig. k aangegeven. De filters van de

korte buizen zijn in het veen en die van de lange buizen in de zandondergrond geplaatst. Raai a sluit aan op de Dedeasvaart (peil 0,00 m N.A.P.), raai b op de sloot op korte afstand van de pomp (peil 1,20 m -N.A.P.), raai c op de poldersloot (peil 0,50 m - N.A.P.) en raai d op de onderbemalen sloot aan de oostzijde (peil 1,00 m - N.A.P.).

Het resultaat van een opname in een droge periode (1-6-67) en in een natte periode (9~11-'67) kan men zien in de figuren nr 13 en 1U.

Op 10 m afstand van de Dedemsvaart en van de westelijke polder-sloot verden in de zandondergrond potentialen gemeten van 0,70 m tegen 0,80 m - N.A.P. op 80 m afstand. Het drukhoogteverschil ten opzichte van het peil in de Dedemsvaart bedraagt op korte afstand 0,60 à 0,70 m. Dit vijst op hoge weerstanden van de kanaalwand, zodat de conclusie kan

lui-den dat de potentiaal in het grondwater in zeer geringe mate wordt beïn-vloed door het peil in de poldersloot en van de Dedemsvaart. De grote stijghoogte van het grondwater met de gevolgen van afvoer van kwel (1,5 mm/etm. ) is zeer waarschijnlijk slechts toe te schrijven aan een overdruk vanuit de oostelijk gelegen hogere zandgronden.

De potentialen in het veen vertonen in de zomer weinig verschil met die van de zandondergrond. Slechts in de winterperiode stijgen de potentialen in het veen maximaal 0,25 m, terwijl die in de zandonder-grond vrijval constant blijven.

Eén in de onderbemalen sloot geplaatste potentiaalbuis vertoont vrij constant en zeer demonstratief een drukhoogte van 0,25 m boven het slootpeil. Dit komt hier overeen met een potentiaal van 0,95 m -N.A.P,

Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat een slootpeilver-laging van 0,60 m aangevuld met een drainage met een drainaf stand van

16

"•ft

(74)
(75)

• um lOMMr^HMB :*• lOOlSdWOd ft a >4«|l 't E t J»

is

oi 3 « o ?•£ E .2 u, V V « > *0 -m A) C Q . Ï Q Ü _m v 67 ) .67 )

H'

Ï C 2 > ' ( 0 <0 C M « ? t e a

liadjepiod >aoj }O0|S __J L_ L O o o Ol o •a,

'3

(76)
(77)

'ft<«*;3*;Sf*ir*f* '"

!?•:-•'

m

20 m b i j deze goed doorlatende veen op zandgronden de p o t e n t i a a l van

het grondwater in de zomer s l e c h t s 0,15 m heeft kunnen verlagen. Dit

betekent dat de maximale zomergrondwaterdiepte a l s gevolg van kwel

s l e c h t s van 0,50 m t o t 0,65 m - m.v. i s verlaagd.

De volgens de drainage-formules berekende drsinafstand bleek in

het geheel n i e t t e voldoen.

DE AFVOER GEDIFFERENTIEERD NAAR NEERSLAG EN KWEL

fiA-e",

rji. f i-, *4

De a a n w e z i g h e i d v a n e e n s t r o o m v e r b r u i k s m e t e r b i j d e p o m p v e r s c h a f t ;§!

de m o g e l i j k h e i d d e a f t e v o e r e n h o e v e e l h e i d k w e l w a t e r t e b e r e k e n e n v i a het energi«*!?

v e r b r u i k v a n d e p o m p v a n d e o n d e r b e m a l i n g .

V o l g e n s o p g a v e v a n de fabrikant v a n d e p o m p , b e d r a a g t d e c a p a c i

-teit van de pomp met een 3 PK-motor en bij een opvoerhoogte van 1,70 m

3

150 m /uur. De werkelijke opvoerhoogte bedraagt hier 1,80 m.

Het debiet van de pomp werd gecontroleerd met behulp van het

molen-tje van Ott. Bij deze bepaling werd in 880 sec. een afvoer gemeten van

3

35» 1 m bij een energieverbruik van 0,61 kilowatt. De afvoercapaciteit

(a) bedraagt dan

= J x 6 0

2

= 35*1

x 3

6

0 0 =

M

m 3

/

u u r

= l+o L/sec

Deze uitkomst stemt goed overeen met de opgave van de fabrikant.

Uitgedrukt in mm/etmaal bedraagt de capaciteit bij een oppervlakte

(O) van UU ha

a x

2k _

lUU x

2k

0 x 1 0 * UU x 10

= 7,85 nm/ha/etm.

»

f;

ir Ie S

•il

'*&t

II

M

1

M

fc-i

G e z i e n d e o p p e r v l a k t e i s de a f v o e r c a p a c i t e i t a a n d e k r a p p e kant

n e t h e t g e v o l g d a t i n p e r i o d e n m e t zeer v e e l n e e r s l a g e n n a dooi b i j

s n e e u w v a l d e p o m p enige dagen e x t r a n o d i g heeft o m de afvoersloot o p

h e t g e w e n s t e p e i l t e h o u d e n . O m e e n g r o t e p l o t s e l i n g e a a n v o e r b i n n e n

e e n e t m a a l t e k u n n e n v e r w e r k e n z o u e e n tweede p o m p n o d i g geweest zijn. D e

b e z w a r e n w a r e n e c h t e r n i e t d e r m a t e groot d a t h e t n o o d z a k e l i j k w e r d g e

-acht t o t p l a a t s i n g v a n e e n e x t r a p o m p o v e r t e g a a n .

V o l g e n s d e c o n t r o l e - m e t i n g b e d r a a g t h e t energieverbruik ( e ) V a n

deze p o m p

"* a^ta^i-JkJu. *

IT

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook bij koeien met een klinische acetonaemie werd in een aantal gevallen een duidelijk verhoogd azijnzuurgehalte in het bloed gevonden (AAFJES, 1964). Min of meer vooruitlopend op

Deze medicatie wordt toegediend voor de behandeling van RA, en afhankelijk van de ziekteactiviteit ten vroegste na zes maanden herhaald.. Aangepaste schema’s

De ongewone raadpleging/bezoek is de eerste raadpleging/bezoek door de GMD- beheerder waarbij de arts de situatie uitlegt en de opvolging van de patiënt plant in twee

Ik stel mij voor eerst zeer in het kort de huidige betekenis van levensmiddelen en van de levensmiddelenindustrie in ons land te schetsen en vervolgens een overzicht te geven van

0a verwoont» vorvrooging door nlddsl ven plnstio» efdofcking is» door hot efweaicn van hat plastic en hot niot t'jdig vervangen door nieuw plc?|le eind februari of hsfc nlat

l)ij over het hoofd gezien. Het onderscheiden van beide soorten kosten is één der primaire eisen waaraan de bedrijfsboekhouding moet voldoen. Voor de boer zijn alle kosten vast,

Was de landbouwcrisis aan het einde van de negentiende eeuw van groot belang voor de klassieke Europese graan- producerende landen, waar de läge wereldmarktprijzen tot dras-

Outpatient cases: ILI and ILI laboratory confirmed Inpatient cases: admissions for influenza and pneumonia Deaths from influenza and pneumonia Current vaccine uptake