• No results found

Houdbaarheid en inwendige kwaliteit van radijs: inventarisatie van radijskwaliteit van verschillende bedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Houdbaarheid en inwendige kwaliteit van radijs: inventarisatie van radijskwaliteit van verschillende bedrijven"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ùo Bibliotheek Proefstation Naaldwijk ft

T

L

65

ï

-EFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK

Houdbaarheid en inwendige kwaliteit van radijs;

r inventarisatie van radijskwaliteit van verschillende bedrijven.

H. Litjens (stagiair HTuS Den Bosch) J. Janse (Proefstation Naaldwijk)

Naaldwijk, augustus 1986. Intern verslag nr. 46.

We0^W,O"sT°°NAALDWJ*

(2)

2 -INHOUD Biz. 1. Inleiding 3 2. Materiaal en methoden 3 2.1. Herkomsten 3 2.2. Overige proeven 5 2.2.1. EC-niveau 5 2.2.2. Rassenproef 5 3. Resultaten en bespreking 6 3.1. Herkomsten 6 3.2. Overige proeven 12 3.2.1. EC-niveau 12 3.2.2. Rassenproef 13 4. Discussie en conclusies 14 5. Samenvatting 15 Literatuur 16

(3)

1. INLEIDING

Voor de nederlandse tuinbouwprodukten is het niet alleen van belang dat de produkten vers en gezond op de veiling worden afgeleverd, maar ook moeten de produkten in goede staat de consument bereiken. Een goede houdbaarheid is dus gewenst.

De houdbaarheid van radijs is nog niet eerder op het Proefstation onderzocht. In dit onderzoek wordt de houdbaarheid van radijs van verschillende herkomsten aan de hand van de loofkleur bekeken. In het onderzoek zijn verder ook kwaliteitsaspecten als voosheid en glazigheid beoordeeld.

Uit eerder onderzoek (Bakker, 1985) is gebleken dat voosheid wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren. Lagere temperaturen, een juiste rassenkeuze en meer aandacht voor het gewas zouden voosheid tegen kunnen gaan.

Uit een 2e veilingonderzoek (Heij, 1986) bleek opnieuw dat de

rassenkeuze de voosheid kan beperken. Daarnaast kwam duidelijk naar voren dat op zandgrond meer voosheid voor komt dan op zavelgrond. Door de grote herkomstverschillen konden er in dit onderzoek verder geen oorzaken van voosheid worden achterhaald.

De oorzaak van glazigheid is nog een open vraag.

Door nu ook de kwaliteit van radijs van een zomerteelt te beoordelen kunnen de resultaten een aanvulling op eerdere

onderzoeken zijn, vooral ten aanzien van de inwendige kwaliteit.

2. MATERIAAL EN METHODEN

De houdbaarheid van radijs is bepaald van verschillende herkomsten. Daarnaast is de houdbaarheid van radijs bepaald van een proef met EC-niveaus en van een rassenproef.

2.1. Herkomsten

Op veiling Westland Zuid zijn in de zomer van 1986 op drie data radijs uit de aanvoer gehaald. Het produkt is door de tuinder gekoeld afgeleverd of op de veiling afgekoeld tot een temperatuur beneden de 5 C.

In de volgende tabel zijn de materialen en de waarnemingen van de proef weergegeven.

Tabel 1. De verrichte waarnemingen per proefdatum weergegeven.

oogst- aant. aant. bos­ aant. bew.2) grond­ loof—3 ^ loof- > O O CO 1 gla- %ds %ds

data herk. jes per dagen tempe­ soort beoor­ leng- he id heid 1 k

herkomst bew. ratuur deling te (aant. (aant O n

voor voor (aant. data) data) O O

bew. %ds data) f 1

16-06 17 2 1 4 12°

c

X 4 * X 1 * (x) (x)

30-06 30 2 2 4 15° C X 4 * X 2 * 2 * X X

21-07 22 3 3 4 15° C X 2 * X 2 * 2 * X X

(4)

praktijk.

2. De bewaartemperaturen zijn hoger dan de optimumtemperatuur voor radijs om sneller en beter kwaliteitsverschillen zichtbaar te maken.

3. Tijdens de bewaring is de loofkleur beoordeeld. Hierbij is

een schaalverdeling gehanteerd van 1-9 waarbij:

9 = donker groen

6 = nog net acceptabel 1 = 100% geel.

4. Voosheid is bij inzet en na vier dagen bewaring beoordeeld. De beoordeling is gebeurd volgens een schaalverdeling van 1 - 10. (Een waardering van 7 en lager wordt voos genoemd).

1 = aaneengesloten hol 6 = wattige structuur

10 = egaal harde witte knol.

Beelden van de verschillende voosheidstadia zijn opgenomen in bijlage 1.

Voosheid zal in dit verslag op twee manieren worden uitgedrukt:

- gemiddelde voosheidsbeoordeling; - % voze knollen.

Hieronder volgt nog een toelichting op de methode (vooral de bepaling van het percentage droge stof) per oogstdata.

16 juni:

Bij het bepalen van de droge stof bleek het aanwezige zand het gewicht te beïnvloeden (ondanks dat de radijs op de bedrijven wordt gewassen). Dit verstoorde het beeld zodanig dat de gegevens van het percentage droge stof onbetrouwbaar worden geacht.

Voor de looflengte is in dit geval alleen een indruk gegeven: K = kort, L - lang, M = middellang.

30 juni:

Om duidelijke conclusies te kunnen trekken zijn nu meer

herkomsten in het onderzoek opgenomen. De waarnemingen tijdens de bewaring en de droge-stofbepaling vonden in duplo plaats. Bij het bepalen van het droge-stofgehalte is voor de weging het zand eraf gespoeld met water. Daarna kon het produkt nog enige tijd uitlekken.

21 juli:

Om een beter gemiddelde te krijgen zijn drie bosjes per teler bewaard en drie bosjes voor de bepaling van het

droge-stofgehalte genomen. Bij de bepaling van het percentage droge stof is het zand er zo goed mogelijk afgeschud, daarna gewogen (versgewicht) en toen met water afgespoeld. De reden hiervoor was dat het water zich na het uitspoelen nog aan het produkt hechtte waardoor het versgewicht iets te hoog was, ondanks het gedurende enige tijd uitlekken van het water. Dit kan een wat vertekend beeld geven van het percentage droge stof. De loofbeoordeling op de eerste en laatste dag van bewaring zijn het belangrijkst zodat in deze proef alleen op deze dagen is beoordeeld.

(5)

5

-2.2. Overige proeven

2.2.1. EC-niveau

Bij deze proef, uitgevoerd op het Proefstation, werd radijs geteeld bij verschillende EC-trappen.

De radijs werd op 11 juni gezaaid in een potgrondmengsel. De watergift gebeurde met behulp van een druppelsysteem.

Voor de bepaling van de houdbaarheid zijn twee

EC-behandelingen genomen. Bij de ene behandeling was de radijs bij een constant hoge EC (EC = 8 mS/cm) gegroeid, bij de

andere behandeling was de radijs bij een constant lage EC (EC = 1 mS/cm) gegroeid. De oogstdatum was 3 juni.

In tabel 2 is een overzicht van materiaal en waarnemingen gegeven.

Tabel 2. De verzamelde gegevens bij de bewaarproef van radijs geteeld bij twee EC-niveaus.

aant. aant. bewaar- loofbe- loof- voosheid glazigheid % ds % ds

bos- dagen tempe- oorde- leng- bij in- bij in- knol loof

jes bew. ratuur ling te zet zet

Lage EC Hoge EC

5 6 15° C 4 * xx x xx

5 6 15° C 4 * xx x xx

2.2.2. Rassenproef

De rassenproef (Ie beoordeling) werd geteeld in de zomer van

1986 op een praktijkbedrijf. De rassen zijn afkomstig van de verschillende veredelingsbedrijven. Elk ras werd op twee verschillende proefveldjes geteeld. Van elk veldje werd één bosje genomen, die samen als duplo waarneming voor het betreffende ras werden gebruikt. De oogstdatum was 18 juli. Om de houdbaarheid te bekijken werden de volgende waarnemingen gedaan.

Tabel 3. Aantal gegevens bij bewaarproef van radijsrassen. Aantal Aantal rassen bosjes per ras Aantal dagen bewaard Bewaar- tempe-ratuur Loofbe- Voosheid % ds % ds

oordeling loof knol

6 15° C 3 * 1 *

Het percentage droge stof werd bepaald door het zand van de ongewassen radijs af te schudden, daarna het versgewicht te bepalen en de rest van het zand er af te spoelen alvorens te gaan drogen.

(6)

6

-3. RESULTATEN EN BESPREKING

3.1. Herkomsten

In tabel 4 zijn de resultaten van oogstdatum 16 juni, verkort weergegeven. De resultaten per herkomst zijn in bijlage 2 te

vinden.

Tabel 4. Samenvatting resultaten bewaarproef met radijs afkomstig van 17 herkomsten op 16 juni.

gemiddeld maximum minimum variatie

coëfficiënt Loofbeoordeling bij inzet 2e daS 3 dag 4e dag Kleurverlies Voosheid bij inzet: gemiddeld % < 7 7,5 8,1 6,9 5,3 7,1 8,0 6,1 6,4 6,5 7,3 5,5 6,1 5,1 6,5 3,5 9,8 2,4 3,7 1,4 24,3 8,0 8,7 6,7 5,0 >4,7 50,0 0 56,0

- Bij de loofkleurbeoordeling bij inzet heeft 35% van de herkomsten (telers) een beoordeling rond het gemiddelde (7,3 - 7,8).

- Bij de loofkleurbeoordeling op de 4 dag kreeg 47% van de herkomsten een waardering tussen 4,9 - 5,3.

- Uit de tabel blijkt dat radijs een kort houdbaar produkt is. De loofkleur gaat snel achteruit.

- De verschillen in loofkleur tussen de herkomsten worden groter naarmate langer wordt bewaard.

- Slechts 3 van de 17 herkomsten (= 18%) hebben geen enkele voze radijs in de partij.

g

De resultaten van de 2 oogstdatum, 30 juni 1986, zijn in bijlage 3 weergegeven. Tabel 5 is een verkorte weergave daarvan.

(7)

Tabel 5. Samenvatting van de resultaten van de bewaarproef op 30 juni met radijs van 30 herkomsten.

gemiddeld maximum minimum variatie

coëfficiënt Looflengte (cm) 15,7 21,5 12,0 12,6 Loofbeoordeling bij inzet 7,0 7,8 6,5 3,7 Ie dag 6,7 7,4 6,0 5,2 3 dag 5,9 6,9 5,0 7,1 4 dag 5,5 6,5 4,0 11,6 Kleurverlies 1,5 2,5 0,8 29,1 Voosheid bij inzet: gemiddeld 8,4 9,2 7,1 7,7 % < 7 18,8 67,1 0 80,9 Voosheid na be­ waring gemiddeld 8,1 9,3 6,5 10,6 % < 7 21,4 66,7 0 84,1 % glazig na be­ waring 25,0 66,7 2,7 64,4

% droge stof loof 5,1 5,9 4,4 7,0

% droge stof knol 4,1 4,6 3,5 6,9

Uit tabel 5 blijkt het volgende:

- Verschillen in loofkleur tussen de herkomsten worden groter tijdens de bewaring.

- Het gemiddelde kleurverlies in vier dagen is kleiner dan bij de vorige proef (1,5 ten opzichte van 2,4 punten).

- De verschillen tussen de herkomsten in voosheid (voor en na bewaring), glazigheid en % droge stof zijn groot.

- De voosheid na bewaring neemt slechts weinig

toe-De correlaties tussen de verschillende waarnemingen zijn in bijlage 4 opgenomen. De belangrijkste betrouwbare correlaties (P 0,05) zijn in de onderstaande tabel weergegeven.

Een correlatie-coëfficiënt geeft het verband weer tussen twee waarnemingen. Bij een correlatie-coëfficiënt van 1 of -1 is het verband het grootst.

(8)

Tabel 6. Correlatie-coëfficiënten tussen factoren in de bewaarproef op 30 juni 1986 met 30 herkomsten.

Loofkleur bij inzet - % ds loof 0 64

- looflengte 0 59

- % ds knol 0 36

Loofkleur op de 2e dag - loofkleur bij inzet 0 82

- % ds loof 0 71

- looflengte 0 59

- % ds knol 0 41

Loofkleur op de 3e dag - loofkleur bij inzet 0 78

- % ds loof 0 60

- looflengte 0 54

- voosheid bij inzet 0 42

Loofkleur op de 4e dag - % ds loof 0 57

- voosheid bij inzet 0 57

- loofkleur bij inzet 0 53

- voos bij inzet, % < 7 0 41

Kleurverlies - voos bij inzet 0 58

- voos bij inzet, % < 7 0 45

- % ds loof 0 35

Voosheid na bewaring - kleurverlies 0 42

- loofkleur op de 4e dag 0 41

Glazigheid na bewaring - % ds knol 0 68

- loofkleur op de 2e dag 0 58

- % ds loof 0 49

- loofkleur bij inzet 0 44

- loofkleur op de 3e dag 0 41

- voosheid na bewaring, % < 7 - 0 35

% ds loof - % ds knol 0 60

- looflengte 0 51

Uit tabel 6 blijkt:

- Een hoger droge-stofgehalte en korter loof geven een betere loofkleur bij inzet.

- Na bewaring is de loofkleur beter naarmate het % droge stof en de loofkleur bij inzet hoger zijn. Minder voosheid bij inzet geeft een betere loofkleur na bewaring.

- Er komt minder glazigheid voor na bewaring bij een hoger droge-stofgehalte van de knol (zie figuur 1.) en een betere loofkleur.

De variatie in glazigheid wordt voor 46% verklaard door de hoogte van het droge-stofgehalte in de knol.

- Een hoger % droge stof van het loof gaat vaak gepaard met korter loof.

(9)

% glazig na bewaring 60 50 40 30 20 10 3.60 3.72 3.8« 3.96 4.08 4.20 4.32 4.44 4.56 4.68

7. DROGE STOF KNOL

Figuur 1. Het verband tussen het droge-stofgehalte van de knol en het percentage glazige knollen na bewaring.

In bijlage 5 staan de resultaten per herkomst van oogstdatum 21 juli weergegeven. In tabel 7 wordt een samenvatting van de resultaten van deze oogstdatum gegeven.

(10)

10

-Tabel 7. De resultaten van de bewaarproef op 21 juli met 22 herkomsten samengevat.

gemiddeld maximum minimum variatie

coëfficiënt Looflengte (cm) 15,7 19,3 12,3 11,1 Loofbeoordeling bij inzet 6,9 7,5 6,1 4,4 4e dag 6,4 7,1 5,4 7,5 Kleurverlies 0,5 1,6 0,0 63,6 Voosheid bij inzet gemiddeld 8,8 9,3 8,0 4,9 % < 7 11,8 27,3 1,5 82,0 Voosheid na be­ waring gemiddeld 8,5 9,3 7,5 4,8 % < 7 16,6 33,2 1,9 58,7 % glazig bij inzet 4,6 23,5 0,0 90,3 % glazig na bewaring 19,8 43,3 3,7 52,0 % droge-stofloof 5,5 6,8 4,6 9,2 % droge-stofknol 3,8 4,5 3,4 7,3

- Het kleurverlies is duidelijk kleiner en daardoor is ook de bladkleur na bewaring beter dan in voorgaande bewaarproeven (zie tabellen 4 en 5).

- Er is in deze proef wat minder voosheid en glazigheid opgetreden in vergelijking met de proef op 30 juni. - Het droge-stofgehalte van het loof is hoger maar het

droge-stofgehalte van de knol is lager in vergelijking met het droge-stofgehalte in het vorige onderzoek. Bij het loof kan de andere voorbewerkingsmethode hiermee te maken hebben,

bij de knollen geldt dit echter zeker niet.

- De voosheid lijkt tijdens de bewaring enigszins toe te nemen.

- Bij het % voze knollen (voor en na bewaring) en het % glazige knollen (voor en na bewaring) zijn er grote verschillen tussen de herkomsten.

De correlatie matrix van deze proef staat vermeld in bijlage 6. In de volgende tabel zijn de belangrijkste verbanden hieruit gelicht.

(11)

Tabel 8. De betrouwbare verbanden tussen de verschillende waarnemingen in het bewaaronderzoek van 21 juli.

correlatie coëfficiënt

Voosheid bij inzet - looflengte - 0,64

Voosheid bij inzet,

% < 7 - looflengte 0,42

Voosheid na bewaring,

% < 7 - % glazig na bewaring - 0,53

Loofkleur bij inzet - % ds knol 0,47

- looflengte - 0,46

Kleurverlies - voosheid bij inzet,

% < 7 - 0,42

% droge stof knol - % ds loof 0,74

- looflengte - 0,45

Uit tabel 8 volgt:

- Radijs met korter loof geeft minder kans op voosheid. -Bij meer voze knollen treedt er minder glazigheid op na

bewaring.

- Een hoger % droge stof van de knol en korter loof beïnvloedt de loofkleur bij inzet positief.

Op de veiling wordt radijs in kwaliteitsblokken ingedeeld. In blok A worden de partijen met de beste kwaliteit ingedeeld. De partijen in blok B en C zijn kwalitatief minder.

De verschillen tussen blok A en B van alle drie de

radijsproeven (drie oogstdata) zijn in bijlage 7 weergegeven. Per waarneming en per oogstdata zijn de verschillen

aangegeven.

Uit bijlage 7 blijkt dat er tussen blok A en B een verschil is bij:

- Loofkleur na bewaring.

De radijs uit blok A blijkt duidelijk minder snel geel te verkleuren als de radijs uit blok B. Opvallend is hierbij dat de loofkleur bij inzet geen verschil vertoont.

- Voosheid bij inzet.

Het lijkt erop dat radijs uit blok A iets minder voos is. Vooral op 16 juni is dit verschil in voosheid te signaleren. Hierbij moet opgemerkt worden dat het aantal herkomsten op deze datum gering is.

Bij de verschillende herkomsten wordt de radijs op zand- en zavelgrond geteeld.

Daarom zijn de waargenomen kenmerken per datum opgesplitst naar teelt op zand- en zavelgrond (zie bijlage 8).

Uit bijlage 8 blijkt dat:

- Er een tendens is dat het loof van radijs geteeld op zavelgrond iets langer is ten opzichte van radijs van zavelgrond.

- Het % glazig na bewaring bij radijs van de zavelgrond lager is.

(12)

12

-3.2. Overige proeven

3.2.1. EC—niveau

De bewaarresultaten van de radijs geteeld met een hoge en een lage EC zijn in tabel 9 aangegeven.

(13)

13

-Tabel 9. Resultaten van de bewaarproef met radijs geteeld bij twee EC-niveaus (oogstdatum 7 juni).

Lage EC Hoge EC Looflengte (cm) 20,3 16,8 Loofbeoordeling bij inzet 5,8 7,2 2e da® 5,9 7,2 5 dag 4,3 5,6 6 dag 4,1 5,6 Kleurverlies 1,7 1,6

Voosheid bij inzet

gemiddeld 9,2 9,3

% < 7 10,9 6,0

% glazig bij inzet 1,8 1,0

% droge stof loof 6,0 7,0

% droge stof knol 4,1 4,6

Uit tabel 9 volgt:

- De looflengte bij de lage EC 21% hoger is dan bij de hoge EC.

- De loofkleur bij inzet en na bewaring duidelijk beter is bij de radijs geteeld bij de hoge EC.

- Het kleurverlies tijdens de bewaring niet afhankelijk is van de loofkleur bij inzet.

- Het verschil in droge-stofgehalte tussen de EC-niveaus bij het loof groter is dan bij de knol.

N.B. De officiële resultaten van deze proef zijn nog niet verwerkt.

Vandaar dat het bovenstaande een voorlopige indruk is.

3.2.2. Rassenproef

De resultaten van de rassenproef zijn weergegeven in tabel 10. Tabel 10. Resultaten van de bewaarproef met negen radijsrassen

(oogstdatum 18 juli 1986).

Ras Zaadfirma Loofbeoordeling Kleur­ Loof- Voosheid % ds % ds

inzet 5— dag 6— dag verlies 1.(cm) bij inzet loof knol NUN 305-81 Nunhem 7,0 5,0 3,9 3,1 15,5 8,0 6,8 4,6 Poker Be jo 7,0 4,5 3,8 3,2 22,0 7,6 6,7 4,6 Revoja Be jo 7,1 4,6 4,0 3,1 22,5 9,1 6,9 4,8 FG-491 Pannevis 7,0 5,1 4,0 3,0 18,0 8,0 6,9 4,4 NZ Nickerson 61-503 Zwaan 7,6 3,9 3,3 4,3 10,5 6,6 7,6 4,6 919 Rijk Zwaan 7,0 4,0 3,8 3,2 15,0 8,8 7,1 4,5 920 Rijk Zwaan 7,1 4,1 3,5 3,6 15,5 8,6 6,4 4,4

Saxa Nova Pannevis 6,9 5,0 4,5 2,4 16,5 8,8 7,0 4,6

Marabelle Nickerson

Zwaan 7,1 4,3 3,5 3,6 14,5 8,1 6,8 4,4

(14)

14

-Uit tabel 10 volgt:

- De rasverschillen in kleur bij inzet zijn gering. Alleen de kleur van ras NZ 61-503 is duidelijk beter.

- De loofkleur na bewaring is het slechtst van de rassen NZ 61-503 Marabelle en 920. Dit wordt vooral veroorzaakt door een groter kleurverlies, vooral van NZ 61-503.

- Ten aanzien van looflengte, voosheid en % ds van het loof is het ras NZ 61-503 duidelijk afwijkend ten opzichte van de andere rassen. Dit ras heeft het kortste loof, de meeste voosheid en het hoogste % ds van het loof.

- De beste rassen qua voosheid zijn in deze proef Revoja, Saxa Nova en 920.

Bij deze rassenproef is er nog een correlatieberekening uitgevoerd.

Er werden enige betrouwbare verbanden gevonden tussen enkele factoren, maar dit werd vrijwel steeds veroorzaakt door het duidelijk afwijkende ras NZ 61-503. Dit maakt de interpretatie van de verbanden moeilijk. Er wordt hier daarom niet verder op ingegaan.

4. DISCUSSIE EN CONCLUSIES

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er meestal grote herkomstverschillen zijn ten aanzien van diverse

kwaliteitsaspecten. Zo blijken bijvoorbeeld de verschillen in loofkleur tussen de herkomsten nog toe te nemen gedurende de bewaring.

Bij inzet is de loofkleur veelal beter naarmate het

droge-stofgehalte hoger en het loof korter is. Korter loof en een hoog droge-stofgehalte van het loof gaan overigens vaak samen. Het kleurverlies was op de eerste inzetdatum (16 juni) het grootst en op de laatste inzetdatum (21 juli) het geringst. Na vier dagen

bewaring was dit gemiddeld respectievelijk 2,4 en 0,5. De oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk vooral in de groeiomstandigheden ofwel de weersomstandigheden (weerswisselingen?).

Het kleurverlies is vaak onafhankelijk van de loofkleur bij inzet. Na bewaring blijkt de loofkleur doorgaans beter te zijn naarmate het droge-stofgehalte en de loofkleur bij inzet hoger zijn en in êén van de twee proeven ook naarmate de voosheid bij inzet lager is.

De loofkleur na bewaring, ofwel de houdbaarheid, is bij radijs uit het A-blok op de veiling veelal beter dan bij radijs uit het

B-blok. Dit ondanks het ontbreken van kleurverschillen van het loof tussen de kwaliteitsblokken bij inzet.

In de praktijk heerst de indruk dat radijs geteeld op zavelgrond korter loof heeft dan op zandgrond. Dit kan echter in dit onderzoek niet goed worden bevestigd.

In een aparte EC-proef blijkt een hoge EC de beste houdbaarheid te geven, maar de kleurverschillen zijn al bij de oogst aanwezig. Dit in tegenstelling tot een rassenproef, waarbij de verschillen in houdbaarheid vooral zijn veroorzaakt door een verschillend kleurverlies per ras.

Gezien de resultaten van de bewaarproef met rassen, lijkt voortzetting en uitbreiding van het bewaaronderzoek bij rassen

(15)

15

-zonder meer gewenst.

Dat voosheid een complex probleem is, blijkt ook uit dit onderzoek. Op 30 juni varieert per bedrijf het % voos van 0 tot 67%, op

21 juli van 2 - 27%.

Er zijn in het onderzoek weinig bruikbare verbanden tussen voosheid en andere kenmerken gevonden. Korter loof lijkt samen te gaan met minder voosheid. De voosheid neemt tijdens de bewaring nauwelijks toe, dit in tegenstelling tot eerder uitgevoerd onderzoek op de veiling (Hendriks, 1984).

Verschillen in voosheid tussen zand- en zavelgrond zijn niet naar voren gekomen. In een vorig jaar uitgevoerde inventarisatie op de veiling was dit wel het geval (Heij, 1986).

Door middel van een juiste rassenkeuze kan de mate van voosheid duidelijk worden beïnvloed, zoals ook uit de bewaarproef met rassen blijkt.

Evenals in het eerder aangehaalde inventarisatie-onderzoek door Heij, lijken glazigheid en voosheid wat tegengesteld op te treden. Bij inzet blijkt op 30 juni over het algemeen weinig glazigheid in de knollen op te treden, maar wel veel voosheid. Op 21 juli is er bij inzet juist wat meer glazigheid en wat minder voosheid.

Er treedt minder glazigheid na bewaring op bij een hoger droge-stofgehalte van de knol en bij een betere loofkleur.

De variatie in glazigheid na bewaring blijkt in de proef op 21 juli voor 46% verklaard te worden uit de variatie in het

droge-stofgehalte.

Tijdens de bewaring neemt glazigheid duidelijk toe. Bij teelt op zavelgrond zijn er minder glazigheidsproblemen dan bij teelt op zandgrond.

De over het algemeen wat rustiger groei op zavel kan hierbij een rol spelen.

Om een beter inzicht in de houdbaarheid en de inwendige kwaliteit van radijs te krijgen, is vervolgonderzoek noodzakelijk. Een inventarisatie van de kwaliteit (houdbaarheid) in de herfst en winter lijkt gewenst. Daarbij kunnen er ook relaties tussen de kwaliteit en de weersomstandigheden gelegd worden. Zoals reeds

eerder is opgemerkt, zal ook in het rassenonderzoek meer aandacht aan de houdbaarheid moeten worden besteed. Voor de problemen van voosheid en glazigheid is gericht onderzoek een noodzaak.

5. SAMENVATTING

In de zomer van 1986 is op drie inzetdata de houdbaarheid en inwendige kwaliteit van radijs afkomstig van 17 - 30 herkomsten onderzocht.

De houdbaarheid is beoordeeld op basis van de loofkleur. Bij de inwendige kwaliteit is de mate van voosheid en glazigheid

beoordeeld, terwijl tevens het droge-stofgehalte is bepaald. Daarnaast zijn er bewaarproeven verricht met radijs afkomstig uit een EC-proef en een rassenproef.

Bij de diverse kwaliteitsaspecten zijn de herkomstverschillen over het algemeen groot. Half juni is de houdbaarheid beduidend minder dan half juli.

(16)

16

-hoger; en het loof korter is. De houdbaarheid wordt verbeterd door een hoger droge-stofgehalte van het loof, een donkerder loofkleur bij inzet en vaak ook minder voosheid bij inzet.

Een hogere EC is gunstig voor de houdbaarheid. Tussen de rassen blijken er duidelijke verschillen in houdbaarheid en voosheid te zijn.

Eind juni varieerde het % voze radijs per bedrijf van 0 tot 67%. Bij korter loof is de kans op voosheid geringer. Er lijkt een negatief verband te zijn tussen voosheid en glazigheid.

Glazigheid neemt duidelijk toe tijdens de bewaring. Er treedt minder glazigheid op na bewaring naarmate het

droge-stofgehalte van de knol hoger is. Radijs die geteeld is op zavelgrond heeft doorgaans minder last van glazigheid in de knollen.

LITERATUUR

Bakker, C., 1985. Enkele aspecten rond de afzet van radijs. Stageverslag CBT.

Heij, G., 1986. Voosheid bij radijs. Boer en Tuinder, september 1986 (in druk).

Hendriks, A.G.M., 1984. Inventarisatie-ontwikkeling van voosheid bij radijs na de oogst. Notitie ten behoeve van de vergadering van de produktencommissie radijs d.d. 30 mei 1984.

(17)

W O s" » m M < (B M Û. n> 3 00 < O O m ET (D < Ol P I h-1 O ta (Ü 09 fl>

(18)

* • s a) .O C CO 0) C CM ÙO 0) C TD ai -H •»~ï 00 co M p •H U rH (U •n g U ü ü •H a. O O O P9 O *-< H u I eg I 4J u O O CO T3 Ö O u O a) N r-C X* *o T-i • a> T> •C T3 CO T-i O 6 /*—\ O <U d > 00 a) ij a) CO 1 u a 14-1 ÙO o o c ^5 VJ o a) hJ rH 0) JC3 co 1 <u r-> U -H r-H 3 rH a> u rH •H ö * > 3 •r-) 00 cO vO *a r—( aj a -a -3 •U m 00 cO T> JJ T3 0} 0) 00 00 r") O a O •H rH 00 e <U CO ço T3 T3 > U oai co O CM •<—) <u •H ,0 4_> T3 t-i a) CO O N h iJ iH o c MH <U O * u O. 00 00 n c a CO iH iH cO rH K

»

ai a) a» *o u x> Ö u •H O e M co cO o > rH C « u C O) J_l JJ cO Çfi •u g i-H 3 o M CO u <U a> Pi PC iJ JJ u O O O J-f H w u O O u <U > co N O) > co N 1-H 4J «H "O rH rH rH XJ

<u ^2 0) T3 a TD TD TD a> a> "Ö a) TD rC

> o > 6 co a C C > > C > C O cO •H N rH >• N N cO cO N cO cO «0 cO N N N N **• N o* N N N iH co cO cO cO •H o o o o o o o o o o o o o o o o o <t T—I N N co N co <r co »—t comm 00 vO sf N r — i O O r ^ < — l O O O c o ^ O C ^ O r ^ A * A M C O M A A M A A M M M A M A oo oo ^ o o o o c o o o o o N o o o o o o N f s v o 00 T5 ? ff f f s s s i ^ s s ^ a t » s stj 21j s s s s N N - ï v o i o m W r - n n e O N - ï M n o M O c i H N C n H N H N N N H M H C O N H C O f n o O M / ^ i O i - i H H O r i i r i v û ^ f n i n H i n o i n H i n c o o > H o s f 0 ^ o o ^ O N H a N c o o N a > vO vO U0 P-* vO vO sO vO vO vO sO vO vO vO vO \0 uO l A O H O ^ ^ O v O ^ O o O ^ Û ^ O v Û O ^ \ O N v O O O N v O r s ^ S | s r s N s O N v O O O ^ O H ^ H \ o o o H \ û f n c o c o o o o o n N N i O O O N S O O N r v N r v N O O O O r v O O N O O 2 2 < pa 3 Q O s 2 O PQ PQ a e> 2 ca < < m pa S 2 S S • * • * • * • • • * • • • « • * N « > t i r i > o r N o o » O H N m ^ t n v o s • • Ö •m a> ts 4-î ^ CSJ cO <U Ou O a co a> u <u (U T3 c c o co o > 00 /-N XJ o •H s Q) S-X 4-J •m M-l rH O CO P 5 00 C a; <u ^ TD TD <r •H C B A C B •H CM cO > C a) •r-) /»s •H S i-^ iH w m (U UO ^ a a) a CO TD s: TD 4-J «H m «s co a vO U »-f <D M-4 O AJ TD t-H PQ W 0\ O r^. • 5 <3 co M '*-> O *H uo M rH T3 CO r*^ a W *H Ö cO TD > TH CU T3 a) -rH •a a) ai j2 00 'W C o •H K 00 XJ •O aj Wl 4H o ai S K TD jj •H co ai CÜ •n jQ TD i-i TD T3 AJ •H § cO cO /ft OS 3 O

(19)

I m I a» 60 (0 g V O u <u JB O m c s O to a 3 •u « "O u CO 00 O O a cd > •o (0 M 0) O u O. u (0 ca S 0) Xx G <u 3 CO <U a o U p O o O co CO rH T3 O 8s? i CO UH T3 O O rH • ? 0) Xi 00 CO c N cO XJ «H 0) 00 N 0 •H •

»

0) *o V cd a ** T3 •H • •a J2 "O CO •H O a O <u > 00 4J <D N C •ri V •H »< TD •f-i • a) -o rC co •H O B O Q> > 00 0) 1 X.' IM 00 O e O 0) KJ rH CO 1 <U w •m 3 rH 0) RH 0) U > 00 cd "O <U -4-00 cd "O oou c cn •H iH 00 0) CO •o -O u Od) O «M 0) jQ 4J M-l <U O N o a hJ I G 00 u G O •H 09 O r-1 h a s 0Q TJ <U I M u a <u O S M <U 0)

<u tu oj'oa» oi'H aj'd

> > > c > > c s > e N N N N N N N N N O -g i ' -g -g j -g i -g i ' O A l l t l V ' Q f l l ' O l U > e > > > ö u > > > c o > c > ta<acd(i3coco-ncoco<0(0-r4cacdn) N N N N N N r I N N N N ^ H N N N O -0) iH tl H pH

ts a» TJ sz <u T3 <u

G > G O > G > cd cd cd *h td cd cd N N N iH N N N m r - I O N N ^ v O W c n W c n N H O O v O N O O ^ v O N O \ o * N - t i r i o v O i f l - ï > t o * o p * i n i n A A A A A A A A A A A A A A A A A ,—ir-~-3-i/~i-X>r-~-3,cN^oi/"imOOr^.u~iCT\r^ A A A A A A A A A A A * A M f t « « O v o o o N v o c N c n o o c n m v o m m v o r ^ m i - H m H CM rH rH CNI H CN CM m -H sO o o o o o o o o o o o o o m o o o CN m \0 r - i r o v o m o o f O N i n m H N ^ n * 4 k A A A A A A A A A A A A A cNCNOOcni-HOONf^eNr^cNcvji-^vor^^ CN CN CN CN fO ^ I ^ vÛ (N H ^ O N <f ro -<î" co rH 1-^ m m <f m \0 N O ^ M A A M h en M s Cl CN ^ O n n A M «I * « * * co ^ cn m <r n ^ cn en ^ ^ <f r--. r—* O ^ 00 p>. un <f m un <j- <f m on o n cn r-i in co A A M «t * A M vO < i/*> CN N ia en h en H ^ CN O O O O M vO O N m o m r>. rH ^ cn O N ^ c O H O ^ O H N ^ ^ m c n O N O o ^ on so un r>. 00 00O>O>Q0N00Q000rs00009>00vONQ0 00 00 VO rs H O O C O m H O O ^ H N ^ O CO CN CO CN f N N v o c M ^ H i n i n N c n a N O O v û o o c n f n

i—i m CN CN rH 1—i rH •o^' r-^ rH

C O C M M H f n O C n H ^ N M n H H ^ ^ N O O O N 9 N O N Q O N C O O O O O O O O O O O O > O O N O O O O m mm m m m to A A A A M A A i n O O N C N ^ v O ^ N ^ M ^ ^ l T l ^ N ^ i n ^ O r ^ O r H r H ^ o o o o m o N r H v o c n m © rH ^H rH rH CN rH rH rH rH C5 rH rH rH rH CSj rH rH i r j ^ r H m o o N v o o o o o o o N o m ^ r a N i ^ v O ^ v O ^ i A ^ v o ^ y û ^ ^ ^ i ^ m i r i i n o m ^ m c o o ^ > î O H c n \ û ^ o o ^ ^ H A A A A A A A A A A A A A A A A A v O v O t n v o i n s o m v o s o v o v o i n i n i n ^ o i n N O O N c n ^ o o o > o o > O N o o o m o N < n ^ o o o N U O A * A A « A A A A A A « A A A A A VO vO ^ vO h> vO vO sO r**» vO vO N sO sO a \ r - i o o m r H o o o o o o m a N O ^ c o < 7 > o > v O N v O N N N N N r s v û N v Û N v O N s O v O ?5 O O o y a a M RH LO VO CN RH O cn cn rH N H 00 0> CO rs N m a oo o m H OMA H CN O CN CN O 0> rH O A M A A m m ^ m a\ o o o A A * " A m vo LP* OM» H o A A A A vO vO vO f-s. rH 00 SO rH N O O rs O O O S S S S S S S S S S S S 2 S S S S s s s 5 J < ! < j o a c Q < j < < < 2 ca « < m ea < < ^ < a n • • • • • • • • • • • • • • • • A • • • • H N C O ^ m s O N C O O N O H M c n ^ m v O N O O O ^ O H r-H 1-H rH rH rH rH rH rH rH rH CN N O O O O O CN O 00 co en vo cn ^ oo O oo m en vo sf cn cn h m r>. O O O m O 00 00 N N ON sO ON oo <n n h vo en s n o en en on h cn rH CN ^ CN rH rH h» CM lO N N H N A A A A A A A oo oo oo co r** oo m m m m <3- r-» <f m m i-h vo rH rH rH rH rH CN rH rH m m o m en in rH CN rH rH rH CN rH os <n o o m tn m A A A A A A A m -3* m vo m m ^ m on h o h o A A A A A A A

U"> iT> U"N vO vO m

»o en on o oo h on A A A A A A A vO vO nO N sO vO vO O 00 RH O O 00 O Pn VO N N N VO N o u o o N en ^ m vO r» oo N N N N N N N O O A A *4* ^ 00 CN A A <r m pN. m VO CM rH <«3" en m o i-H O VO CN m o vO 00 <n r*. vo VO rH rH IT» A A oo m m vcT LPI CN CM --H O 00 A A ^ m O rH A A m vo o oo * A n£ VD m o vO O O £3 ON O CN cn

(20)

<D 00 CO cq I -3-I m • co •H " C O s •O N u O ro os iH ex cd O it-i m oj o 0 « u o n v| cd ed CM 3 ^ (U JO i-t cd C « •H £> C § 0) O M u eu a) S xi ci eu co j«i i-i G (IJ cd -h > jj cd K rH •h a) I-i u 4-1 u cd O S O 1 ai ai t-i TJ u cd • « <H O 01 ro U U II o c u ^ 1 u 2 <v fH & CO T3 CO <4-1 O O ô^S tH cd C öO 00 •H fi N «H Cd M 1—I cd öO > a) 00 fi •H H cd

»

a> V c0 B>S fi •H • (1) 13

.fl

CO •H O a o <D > 00 XJ 0) N fi •r^ V •i—i T3 •i-i • a) TJ 42 T) co •H o n o 0) > 00 00 cO T3 Vi <t Ö0 cd T3 Ö01)| c m •H iH 00 ai cd XI TJ u I oeul O CM eu -Q 4J u-i ai O N O c hJ 1-1 eu I <4H 00 o c o ai hJ -H o o o o o o o m O r-l i—i o o m vû co o o o <7* 00 vO o <î sD H 0k 0k «t M O 1 O o f I O m 1—^ ON oo o m o CM CO 0k a A 0k A 0 1 0 1 O o 1 O m l-^ <f CM o A M o T—H A «s 1—1 0S 0k 1-^ 0 1 O o 0 o 1 O CM m 00 o r*H m O «s fk 00 es H Ol <• * 0k M A rH O o O O o o o O o CM co ON vO 00 o 00 e?> 00 o CM 1-H m 0k A 0k 0k M A M 1—H 0 1 O 0 1 o O O 1 O o »-H I—< o CM oo 1-^ o m CO co m CM ON 0t A 0k 0k 0k 0k 0k 0k * o 0 1 o 0 1 o ! O o O o CM CM a\ vO 1-^ o H 00 o 00 *SF »—4 CM o <Î vO CO un A A A A 0k 0k 0k 0k A A H o O 0 1 o 0 1 o 1 O o o O 00 vO es I—^ »—H 00 l-H CT> o A 0% A 00 co »—H 0k M CM o m A A 0k 0k -<r 0k 0k H o O o O 1 O 0 1 0 1 O o O o CM 00 co 00 H vO -d- sD co o 0k 0k A A 00 LT> H o 0k 0k »-H o 0k A 0k vO 0k CO 1-^ 0k «S H o o O O 0 1 O o 0 1 O o o as o> m H ON uO CM r-H 1—< 00 CM m m m co M A 0k 0k CM O 0% M r-H o CM A 0k ts tn o «—H A 0k O o I I I I O o O O O o O o o O 00 c <U T3 eu 4-1 h 00 o c o eu ai iH x> 1+J <4-1 O o o o 00 00 00 fQ cd cd cd T3 "O T3 '"O •h a» eu eu Xi <N co <f I I I eu T3 XI I—I iu cd "O x) C •ä vis I I eu t3 T3 <4-1 O eu a) oo eu

%

v cd a co 00 00 •h e N -H 00 ai <4-4 o co I I C0 <u eu oo •u 00 6^ 43 (3 OO^S cd M O ai co « O h ^Hcd>j<4-ip N Ol-t 00 3 *a O "O o c o cd ai o ä •h > » K eu > u 3 <U ^ XI N H N yl

(21)

I m I m 0) 00 Cd 1-H •r~) •m PÛ I ö w O O w O O co CO rH •O O c 5^5 ^5 CO MH T3 O O rH Cd

§

01 O h Cu h CO tO S CU Ä i4 > <H 00 C 00 i-i CO iH T3 CU -O CU u <r o o CU ,a 4J <4-1 <u o N O C J "H c • CO 1 «U > C 00 u 1-i e O e M •H CO eu O rH JJ cO 1—1 CU ö CO "O 0) u rH JJ 3 1 CO CO u a eu eu O OS S3 M CU CU 0>

I—I ?H H H iH -UiH Ui—I rl ü r( XJ i-H -U I—I rl H H (U-Ö (UT3 CU CU 13 CU > c > s > > c 3 > c c o > e o > d c > o > u > o > > > > T> .0 CUT3J3 (UT3T3 0)J3 IUJ3 <U J2 <U CU <U <U

tacdtdcdcdcarttdtdrtTitotd-Hcorttdco-Hflji-trti-icacstdflj N N N N N N N N N N ' - I N N I - H N N N N ' H N ' - H N ' H N N N N r-» M r s m m m m m m * * * M M cooor^CTNO-moooooo cm m co *<t cocococo^fcococo <r co co c o o N v o t n a > ^ c o c o c N O H OO m m i A i A ^ u i m v o i A i f t v ü o <t 0> CO N S co co co CO <r co o M M M M co o to tri m r*-. M CO m m oo A co M lO m es <t CO <f CO >3- r-. o M M A m m <r O O O O ^ O N O M H O H N H H CO CM M M M M A M A A A A M M M v D v O i / O v O O v O v D r ^ ^ O s O v O \0 vO o o o o c o o m m o o i - t ^ o\ oo M M M M M M M M M M M M M N h . N N r s r s v O N v û v û v O vO vO s a s « <3 « "" o H N M - Ï I f l v û N O O W O H o cn m 00 O* <f VO \o m vo m O ON ON ON M M M M h» sÛ vO O o m \Û N m es vO vO oo M vO O M O vO 00 <3" m vû sD rH CO vO A M M vo oo a> §3 O ' CS CM CM <M 00 M CO m M m 00 H M •H 00 es m <fr o vO oo <J\ co 1-H CO vO co 00 es es \D ON o o m 00 M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M cd r^. r-» -3* r*- m co ON CO es r*-* 00 es co ON CO vO 00 r- O ON * <L) CS es »—4 i-^ T—1 es CO es 1—H CO rH 1-H rH r-H CM co i-H 00 cd •H ö tg cd r-H 0) ON LO o> m es \£> o 1-H m m ON es 1-H m ON \0 O N M M M M M M M M M M M M M M M M O a CO O r-H O (H m m o O o r-H rH i-H 00 CO O O •»d* •H rH rH es 00 c cd 3 vi 00 vO m O CS CO -d* co co ON r^. m <r es 1-H r-H oo r». CS o ON vO 0) vi M M M M M * M M M M M M M M M M M M M M A ** M *o vi m O 00 00 es co m 00 O 00 00 vO rH co es CO m vO co oo rH vO 1—4 r—1 es rH 1-H 1-H es es 1-H co co i-H es co rH cd e c <3> 4J X» i •r> Cü T3 o ,C T3 M CO •m s m oo O r-H es es vO m co *•3' es co m o m m es o 00 CO m U O •m s M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M 0) O a) 00 00 00 00 o> CT> oo 00 oo 00 00 00 00 00 00 00 r**. 00 00 00 oo ON 00 •c > 00 CS CS 4J 0) M T-i c rH •r-l 00 1-^ m 00 00 CO o oo es o m r*- co co oo O i-H 00 VO 00 vi M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M •r-) •r-) O o vO m 1—1 1-H m i-H m m es <fr co -3* m O co o 1-H 1-H

•H es i-H 1—1 r-H es es es es 1-H co i-H i-H

i-H CS a T3 a •H • 3 <u x) jj ,n 'O cd co •H m 1—4 O es O CO in f-H 00 O co i-H co es rH <r es 00 o rH CO 00 O & M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M J_ O 0) 00 a> o\ ON CT\ 00 00 o> 00 ON ON 00 ON ON 00 00 ON 00 oo ON ON 00 co > 00 00 O 1 1 O O MH 00 r\ o o co O r^. CO r** o o co o O co co O CO CO r*. M O ä 6 M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M *sO M Ö O 0) 0) CJ LO m m \0 <r r--» m 00 <r ON es m vO in ON rH in cd HJ r-1 4J r-H H H H H rH 1-H r-H I-H rH 1-H i-H rH rH r-H rH r-H 1-H r-H rH rH > 1 co u 1 m •r-> 3 1 co es es vO p-^ -3- m m <r vO o co i—H vO es O m CO CO 00 m m es m iH 0) u 0) M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M M T3 rH 0) •r^ o O P—4 O O O O O O o o O O O rH O r-H O o 1-H O O O -<r M vD ON M sO 0) "O "O •ä CU O

(22)

> vO (U 60 CO pa I I •H eg rH *4* 3 -•r-lO V| CS U CU O CO rH MH a> co 0 /->. U M ao u « co o * J gv | -Q pH *W* c •H IH CO a co <U XI x & >-( 3 <U O S W C AJ 01 CU M £> G co CO *H > a) •H -U J-T CO •U rH CO CU a w I h <u O •H O U CO • " rH CS 0) CS U P II O c O ^ CO a) u •H 3 rH a> P a) M > CO rH T3 O fi M CO M-l T3 O O »-H 00 C •H td 5 a> -û Ö0 cd T-l c N cd jj r-H a) O N C 8^ •H 00 c 1-i u cd > r^. O) V cd 0^ c •H • a> T3 CO •H O S O 0) > 00 JJ 0) M ß •m V •r-) •H "d •H • a) *X3 42 CO •H o a o a) > 00 W) c •H r-l 00 0) CO T3 T3 P 00) | I O <f CU 42 4J uh a> O N 0 c •J iH <U 1 u M-l 00 o e o cu L-J -H O O O O O rH O <T\ O O O rH o <r rH O vO CO <J- co O O I I O I m o CO CS tk * O O I o <y> o <s o o -<r es <r 0 o 1 00 E (U N Ö CU T3 U CU Ù0 O C O 00 -O CO "O T> CU O O •J <u Xi U-I O O J fH<U £> <f CU •V •V r~-"ä V <U ÖO^S I cu CO E o o O co O O O O O vO O O rH O o o\ O O 00 rH rH O O I I m cs « s o « o CS O O -I O r» oo cs VO rl o o o in sf co CO CS O A A «t O O O I I u~l CM CO CZ5 rH rH O O I CO N N CO CO rH O O O O I O <3" ON O O rH O O o m cs cs o cs cs o O O O I I MN Cl H rH rH CS O O O O O I I n o> <r sT ui o o co O O O O I I I oo oo oo m cs o o co O O O O CO O -d- CM CO H H -J O O O O I I I VO RS O 00 CS CS co co O O O O cs co oo cs co cs O O O O s CO CO Vf CM oo rs O O O O I I 0 CS CO -3* O <f m <r m% * M O O O O 1 I I I cu N Ci I •IH 0) X> co c 0) TJ "O IN •H , 00 00 S v|^ ^ öo a) N N C MS-Î co cO O O O e rH M VIH MH O O CO CO rH u eu tu (U Ù0 Ö0 Ù0 > a o o u H H *ri M W 3 00 60 P T) T3 <u CO rH

(23)

0) 00 to PQ I I 0 i—I xa 1 PQ C Q> I < C <u 01 00 e •H <1> > <u -a a o 00 Ö ai •a e <D jj co 5 a) T3 u CO CO Ö XJ CO J-t •H p-4 a CO 0) 00 4J •H 3 CO .u CO T3 JJ (1) N C •Ü a) o« O öO c t <u c u co co » p a> a a> TJ iH <U S <u 00 0) pa en ^ CNI (NJ r-1 cQ 0) T? T3 I Sa VO M "S** O II •-H rt (X) sS CD _v ° 1 (—( ö 3 vO PC PO O M rH O II *-1 li­po N-/ o < co M O rH PO o> r-H il e

« ^

•* 1? 5 «

«

W ^ r-1 ^ . <(! * •* Un O ^ r-l -î N O « A K * m T—I v£) r-I oo co vO A A A A m .-» tr> oo o M A A #t oo vO vO vO O vO o> m <r A •* A A vO lO O Ifl O CNI 00 -tf M M A * Mn H m o <t 00 A A M A m m \o o> r>» N < T N I m -3- r—< A A A MD CS I »-H r-A A 00 CM CM M CM A A 00 vO p>» f—• A A 00 r-< ^ r—< A A 00 CM «-< en A * 00 o CM m en A A 00 00 vo en CM CM A * 00 00 CM M O co o 00 oo I LH UO <J-P-» CM «<r uo o ^ ON oo oo I CM M co r-4 CM m vo f-i •—» m oo oo CM co M M co I-I CM M R-J CM oo O oo A A A A M A oo oo u"> r-v m co oo co r-~ <t I <r u~i <r es es N » r-l I—I O A A A A A oo oo I l o m - j .-I CSl I I I I I I I I I I I I O o fj 00 G •H U «0 S (U £> tO co C (U (LI N ^ C s o i-i a) ja Vi 3 I-ai ai r-l > J* n 4-1 3 o a) O rH hJ ^ 60 -a ö i-i 0) <U tH Jl M-i ta O o o o >J > 00 c •H U CO S •a -H x* . ai ' a> •a te •as c *ä vi-o *ä <u 00*« (U •a T3 r-~ V t-i 0) 0) ÙO^S JS ta o o > 00 c XJ T-i dl P lu H N tO O O C 3 O C •H Jl H Ü •r-) •r-l CO J3 Ö 05 C0 I 00 00 rt t-I ai ai N N t>0 00 tO CO O O rl H k W O O TJ -Ü 5^ ^ ^ ^ M-4 M-i O O P0 MH O < o I—i C 0) 0) T3 a) oo c TJ cO P C a; cO Cu C cO cO 0) X II C

(24)

Î t 00 0) 00 c0 •H cq 1 00 1 CO <D > U CO c N W 0) T3 *0 "Ä 0) ÖO (L) > cO N T3 Ö cO N O O co T3 C O U öO H cO cO C A co <U öO XJ •H 3 cO U cO XJ A> N A •H U *T3 0) T3 Q< O ÖO A i-i S <D A cO cO 5 N 0) A <D T3 A 3 "O vo C CM CD II N C «~H 0 rH > Il CD C ! N W T3 CO C It CO C N W rH C-0) T-> Il CO Ö N Nw^ O CO C D T3

T-S

11 CO rj N ^ r-l fs^. a; H > Ö cO G N N-X vO •t3 ^ E » CO Ö N ^ ^ H N >Î A> ^ m M A M M A A M m r-( m oo o m t—I vo m M A M M A A A m ^ ,—t r-» in r-i m co N I— o m N o A n M •> n O MO O vO <r co <r « n n « f> ro o >o ic o m r». r-A A oo <*• O r-. A A ON \© en o m LO oo m CM A A A A A A A p*. m «H tn oo oo m ON <• m m co I—• A A A A A A A H VÛ LA H IN 00 co O O A * A A CM P-» ITJ CM I m vO 1—t m A A A A CM M CM I O A 00 I 00 I <t vo A A A A A vn co o oo oo I on m CM ON <r ON oo n I so m co rH CM in CM m m m oo oo oo ^ n m co m oo oo oo so oo oo co <r co m co «H CM CO O co o> 1 h m ^ rH CM a> o CM I ON m co CM CM I I I I I I I I I I I I Ö0 c •u T-i <u

u N co ö > •H A> Xi Ö O <D N c bO ö •H CO * <D ' ,0 ÖO a »H a) vj IH H tg co o o G 3 o e •H d) H ^ I—1 <D CO •H ai (0 c a) CO W I-1 0) <u •o u-i U-i

iH -o c8 "O T< cO O O T3 •H •H ai & "O !"•* C •O J3 C u 4J

T3 rH h h rH u "H •H co CO

iH M 3 3 U Ö0 T3 S v TJ S V 00 60

a O) a» a) <u C lH CU t-i a> TH •H a) O) 0) > rH rH > a) a> 0) Ö0S~S M N ÖO ÖO

60 M M u rH Ä JS CO O O

3 4-1 HH 3 MH CO CO rH »—I W u

•u <u rH O O rH O O (U O O ai O O O O a ÖO T3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

FIGUUR 4.27 VERSCHILLEN IN OPBRENGSTDERVING (ABSOLUUT; LINKER KOLOM: TOTAAL; MIDDELSTE KOLOM: DROOGTE; RECHTER KOLOM: NATSCHADE) VOOR GRAS (BOVENSTE RIJ) EN MAIS (ONDERSTE RIJ)

Uit de relatie tussen opbrengst in vers gewicht, waterverbruik en gemiddelde vochtspanning van de grond blijkt, dat indien een uitdrogingsgrens van p F 2,6 of hoger

De vrij grote oppervlakte per koe in juli en augustus kan grotendeels worden verklaard uit het feit dat gedurende een aantal weken de door het melk- vee beweide percelen

gestelde doeleinden vormen een onderdeel van de landbouwpolitiek, de middelen om deze doeleinden te bereiken kunnen worden gezien als het object van de markt- en prijspolitiek}

De geanalyseerde oplossingen voor het fosfaatprobleem met Nederlandse vleesvarkensmest zijn het P-gehalte in het voer van vleesvarkens (normaal, laag en zeer laag) en de techniek

n° 78 du 10 novembre 1967 prévoit l’enregistrement du secouriste-ambulancier auprès du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement..

Wanneer alle ziekenhuizen van een provincie onder de 25% COVID-bezetting van het aantal erkende ICU-bedden dalen, kunnen alle ziekenhuizen in die provincie, op aangeven van

Technische Commissie voor Verpleegkunde, de leden van de Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening alsook vertegenwoordigers van de. beroepsorganisaties van de