• No results found

Schulden moeten vandaag, de kinderen zijn er morgen nog : de samenhang van risico- en beschermende factoren van kindermishandeling en schuldenproblematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schulden moeten vandaag, de kinderen zijn er morgen nog : de samenhang van risico- en beschermende factoren van kindermishandeling en schuldenproblematiek"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Schulden moeten vandaag, de kinderen zijn er morgen nog:

De samenhang van risico- en beschermende factoren van

kindermishandeling met schuldenproblematiek

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Rosan E. Bakker (10291245) Begeleider UvA: mw. dr. K. Jurrius Tweede beoordelaar UvA: mw. dr. H. Hoeve Werkveldbegeleidster: mw.dr. L. Boendermaker Werkveld: Hogeschool van Amsterdam en Jeugdbescherming Amsterdam Amsterdam, november 2015

(2)

Abstract

The present study focused on the association between risk and protective factors for child abuse and financial problems. The research is conducted within the context of Jeugdbescherming Amsterdam, a youth protection organization that expects that financial problems influence the support they offer. Data of families with a child under juvenile probation (N = 487), family workers (N = 8), care coordinators (N = 2) and one behaviorist were examined. File analyses (N = 487), an instrument for child abuse (Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling) (N = 487) and interviews (N = 13) were conducted. The files of the families were incomplete and the results show inconsistent reporting of the family workers at Jeugdbescherming. One way ANOVA results showed an association between risk and protective factors of child abuse and financial problems. In families with financial problems the parents and children are less flexible and are less willing to change. This study shows that not only the flexibility and willingness to change of the debtor is less, but that it also affects other members of the family. This may influence the support that Jeugdbescherming offers.

Keywords: financial problems, financial hardship, financial strain, child neglect, child

(3)

Inhoud

1. Introductie: schuldenproblematiek en kindermishandeling als separate onderzoeksthema’s .3

1.2 Relatie tussen schuldenproblematiek en kindermishandeling ...4

1.3 Verklaringen voor de samenhang tussen kindermishandeling en schulden ...5

1.4 Schuldenproblematiek en hulpverlening bij kindermishandeling ...5

1.5 Risico- en beschermende factoren bij kindermishandeling en schuldenproblematiek ...6

1.6 Gezinnen waar kindermishandeling en schulden samen komen ...7

1.7 Vraagstelling ...9 2. Methode ...10 2.1 Proefpersonen ...10 2.2 Procedure ...10 2.3 Meetinstrumenten ...11 2.4 Analyse ...12 3. Resultaten ...14 3.1.1 Schuldenproblematiek ...14

3.1.2 Rapportage over schuldenproblematiek in de dossiers ...14

3.1.3 Overeenstemming schuldenproblematiek tussen LIRIK en algemene rapportage ...14

3.1.4 Achtergrond van jeugdigen met schulden ...15

3.1.5 Invloed van schuldenproblematiek op de ondersteuning en daadwerkelijke ondersteuning ...16

3.1.6 Informatie over schuldenproblematiek op basis van dossiers en interviews ...18

3.2.1 Schulden en kindermishandeling ...18

3.2.2 Risicofactoren LIRIK ...19

3.2.3 Beschermende factoren LIRIK ...20

3.2.4 Professionals over risico- en beschermende factoren ...21

3.2.5 Verband tussen risico- en beschermende factoren ...22

4. Conclusies en discussie ...23 4.2 Beperkingen...27 4.3 Verder onderzoek ...29 4.4 Aanbevelingen praktijk ...30 5. Literatuurlijst ...32 Bijlage 1 ...37 Bijlage 2 ...40 Bijlage 3 ...41

(4)

1. Introductie: schuldenproblematiek en kindermishandeling als separate onderzoeksthema’s

Schuldenproblematiek in gezinnen en kindermishandeling zijn pedagogische thema’s die veel zijn onderzocht. Veel onderzoeken zijn op één van deze thema’s gericht. Zo is

bekend over armoede dat het aantal jeugdigen in Nederland dat in armoede opgroeit, blijft stijgen (Steketee, Tierolf & Mak, 2014). Eén op de drie Nederlandse huishoudens heeft een betalingsachterstand (Madern, Weijers, Van der Werf, & Van Gaalen, 2015). Daarnaast heeft 42 procent van de jeugdigen van 18 tot en met 24 jaar minimaal één vorm van een schuld, lening of betalingsachterstand (Van der Schors & Van der Werf, 2014). Dit heeft als gevolg dat jeugdigen zich al op jonge leeftijd zorgen moeten maken om de financiële situatie en niet worden voorzien in hun basisbehoeften (Steketee et al., 2014). Naast het individueel leed, leiden financiële problemen ook tot hoge maatschappelijke kosten (Madern et al., 2015).

Ook kindermishandeling is een onderwerp waar veel onderzoek naar is gedaan. Kindermishandeling is een belangrijk thema bij de grootste politieke partijen in Nederland. In Nederland worden jaarlijks ongeveer 119.000 kinderen misbruikt, verwaarloosd of mishandeld (Nederlands Jeugd Instituut, 2015). In de wet op Jeugdzorg wordt kindermishandeling omschreven als “elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of

gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel” (Wet op

Jeugdzorg, artikel 1, lid p). Kindermishandeling is een groot maatschappelijk probleem. Het brengt allereerst schade toe aan jeugdigen en daarnaast leidt het tot hoge kosten voor de samenleving (Dubowitz & Bennet, 2007). Voor een jeugdige kan het ten eerste lichamelijke gevolgen hebben zoals groeiachterstanden, ten tweede emotionele problemen zoals

(5)

gedragsproblemen en daarbij kan het uitmonden in maatschappelijke problemen zoals crimineel gedrag (Wolzak & Ten Berge, 2008).

In de vierde Amerikaanse National Incidence Study of Child Abuse and Neglect (NIS-4) worden vijf vormen van kindermishandeling onderscheiden. De eerste vorm betreft lichamelijke mishandeling. De tweede vorm betreft emotionele, geestelijke mishandeling. De derde vorm is verwaarlozing, het niet voorzien in de basisbehoeften van het kind. Ten vierde staat seksuele mishandeling beschreven, het kind wordt hierbij gedwongen tot seksuele daden. Tot slot wordt getuige van huiselijk geweld beschreven (Sedlack et al, 2010).

1.2 Relatie tussen schuldenproblematiek en kindermishandeling

Verschillende onderzoekers hebben de relatie tussen financiële problemen en kindermishandeling onderzocht. Ten eerste kan gezegd worden dat financiële problemen van invloed zijn op de pedagogische vaardigheden, wel zijn daarover tegenstrijdige resultaten gevonden. Aan de ene kant laten opvoeders met financiële problemen in gelijke mate positief opvoedgedrag zien (Bulanda, 2008; Reelick, Snel & Van Londen, 2014). Aan de andere kant leiden financiële problemen tot minder warmte en geringe ouderlijke betrokkenheid (Conger et al., 2002) en hardere straffen (Reelick et al., 2014). Ten tweede blijkt dat financiële problemen van jeugdigen in verband staat met crimineel gedrag (Hoeve et al., 2011). Ten derde zijn financiële zorgen een grote trigger voor huiselijk geweld (Lliyasu, Abubakar, Galadance, Hayatu & Aliyu, 2012; Weaver, Sanders, Campbell & Schnabel, 2009). En ten slotte blijken financiële problemen een risicofactor voor kindermishandeling (Rooijen, Bartelink & Berg, 2013). Financiële problematiek is een grote stressfactor die het risico op kindermishandeling vergroot (Steketee et al., 2013; Steketee et al., 2014; Berger, Ten Berge & Geurts, 2004).

Er bestaat wel enige onduidelijkheid over welke vorm van kindermishandeling nu een grotere rol speelt bij financiële problemen. Volgens sommige onderzoekers speelt armoede

(6)

namelijk een grotere rol bij verwaarlozing dan bij fysieke mishandeling (Berger et al, 2004; Slack et al., 2011). Terwijl andere onderzoekers juist een verband laten zien tussen financiële zorgen en fysieke mishandeling (MacKenzie, Nicklas, Brooks-Gunn & Waldfogel, 2011). 1.3 Verklaringen voor de samenhang tussen kindermishandeling en schulden

Het samengaan van kindermishandeling met financiële problemen is vanuit een aantal theorieën te verklaren. Ten eerste volgens de Stresstheorie van Katz, Corlyon, La Placa en Hunter (2007). Volgens deze theorie ervaren opvoeders van gezinnen die in armoede leven meer stress dan opvoeders van gezinnen die niet in armoede leven. Deze stress brengt negatieve gevolgen met zich mee die van invloed zijn op het gezin en de opvoeding. Ten tweede kan de samenhang verklaard worden vanuit de theorie van Schaarste (Mullainathan & Shafir, 2013). Financiële problemen zijn een vorm van schaarste, wat inhoudt dat men minder van iets heeft dan nodig is. Schaarste leidt tot een focus die tunnelvisie tot gevolg kan hebben. Door deze tunnelvisie maken mensen minder doordachte keuzes, mede als gevolg van (tijdelijke) daling van het intelligentieniveau en doordat men vervalt in korte termijn denken. Dit houdt in dat alle zaken worden vergeten die niet met de focus op financiële problemen te maken hebben (Mullainathan & Shafir, 2013). Ten derde kan het concept van een ‘Cultuur van armoede’ beschreven worden. Vanhee (2007) beschrijft dat langdurige, intergenerationele

(van generatie op generatie) armoede en opvoedingsproblemen vaak samen gaan. In families waar dit speelt is al enkele generaties lang sprake van armoede. Hierdoor is binnen deze families sprake van weinig vertrouwen in eigen kunnen, lage verwachtingen en inconsistente fysieke vormen van disciplinering (Vanhee, 2007).

1.4 Schuldenproblematiek en hulpverlening bij kindermishandeling

Bekend is dat financiële problematiek het risico op kindermishandeling vergroot. Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken, dat financiële problemen van invloed zijn op hulpverlening. Het blijkt namelijk dat het verhelpen van financiële problemen ertoe leidt dat

(7)

minder jeugdzorg nodig is, omdat de stabilisatie van de financiële situatie als gevolg heeft dat andere (zorg) interventies effectiever worden (Steketee et al., 2014). In de praktijk wordt veelal eerst gewerkt aan de schulden binnen gezinnen in plaats van aan de opvoedingsproblematiek, waardoor de veiligheid van de jeugdigen niet gewaarborgd wordt (Van Yperen, 2012). Dit maakt een goede afstemming tussen schuldhulpverlening- en jeugdzorgbeleid van belang (Steketee et al., 2014).

Schuldenproblematiek blijkt ook van invloed te zijn op de ondersteuning aan gezinnen vanuit Jeugdbescherming Amsterdam (Jeugdbescherming). Ruim 20 procent van de Amsterdamse huishoudens heeft het laagste inkomensniveau (Gemeente Amsterdam, 2014). Uit een onderzoek naar de doelgroep van Jeugdbescherming en zeven andere opvoedinstellingen in Amsterdam blijkt dat bij 75 procent van de gezinnen sprake is van (forse) schulden (Breedt et al., 2013). Een ruime vier procent, 6.165 jeugdigen, en hun gezin in Amsterdam ontvangt ondersteuning vanuit Jeugdbescherming (Gemeente Amsterdam, 2014). Deze ondersteuning lijkt bemoeilijkt te worden wanneer sprake is van (hoge) schuldenproblematiek. Vanuit de organisatie bestaat het vermoeden dat opvoeders niet open staan voor ondersteuning wanneer sprake is van schuldenproblematiek. Dit zorgt ervoor dat de begeleiding stagneert. Jeugdbescherming wil dan ook meer inzicht in de situatie van deze gezinnen en de manier waarop deze gezinnen ondersteund kunnen worden.

1.5 Risico- en beschermende factoren bij kindermishandeling en schuldenproblematiek Om het beleid van schuldhulpverlening en jeugdzorg op elkaar af te stemmen is het nodig om inzicht te krijgen in het samenspel van risico- en beschermende factoren. De vraag ‘komen risico- en beschermende factoren voor respectievelijk kindermishandeling en

schuldenproblematiek overeen?’ is tot nu toe onbeantwoord gebleven. Wanneer de literatuur apart vergeleken wordt op factoren bij kindermishandeling en apart op factoren bij schulden, zijn er een aantal overeenkomstige factoren te beschrijven. Beperkte (financiële)

(8)

opvoedvaardigheden, (moeite met hanteren van) stress (MacKenzie et al, 2011; Norvilitis & Maclean, 2010; Robb & Sharpe, 2009; Ronan, Canoy & Burke, 2009), lichamelijke gezondheid, verslavingsproblematiek (Berger et al., 2004; Jessop, Herberts & Solomon, 2005; Turner, Preston, Saunders, McAvoy & Jain, 2009), werkloosheid en het hebben van een klein sociaal netwerk (Berger et al., 2004; Wang & Xiao, 2009). Risicofactoren bij jeugdigen zijn gedragsproblemen, positieve opvattingen over antisociaal gedrag (Berger et al., 2004; Hoeve et al., 2011; Ronan et al., 2009) en een slechte of geen huisvesting hebben (Berger et al., 2004; Getter, 2003). Recent onderzoek laat zien dat schuldhulpverlening effectiever is wanneer ingespeeld wordt op gedragsverandering, motivatie en het erbij betrekken van het sociale netwerk bij de hulpverlening (Madern, 2015). Bij kindermishandeling wordt bereidheid om hulp te accepteren, zelfvertrouwen, vertrouwen in eigen capaciteiten en praktische en emotionele steun uit het sociale netwerk als beschermende factoren gezien (Berger et al., 2004; Ronan et al., 2009).

Na deze vergelijking van de literatuur blijkt er een aantal risico- en beschermende factoren te zijn die bij beide de problemen een rol spelen. Hoewel deze vergelijking doet vermoeden dat er een aantal overeenkomstige factoren zijn waarop ingespeeld kan worden door de hulpverlening, is hier nog weinig onderzoek naar verricht. Daarnaast is er nog weinig onderzoek gedaan naar risicofactoren op gezinsniveau (Hoeve et al., 2011). Dit terwijl financiële problematiek wel een intergenerationeel probleem is en juist binnen het gezin iets gedaan kan worden om het patroon te doorbreken (Vanhee, 2007).

1.6 Gezinnen waar kindermishandeling en schulden samen komen

Gezinnen waar een verhoogde kans op aanwezigheid van zowel kindermishandeling als schulden is, zijn gezinnen onder begeleiding vanuit een Jeugdreclasseringsmaatregel (maatregel). Indien een jeugdige één of meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, kan een JR-maatregel opgelegd worden door de rechter. Bij jeugdigen met een JR-JR-maatregel is vaak

(9)

sprake van twee of meerdere samenhangende problemen, zogeheten risico-jeugdigen. Schuldenproblematiek is bij risico-jeugdigen één van deze problemen (Noorda & Pehlivan, 2009), wat weer samenhangt met leerachterstanden en crimineel gedrag (Hoeve et al., 2011; Steketee et al., 2014).) Een tweede probleem is kindermishandeling. Ook blootstelling hieraan kan namelijk leiden tot crimineel gedrag bij jeugdigen (Lahlah, Van der Knaap & Bogaerts, 2013). Tot slot blijkt dat een slechte financiële situatie leidt tot het herhalen van delinquent gedrag (Raynor, Roberts, Kynch & Merrington, 2000).

De combinatie van verschillende problemen in een gezin maakt dat jeugdigen met een JR-maatregel en hun gezin een interessante doelgroep vormen om vraagstukken over de samenhang tussen risico- en beschermende factoren van kindermishandeling en schuldenproblematiek te onderzoeken. Jeugdbescherming Amsterdam werkt aan de veiligheid van het kind door een integrale aanpak, namelijk Generiek Gezinsgericht Werken (GGW). Binnen deze aanpak staan het gehele gezinssysteem, de relaties onderling en het inzichtelijk maken van deze relatiepatronen centraal (Busschers, Dinkgreve & Boendermaker, 2013). Een onderdeel binnen de GGW werkwijze is het in kaart brengen en rapporteren over de financiële situatie van het gezin. Indien sprake is van schuldenproblematiek is het aan de gezinsmanager om in te schatten welke hulp ingeschakeld moet worden (Jeugdbescherming, 2005). Gezien deze integrale gezinsaanpak is de verwachting dat veel kennis over risico- en beschermende factoren op gezinsniveau bij schuldenproblematiek verworven kan worden via Jeugdbescherming.

Een eerste voorwaarde om hier onderzoek naar te kunnen doen, is inzicht in de prevalentie van schuldenproblematiek. Het is onduidelijk bij hoeveel jeugdigen met een JR-maatregel sprake is van schuldenproblematiek. De verwachting is dat de prevalentie hoog is, aangezien onder de gedetineerden in Nederland bij de helft van de 18 en 19 jarige en driekwart van de 23 plussers sprake is van schuldenproblematiek (More & Weijters, 2011).

(10)

1.7 Vraagstelling

Dit onderzoek kent de volgende vraagstelling:

Wat is bekend over schuldenproblematiek bij Jeugdbescherming Amsterdam en welke risico- en beschermende factoren van kindermishandeling hangen samen met schuldenproblematiek bij gezinnen van jeugdigen met een Jeugdreclasseringsmaatregel?

De volgende deelvragen worden beantwoord:

1. Wat is de prevalentie van schuldenproblematiek bij jeugdigen met een Jeugdreclasseringsmaatregel en hun gezin?

2. Welke invloed heeft schuldenproblematiek op de ondersteuning van Jeugdbeschermming en op welke manier wordt aandacht besteed aan schuldenproblematiek bij jeugdigen met een Jeugdreclasseringmaatregel en hun gezin?

3. Welke informatie kan uit de dossiers worden afgeleid over het verband tussen risico- en beschermende factoren van kindermishandeling en schuldenproblematiek bij gezinnen van jeugdigen met een Jeugdreclasseringsmaatregel?

4. Welke verbanden signaleren professionals en jeugdigen tussen risico- en beschermende factoren van kindermishandeling en schulden bij gezinnen van jeugdigen met een Jeugdreclasseringsmaatregel?

Het huidige onderzoek verschaft inzicht in de schuldenproblematiek op gezinsniveau bij de doelgroep jeugdigen met een JR-maatregel en hun gezin en de eventueel verminderde veiligheid voor jeugdigen. Bij voorgaand onderzoek op dit gebied is veelal sprake geweest van kwantitatief óf kwalitatief onderzoek. De verwachting is dat het huidige onderzoek een beter beeld schetst door deze onderzoeksmethoden te combineren. Daarnaast heeft voorgaand onderzoek zich vaak gericht op jeugdigen óf op opvoeders, terwijl het huidige onderzoek inzicht verschaft in beide groepen en eventuele onderlinge samenhang.

(11)

2. Methode 2.1 Proefpersonen

Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van bestaande dossiers van Jeugdbescherming over jeugdigen met een JR maatregel en informatie over hun gezin ingevuld door verschillende gezinsmanagers. De aanvankelijke onderzoeksgroep bestond uit 515 jeugdigen met hun gezin. Na een missing value analysis bleef voor het huidige onderzoek een onderzoeksgroep van 487 jeugdigen met hun gezin over. De groep jeugdigen met een JR-maatregel (N = 487) waren tussen 13 en 21 jaar (M = 17.57, SD = 1.3) en waren voornamelijk jongens (76.6%). Veelal hadden de jeugdigen een Nederlandse achtergrond (92%) gecombineerd met diverse etnische afkomst: overig (23,6%), Marokaans (22.2%), Surinaams (21,4%), Turks (7%), Antilliaans (3,7%). Deze jeugdigen groeiden voornamelijk op in twee-opvoeder gezinnen (82,96%).

Daarnaast is een secundaire analyse gedaan over interviews bestaande uit de volgende onderzoeksgroep: gezinsmanagers (N = 8). Bij Jeugdbescherming werken meer dan 300 gezinsmanagers, dit zijn medewerkers van Jeugdbescherming die begeleiding geven aan de gezinnen. Verder een analyse over de interviews met zorgcoördinatoren (N = 3). Zorgcoördinatoren coördineren tussen Jeugdbescherming en de instanties waarmee samengewerkt wordt zoals scholen en de politie. Daarnaast een analyse over één interview met een gedragsdeskundige. De gedragsdeskundige bepaalt op basis van verschillende informatiebronnen hoe de behandeling van de jeugdige eruit ziet. Als laatst zijn twee interviews met jeugdigen met een JR-maatregel geanalyseerd.

2.2 Procedure

Er is gebruik gemaakt van de meest recent ingevulde dossiers door de gezinsmanagers. Voor elk dossier is dezelfde codelijst ingevoerd, de dataverzameling is verricht door drie personen. Daarnaast is gebruik gemaakt van kwalitatieve data uit een ander onderzoek gericht

(12)

op criminogene en beschermende factoren bij jeugdigen met een JR-maatregel. Bij dit onderzoek zijn alle interviews afgenomen en gecodeerd door één persoon (Paulussen, 2015). 2.3 Meetinstrumenten

Allereerst is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een retrospectieve dossieranalyse. In de dossiers is informatie te vinden over de aanleiding van de JR-maatregel, de gezins- en leefsituatie van de jeugdige en het gezin. Voor de dossieranalyse is een handleiding geschreven om te waarborgen dat alle betrokken onderzoekers op dezelfde manier te werk gaan. Deze handleiding is geschreven nadat de structuur van de dossiers is geanalyseerd. In deze handleiding zijn tevens alle termen opgenomen die zijn gebruikt om in te schatten of er wel of niet sprake is van schuldenproblematiek. Door praktische overwegingen zijn alle mogelijke vormen van een schuld of betalingsachterstand in dit onderzoek gecodeerd als schuldenproblematiek. In bijlage 1 is een overzicht van de gecodeerde achtergrondgegevens.

Om de veiligheid van de jeugdige in te schatten, wordt het Licht Instrument Risicotaxatie Kindveiligheid (LIRIK) door gezinsmanagers bij ieder gezin ingezet. De LIRIK is een praktische checklist die professionals ondersteunend kunnen gebruiken bij het inschatten van de veiligheid. Op basis van beschikbare informatie kunnen professionals op een systematische manier beoordelen of een kind veilig is thuis en of een risico bestaat op kindermishandeling in de toekomst (Ten Berge & Meeuwissen, 2014). De LIRIK wordt voor ieder gezin ingevuld (Jeugdbescherming, 2015). De interne consistentie van de LIRIK is laag en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid matig (Veenhuizen, 2013). Ondanks de beperkingen van het instrument wordt het in de praktijk veelvuldig gebruikt. Hierdoor is veel informatie over de gezinnen vanuit de LIRIK gegevens te halen. Op basis van beschikbaarheid is ervoor gekozen om de informatie uit het instrument, ondanks de beperkingen, mee te nemen in het onderzoek. In het huidige onderzoek zijn door gezinsmanagers ingevulde LIRIK gegevens overgenomen door de codeurs. In bijlage 2 zijn de schalen, subschalen en items van de LIRIK

(13)

weergegeven. Verder zijn uit eerder onderzoek geheel uitgewerkte interviews meegenomen en opnieuw gecodeerd (N = 13). In bijlage 3 zit een overzicht van de coderingen.

2.4 Analyse

In dit onderzoek is gekozen voor een mixed methods design, waarbij dossieranalyse is gecombineerd met analyse van kwalitatieve data afkomstig uit interviews met professionals en jeugdigen met een JR maatregel. Hier is voor gekozen omdat bij de dossieranalyse sprake bleek te zijn van een inconsistente manier van rapporteren. Door de informatie aan te vullen met kwalitatieve informatie zijn de uitkomsten meer volledig. Op deze manier is de geldigheid van de onderzoeksresultaten verhoogd (Bijleveld, 2009).

De verkregen data vanuit de dossiers en de LIRIK zijn geanalyseerd met behulp van IBM SPSS Statistics 21.0 (2013). Voorafgaand aan de analyses aangaande de onderzoeksvragen werden de descriptieve statistieken opgevraagd om de onderzoeksgroepen te vormen. De volgende groepen1 waren gevormd: jeugdigen met schulden (N = 49) en jeugdigen zonder schulden (N = 51). Moeders met schulden (N = 94) en moeders zonder schulden (N = 102). Vaders met schulden (N = 42) en vaders zonder schulden (N = 61). Daarna is gekeken bij welke gezinnen zowel moeders als vaders sprake is van schulden, deze groepen gecombineerd maakt de laatste onderzoeksgroep: opvoeders met schulden (N = 29) en opvoeders zonder schulden (N = 59). Bij veel dossiers was sprake van ontbrekende gegevens. Dit maakt dat bij de vorming van de onderzoeksgroep bij het huidige onderzoek sprake is van een selecte steekproef op basis van beschikbaarheid.

Om de achtergrond gegevens van jeugdigen met en zonder schulden met elkaar te vergelijken werd een Independent samples t-test en een Chi-kwadraattoets uitgevoerd. In bijlage 1 is hier meer informatie over vinden. Alleen op huisvesting en leeftijd is een significant verschil gevonden op het verband met schulden, deze worden besproken in de

(14)

resultaten. Kruistabel. De onderzoeksgroep werd vergeleken met het item uit de LIRIK dat zich richt op materiële/ financiële problemen (N = 487) aan de hand van een kruistabel.

Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Over de dossieranalyse (algemene rapportage en LIRIK) werd een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Cohen’s Kappa) uitgevoerd. Over de SPSS set van totaal 30 cases (codeur één: 10, codeur twee: 10, codeur drie: 10) met 52 items per dossier is de overeenkomst κ = 0.9076 (bijna perfect).

ANOVA. Om verschillen in de risico- en beschermende factoren bij groepen met en zonder schulden te vergelijken, werd een eenwegs ANOVA (Analysis Of VAriance) uitgevoerd. Een ANOVA-analyse wordt gebruikt om de gemiddelden van twee groepen te vergelijken. De ANOVA werd op alle items van de LIRIK toegepast. Hierbij is met en zonder schulden de fixed factor (onafhankelijke variabelen) en scores van de items van de LIRIK de onafhankelijke variabele. Aangezien eerder onderzoek van Veenhuizen (2013) aantoont dat de interne consistentie van de LIRIK laag is, is gekozen om in plaats van een MANOVA, over de losse items ANOVA analyses uit te voeren. 280 ANOVA (p < .05) analyses: 48 op subschalen en 232 op items. Subschaalniveau was ter controle en daarnaast exploratief om richting te geven voor vervolgonderzoek. Van de 121 analyses worden 13 significante verschillen besproken in de resultaten. Bij deze test is het van belang om te vermelden dat bij de Levene’s test bij 159 analyses sprake was van een significant resultaat van p < .05. Hiermee werd een van de assumpties voor de ANOVA geschonden en waren de varianties niet homogeen. Om deze reden werd besloten om deze analyses niet in de resultaten te bespreken.

Secundaire interview analyse. De 13 interviews zijn semi-gestructureerd, om geen essentiële informatie te missen zijn geheel uitgewerkte interviews opnieuw geanalyseerd door middel van een gecodificeerde vorm. Dit bestaat uit drie stappen: open coderen, axiaal coderen (samenvoegen labels) en selectief coderen (samenhang labels) (Boeije, 2005).

(15)

3. Resultaten 3.1.1 Schuldenproblematiek

In de volgende paragraaf is antwoord gegeven op deelvraag 1 en 2 betreffende de prevalentie van schuldenproblematiek en de invloed van schuldenproblematiek op de ondersteuning vanuit Jeugdbescherming.

3.1.2 Rapportage over schuldenproblematiek in de dossiers Tabel 1

Informatie uit algemene rapportage Jeugdbescherming schuldenproblematiek van gezinsleden

Gezinsleden Met schulden Zonder schulden Onbekend

(n = 487) n % n % n %

Jeugdigen 49 10.1 51 10.5 387 79.5

Moeders 94 19.6 102 21.3 284 59.2

Vaders 42 10.2 61 14.8 308 74.9

Broers/zussen 9 2.4 19 5.1 343 92.5

Uit Tabel 1 blijkt dat over schulden in de dossiers maar bij een beperkt aantal cases gerapporteerd wordt. Bij bijna 80 procent van de jeugdigen is niet gerapporteerd over de financiële situatie. Bij de groep waar wel over gerapporteerd is, komt schuldenproblematiek het meest voor bij moeders (N = 94).

Informatie over financiën is maar in een beperkt aantal cases in de dossiers

opgenomen (gemiddeld bij 76.5% onbekend), voornamelijk over broertjes en zusjes is weinig informatie opgenomen. Om inzicht te krijgen in deze onbekende groep is informatie uit de LIRIK vergeleken met informatie uit de algemene rapportage. Dit wordt besproken in de volgende paragraaf.

3.1.3 Overeenstemming schuldenproblematiek LIRIK en algemene rapportage In Tabel 2 is te zien dat bij het item materiële en financiële problemen vanuit de LIRIK bij 33.1 procent van de gezinnen sprake is van schulden. Uit de algemene rapportage blijkt dat bij 29.5 procent van de gezinnen bij tenminste één gezinslid sprake is van

(16)

gezinsmanager of het item is überhaupt niet ingevuld. Bij gezinnen waar uit de algemene rapportage blijkt dat de financiële situatie onbekend is, is bij 41.8 procent ingevuld bij de LIRIK dat sprake is van financiële problemen. Bij gezinnen waar één gezinslid schulden heeft volgens de algemene rapportage, heeft 38 procent volgens de LIRIK gegevens geen schulden. Verder is bij gezinnen waarbij in de algemene rapportage nadrukkelijk is opgenomen dat er geen sprake is van schuldenproblematiek, is bij 8.1 procent in de LIRIK aangegeven dat er sprake is van financiële problemen.

Bij gestructureerde informatieverzameling aan de hand van de LIRIK en algemene rapportage vullen ongeveer evenveel gezinsmanagers informatie over schulden in: LIRIK 33.1 procent, algemene rapportage 29.5 procent. Bij nadere beschouwing blijkt het echter niet over dezelfde gezinnen te gaan. Sommige gezinsmanagers vullen in de dossiers in dat er sprake is van schulden, anderen doen dit in de LIRIK, maar slechts bij 59.6 procent doen gezinsmanagers het bij beiden.

3.1.4 Achtergrond van jeugdigen met schulden

In Tabel 3 is te zien dat jeugdigen met schulden (M = 18.9) gemiddeld ouder zijn dan de jeugdigen zonder schulden (M = 17.61) en jeugdigen zonder schulden wonen vaker (nog) bij opvoeders. De resultaten duiden aan dat zelfstandig wonen een risicovolle stap is als het Tabel 2

Overeenstemming rapporteren schuldenproblematiek algemene rapportage en LIRIK

LIRIK item materiële/ financiële problemen Aantal

gezinsleden

Totaal Schulden Geen schulden Onbekend Ontbreekt

algemene rapportage n % n % n % n % n % Onbekend 110 22.6 46 41.8 50 45.5 12 10.9 2 1.8 Geen schulden 233 47.8 19 8.1 199 85.4 6 2.6 9 3.9 Eén 98 20.1 59 60 37 38 1 1 1 1 Twee 43 8.8 34 79 5 5.1 2 4.7 2 4.7 Drie 2 0.4 2 100 0 0 0 0 0 0 Vier 1 0.2 1 100 0 0 0 0 0 0 Totaal 487 100 161 33.1 291 59.8 21 4.3 14 2.9

(17)

om financiën en schulden gaat. Uit de interviews blijkt dat jeugdigen zelfstandig wonen vaak als doel formuleren. Een gezinsmanager zegt hierover: “De 17-jarigen willen allemaal een

eigen kamer zodat ze zelfstandig kunnen wonen. Het idee dat je van je eigen kamer een chillplek kunt maken zonder te beseffen wat er allemaal bij komt kijken” (Interview

gezinsmanager 3).

* significant verschil, p <.05

3.1.5 Invloed van schulden op de ondersteuning en daadwerkelijke ondersteuning

Alle geïnterviewden vertellen dat financiële problemen een rol spelen bij de opvoeders, jeugdigen of bij allebei. Daarnaast geven alle geïnterviewde professionals aan dat praktische ondersteuning essentieel is binnen de begeleiding. De professionals geven aan dat schuldenproblematiek bij jeugdigen van invloed is op de ondersteuning. Gezinsmanagers vertellen namelijk dat wanneer een jeugdige schulden heeft, geen inkomen en geen dagbesteding heeft, de kans op recidive veel groter is. Gezinsmanagers zeggen over delictgedrag en financiën:“Als ze iets vertellen dan geven ze aan dat ze toch moeten overleven

en geldproblemen hebben.. Ze rechtvaardigen het door te zeggen dat ze geen geld hebben, ze vinden het wel zielig voor die persoon, maar het is in ieder geval geen oud vrouwtje”

(Interview gezinsmanager 4). “Financiën is lastig, ik denk dat je het gesprek kunt aangaan

over het effect. Maar als ze gewend zijn om €10.000 bij elkaar te krijgen per maand en met werken krijgen ze maar €800…” (Interview gezinsmanager 2).

Met Schulden (N = 51)

Zonder schulden (N = 49)

Kenmerken M (SD) Range M (SD) Range Toets Df p

Leeftijd 18.9 (0.87) 17 – 21 17.61 (1.13) 15 - 20 (t)6.364 98 0.001* Met Schulden (N = 51) Zonder schulden (N = 49) Huisvesting n % n % Toets Df p Bij opvoeders 24 49 48 94.1 (X²)25.256 1 0.001* Zonder opvoeders 27 51 3 5.9

(18)

De taak van een gezinsmanager is om ervoor te zorgen dat er passende zorg en ondersteuning wordt geboden op de terreinen waarop dat nodig is. De gezinsmanager staat hiervoor in contact met diverse zorgverleners, zoals onderwijsinstellingen, woningcorporaties, huisartsen, schuldhulpverleninginstanties etc. Ook de praktische ondersteuning op het gebied van schulden wordt veelal uitbesteed aan andere organisaties. Hoewel alle geïnterviewden aangeven dat financiële problemen een rol spelen bij deze gezinnen, blijkt het in kaart brengen van de financiële situatie niet altijd even makkelijk te zijn. Een gezinsmanager zegt hierover: “Daar heb ik niet altijd oog voor. Ik vraag er in ieder geval niet actief naar. Ik doe

het altijd met datgeen dat ik zie en schulden zijn vaak niet zichtbaar. Er komt geen enkele melding binnen wegens schulden. Dat je erachter komt dat er schulden zijn is een soort van bijvangst. Of je moet er al actief naar vragen, maar dat doe ik niet’’ (Interview

gezinsmanager 1). Indien de financiële situatie wel in kaart is gebracht, worden opvoeders bijvoorbeeld doorverwezen naar een schuldhulpinstantie en jeugdigen worden vaak begeleid vanuit Intensieve Forensische Aanpak (IFA) van Spirit. Een gezinsmanager vertelt hierover:

“…doormiddel van IFA een baantje vinden en dan weer via IFA naar schuldhulpverlening.. De jeugdigen vertellen uiteindelijk veel meer aan IFA want zij denken dat IFA hen echt heeft geholpen. Als je aan een jeugdige vraagt of die zich geholpen voelt, noemen ze meestal degene die iets voor hen heeft geregeld” (Interview gezinsmanager 4).

Verder vertellen de geïnterviewden dat alle jeugdigen aangeven het liefst hulp te willen bij een baan, inkomen, dagbesteding en woonruimte. Dit is terug te zien in de interviews wanneer gevraagd wordt naar wat de jeugdigen in de toekomst willen: “Gewoon,

een vrouw, kinderen, werk. En niet alleen maar politie en gekke dingen zoals boetes en schulden”(Interview jeugdige 1). “Een eigen huisje willen en een goede baan. Dat ik al mijn boetes heb betaald en niet meer in het rood sta. Dat ik rustig verder kan met mijn leven”(Interview jeugdige 2).

(19)

3.1.6 Informatie over schuldenproblematiek op basis van dossiers en interviews

De combinatie van kwantitatieve data en kwalitatieve data leveren in dit onderzoek een inconsistent beeld op. Op het onderwerp schuldenproblematiek lijkt bij Jeugdbescherming sprake te zijn van onderrapportage. Daarnaast wordt er niet op dezelfde wijze gerapporteerd in de LIRIK en dossiers. Op basis van de kwantitatieve gegevens kan gesteld worden dat in de algemene rapportage weinig wordt opgenomen over schulden binnen de gezinnen (23.5%), bij de LIRIK wordt deze informatie consequenter ingevuld (92.8%). Overeenstemming tussen de algemene rapportage en LIRIK item materiële/ financiële problemen is 59.6 procent. Verder kan gesteld worden aan de hand van de kwantitatieve gegevens dat bij ongeveer 30 procent van de gezinnen sprake is van schuldenproblematiek. Terwijl de kwalitatieve data laat zien dat schuldenproblematiek een rol speelt bij bijna alle gezinnen onder begeleiding vanuit een JR-kader. Zowel de kwalitatieve als kwantitatieve data laat zien dat jeugdigen eerder in de schulden komen wanneer jeugdigen op zichzelf gaan wonen. Daarnaast blijkt uit de interviews dat de financiële situatie een belangrijk aspect is binnen de hulpverlening, jeugdigen willen hier ondersteuning bij en bijna alle professionals vertellen dat dit van grote invloed is op het verloop van de hulpverlening. Als er niet ingespeeld wordt op het verbeteren van de financiële situatie is de kans groter dat de jeugdige recidiveert. Hoewel de gezinsmanagers aangeven dat het een belangrijk aspect is, is ook verteld dat er niet altijd naar gevraagd wordt omdat het niet altijd een zichtbaar probleem is.

3.2 Schulden en kindermishandeling

In de volgende paragraaf is antwoord gegeven op deelvragen 3 en 4 gericht op de samenhang tussen risico- en beschermende factoren van kindermishandeling met

schuldenproblematiek. Om deze vragen te beantwoorden is een ANOVA-analyse uitgevoerd waarbij groepen met en zonder schulden met elkaar zijn vergeleken. Gezien de hoeveelheid

(20)

analyses met 5 procent kans op toeval, moet de informatie met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Daarnaast is informatie uit de interviews gerapporteerd.

3.2.2 Risicofactoren factoren LIRIK

Op onderdeel D (risicofactoren) zijn vijf significante verschillen gevonden. In de vergelijking bij opvoeders met schulden (N = 29) en opvoeders zonder schulden (N = 59) zijn twee significante verschillen gevonden. In de vergelijking bij moeders met schulden (N = 94) en moeders zonder schulden (N = 102) is één significant verschil gevonden. In de vergelijking jeugdigen met schulden (N = 49) en jeugdigen zonder schulden (N = 51) is één significant verschil gevonden. In de vergelijking bij vaders met schulden (N = 42) en vaders zonder schulden (N = 61) is één significant verschil gevonden. In Tabel4 is weergegeven wat de resultaten op de eenweg ANOVA analyses zijn op de items van de schaal Risicofactoren.

* significant verschil, p <.05

Uit Tabel 4 blijkt dat wanneer allebei de opvoeders of alleen de moeder schulden heeft, er significant meer verschillen zijn op het gebied van stimulering. In de LIRIK betreft dit zowel onder als over stimulering van de jeugdige op cognitief en sociaal gebied. Hierbij valt te denken aan de jeugdige niet aansturen tot naar school gaan en daar passend gedrag laten zien of juist teveel verwachten van de jeugdige (aanzetten tot een hoger studieniveau volgen dan dat de jeugdige aan kan). Of op het gebied van sociaal vlak de jeugdige

Tabel 4

Gemiddelden, Standaartdeviaties en resultaten eenwegs ANOVA op risicofactoren LIRIK

Gezinsleden Met schulden Zonder schulden

Schalen LIRIK n M (SD) n M (SD) F p

Jeugdigen

D. Problemen in opvoeder- jeugdige relatie 49 .592 (.497) 51 .333 (.476) 7.063 .009* Opvoeders B. Stimulering 29 .621 (.494) 59 .339 (.477) 6.619 .012* D. Ingrijpende levensgebeurtenis 29 .690 (.471) 59 .410 (.495) 6.545 .012* Moeders Stimulering 94 .553 (.500) 102 .412 (.495) 3.959 .048* Vaders

(21)

tegenhouden in het aangaan van sociale relaties of juist teveel aansturen op het aangaan van sociale relaties.

Verder blijkt uit Tabel 4 dat er zijn significant meer problemen te zien in de opvoeder-jeugdige relatie wanneer een opvoeder-jeugdige schulden heeft. Bij gezinnen waarbij beide opvoeders schulden hebben, is vaker sprake (geweest) van een ingrijpende levensgebeurtenis (zoals ziekte, overlijden, scheiding) dan bij gezinnen met opvoeders zonder schulden. Vaders met schulden komen vaker voor in een stiefgezin, groot gezin of eenopvoeder gezin. In de gehele JR populatie komen maar drie gezinnen voor bestaande uit eenopvoeder gezinnen met alleen vader, dit maakt dat het laatst gevonden effect hoogstwaarschijnlijk alleen stief gezinnen of grote gezinnen betreft.

3.2.3 Beschermende factoren LIRIK

Bij onderdeel E (beschermende factoren) zijn acht significante verschillen gevonden. In de vergelijking jeugdigen met schulden (N = 49) en jeugdigen zonder schulden (N = 51) zijn twee significante verschillen gevonden. In de vergelijking bij opvoeders met schulden (N

= 29) en opvoeders zonder schulden (N = 59) zijn twee significante verschillen gevonden. In

de vergelijking bij moeders met schulden (N = 94) en moeders zonder schulden (N = 102) zijn twee significante verschillen gevonden. In de vergelijking bij vaders met schulden (N = 42) en vaders zonder schulden (N = 61) zijn twee significante verschillen gevonden. In Tabel 5 is weergegeven wat de resultaten op de eenweg ANOVA analyses zijn op de items van de schaal beschermende factoren.

In Tabel 5 is te zien dat bij alle groepen sprake is van meer flexibiliteit (in staat zijn om in te spelen op veranderingen) bij de opvoeder(s) wanneer er geen sprake is van schulden. Daarnaast zijn de opvoeder(s) van jeugdigen zonder schulden meer bereid en in staat om te veranderen dan opvoeder(s) van jeugdigen met schulden. Jeugdigen van beide opvoeders met schulden en moeders met schulden zijn minder bereid en in staat om te veranderen. Verder

(22)

blijkt dat wanneer de vader geen schulden heeft, sprake is van een positiever zelfbeeld bij opvoeder(s) dan de groep waarbij de vader wel schulden heeft.

* significant verschil, p <.05

3.2.4 Professionals over de risico- en beschermende factoren

De analyse over de interviews sluit aan op de verminderde flexibiliteit die gevonden is aan de hand van de ANOVA analyses. Professionals geven aan dat opvoeders niet in staat zijn om ondersteuning te ontvangen wanneer sprake is van stress door financiële problemen. Een gezinsmanager zegt hierover: “Dat schulden tot stress leidt en dat moeder bij het voortdurend

ervaren van stress er heel weinig bij kan hebben, waardoor ze door het plafond schiet [...] Op het moment dat je tegen ouders gaat zeggen dat ze nieuwe opvoedvaardigheden moeten leren terwijl ze hun kinderen niet te eten kunnen geven, dan komen die vaardigheden niet aan”

(Interview gezinsmanager 1).

Meerdere professionals vertellen over een ander zichtbaar gevolg van financiële problemen bij opvoeders. In deze gezinnen wordt vaker verwaarlozing gesignaleerd. Deze financiële problemen van opvoeders zorgen ervoor dat de jeugdige niet mee kan met zijn leeftijdsgenootjes in het verkrijgen van materialen en meedoen met activiteiten. Dit zorgt ervoor dat de jeugdigen op een andere manier aan hun geld moeten komen. Twee gezinsmanagers vertellen hierover: “…als je een uitkering hebt en je kinderen breken in om

het te verkopen op straat, dan heb je een beter inkomen”(Interview gezinsmanager 3); “Het

Gezinsleden Met schulden Zonder schulden

Schalen LIRIK n M (SD) n M (SD) F p

Jeugdigen

E. Flexibiliteit bij opvoeders 49 .367 (.487) 51 .588 (.497) 5.033 .027* E. Bereid en in staat om te veranderen opvoeders 49 .410 (.497) 51 .610 (.493) 4.070 .046* Opvoeders

E. Flexibiliteit bij opvoeders 29 .414 (.501) 59 .661 (.477) 5.046 .027* E. Bereid en in staat om te veranderen jeugdige 29 .349 (.484) 59 .610 (.492) 5.719 .019* Moeders

E. Flexibiliteit bij opvoeders 94 .447 (.500) 102 .610 (.491) 5.176 .024* E. Bereid en in staat om te veranderen jeugdige 94 .426 (.500) 102 .600 (.493) 5.946 .016* Vaders

E. Flexibiliteit bij opvoeders 42 .429 (.501) 61 .672 (.473) 6.281 .014* E. Positief zelfbeeld bij opvoeders 42 .360 (.485) 61 .640 (.484) 8.439 .005*

(23)

delict gedrag van de jeugdige is voortgevloeid aangezien zijn moeder weinig geld had en hij dus op die manier geld wilde verdienen” (Interview gezinsmanager 8).

3.2.5 Verband tussen risico- en beschermende factoren

De kwantitatieve data laat zien dat risico- en vooral de beschermende factoren van kindermishandeling samenhangen met schuldenproblematiek. De analyses laten zien dat ten eerste wanneer jeugdigen schulden hebben, de opvoeders van deze jeugdigen minder flexibel zijn en minder bereid en in staat om te veranderen en dat er vaker problemen zijn in de opvoedrelatie. Ten tweede wanneer beiden ouders schulden hebben dat er vaker sprake (is geweest) van een ingrijpende levensgebeurtenis en vaker sprake van onder of over stimulering op cognitief en sociaal vlak bij de jeugdige. Verder zijn de opvoeders met schulden minder flexibel en de jeugdigen van deze opvoeders minder bereid en in staat om te veranderen. Ten derde is gevonden dat wanneer de moeder schulden heeft er sprake is van over of onder stimulering van de jeugdige en verminderde flexibiliteit bij de opvoeders. Daarnaast zijn de jeugdigen van moeders met schulden minder bereid en in staat om te veranderen. Als laatst is gevonden dat wanneer de vader schulden heeft er sprake is van een groot of stief gezin, verminderd zelfbeeld en verminderde flexibiliteit bij de opvoeders.

De kwalitatieve data geeft een mogelijke verklaring voor de verminderde flexibiliteit in de kwantitatieve en kwalitatieve data. Professionals geven aan dat bij opvoeders is te zien dat financiële problemen leidt tot stress. Deze stress zorgt ervoor dat opvoeder(s) niet kunnen of willen werken aan andere problematiek. Professionals geven aan dat de ervaring is bij opvoeders met schulden dat deze opvoeders minder open staan voor opvoedingsondersteuning doordat er niet in de basale levensbehoeften van hun kinderen voorzien kan worden. Verder zien de professionals bij gezinnen met financiële problemen dat vaker sprake is van verwaarlozing. Professionals vertellen dat het tekort aan materialen ervoor zorgt dat jeugdigen eerder crimineel gedrag vertonen en dat opvoeders dit criminele gedrag eerder accepteren.

(24)

4. Conclusie en discussie

In dit onderzoek is onderzocht welke risico- en beschermende factoren van kindermishandeling samenhangen met schuldenproblematiek bij jeugdigen met een Jeugdreclasseringsmaatregel (JR-maatregel) en hun gezin. Allereerst is gekeken naar de prevalentie van schuldenproblematiek en wat voor invloed schuldenproblematiek heeft op de ondersteuning die Jeugdbescherming biedt. Hoewel sprake is van onderrapportage en incongruentie bij dossiers, kampt ongeveer 30 procent van de gezinnen en 10 procent van de jeugdigen met schulden. Echter is de financiële situatie bij 80 procent van de jeugdigen onbekend gebleven. Verder blijkt uit de interview data dat bij gezinnen met schulden vaker sprake is van stress, verwaarlozing en een grotere acceptatie bij crimineel gedrag. Dit ervaren de gezinsmanagers als een negatief effect binnen de ondersteuning. Als laatst is onderzocht welke risico- en beschermende factoren van kindermishandeling uit het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) samenhangen met schuldenproblematiek. Dit is onderzocht door verschillende groepen (jeugdigen, opvoeders, alleen moeder, alleen vader) met en zonder schulden met elkaar te vergelijken. Er kunnen een aantal risico- en beschermende factoren van kindermishandeling in verband worden gebracht met het eveneens hebben van schulden. Deze factoren zijn te zien in zowel de geschiedenis (vaker sprake van een ingrijpende levensgebeurtenis) als de gezinssamenstelling (vaker een stiefgezin of groot gezin), bij de gezinsleden zelf (verminderd zelfbeeld, verminderde flexibiliteit, minder bereid en in staat om te veranderen) en problemen in de opvoed relatie (vaker sprake van onder of over stimulering op cognitief of sociaal vlak).

Allereerst is gekeken wat de prevalentie is van schuldenproblematiek bij deze jeugdigen en hun gezinsleden. Bij ongeveer 30 procent van de JR gezinnen is sprake van schuldenproblematiek, dit komt overeen met eerder onderzoek (Madern et al., 2015). Het bleek in dit onderzoek niet mogelijk om op basis van de verzamelde gegevens een eenduidige

(25)

conclusie te trekken over de prevalentie van schulden onder jeugdigen met een JR maatregel. Het bleek namelijk dat de financiële situatie van 80 procent van de jeugdigen onbekend is. De kwalitatieve data doen vermoeden dat gegevens ontbreken in de kwantitatieve data (de dossiers). Resultaten uit eerder onderzoek tonen aan dat bij 42 procent van de jeugdigen in Nederland (Van der Schors & Van der Werf, 2014) en bij 47,8 procent van de 18 en 19 jarige gedetineerden sprake is van schuldenproblematiek (More & Weijters, 2011).

Ten tweede blijkt dat, wanneer gekeken wordt vanuit de kwantitatieve data, aandacht voor schuldenproblematiek bij Jeugdbescherming niet groot is. Echter laat de kwalitatieve data zien dat gezinsmanagers veel te maken krijgen met gezinnen met schulden, maar hier niet altijd naar vragen. Als verklaring geven gezinsmanagers hiervoor dat het geen zichtbaar probleem is en dat er te weinig tijd is. Een evaluatie van de implementatie van de werkwijze Generiek Gezins Werken (GGW) bij Jeugdbescherming sluit hierop aan. De gezinsmanagers vinden het rapporteren niet altijd even gemakkelijk. Voor gezinsmanagers is het veelal onduidelijk wat thuis hoort in de rapportage (feitelijk in plaats van beleving, schrijven in het nu, richten op het gehele gezin), daarnaast blijkt het continu updaten van de rapportage niet altijd haalbaar te zijn (Busschers, Boendermaker & Dinkgreve, 2015). Een andere verklaring voor de ontbrekende gegevens over financiën is dat schuldhulpverlening wordt uitbesteed aan andere organisaties. Een afsluitende verklaring is dat in het huidige onderzoek bij de dossieranalyse specifiek is gekeken naar schulden (in welke vorm dan ook). Uit de interviews is voornamelijk de term financiële problemen naar voren gekomen en niet specifiek schulden. Ten derde blijkt dat uit het huidige onderzoek dat gezinsmanagers schuldenproblematiek als negatieve invloed ervaren bij het bieden van ondersteuning. Allereerst hebben gezinsmanagers het vermoeden dat opvoeders niet open staan voor ondersteuning die geboden wordt door de stress die gepaard gaat met financiële zorgen. Deze bevinding sluit zowel aan op de Stress theorie (Katz et al., 2007) als de theorie van Schaarste

(26)

(Mullainathan & Shafir, 2013). Verder hebben gezinsmanagers verteld dat jeugdigen door financiële problemen sneller recidiveren. Deze bevinding sluit aan op eerder onderzoek dat schuldenproblematiek het recidiverisico verhoogd (Raynor, et al., 1999).

Wat betreft de risico- en beschermende factoren zijn in het huidige onderzoek een aantal gezinsfactoren gevonden die samenhangen met schuldenproblematiek. Allereerst met betrekking tot de gezinssamenstelling hebben eenouder gezinnen een vergroot risico op schulden (Steketee, 2013), maar het huidige onderzoek geeft juist evidentie dat schulden vaker voorkomen in een stief of groot gezin. Verder vormen de gezinsleden zelf een belangrijke factor. Recent onderzoek toont aan dat het inspelen op de motivatie, houding en gedragsverandering bij de schuldenaar één van de belangrijkste onderdelen is in de schuldhulpverlening (Madern, 2015). Het huidige onderzoek ondersteunt deze bevindingen. Bij opvoeders is gevonden dat de flexibiliteit verminderd is wanneer sprake is van schuldenproblematiek in het gezin (bij welk gezinslid dan ook). Opvallend hierbij is dat deze verminderde flexibiliteit niet alleen aanwezig is wanneer de opvoeders de schuldenaar zijn, maar ook wanneer de jeugdige de schuldenaar is en opvoeders zelf niet. Een andere opvallende bevinding is dat schuldenproblematiek bij jeugdigen niet samenhangt met een verminderde flexibiliteit of bereidheid tot veranderen bij henzelf, maar wel laat zien dat de opvoeders minder bereid en in staat zijn om te veranderen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in het huidige onderzoek een deel van de jeugdigen met schulden nog minderjarig is en de helft van deze jeugdigen nog thuis woont. De opvoeders kunnen daardoor belast worden met de financiële problemen van de jeugdigen. Dit zou ook kunnen verklaren waarom sprake is van problemen in de opvoed- jeugdige relatie wanneer de jeugdige schulden heeft.

Tot slot is de laatste factor dan ook deze opvoedrelatie. Eerder onderzoek heeft uiteenlopende resultaten laten zien betreffende de samenhang van financiële problemen met opvoedproblemen en kindermishandeling. Sommige onderzoekers lieten zien dat financiële

(27)

problemen samenhangen met harde straffen (Reelick et al., 2014) en fysieke mishandeling (MacKenzie et al., 2011; Bouwmeester-Landweer, 2006). Terwijl andere onderzoekers lieten zien dat financiële problemen leidt tot minder warmte en geringe ouderlijke betrokkenheid (Conger et al., 2002) en verwaarlozing (Berger et al., 2004; Slack et al., 2011). De resultaten van het huidige onderzoek wijzen in de richting van één van deze factoren: verminderde ouderlijke betrokkenheid en verwaarlozing. Gezinsmanagers hebben verteld dat vaker verwaarlozing wordt gesignaleerd in de gezinnen met schulden. Daarnaast lieten de resultaten zien dat sprake is van onderstimulering wanneer beiden opvoeders of alleen de moeder schulden heeft en dat de jeugdigen in deze gezinnen minder bereid en in staat zijn om te veranderen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de verminderde pedagogische vaardigheden (onderstimulering) leidt tot gedragsproblemen bij de jeugdige (minder bereid om te veranderen). Opvoedproblemen hangen namelijk samen met gedragsproblemen (Foolen, Ince, De Baat & Daamen, 2013).

Samengevat kan een aantal bevindingen uit het huidige onderzoek mogelijk verklaard worden vanuit de ‘Cultuur van armoede’ (Vanhee, 2007), namelijk de samenhang van

schulden met opvoedproblemen, verwaarlozing, verminderde flexibiliteit en verminderde bereidheid tot verandering. Het concept ‘Cultuur van armoede’ stelt dat armoede en opvoedproblemen generaties lang samen gaan, hierdoor is binnen deze families sprake van weinig vertrouwen in eigen kunnen en lage verwachtingen (Vanhee, 2007). Met dit concept kan de volgende verklaring gegeven worden: de verwachtingen van opvoeders zijn laag, waardoor het kind niet gestimuleerd wordt. De opvoeders hebben zelf een verlaagd verwachtingspatroon en staan daarom niet open voor verandering. Van de jeugdigen wordt weinig verwacht waardoor geen sprake is van stimulering en deze jeugdigen niet open staan voor verandering. Dit zorgt voor de stagnatie in de ondersteuning aan deze gezinnen.

(28)

4.2 Beperkingen

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen die van invloed kunnen zijn geweest op de gevonden resultaten. Ten eerste waren de incomplete dossiers een belemmering om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Door de controle op het LIRIK-item materiële/ financiële problemen is gekeken of meer inzicht in de ontbrekende gegevens verkregen kon worden. Uit de dossiers en het LIRIK-item bleek dat bij ongeveer 30 procent van de JR gezinnen sprake is van schuldenproblematiek. Hiermee wijkt deze bevinding opvallend veel af van het percentage van 75 procent dat naar voren kwam uit de studie van Breedt et al. (2013). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bij de opzet van dit onderzoek niet is gekeken naar de onderzoeksmethode en begripshantering van het onderzoek van Breedt et al. (2013).

Door de incomplete dossiers is bij het huidige onderzoek is sprake van een selecte steekproef op basis van beschikbaarheid. Veel analyses konden niet uitgevoerd worden omdat er te weinig gegevens waren. De kwalitatieve informatie heeft voor aanvulling gezorgd en doet vermoeden dat sprake is van meer schuldenproblematiek binnen deze gezinnen dan is gerapporteerd. De consequentie van deze incongruentie in de data voor dit onderzoek is dat de bevindingen met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Er is immers nu maar een deel van de onderzoekspopulatie vertegenwoordigd.

De methode keuzes van het huidige onderzoek hebben nadelen. Ten eerste heeft de methode diepte interviews als nadeel dat sprake is van subjectiviteit doordat informatie gebaseerd is op eigen visies (Lucassen & Hartman, 2007). De respondenten groep van de interviewgegevens is klein en daardoor niet representatief voor de doelgroep. Er zijn bijvoorbeeld maar twee jeugdigen gesproken en acht gezinsmanagers, terwijl 6.165 jeugdigen worden begeleid en meer dan 300 gezinsmanagers werkzaam zijn bij Jeugdbescherming. Ten tweede heeft de methode dossieranalyse als nadeel dat de dossiers verschillen in aard en omvang, waardoor niet elk document wederkerig vergelijkbaar is (Lucassen & Hartman,

(29)

2007). Verder blijkt uit het Handboek Rapporteren (2015) dat de dossiers continue aangepast moeten worden en de LIRIK in ieder team anders wordt ingezet (Jeugdbescherming, 2015).

Een andere beperking van dit onderzoek is dat gegevens zijn verzameld binnen de context van afstudeeronderzoeken met een specifieke eigen onderzoeksvraag. Er is een secundaire analyse uitgevoerd over de data die voor dit onderzoek relevant waren. Echter, slechts een paar vragen uit het interview waren specifiek gericht op schulden; de overige vragen waren gericht op criminogene factoren. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat in de interviews niet is doorgevraagd op relevante onderwerpen voor dit onderzoek. Het afnemen van interviews specifiek op dit onderwerp zou de validiteit van het onderzoek verhogen.

Een volgende beperking is dat gebruik gemaakt is van metingen op basis van de LIRIK. Eerder onderzoek toont aan dat van de LIRIK de interne consistentie laag is en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid matig (Veenhuizen, 2013). Dit maakt dat sprake is van toevalstreffers. In het huidige onderzoek is ervoor gekozen om de LIRIK wel te gebruiken omdat deze veelvuldig wordt gebruikt in de praktijk. De probleemstelling van het huidige onderzoek is gericht op de belemmeringen in de praktijk, waardoor het analyseren van de gegevens van een instrument dat in de praktijk gebruik wordt voor de hand ligt. Daarnaast wordt de LIRIK voor bijna ieder gezin ingevuld, waardoor informatie uit de LIRIK veel inzicht biedt in de doelgroep en gezinsfactoren.

Tot slot kan benoemd worden dat ook de verminderde representativiteit van de doelgroep en de beperkingen van de LIRIK voor het huidige onderzoek betekenen dat de gevonden resultaten met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Het huidige onderzoek bestaat niet uit harde feiten, maar biedt wel inzicht in de doelgroep en aanknooppunten voor vervolgonderzoek. Doordat gebruik gemaakt is van een mixed methods design wordt de geldigheid van de onderzoeksresultaten verhoogd (Bijleveld, 2009). Daarnaast is vanuit het dossieronderzoek informatie meegenomen over de gehele JR populatie

(30)

bij Jeugdbescherming. Afsluitend kan gesteld worden dat er nog weinig onderzoek is verricht naar schuldenproblematiek op gezinsniveau (Hoeve et al., 2011), het huidige onderzoek biedt daarom inzicht in gezinsfactoren bij schuldenproblematiek.

4.3 Verder onderzoek

Een aantal resultaten van de ANOVA analyses van dit onderzoek zijn niet besproken. Hoewel bij deze resultaten de samenstelling van de groepen te heterogeen zijn om uitspraken te doen over de gevonden resultaten, zijn wel indicaties dat bij gezinnen met schulden hoger gescoord wordt op deze risicofactoren van de LIRIK en lager op deze beschermende factoren. Aansluitend op de beperkingen van het huidige onderzoek met ontbrekende gegevens en verminderde betrouwbaarheid van de LIRIK, zou vervolg onderzoek met grotere groepen en meer betrouwbare meetinstrumenten deze mogelijke effecten verder kunnen toetsen. In toekomstig onderzoek is het vooral interessant om te toetsen op de subschalen: persoonlijk functioneren opvoeders, voorgeschiedenis, risicofactoren gezin, omgeving en beschermende factoren opvoeders zijn interessante resultaten gevonden. Door middel van een longitudinaal onderzoek met een controlegroep en betrouwbare instrumenten kan verder onderzoek gedaan worden naar deze mogelijke verbanden.

Toekomstig onderzoek kan ook inzicht bieden in de richting van het gevonden verband tussen financiële problemen en flexibiliteit. Ook hier kan door middel van een longitudinaal onderzoek met een controlegroep gekeken worden welke richting dit verband heeft. Tot slot heeft het huidige onderzoek gevonden dat niet alleen sprake is verminderde flexibiliteit en verminderde bereidheid tot veranderen bij de schuldenaar, maar ook bij andere gezinsleden. In toekomstig onderzoek is het interessant om de onderlinge samenhang van deze verbanden te toetsen. Vervolg onderzoek met een grotere onderzoeksgroep kan aan de hand van een multilevel analyse meer inzicht geven. Als suggestie kan voor het meten van de

(31)

flexibiliteit en bereidheid tot veranderen kan bij ieder gezinslid het Methodisch Screening Instrument Schulddienstverlening (MESIS) ingezet worden. Dit instrument meet gedrag en vaardigheden en de mate van zelfregie, bereidheid en overtuiging (Blommestein, Geuns, Jungmann & Witvliet, 2012).

4.4 Aanbevelingen praktijk

Uit dit onderzoek komt naar voren dat het niet kunnen of willen veranderen een belangrijke factor is bij gezinnen waar sprake is van zowel schulden als kindermishandeling. Het huidige onderzoek naar de samenhang tussen (gezins-) factoren van kindermishandeling en schuldenproblematiek is waardevol, omdat het één van de weinige onderzoeken is waarin naar deze samenhang is gekeken. Ondanks de beperkingen van dit onderzoek bevat het waardevolle informatie voor professionals die werken met deze gezinnen. De resultaten van dit onderzoek zijn namelijk van belang bij de verbetering van het bieden van ondersteuning aan deze gezinnen. De resultaten kunnen gebruikt worden om het beleid op schuldhulpverlening en jeugdzorg meer op elkaar af te stemmen. Het huidige beleid is er vooral op gericht om nieuwe financiële of opvoedvaardigheden aan te leren, terwijl het open staan voor verandering een voorwaarde is voor het aanleren van nieuw gedrag.

Om dit beleid aan te passen is het verder van belang dat consequent gerapporteerd wordt. Door consequent te rapporteren kan meer inzicht verworven worden in deze gezinnen en de voortgang van de manier van werken met deze gezinnen gemonitord worden. Een werkzaam bestanddeel van GGW is daarom ook consequent rapporteren. De huidige manier van rapporteren bij Jeugdbescherming toont aan dat GGW nog niet voldoende is geïmplementeerd; verdere implementatie is nodig.

Hoewel het aanpassen van het beleid ertoe kan leiden dat deze gezinnen beter ondersteund worden, is het verder van belang dat alle betrokken organisaties beter samen

(32)

werken. De gezinsmanagers besteden veelal ondersteuning op financiële problemen uit aan samenwerkende organisaties. Dit maakt dat duidelijke onderlinge afspraken gemaakt moeten worden. Gezinsmanagers kunnen bijvoorbeeld meer inzicht bieden in de motivatie van alle gezinsleden door het afnemen van de MESIS en deze informatie delen met samenwerkende instanties. Daarnaast kan met gemeentes en schuldeisers afspraken gemaakt worden om zo de gezinnen integraal te helpen. Door afspraken kunnen schulden bijvoorbeeld tijdelijk weggehaald worden, om zo ruimte te creëren om aan andere problemen te werken. Dit sluit aan op de visie van Van Yperen (2012) dat bij multiprobleem gezinnen in plaats van eerst te werken aan schulden, de opvoedingsondersteuning voor moet gaan om zo de veiligheid van de jeugdige te waarborgen.

Voor zowel verdere theorievorming als het werken met deze gezinnen in de praktijk blijkt dat specialistische kennis nodig is. In toekomstig onderzoek is het interessant om te kijken naar de (onbewuste) achterliggende motivatie van deze houding. De mogelijke verklaringen voor deze houding die gevonden zijn in het huidige onderzoek, bieden aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Vervolgonderzoek zou inzicht kunnen bieden in welke mate schaarste, stress, houding tegenover crimineel gedrag, verminderde ouderlijke betrokkenheid en verwaarlozing van invloed zijn op deze houding tegenover veranderen. Met aanvullende kennis over waarom deze houding nu samengaat met schulden en kindermishandeling, kunnen interventies ontwikkeld worden zodat professionals doelgericht kunnen werken met deze gezinnen en het (verder) manifesteren van deze maatschappelijke problemen voorkomen.

(33)

5. Literatuurlijst

Berger, M. A.., Ten Berge I. J., & Geurts, E. (2004). Samenhangende hulp: Interventies voor

mishandelde kinderen en hun ouders.

Bijleveld, C.C.J.H. (2009). Methoden en Technieken van Onderzoek in de criminologie. Den Haag: Boom.

Blommestein, M., Geuns, R., Jungmann, N., & Witvliet, M. (2012). MESIS: Methodisch

screeningsinstrument schulddienstverlening. Gemeenten en schuldhulpverlening.

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom. Breedt, D., van Bijleveld. G., Gerritsen, E., Gerritsen, M., Janssen, H., Kooij, E.,

Louhatapessy, D., Seegers, M., Verhaar, K., & Vinkenoog, A. (2013) Ken de praktijk,

ontmoeting met en uitdagingen uit het dagelijks werk in de jeugdzorg! Amsterdam:

Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam.

Bulanda, R. (2008). Beyond Provisions. Marriage & Family Review, 42 (4), 63 - 86. Busschers, I., Dinkgreve, M., & Boendermaker, L. (2013). Wat is Generiek Gezinsgericht

werken. Amsterdam: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam.

Busschers, I., Dinkgreve, M., & Boendermaker, L. (2015). Invoeren van Generiek

Gezinsgericht werken. Amsterdam: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam.

Conger, R. D., Conger, K. J., Martin, M. J. (2010). Socioeconomic Status, Family Processes, and Individual Development. Journal of marriage and the family. 72 (3), 685 - 704. DOI:10.1111/j.1741-3737.2010.00725.x.

Dubowitz, H., & Bennet, S., (2007). Physical abuse and neglect of children. (2007). Child:

Care, Health and Development,33 (5), 651. DOI: 10.1016/S0140-6736(07)60856-3 Foolen, Ince, De Baat & Daamen. (2013). Wat werkt bij gedragsproblemen en

gedragsstoornissen? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

(34)

statistiek.

Getter, D. (2003). Contributing to the Delinquency of Borrowers. Journal of Consumer

Affairs, 37 (1), 86 - 100. DOI: 10.1111/j.1745-6606.2003.tb00441.x

Greef, M. (1992). Het oplossen van problematische schuldsituaties : Een analyse van de

invloed van hulpverlening, interorganisationele samenwerking en huishoudkenmerken op de effectiviteit van schuldregelingen. Groningen: Noordelijk Centrum voor

Gezondheidsvraagstukken.

Hoeve, M. Jurrius, K., Van der Zouwen, M., Vergeer, M., Voogt, M. & Stams, G.J. (2011). In

de schuld, in de fout? : Schuldenproblematiek en crimineel gedrag bij adolescenten en jongvolwassenen (Rapport 863). Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Iliyasu, Z., Abubakar, I., Galadanci, H., Hayatu, Z., & Aliyu, M. (n.d.). Prevalence and Risk Factors for Domestic Violence Among Pregnant Women in Northern Nigeria. Journal

of Interpersonal Violence, 28 (4), 868 - 883. DOI: 10.1177/0886260512455872 Jessop, D., Herberts, C., & Solomon, L. (2005). The impact of financial circumstances on

student health. British Journal of Health Psychology, 10 (3), 421 - 439. DOI: 10.1348/135910705X25480

Jeugdbescherming. (2015). Handleiding Rapportage Jeugdbescherming. Woerden: Advies Bureau van Montfoort

Jeugdbescherming. (2005). Handboek methode jeugdreclassering. Woerden: Advies Bureau van Montfoort.

Katz, I., J., Corlyon, V., La Place A., & Hunter, S. (2007). The relationship between parenting and poverty. New York: Policy Research Bureau.

Lahlah, E., Van der Knaap, L., & Bogaerts, S. (2013). Dangerous boys or boys in danger? Examining the relationship between ethnicity, child abuse and violent

(35)

DOI: 10.1177/1477370812467570

Lucassen, P. L. J., & Hartman, T. (2007). Kwalitatief onderzoek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

MacKenzie, M.J., Nicklas, E., Brooks-Gunn, J., & Waldfogel, J. (2011). Who spanks infants and toddlers? Evidence from the fragile families and child well-being study. Children and Youth Services Review, 33, 1364 - 1373. DOI: 10.1016/j.childyouth.2011.04.007 Madern, T., Weijers, M., Van der Werf, M., & Van Gaalen, C. (2015). Geld en gedrag: De

theoretische basis. Utrecht: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting.

More, P. A., & Weijters, G. (2011). Schuldenproblematiek van jongvolwassen gedetineerden. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum.

Mullainathan, S., & Shafir, E. (2013). Schaarste: hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag

bepalen. Amsterdam: Maven Publishing.

Nederlands Jeugdinstituut (2015). Dossier: Kindermishandeling. Geraadpleegd via: http://www.nji.nl/Kindermishandeling

Noorda, J., & Pehlivan, T. (2009). Kredietcrisis onder risicojongeren. Een andere kijk op

schulden en huisvestingproblemen. Den Haag: SDU.

Norvilitis, Jill M., & MacLean, Michael G. (2010). The role of parents in college students’ financial behaviors and attitudes. Journal of Economic Psychology, 31 (1), 55 - 63.

DOI: 10.1016/j.joep.2009.10.003

Paulussen, P. (2015). Jeugdreclassering: een vak apart (Ongepubliceerde masterthesis).

Leiden: Universiteit Leiden.

Raynor, P., Kynch, J., Roverts, C., & Merrington, S. (2000). Risk and need assesment in

probation services: an evaluation. Home office Research Study No. 211. Londen,

England: Home office.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

Daar vlugt de sombre nacht; en 't vale heer der schimmen Deinst sidderend terug, en 't rijk der neev'len zwicht.. De God beklimt zijn kar, die de uurtjes zacht omzweven, Terwijl

Ongeveer een derde (33%) van de respondenten zegt het hier niet over gehad te hebben tijdens het project, 30% van de respondenten is het er (helemaal) mee oneens, 10% is het er

mensen die financieel zelfredzaam zijn, hebben een aanzienlijk kleinere kans op problematische betalingsachterstanden of schulden. Om financiële zelfredzaamheid te kunnen meten

Meer dan de helft van de respondenten geeft aan het een beetje eens, beetje oneens tot helemaal oneens te zijn met de stelling: ‘ik vind dat ik genoeg weet over omgaan met

Op basis hiervan komen wij tot de conclusie dat studerende kinderen met een inkomen niet meer dan € 1023,42 per maand ook voor de berekening van de beslagvrije voet niet tot het

Deze transformatieagenda bevat handvatten om de cirkel van armoede en schulden te doorbreken door te gaan doen wat werkt.. De agenda is opge- steld

Landelijke Uitrol Vroegsignalering Schulden Stavaza:?. • 165