• No results found

'Gezondheidsadvies op maat': argumentatieve patronen in adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Gezondheidsadvies op maat': argumentatieve patronen in adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds"

Copied!
137
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Gezondheidsadvies op maat’: argumentatieve

patronen in adviserende gezondheidsbrochures van het

Diabetes Fonds

Masterscriptie Tekst en communicatie

Onder begeleiding van mw. dr. E.T. Feteris Tweede lezer: mw. dr. A.F. Snoeck Henkemans

Door Simone Hulsebos (10837957) 8 juni 2015

(2)

2

Samenvatting

Adviserende gezondheidsbrochures zijn brochures waarin gezondheidsinstanties een advies uitbrengen aan de lezer ter bevordering van diens gezondheid. In deze scriptie wordt onderzocht hoe het Diabetes Fonds de lezer van deze brochures met behulp van argumentatie probeert aan te zetten tot een gedragsverandering. Hoewel argumentatie er niet direct voor kan zorgen dat de lezer het gedrag uit gaat voeren, kan het er wel voor zorgen dat de lezer de intentie krijgt om het gedrag uit te gaan voeren. Het Diabetes Fonds richt zich met de brochures op twee verschillende doelgroepen, te weten mensen met diabetes en mensen met een verhoogde kans op diabetes, en probeert bij deze doelgroepen gezondheidsproblemen met betrekking tot de ziekte diabetes te voorkomen. In deze scriptie wordt de samenhang tussen de gebruikte argumentatie in de brochures en twijfel bij de verschillende doelgroepen uitgelegd aan de hand van pragma-dialectische en sociaalpsychologische inzichten.

Om de lezer te overtuigen van het advies kan de schrijver gebruik maken van verschillende vormen van argumentatie, waaronder pragmatische argumentatie, kenteken-argumentatie en voorbeeldkenteken-argumentatie, die elk op bepaalde vormen van twijfel anticiperen. Door voor beide doelgroepen met behulp van de taalhandelingstheorie en de ‘Theorie van gepland gedrag’ in kaart te brengen welke twijfel verwacht kan worden, kunnen bepaalde argumentatieve patronen worden verwacht. Bij mensen met diabetes wordt verwacht dat het advies wordt ondersteund met pragmatische argumentatie of kentekenargumentatie, omdat er twijfel kan bestaan ten aanzien van zowel de haalbaarheid als de wenselijkheid van het advies. Deze vormen van argumentatie kunnen verder worden ondersteund met kenteken-argumentatie en voorbeeldkenteken-argumentatie, om het geadviseerde gedrag nog inzichtelijker te maken voor de lezer. Hiermee kan resterende twijfel ten aanzien van de haalbaarheid van het advies worden weggenomen. Bij mensen met een verhoogde kans op diabetes wordt verwacht dat het advies wordt ondersteund met pragmatische argumentatie, omdat de mensen in deze doelgroep vooral moeten worden overtuigd van de wenselijkheid van het geadviseerde gedrag. Deze vorm van argumentatie kan vervolgens verder worden ondersteund met pragmatische argumentatie, kentekenargumentatie en voorbeeld-argumentatie, om te anticiperen op zowel resterende twijfel over de wenselijkheid als twijfel over de haalbaarheid van het geadviseerde gedrag. Uit de analyse van vijf brochures van het Diabetes Fonds kan worden geconcludeerd dat de verwachte argumentatieve patronen grotendeels terugkomen in de brochures. Op deze manier kan de keuze voor bepaalde vormen van argumentatie worden uitgelegd als anticiperen op twijfel bij de lezer.

(3)

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 2

1. Inleiding 6

2. De adviserende gezondheidsbrochure van het Diabetes Fonds als

argumentatief actietype 10

2.1 De communicatieve praktijk van de adviserende gezondheidsbrochures

van het Diabetes Fonds 11

2.1.1 Het Diabetes Fonds als zender 12 2.1.2 Het gezondheidsadvies van het Diabetes Fonds als boodschap 12 2.1.3 De lezer van de adviserende gezondheidsbrochure als

ontvanger 14

2.2 De adviserende gezondheidsbrochure als onderdeel van een

argumentatieve discussie 15

2.3 Conclusie 16

3. Een aanvaardbaar en overtuigend gezondheidsadvies 18

3.1 De taalhandeling ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ 19

3.1.1 De identiteitsvoorwaarden van een gezondheidsadvies 20 3.1.2 De correctheidsvoorwaarden van een gezondheidsadvies 21

3.2 Aanzetten tot gedragsverandering: de ‘Theorie van gepland gedrag’ 23 3.3 Twijfel bij de lezer ten aanzien van de geslaagdheidsvoorwaarden 25

3.3.1 Twijfel bij mensen met diabetes 26 3.3.2 Twijfel bij mensen met een verhoogde kans op diabetes 27

3.4 Conclusie 28

4. Argumentatieve mogelijkheden om te anticiperen op twijfel bij de lezer 30

4.1 Het ondersteunen van de wenselijkheid van het advies met pragmatische

argumentatie 32

4.2 Het ondersteunen van de wenselijkheid van het advies en het vergroten van de haalbaarheid van het geadviseerde gedrag met

(4)

4 4.3 Argumentatieve patronen in adviserende gezondheidsbrochures van het

Diabetes Fonds 39

4.3.1 Argumentatieve patronen in brochures gericht op mensen met

diabetes 40

4.3.2 Argumentatieve patronen in brochures gericht op mensen met een

verhoogde kans op diabetes 42

4.4 Conclusie 44

5. De praktijk: argumentatieve keuzes van de schrijver om te anticiperen op twijfel bij de verschillende doelgroepen van de adviserende

gezondheids-brochures van het Diabetes Fonds 47

5.1 Werkwijze bij de analyses 48

5.2 Analyse brochures gericht op mensen met diabetes 49

5.2.1 Analyse van de brochure ‘Gevolgen van diabetes’ 50 5.2.2 Analyse van de brochure ‘Lekker en gezond eten met diabetes’,

hoofdstuk ‘Koolhydraten’ 56

5.3 Analyse brochures gericht op mensen met een verhoogde kans op

diabetes 61

5.3.1 Analyse van de brochure ‘Diabetes voorkomen’ 62 5.3.2 Analyse van de brochure ‘Diabetes en hart- en vaatziekten’ 67 5.3.3 Analyse van de brochure ‘Diabetes type 2 en erfelijkheid’ 73

5.4 Conclusie 78

6. Conclusie 82

Literatuurlijst 86

Bijlagen 89

A: Geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling ‘adviseren in

gezondheidsbrochures’ 89

B: Vragen over de geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling

‘adviseren in gezondheidsbrochures’ 90

C: Voorbeeldtekst brochure ‘Gevolgen van diabetes’ 91 D: Analyse argumentatiestructuur brochure ‘Gevolgen van diabetes’ 92

(5)

5 E: Voorbeeldtekst brochure ‘Lekker en gezond eten met diabetes’,

hoofdstuk ‘Koolhydraten’ 102

F: Analyse argumentatiestructuur brochure ‘Lekker en gezond eten met diabetes’, hoofdstuk ‘Koolhydraten’ 103

G: Voorbeeldtekst brochure ‘Diabetes voorkomen’ 107

H: Analyse argumentatiestructuur brochure ‘Diabetes Voorkomen’ 108

I: Voorbeeldtekst brochure ‘Diabetes en hart- en vaatziekten’ 114

J: Analyse argumentatiestructuur brochure ‘Diabetes en hart- en vaatziekten’ 115

K: Voorbeeldtekst brochure ‘Diabetes type 2 en erfelijkheid’ 131

L: Analyse argumentatiestructuur brochure ‘Diabetes type 2 en erfelijkheid’ 132

(6)

6

1. Inleiding

Gezond eten helpt mee aan een gezondere vetstofwisseling en een stabielere

bloedsuikerspiegel. Dat verkleint de kans op complicaties. U kunt bijvoorbeeld letten op de soorten vet en de hoeveelheden koolhydraten die u gebruikt.

Bovenstaand fragment is afkomstig uit de brochure ‘Gevolgen van diabetes’ (Diabetes Fonds, 2008) van het Diabetes Fonds. In deze brochure krijgen mensen met diabetes adviezen die er aan bij kunnen dragen dat complicaties als gevolg van diabetes worden voorkomen (Diabetes Fonds, 2008: 8). Het standpunt in bovenstaand advies is ‘eet gezond’. Dit standpunt wordt echter niet letterlijk door de schrijver weergegeven. Het kan uit het fragment worden afgeleid. De schrijver ondersteunt zijn standpunt met het argument dat gezond eten bijdraagt aan een gezondere vetstofwisseling en een stabielere bloedsuiker-spiegel, waarmee de kans op complicaties wordt verkleind. Vervolgens geeft de schrijver aan hoe de lezer gezond kan eten, namelijk door te letten op soorten vet en de hoeveelheid koolhydraten die de lezer gebruikt.

In een andere brochure van het Diabetes Fonds, de brochure ‘Diabetes voorkomen’ (Diabetes Fonds, z.j.), geeft de schrijver mensen met een verhoogde kans op diabetes adviezen over hoe zij hun kans op diabetes kunnen verkleinen. Onderstaand fragment is afkomstig uit deze brochure:

Probeer gezond te eten: schep minder op, eet genoeg groente en fruit en wees matig met suiker, alcohol en verzadigde vetten: dat zijn vetten die hard worden als ze in de koelkast staan, en vetten in koekjes en gebak. Kies voor volkorenproducten maar let op, het gaat niet om een bruine kleur, bijvoorbeeld van brood, maar er moet ook echt het woord ‘volkoren’ op staan.

In dit fragment is het standpunt, net als in het eerste fragment, dat de lezer gezond moet proberen te eten. In dit fragment staat het standpunt wel in de tekst, namelijk ‘probeer gezond te eten’. Wat opvalt, is dat de ondersteuning van dit standpunt niet hetzelfde is als bij het eerste fragment. Hier geeft de schrijver niet aan dat er door gezond eten diabetes kan worden voorkomen, maar geeft hij alleen aan hoe de lezer gezond kan eten, bijvoorbeeld door minder op te scheppen.

(7)

7 Zoals te zien is in bovenstaande voorbeeldfragmenten, kan de manier waarop een advies wordt ondersteund, verschillen. De schrijver heeft namelijk de keuze uit verschillende vormen van argumentatie om zijn advies te ondersteunen. In het eerste fragment ondersteunt de schrijver zijn standpunt door te wijzen op de wenselijke gevolgen van het opvolgen van het advies. De schrijver geeft aan dat door gezond te eten een wenselijk gevolg kan worden behaald, namelijk een kleinere kans op diabetes. In het tweede fragment ondersteunt de schrijver zijn standpunt door een wenselijk kenmerk toe te schrijven aan het geadviseerde gedrag. In dit geval schrijft de schrijver bijvoorbeeld het wenselijke kenmerk ‘gezond’ toe aan het eten van groente en fruit. Hierdoor wordt voor de lezer duidelijk wat gezond eten precies inhoudt.

De reden dat de schrijver zijn standpunt ondersteunt met argumentatie, is dat de schrijver verwacht dat de lezer het advies niet meteen zal accepteren. De lezer kan zich bijvoorbeeld afvragen of gezonder eten wel echt leidt tot een kleinere kans op diabetes of complicaties. Daarnaast kan de lezer ook twijfelen aan de uitvoerbaarheid van het gedrag. De schrijver probeert deze twijfel weg te nemen door met argumentatie te laten zien dat het opvolgen van het advies wel degelijk een positief effect heeft op de gezondheid of door te laten zien hoe de lezer het gedrag uit kan voeren.

Zoals in de voorbeeldfragmenten al duidelijk werd, gebruikt de schrijver andere vormen van argumentatie wanneer een brochure zich richt op mensen met diabetes dan wanneer deze zich richt op mensen met een verhoogde kans op diabetes. In deze scriptie wordt onderzocht welke vormen van argumentatie verwacht kunnen worden in de brochures van het Diabetes Fonds door te kijken naar de doelgroepen waar de brochures zich op richten en welke twijfel de mensen in deze doelgroepen kunnen hebben ten aanzien van het advies dat in de brochures gegeven wordt. Dit leidt tot de volgende centrale vraag:

Hoe kan in adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds de keuze voor verschillende vormen van argumentatie worden uitgelegd als een vorm van anticiperen op twijfel bij de lezer?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is het van belang dat er eerst inzicht wordt verkregen in de communicatieve praktijk van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds. In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar het Diabetes Fonds als gezondheids-organisatie en naar de brochures die deze gezondheids-organisatie uitbrengt. Hierbij is er bijzondere aandacht voor de doelgroepen waar de organisatie zich met de brochures op richt. Door de

(8)

8 doelgroepen in kaart te brengen wordt duidelijk met welke kenmerken de schrijver rekening moet houden bij het schrijven van de brochureteksten. De verschillende doelgroepen kunnen bijvoorbeeld op basis van voorkennis en de situatie waarin ze zich bevinden verschillende vormen van twijfel hebben ten aanzien van het advies. Met deze inzichten kan een antwoord worden geformuleerd op deelvraag 1: ‘Met welke kenmerken van de adviserende gezondheids-brochures van het Diabetes Fonds moet de schrijver rekening houden?’

In hoofdstuk 3 kan vervolgens uiteen worden gezet welke vormen van twijfel de lezer kan hebben ten aanzien van een advies. Per doelgroep kan deze twijfel in kaart worden gebracht, op basis van de kenmerken van de lezer die in hoofdstuk 2 zijn beschreven. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de taalhandelingstheorie. Deze theorie biedt inzicht in de verschillende aspecten van het advies waar de twijfel van de lezer betrekking op kan hebben. De theorie brengt namelijk geslaagdheidsvoorwaarden in kaart waar een taalhandeling aan moet voldoen om te kunnen spreken van een geslaagde taalhandeling. Van Poppel (2013) heeft in haar dissertatie de geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ gespecificeerd. Een lezer kan twijfel hebben over het voldaan zijn aan deze geslaagdheidsvoorwaarden. Op basis van de ‘Theorie van gepland gedrag’ kan worden uitgelegd welke vormen van twijfel op dit moment kunnen verhinderen dat de lezer het gewenste gedrag uitvoert. Door deze twijfel per doelgroep in kaart te brengen wordt antwoord gegeven op deelvraag 2: ‘Welke vormen van twijfel kunnen van de verschillende doelgroepen van het Diabetes Fonds worden verwacht ten aanzien van het advies?’

In hoofdstuk 4 wordt uiteengezet welke argumentatieve mogelijkheden een schrijver heeft om in te spelen op twijfel bij de verschillende doelgroepen. Hiervoor worden verschillende argumentatieschema’s besproken en wordt uitgelegd op welke manier zij een ondersteuning kunnen vormen voor het advies door aan te geven op welke twijfel met de argumentatie geanticipeerd wordt. Op basis van het antwoord op deelvraag 2 kan vervolgens in kaart worden gebracht welke vormen van argumentatie er verwacht kunnen worden bij de verschillende doelgroepen. Met behulp van dit inzicht kunnen argumentatieve patronen worden gepresenteerd de verwacht worden in de brochures voor de verschillende doelgroepen. Hiermee kan een antwoord worden geformuleerd op deelvraag 3: ‘Welke argumentatieve patronen kunnen er worden verwacht in adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds om te anticiperen op twijfel bij de lezer?’

Wanneer duidelijk is gemaakt welke argumentatieve patronen er kunnen worden verwacht bij de verschillende doelgroepen, is het interessant om te kijken hoe deze patronen

(9)

9 in de brochures van het Diabetes Fonds terugkomen. In hoofdstuk 5 worden daarom vijf brochures geanalyseerd, die zich allen richten op één van de twee beschreven doelgroepen. Hierbij wordt duidelijk gemaakt welke vormen van argumentatie de schrijver gebruikt om op bepaalde vormen van twijfel te anticiperen en hoe dit overeenkomt met de verwachte argumentatieve patronen die in hoofdstuk 4 zijn onderscheiden. Dit leidt tot een antwoord op deelvraag 4: ‘Welke argumentatieve keuzes maakt de schrijver van adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds om te anticiperen op twijfel bij de verschillende doelgroepen van de brochures?’

Aan de hand van de antwoorden op bovenstaande deelvragen kan in hoofdstuk 6 de centrale vraag worden beantwoord door in kaart te brengen hoe de verschillende vormen van argumentatie die het Diabetes Fonds gebruikt om de lezer te overtuigen van een gezondheidsadvies kunnen worden uitgelegd als een vorm van anticiperen op twijfel bij de lezer. Het doel van deze scriptie is om argumentatieve patronen te onderscheiden voor brochures die zich op dezelfde doelgroepen richten, op basis van de kenmerken van deze doelgroepen. Aan de hand van de pragma-dialectiek en de taalhandelingstheorie wordt voorspeld op welke twijfel de schrijver kan anticiperen. Door hierbij ook vanuit sociaalpsychologisch perspectief naar de adviserende gezondheidsbrochures te kijken, wordt niet alleen duidelijk welke vormen van twijfel er bij de lezer verwacht kunnen worden, maar ook hoe deze vormen van twijfel kunnen verhinderen dat het gewenste gedrag wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd maakt dit inzicht het mogelijk om in kaart te brengen hoe de schrijver op deze vormen van twijfel in kan spelen, waarmee de kans dat de lezer het gewenste gedrag uit gaat voeren kan worden vergroot.

(10)

10

2. De adviserende gezondheidsbrochure van het Diabetes Fonds als

argumentatief actietype

In deze scriptie worden de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds onderzocht. Deze gezondheidsorganisatie probeert aan de hand van deze brochures de lezer ervan te een gezonde leefstijl aan te nemen, om zo gezondheidsproblemen te voorkomen. De schrijver van een adviserende gezondheidsbrochure kan zijn advies ondersteunen met argumentatie om de kans te vergroten dat de lezer het advies aanvaardt. De voorbeeld-fragmenten in de inleiding maken duidelijk dat de schrijver verschillende mogelijkheden heeft om dit te doen. Zo kan de schrijver wijzen op de positieve of negatieve gevolgen van een bepaald gedrag of uitleggen hoe een bepaalde gedrag kan worden uitgevoerd.

De pragma-dialectiek (Van Eemeren & Grootendorst, 1984, 1992, 2004) biedt een geschikt raamwerk om in kaart te brengen welke mogelijkheden de schrijver van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds heeft om in te spelen op de doelgroepen van de verschillende brochures. Om dit te kunnen doen is het belangrijk om rekening te houden met de communicatieve praktijk van de brochures van het Diabetes Fonds. Deze kan namelijk beperkingen opleveren voor de argumentatieve mogelijkheden die de schrijver heeft. Zo moet de schrijver bijvoorbeeld rekening houden met de voorkennis die de lezer wel of niet heeft over het onderwerp. Door het communicatieve actietype ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ te beschrijven, wordt duidelijk gemaakt wie de zender en de ontvanger zijn van de adviserende gezondheidsbrochures en wat de boodschap is die het Diabetes Fonds wil overbrengen. Zoals in de inleiding al duidelijk werd, richt het Diabetes Fonds zich op twee doelgroepen die verschillende vormen van twijfel kunnen hebben ten opzichte van het gegeven advies. Het is belangrijk om de verschillen tussen deze twee doelgroepen in kaart te brengen, om duidelijk te kunnen maken met welke kenmerken van de doelgroep de schrijver rekening moet houden bij het opstellen van de brochuretekst.

In dit hoofdstuk wordt daarom eerst de communicatieve praktijk besproken waarbinnen de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds worden uitgebracht. Vervolgens wordt de adviserende gezondheidsbrochure gekarakteriseerd als een argumentatief actietype. Dit is nodig om in een later stadium de argumentatieve keuzes te kunnen uitleggen die de schrijver maakt. Met behulp van deze inzichten kan een antwoord worden geformuleerd op de deelvraag: ‘Met welke kenmerken van de adviserende gezondheids-brochures van het Diabetes Fonds moet de schrijver rekening houden?’ Het actietype

(11)

11 ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ wordt hiervoor gespecificeerd voor de brochures van het Diabetes Fonds en wordt in paragraaf 2.1 beschreven aan de hand van de drie aspecten van communicatie: de zender, de boodschap en de ontvanger. Door te kijken naar het Diabetes Fonds als zender, wordt duidelijk hoe de organisatie eruit ziet die de brochures uitbrengt en welke doelen deze organisatie heeft. Vervolgens wordt de boodschap in kaart gebracht die de organisatie over wil brengen. Hiermee wordt duidelijk welke van de omschreven doelen de organisatie met de brochures probeert te bereiken. Vervolgens worden de twee doelgroepen van de brochures beschreven. Dit is interessant omdat uit de voorbeeldfragmenten in de inleiding blijkt dat deze groepen op verschillende manieren worden geprobeerd te overtuigen van het eenzelfde advies. Door inzicht te krijgen in hoe deze doelgroepen eruit zien en op welke punten ze van elkaar verschillen, kunnen bij de analyse van de brochures de verschillende argumentatieve keuzes worden verklaard. Nadat er inzicht is verkregen in de communicatieve praktijk van de adviserende gezondheids-brochure, wordt deze in paragraaf 2.2 gekarakteriseerd als argumentatief actietype. Hiermee wordt duidelijk hoe de adviserende gezondheidsbrochure gezien kan worden als een onderdeel van een discussie over een meningsverschil tussen de schrijver en de lezer en hoe de schrijver dit meningsverschil met behulp van argumentatie probeert op te lossen. Op basis van deze inzichten kan in paragraaf 2.3 een antwoord worden gegeven op de eerder-genoemde deelvraag die centraal staat in dit hoofdstuk.

2.1 De communicatieve praktijk van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds

Het Diabetes Fonds probeert aan de hand van adviserende gezondheidsbrochures mensen met diabetes of een verhoogde kans op diabetes er van te overtuigen gezonder te gaan leven, om zo gezondheidsproblemen te voorkomen. In deze paragraaf zullen het Diabetes Fonds als zender, de adviserende gezondheidsbrochures als boodschap en mensen met diabetes of een verhoogde kans daarop als ontvanger nader bekeken worden. Op deze manier kan in een later stadium in kaart worden gebracht hoe de communicatieve praktijk van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds van invloed kan zijn op de argumentatieve keuzes die de schrijver maakt.

(12)

12

2.1.1 Het Diabetes Fonds als zender

De adviserende gezondheidsbrochures die in deze scriptie centraal staan, worden uitgegeven door het Diabetes Fonds. Het Diabetes Fonds valt onder gezondheidsorganisaties binnen het medische domein, omdat er advies wordt gegeven over hoe de gezondheid van de lezer kan worden verbeterd. Het algemene doel van organisaties binnen dit domein is om een gedragsverandering teweeg te brengen, om zo gezondheidsproblemen te voorkomen en te bestrijden (Van Poppel, 2013: 1).

Het Diabetes Fonds onderscheidt op basis van dit algemene doel vijf doelen met betrekking tot de ziekte ‘diabetes’: (1) de genezing van diabetes type 1; (2) het vinden van oplossingen voor diabetes type 2; (3) het voorkomen van complicaties als gevolg van diabetes; (4) het verbeteren van de kwaliteit van leven voor mensen met diabetes en (5) mensen gezonder laten leven om diabetes te voorkomen (Diabetes Fonds website, 2015a) .1 Om deze doelen te bereiken financiert het Diabetes Fonds wetenschappelijk onderzoek naar diabetes en wordt er voorlichting gegeven over diabetes en gezond leven (Diabetes Fonds website, 2015a). De adviserende gezondheidsbrochures zijn een onderdeel van deze voorlichting over diabetes.

2.1.2 Het gezondheidsadvies van het Diabetes Fonds als boodschap

Op de website van het Diabetes Fonds kunnen verschillende brochures worden aangevraagd. Er kan bij deze brochures onderscheid worden gemaakt tussen informerende gezondheids-brochures en persuasieve gezondheidsgezondheids-brochures.2 Bij informerende gezondheidsbrochures wordt er alleen informatie over de ziekte gegeven aan de lezer. Een voorbeeld van een informerende gezondheidsbrochure is de brochure ‘Diabetes, zo zit dat’ (Diabetes Fonds, z.j.). Bij de persuasieve gezondheidsbrochures wordt niet alleen informatie gegeven, maar probeert de schrijver tegelijkertijd het gedrag van de lezer te beïnvloeden. Hierbij kan er onderscheid worden gemaakt tussen wervende gezondheidsbrochures en adviserende gezondheidsbrochures. De wervende gezondheidsbrochures hebben als doel de lezer aan te

1 Twee belangrijke vormen van diabetes zijn diabetes type 1 en diabetes type 2. Bij diabetes type 1 maakt het

lichaam zelf geen insuline meer aan. Bij diabetes type 2 heeft het lichaam te weinig insuline en is het hier overgevoelig voor. Diabetes type 2 komt het meest voor en oorzaken hiervan kunnen zijn: weinig lichaamsbeweging, ongezond eten, roken, ouder worden en erfelijkheid (Diabetes Fonds website, 2015b).

2 Van Poppel (2010) maakt onderscheid tussen persuasieve brochures die bedoeld zijn om een houdings- of

(13)

13 sporen om een donatie te doen waarmee onderzoek kan worden gefinancierd. Een voorbeeld van een dergelijke brochure is de brochure ‘Onderzoek naar diabetes type 1’ (Diabetes Fonds, 2012). De adviserende gezondheidsbrochures geven voorlichting over gezond gedrag, met als doel een gedragsverandering teweeg te brengen die ervoor zorgt dat gezondheidsproblemen worden voorkomen of bestreden. Dit laatste type, de adviserende gezondheidsbrochure, staat centraal in deze scriptie.

Met deze adviserende gezondheidsbrochures probeert het Diabetes Fonds drie van de eerder beschreven doelen te bereiken: het voorkomen van complicaties als gevolg van diabetes, het verbeteren van de kwaliteit van leven voor en mensen gezonder laten leven. Het voorkomen van complicaties als gevolg van diabetes en het verbeteren van de kwaliteit van leven zijn twee doelen die het Diabetes Fonds probeert te bereiken bij mensen met diabetes. Mensen gezonder laten leven is een doel dat het Diabetes Fonds probeert te behalen bij zowel mensen met diabetes als mensen met een verhoogde kans op diabetes. Voor het behalen van deze doelen zijn er verschillende brochures uitgebracht, die zich richten op verschillende doelgroepen. Voor mensen met een verhoogde kans op diabetes is het doel dat ze hun gedrag veranderen om diabetes te voorkomen. Voor mensen met diabetes is het doel dat zij hun gedrag veranderen om complicaties te voorkomen en de kwaliteit van leven te verbeteren.

Het Diabetes Fonds probeert deze doelen te bereiken door in de adviserende gezondheidsbrochures bepaalde gedragingen aan te moedigen en af te raden, omdat deze de gezondheid respectievelijk verbeteren en verslechteren. Doordat de adviserende gezond-heidsbrochure een vorm van schriftelijke communicatie is, waarbij de lezer niet direct kan reageren, moet de schrijver rekening houden met alle mogelijke vormen van twijfel bij de lezer en hier zo goed mogelijk op in proberen te spelen (Van Poppel, 2013: 36). Dit kan de schrijver doen door het gebruik van argumentatie. De adviserende gezondheidsbrochure is dus niet alleen een brochure waarin een advies wordt gegeven dat de gezondheid positief beïnvloedt, maar hierbij wordt ook geprobeerd om de lezer op verschillende manieren te overtuigen van het advies.

De verschillende brochures vertonen in de meeste gevallen hetzelfde patroon. Op de eerste pagina’s van de brochure wordt aan de hand van het beantwoorden van een aantal vragen (‘Wat is diabetes?’, ‘Hoe krijg ik diabetes?’, etc.) informatie gegeven over de ziekte diabetes. Nadat de lezer van deze informatie is voorzien, wordt er overgegaan op het adviserende gedeelte van de brochure door de vraag ‘Wat kunt u zelf doen?’ te beantwoorden. Hierbij krijgt de lezer advies over wat hij of zij zelf kan doen om de eerder

(14)

14 besproken doelen te bereiken. Een advies over een bepaald gedrag is alleen effectief wanneer de lezer zelf invloed heeft op dit gedrag (Van Poppel, 2010: 4). In de brochures van het Diabetes Fonds wordt inzichtelijk gemaakt welke invloed de lezer heeft op het gedrag door te specificeren wat de lezer kan doen om diabetes of complicaties als gevolg van diabetes te voorkomen of om de kwaliteit van leven te verbeteren.

2.1.3 De lezer van de adviserende gezondheidsbrochure als ontvanger

In de vorige paragrafen is uiteen gezet welke doelen het Diabetes Fonds met de adviserende gezondheidsbrochures probeert te bereiken. Hierbij werd duidelijk dat het Diabetes Fonds zich richt op twee doelgroepen: mensen met diabetes en mensen met een verhoogde kans op diabetes. In deze paragraaf zullen de kenmerken van deze doelgroepen worden beschreven.

Als eerste worden mensen met diabetes beschreven als ontvanger van adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds. Deze doelgroep bestaat uit mensen bij wie de ziekte diabetes reeds geconstateerd is. Bij deze doelgroep wordt in de brochures gedrag geadviseerd dat ervoor zorgt dat complicaties als gevolg van diabetes kunnen worden voorkomen of waarmee de kwaliteit van leven kan worden verbeterd. Deze doelgroep weet wat de ziekte diabetes inhoudt en weet dat er kans bestaat op complicaties als gevolg van diabetes wanneer er niet goed met de ziekte wordt omgegaan. Mensen met diabetes zullen niet allemaal weten wat goed omgaan met de ziekte inhoudt en hoe ze dit in het dagelijks leven kunnen doen, zonder dat dit hun normale leven al te veel hindert. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de mensen met diabetes het risico loopt in de (nabije) toekomst te maken te krijgen met complicaties als gevolg van diabetes. Dit wil het Diabetes Fonds voorkomen en heeft daarom adviserende gezondheidsbrochures uitgebracht die zich richten op deze specifieke doelgroep.

De tweede doelgroep van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds bestaat uit mensen met een verhoogde kans op diabetes. Deze verhoogde kans is ontstaan door erfelijkheid, herkomst of overgewicht. Op het moment dat de mensen in deze doelgroep de brochures van het Diabetes Fonds lezen, zijn zij zich al bewust van deze verhoogde kans, omdat zij anders de brochures niet zouden hoeven lezen. Zij zullen niet precies weten wat de ziekte diabetes inhoudt en hoe je deze ziekte krijgt. De mensen in deze doelgroep hebben een verhoogde kans op diabetes, maar zij kunnen nog voorkomen dat ze de ziekte daadwerkelijk krijgen. Het doel van het Diabetes Fonds is om inderdaad te

(15)

15 voorkomen dat deze mensen diabetes krijgen. In de brochures maakt de organisatie dan ook duidelijk wat mensen met een verhoogde kans op diabetes kunnen ondernemen, en hoe ze dit precies moeten doen, om uiteindelijk diabetes te kunnen voorkomen.

2.2 De adviserende gezondheidsbrochure als onderdeel van een argumentatieve discussie

Nu duidelijk is geworden hoe de communicatieve praktijk van de adviserende gezondheids-brochures eruit ziet, moet er gekeken worden naar de argumentatie die in de gezondheids-brochures wordt gebruikt, zodat in een later stadium duidelijk kan worden gemaakt op welke manier de argumentatieve keuzes die de schrijver maakt in de brochures, het gezondheidsadvies ondersteunen.

Met behulp van de adviserende gezondheidsbrochures probeert het Diabetes Fonds de lezer aan te zetten tot een gedragsverandering, namelijk het aannemen van een gezonde leefstijl. Dit doet het Diabetes Fonds aan de hand van adviezen over afvallen, gezond eten, bewegen en niet roken.3 Echter, een leefstijl is bij veel mensen al jarenlang hetzelfde, waardoor zij deze niet meteen zullen willen en kunnen veranderen. Met het geven van het advies wil de schrijver ervoor zorgen dat de lezer het gewenste gedrag uit gaat voeren. De schrijver moet wel verwachten dat de lezer niet positief tegenover het aanbevolen gedrag staat. Dan zou het advies namelijk overbodig zijn. De lezer kan zich afvragen of het opvolgen van het advies wel nodig is, of het opvolgen van het advies wel leidt tot het beloofde resultaat en hoe het geadviseerde gedrag moet worden uitgevoerd. Om de lezer te overtuigen van het advies, brengt het Diabetes Fonds in de brochures argumentatie naar voren. Hoewel argumentatie er volgens de pragma-dialectiek (en theorieën over gedragsbeïnvloeding, zie O’Keefe, 2002) niet direct voor kan zorgen dat mensen het geadviseerde gedrag uit gaan voeren, kan een succesvolle overtuigingspoging er wel voor zorgen dat mensen het advies accepteren en zich voornemen om het advies op te volgen (Van Poppel, 2010). Hierdoor kunnen de verschillende doelen van het Diabetes Fonds uiteindelijk toch worden bereikt. Doordat de schrijver argumentatie gebruikt om de lezer te overtuigen van zijn advies, kan de adviserende voorlichtingsbrochure worden gedefinieerd als een argumentatief actietype.4

3 Gezond eten, bewegen en niet roken zijn enkele onderdelen van een gezonde leefstijl (Jansen, Schuit & Van

der Lucht, 2002: 26).

4 Van Eemeren (2010: 145) kwalificeert communicatieve actietypen waarin argumentatie naar voren wordt

(16)

16 In het licht van de pragma-dialectiek kan het geven van een advies worden gezien als het begin van een discussie tussen de schrijver en de lezer en kan de adviserende gezondheidsbrochure worden gereconstrueerd als een onderdeel van een kritische discussie. De schrijver probeert de lezer aan de hand van het advies aan te zetten tot een gedragsverandering, om een gezondheidsprobleem bij de lezer te voorkomen of behandelen. Het advies dat de schrijver geeft, kan worden gezien als het standpunt in de discussie. Een adviserend standpunt kan worden gekwalificeerd als een prescriptief standpunt (Van Poppel, 2013: 27). De schrijver wil de lezer namelijk iets laten doen. Een voorbeeld van een dergelijk standpunt kan zijn ‘Stop met roken’. De schrijver verwacht dat de lezer niet negatief staat tegenover ‘roken’, bijvoorbeeld omdat iemand verslaafd is aan roken of omdat iemand nooit negatieve gevolgen heeft ondervonden van roken. De lezer kan twijfel hebben of stoppen met roken wel tot wenselijke gevolgen leidt en of hij wel in staat is om te stoppen met roken. De schrijver wil aan de hand van argumentatie de houding van de lezer ten opzichte van het gedrag veranderen en de lezer er van overtuigen te stoppen met roken.

Het meningsverschil is in een adviserende gezondheidsbrochure impliciet, wat wil zeggen dat de twijfel van de lezer niet expliciet wordt uitgesproken. Dit komt doordat het advies gegeven wordt middels schriftelijke communicatie, waarbij de lezer eventuele twijfel niet direct kan uiten (Van Poppel, 2013: 36). De schrijver kan dus alleen maar inschatten op welke weerstand hij kan stuiten bij het geven van het advies. Door de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds te reconstrueren als een onderdeel van een kritische discussie, kunnen de keuzes die de schrijver maakt met betrekking tot de gebruikte argumentatie, beter worden uitgelegd.

2.3 Conclusie

In dit hoofdstuk is inzicht verkregen in de communicatieve praktijk van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds en hoe deze brochures kunnen worden gezien als een onderdeel van een argumentatieve discussie. Met behulp van deze inzichten kan er een antwoord worden geformuleerd op de deelvraag die centraal staat in dit hoofdstuk: ‘Met welke kenmerken van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds moet de schrijver rekening houden?’

Als zender van de adviserende gezondheidsbrochures probeert het Diabetes Fonds de ontvanger te overtuigen van een advies dat, wanneer het opgevolgd wordt, de gezondheid van de ontvanger kan verbeteren. Dit is in lijn met de doelen die de organisatie wil bereiken:

(17)

17 het voorkomen van diabetes, het verbeteren van de kwaliteit van leven met diabetes en het voorkomen van complicaties als gevolg van diabetes. De zender moet er hierbij rekening mee houden dat de verschillende brochures zich richten op een bepaalde doelgroep. Zo zijn er brochures die zich richten op mensen met diabetes en brochures die zich richten op mensen met een verhoogde kans op diabetes. Mensen met diabetes zullen het advies wel op willen volgen, maar weten vaak niet hoe ze hun leefstijl moeten veranderen, omdat deze al jaren hetzelfde is. Mensen met een verhoogde kans zullen, naast dat ze niet weten hoe ze het advies op moeten volgen, ook de noodzaak om het gedrag uit te voeren niet meteen inzien. Op het moment dat de lezer het advies niet direct accepteert, is er volgens de pragma-dialectiek sprake van een meningsverschil tussen de schrijver en de lezer. Dit menings-verschil is in een adviserende gezondheidsbrochure impliciet, wat tot gevolg heeft dat de lezer niet meteen kan reageren op de schrijver. De schrijver moet dus inschatten op welke punten de lezer en hij van mening kunnen verschillen. De lezer kan zich bijvoorbeeld afvragen of het opvolgen van het advies er wel voor zorgt dat een gezondheidsprobleem wordt voorkomen of hoe hij het advies op moet volgen. Omdat de schrijver wil dat de lezer het advies accepteert, gebruikt hij argumentatie om de lezer te overtuigen van het advies. De schrijver moet er hierbij rekening mee houden dat de doelgroep per brochure verschilt en hij moet de juiste argumentatie gebruiken om de mensen uit de verschillende doelgroepen te kunnen overtuigen.

Met behulp van bovenstaande inzichten kan in hoofdstuk 3 in kaart worden gebracht op welke weerstand de schrijver kan anticiperen bij de verschillende doelgroepen en hoe dit ervoor kan zorgen dat de lezer, bij wie deze weerstand op dit moment verhindert dat het gedrag wordt uitgevoerd, het geadviseerde gedrag toch uit wil gaan voeren.

(18)

18

3. Een aanvaardbaar en overtuigend gezondheidsadvies

In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe de communicatieve praktijk van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds eruitziet en hoe deze brochures gezien kunnen worden als een onderdeel van een argumentatieve discussie, waarbij de schrijver het meningsverschil tussen schrijver en lezer op probeert te lossen aan de hand van argumentatie.

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet aan welke voorwaarden het advies en de argumentatie moeten voldoen om te kunnen spreken van een succesvolle overtuigings-poging. Met een succesvolle overtuigingspoging wordt bedoeld dat schrijver de lezer heeft kunnen overtuigen van de aanvaardbaarheid van het advies. De voorwaarden waar het advies aan moet voldoen, kunnen in kaart worden gebracht met behulp van de taalhandelingstheorie van Searle (1979). Deze theorie onderscheidt verschillende taalhandelingen, elk met andere kenmerken. In de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds wordt de taalhandeling ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ uitgevoerd. Deze taalhandeling moet aan bepaalde geslaagdheidsvoorwaarden voldoen om te kunnen spreken van een aanvaardbaar advies. De geslaagdheidsvoorwaarden voor deze taalhandeling zijn door Van Poppel (2013) in haar dissertatie opgesteld. De lezer kan twijfel hebben ten aanzien van elk van deze voorwaarden, wat ervoor kan zorgen dat de lezer het advies niet direct accepteert. Hierbij is het belangrijk om rekening te houden met de in hoofdstuk 2 beschreven kenmerken van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds.

Omdat de schrijver niet alleen wil dat de lezer het advies accepteert, maar ook wil dat de lezer het advies daadwerkelijk opvolgt, is het interessesant om aan de hand van de sociaalpsychologische ‘Theorie van gepland gedrag’ te kijken hoe gedrag beïnvloed kan worden. Deze theorie geeft aan welke gedragsdeterminanten van invloed kunnen zijn op het wel of niet uitvoeren van bepaald gepland gedrag. Gepland gedrag is gedrag waarover iemand nadenkt alvorens het gedrag uit te voeren. Het aannemen van een gezonde leefstijl kan worden gezien als gepland gedrag, omdat dit voor mensen een bewuste keuze is. De ‘Theorie van gepland gedrag’ kan duidelijk maken op welke manier twijfel aan geslaagdheidsvoorwaarden verhindert dat het aanbevolgen gedrag wordt uitgevoerd. Met behulp van deze inzichten kan in hoofdstuk 5 worden uitgelegd hoe de schrijver met bepaalde vormen van argumentatie op bepaalde twijfel in probeert te spelen om de kans te vergroten dat de lezer het aanbevolen gedrag uit gaat voeren.

(19)

19 In dit hoofdstuk wordt daarom in kaart gebracht aan welke voorwaarden een adviserende gezondheidsbrochure moet voldoen om de gewenste gedragsverandering te kunnen bewerk-stelligen. Hiervoor wordt in paragraaf 3.1 de taalhandeling ‘adviseren in gezondheids-brochures’ beschreven en worden de bijbehorende geslaagdheidsvoorwaarden gepresenteerd die door Van Poppel (2013: 55-56) zijn gespecificeerd voor adviserende brochures. Hiermee wordt duidelijk aan welke voorwaarden de adviserende gezondheids-brochures moeten voldoen om te kunnen spreken van een geslaagde taalhandeling. Hierbij wordt ook uiteen gezet op welke eventuele twijfel de schrijver kan anticiperen, rekening-houdend met de verschillende doelgroepen waar de brochures zich op richten, om ervoor te zorgen dat de lezer het advies accepteert.

Omdat het uiteindelijke doel van het Diabetes Fonds is om een gedragsverandering te bewerkstelligen bij de lezer, wordt vervolgens in paragraaf 3.2 de ‘Theorie van gepland gedrag’ gebruikt om duidelijk te maken welke factoren van invloed kunnen zijn op het wel of niet vertonen van het gewenste gedrag. Met behulp van deze theorie kan in paragraaf 3.3 in kaart worden gebracht hoe twijfel aan geslaagdheidsvoorwaarden bij de verschillende doelgroepen kan verhinderen dat de lezer het gewenste gedrag uitvoert en hoe door, met behulp van argumentatie, te anticiperen op deze twijfel, de kans dat het gewenste gedrag wordt uitgevoerd door de lezer, kan worden vergroot. Aan de hand van deze inzichten kan in paragraaf 3.4 een antwoord worden geformuleerd op de deelvraag die centraal staat in dit hoofdstuk: ‘Welke vormen van twijfel kunnen van de verschillende doelgroepen van het Diabetes Fonds worden verwacht ten aanzien van het advies?’. Met het antwoord op deze vraag kan in hoofdstuk 5 in kaart worden gebracht op welke manier de schrijver met behulp van argumentatie aan deze voorwaarden probeert te voldoen.

3.1 De taalhandeling ‘adviseren in gezondheidsbrochures’

In deze paragraaf wordt aan de hand van de taalhandelingstheorie de taalhandeling ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ beschreven. De taalhandelingstheorie werd geintroduceerd door Austin (1962), Searle (1969) en Grice (1975). Searle onderscheidt vijf typen taalhandelingen, waarbij bijna alle communicatieve uitingen ingedeeld kunnen worden. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al duidelijk werd, wordt in de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds de taalhandeling ‘adviseren in gezondheids-brochures’ uitgevoerd. Adviseren kan worden gezien als een uiting van het type ‘sturende taalhandeling’. Een sturende taalhandeling wil de lezer iets laten doen. In dit geval wordt

(20)

20 een een gezondheidsadvies gegeven, omdat het Diabetes Fonds wil dat de lezer ander gedrag gaat vertonen om zo de kans op gezondheidsproblemen met betrekking tot de ziekte diabetes te verkleinen.

Van Poppel (2013: 55-56) heeft in haar dissertatie de geslaagdheidsvoorwaarden voor een aanvaardbaar advies gespecificeerd voor een advies binnen de gezondheids-voorlichting, waarbinnen de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds vallen. Bij deze geslaagdheidsvoorwaarden kan er onderscheid worden gemaakt tussen de essentiële voorwaarde, de propositionele inhoudsvoorwaarde, de voorbereidende voorwaarden en de verantwoordelijkheidsvoorwaarden. Hierbij vormen de essentiële voorwaarden en de propositionele inhoudsvoorwaarde samen de identiteitsvoorwaarden, die duidelijk maken dat de taalhandeling gezien kan worden als het geven van een advies. De voorbereidende voorwaarden en verantwoordelijksheidsvoorwaarden vormen samen de correctheidsvoorwaarden, die bepalen of het gegeven advies als ‘aanvaardbaar’ kan worden bestempeld. De identiteitsvoorwaarden en de correctheidsvoorwaarden zullen in de volgende subparagrafen worden besproken. Een overzicht van deze voorwaarden is te vinden in bijlage A.

3.1.1. De identiteitsvoorwaarden van een gezondheidsadvies

Zoals in de inleiding van deze paragraaf duidelijk werd, kunnen de identiteitsvoorwaarden worden onderverdeeld in de essentiële voorwaarde en de propositionele inhoudsvoorwaarde. De essentiële voorwaarde geeft aan wat een correct advies inhoudt in een adviserende gezondheidsbrochure: ‘Adviseren geldt als een poging door de schrijver om de lezer de gunstige handeling uit te laten voeren om zo een gezondheidsprobleem te voorkomen, te behandelen of op te sporen’. Het is dus noodzakelijk voor een correct advies dat de schrijver probeert om de lezer een handeling uit te laten voeren die gunstig is voor de gezondheid. Daarnaast is het van belang dat er met het opvolgen van het advies ook daadwerkelijk een gezondheidsprobleem kan worden voorkomen. Wanneer het opvolgen van het advies geen gunstige gevolgen heeft voor de gezondheid, kan het advies niet als advies worden gekwalificeerd en zal het een andere taalhandeling betreffen.

De propositionele inhoudsvoorwaarde beschrijft de inhoud waar de adviserende gezondheidsbrochure aan moet voldoen: ‘De schrijver voorspelt een toekomstige gunstige gezondheidsgerelateerde handeling van de lezer’. Dit betekent dat de schrijver in een adviserende gezondheidsbrochure wil dat de lezer een bepaald gedrag gaat uitvoeren, omdat

(21)

21 de schrijver verwacht dat het uitvoeren van dit gedrag gezondheid van de lezer ten goede komt. Wanneer een dergelijke handeling niet door de schrijver wordt beschreven, kan de brochure niet als een adviserende gezondheidsbrochure worden bestempeld.

3.1.2 De correctheidsvoorwaarden van een gezondheidsadvies

De correctheidsvoorwaarden bestaan uit de voorbereidende voorwaarden en de verantwoordelijkheidsvoorwaarden. De voorbereidende voorwaarden zetten uiteen aan welke voorwaarden moet worden voldaan om geen overbodig of nutteloos advies te geven. Deze voorwaarden hebben betrekking op een zestal aspecten:

- De schrijver heeft redenen om te geloven dat de geadviseerde actie de gezondheid van de lezer ten goede zal komen.

- De schrijver gelooft dat de lezer, in principe, de geadviseerde actie wil uitvoeren. - De schrijver gelooft dat de lezer, in principe, in staat is om de geadviseerde actie uit

te voeren.

- De schrijver is (afgevaardigde van) een gezondheidsautoriteit met kennis/ervaring op het gebied van de geadviseerde actie en bijbehorende effecten.

- Het is niet duidelijk voor de schrijver of de lezer dat de lezer de geadviseerde actie normaal gesproken al zou uitvoeren.

- De schrijver gelooft dat de lezer de geadviseerde actie nog niet doet/heeft gedaan.

Aan deze voorwaarden moet eigenlijk al zijn voldaan op het moment dat het advies wordt gegeven, omdat het advies anders niet bruikbaar is.5 Immers, als het advies wordt gegeven

door iemand die geen gezondheidsautoriteit is met kennis op het gebied van de geadviseerde actie, heeft de lezer geen reden om het advies aan te nemen. Hetzelfde geldt wanneer de schrijver weet dat de lezer de geadviseerde actie al uitvoert. Het advies om de geadviseerde actie uit te gaan voeren is dan overbodig.

De verantwoordelijkheidsvoorwaarden hebben betrekking op de oprechtheid van de schrijver. Bij een aanvaardbaar advies verwacht de lezer dat de schrijver de volgende intenties heeft:

(22)

22 - De schrijver wil dat de lezer de geadviseerde actie uitvoert.

- De schrijver gelooft dat de geadviseerde actie de gezondheid van de lezer ten goede komt.

Wanneer de schrijver niet aan deze twee voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld wanneer de schrijver niet gelooft dat de geadviseerde actie de gezondheid van de lezer ten goede komt, kan het advies niet worden gezien als een oprecht advies, wat tot gevolg heeft dat het advies als ‘niet aanvaardbaar' wordt bestempeld.

Omdat de schrijver wil dat de lezer het advies accepteert, wil de schrijver laten zien dat er aan alle geslaagdheidsvoorwaarden is voldaan en het een aanvaardbaar advies is. De lezer kan echter twijfel hebben over het voldaan zijn aan de geslaagdheidsvoorwaarden. Van Poppel (2013: 62) verwoordt de eventuele twijfel bij de lezer over het voldaan zijn aan de geslaagdheidsvoorwaarden in acht vragen, ingedeeld naar het nut van het advies, de noodzakelijkheid van het advies en de verantwoordelijkheid van de schrijver. Deze acht vragen zijn als volgt:

1. Vragen over het nut van het advies:

a. Heeft de geadviseerde actie daadwerkelijk een positief effect op mijn gezondheid? b. Ben ik bereid om de geadviseerde actie op te volgen?

c. Ben ik in staat om de geadviseerde actie op te volgen?

d. Is de schrijver een autoriteit met voldoende kennis en ervaring om de actie te adviseren?

2. Vragen over de noodzakelijkheid van het advies:

a. Zou ik de geadviseerde actie normaalgesproken niet doen? b. Heb ik de geadviseerde actie niet al gedaan?

3. Vragen over de verantwoordelijkheid van de schrijver:

a. Wil de schrijver echt dat ik de geadviseerde actie uitvoer?

b. Gelooft de schrijver echt dat de geadviseerde actie voor mijn bestwil is?

Wanneer de schrijver verwacht dat de lezer twijfelt aan de aanvaardbaarheid van het advies, zal de schrijver het advies proberen te rechtvaardigen door te laten zien dat aan de geslaagdheidsvoorwaarden van de taalhandeling ‘adviseren in gezondheidsbrochures’ is

(23)

23 voldaan (Van Poppel, 2013: 58). In principe kan twijfel van de lezer betrekking hebben op elk van de zojuist besproken voorwaarden, maar in het geval van de adviserende gezondheidsbrochure is het aannemelijker dat de twijfel betrekking heeft op de correctheidsvoorwaarden. Deze voorwaarden gaan namelijk over de aanvaardbaarheid van het advies, terwijl de identiteitsvoorwaarden alleen de begrijpelijkheid van het advies betreffen. Deze begrijpelijkheid zal niet snel ter discussie staan, omdat de adviserende gezondheidsbrochure wordt uitgegeven binnen het genre ‘gezondheidsadvies’, waardoor het doel en de inhoud van de brochure duidelijk zullen zijn. Twijfel waar de schrijver op moet anticiperen zal dus betrekking hebben op de bruikbaarheid en de oprechtheid van het advies.

3.2 Aanzetten tot gedragsverandering: de ‘Theorie van gepland gedrag’

In de vorige paragraaf is beschreven aan welke voorwaarden een adviserende gezondheids-brochure moet voldoen om aanvaardbaar te zijn. Omdat het uiteindelijke doel van het Diabetes Fonds is om mensen aan te zetten tot een gedragsverandering om zo gezondheidsproblemen met betrekking tot diabetes te voorkomen, is het interessant om te kijken welke factoren bepalen of mensen het geadviseerde gedrag daadwerkelijk uit gaan voeren. Om in kaart te brengen hoe de schrijver aan de hand van argumentatie deze gedragsverandering teweeg kan brengen, kunnen inzichten uit de ‘Theorie van gepland gedrag’ (Ajzen, 1988, 1991, 2005) worden gebruikt. Deze theorie, afkomstig uit de sociale psychologie, brengt in kaart welke determinanten van invloed zijn op gepland gedrag (Pol & Swankhuisen, 2013). Gepland gedrag is gedrag waarover iemand nadenkt en is de tegenhanger van automatisch gedrag, waarover niet nagedacht wordt. De adviezen die het Diabetes Fonds uitbrengt hebben betrekking op het aannemen van een gezonde leefstijl en dit kan worden gekwalificeerd als gepland gedrag. Het aannemen van een gezonde leefstijl is een bewuste keuze en er moet hierbij ook worden nagedacht over hoe iemand dit kan doen.

In figuur 1 (p. 24) wordt aan de hand van een schema in kaart gebracht wat volgens Ajzen (2005: 118) kunnen worden gezien als determinanten van gepland gedrag. Ajzen stelt dat de kans dat iemand een bepaald gedrag uit zal voeren, kan worden voorspeld door de intentie die iemand heeft om dat gedrag uit te voeren. Wanneer de intentie om een bepaald gedrag uit te voeren hoog is, is de kans hoog dat het gedrag ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Vervolgens wordt de intentie om een bepaald gedrag uit te voeren bepaald door drie factoren, te weten: de houding ten opzichte van het gedrag, de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole.

(24)

24 Met de houding ten opzichte van het gedrag wordt iemands attitude over het uitvoeren van het gedrag bedoeld. Wanneer iemand een postieve attitude heeft ten opzichte van het uit te voeren gedrag, dan heeft dat een positieve invloed op de intentie om het gedrag uit te gaan voeren. De subjectieve norm betreft de mening van de omgeving: hoe staan familie, vrienden en collega’s tegenover het uit te voeren gedrag en welke druk oefenen zij uit op de lezer? De mening van anderen kan de intentie om het gedrag uit te gaan voeren zowel positief als negatief beïnvloeden. De waargenomen gedragscontrole is in hoeverre iemand zichzelf in staat acht om het gedrag uit te voeren. Wanneer iemand denkt het gedrag niet uit te kunnen voeren, zal dit de intentie om het gedrag uit te gaan voeren negatief beïnvloeden. Ajzen (2005: 118) vat de theorie als volgt samen: mensen hebben de intentie om een bepaald gedrag uit te voeren wanneer ze het gedrag positief beoordelen, de subjectieve norm positief is en ze geloven dat ze de middelen en mogelijkheden hebben om het gedrag uit te voeren. Wanneer er nogmaals gekeken wordt naar figuur 1, is daar te zien dat er een pijl staat weergegeven die de gedragsdeterminant ‘waargenomen gedragscontrole’ direct verbindt met gedrag. Ajzen verklaart dit verband door het feit dat iemands waargenomen gedragscontrole van directe invloed kan zijn op iemands gedrag, waarbij iemands intentie om het gedrag wel of niet uit te voeren, geen rol hoeft te spelen. In dit geval betekent dat dat wanneer iemand twijfelt of hij het gedrag uit kan voeren, dit er direct voor kan zorgen dat het gewenste gedrag niet wordt uitgevoerd.

(25)

25

3.3 Twijfel bij de lezer ten aanzien van de geslaagdheidsvoorwaarden

In de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds gaat de schrijver er van uit dat de lezer het gewenste gedrag op dit moment nog niet vertoont. Als dat wel het geval zou zijn, zou het geven van een advies om dat gedrag aan te nemen overbodig zijn. In de vorige paragraaf is beschreven welke factoren bepalend kunnen zijn voor het niet uitvoeren van bepaald gedrag: de houding ten opzichte van het gedrag, de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole. De schrijver kan er dus vanuit gaan dat een of meerdere van deze factoren de intentie om het gedrag uit te gaan voeren, negatief beïnvloeden. In deze paragraaf wordt aan de hand van deze factoren uiteen gezet op welke twijfel de lezer kan anticiperen bij de verschillende doelgroepen.

De schrijver kan verwachten dat de lezer een negatieve houding heeft ten opzichte van het gedrag. Deze negatieve houding kan worden veroorzaakt doordat de lezer niet gelooft dat het aanbevolen gedrag daadwerkelijk wenselijke gevolgen heeft voor de gezondheid. Wanneer er gekeken wordt naar de geslaagdheidsvoorwaarden, kan deze oorzaak gekoppeld worden aan vraag 1a over het nut van het advies: ‘Heeft de geadviseerde actie daadwerkelijk een positief effect op mijn gezondheid?’. Een andere oorzaak van de negatieve houding ten opzichte van het aanbevolen gedrag kan zijn dat de lezer er niet van overtuigd is dat de schrijver gelooft dat het opvolgen van het advies voor de bestwil van de lezer is. De lezer kan vermoeden dat het Diabetes Fonds heel andere belangen nastreeft dan het verbeteren van iemands gezondheid en het opvolgen van het advies dus niet voor de bestwil van de lezer is, maar dat het Diabetes Fonds hier zelf iets mee bereikt. De lezer ontwikkelt dan een negatieve houding ten opzichte van het gewenste gedrag. Deze oorzaak kan worden gekoppeld aan vraag 3b over de verantwoordelijkheid van de schrijver: ‘Gelooft de schrijver echt dat de geadviseerde actie in mijn bestwil is?’.

De schrijver kan ook verwachten dat de waargenomen gedragscontrole de intentie om het aanbevolen gedrag uit te gaan voeren negatief beïnvloedt. De schrijver verwacht dan dat de lezer denkt het gedrag niet uit te kunnen voeren. Deze twijfel komt tot uiting in vraag 1c over het nut van het advies: ‘Ben ik staat om de geadviseerde actie op te volgen?’.

Als laatste kan de schrijver ook verwachten dat de subjectieve norm van negatieve invloed is op de intentie van de lezer om het gewenste gedrag uit te gaan voeren. Mensen in de omgeving oefenen dan druk uit op de lezer om het geadviseerde gedrag niet op te volgen. Om dit te kunnen veranderen, zal de schrijver de mensen in de omgeving van de lezer ook moeten overtuigen van de aanvaardbaarheid van het advies. Echter, omdat de schrijver zich

(26)

26 in deze brochure richt tot de lezer, zal er door de schrijver in deze brochure niet geprobeerd worden om de subjectieve norm te beïnvloeden. De gebruikte argumentatie zal zich hier dus niet op richten.

In de volgende subparagrafen wordt per doelgroep beschreven welke twijfel de schrijver kan verwachten bij de verschillende doelgroepen aan de hand van de kenmerken van deze doelgroepen (zoals beschreven in paragraaf 2.1.3).

3.3.1 Twijfel bij mensen met diabetes

Zoals in paragraaf 2.1.3 staat beschreven, zijn mensen met diabetes zich waarschijnlijk wel bewust van de risico’s van diabetes. Toch vertonen de mensen in deze doelgroep nog niet het gedrag dat de kans op gevolgen van diabetes verkleint of de kwaliteit van leven met diabetes verbetert. Het kan zijn dat een negatieve houding ten opzichte van het gedrag verhindert dat deze mensen het gewenste gedrag vertonen. Deze negatieve houding kan ontstaan doordat mensen niet willen dat hun dagelijkse bezigheden worden belemmerd door het uitvoeren van een bepaald gedrag. Wanneer mensen ineens tijd moeten gaan besteden aan bewegen, zullen ze andere dingen moeten laten. Dit kan voor een negatieve houding zorgen ten opzichte van het aanbevolen gedrag. De lezer zal zich namelijk afvragen of de wenselijke gevolgen van het opvolgen van het aanbevolen gedrag het wel waard zijn om andere dingen voor op te geven. De schrijver kan deze weerstand wegnemen door de wenselijkheid van het aanbevolen gedrag te benadrukken. Hiermee geeft de schrijver antwoord op de vraag: ‘Heeft de geadviseerde actie daadwerkelijk een positief effect op mijn gezondheid?’

Naast een negatieve houding ten opzichte van het aanbevolen gedrag kan ook een negatieve waargenomen gedragscontrole ervoor zorgen dat de mensen in deze doelgroep het gewenste gedrag tot nu toe niet uitvoeren. Mensen met diabetes weten wel wat de ziekte diabetes inhoudt, maar ze zullen niet precies weten wat ze moeten doen om complicaties als gevolg van diabetes kunnen voorkomen of hoe ze de kwaliteit van leven met diabetes kunnen verbeteren. Doordat ze niet weten welk gedrag ze uit moeten voeren en hoe ze dat precies moeten doen, voeren ze het gewenste gedrag nog niet uit, ook wanneer ze het gedrag wel zouden willen vertonen. Dit komt overeen met het rechtstreekse effect van de gedragsdeterminant ‘waargenomen gedragscontrole’ op het uit te voeren gedrag (zie figuur 1, p. 24). De schrijver kan deze weerstand wegnemen door in de brochures inzichtelijk te maken welk gedrag de mensen in deze doelgroep uit moeten voeren en hoe ze dat precies

(27)

27 moeten doen. De schrijver speelt hiermee in op de vraag van de lezer: ‘Ben ik staat om de geadviseerde actie op te volgen?’

3.3.2 Twijfel bij mensen met een verhoogde kans op diabetes

Deze tweede doelgroep van de adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds is zich op het moment van het lezen van de brochure al bewust van de verhoogde kans op diabetes. Toch is het feit dat mensen zich bewust zijn van deze verhoogde kans niet genoeg geweest om ervoor te zorgen dat deze mensen het gewenste gedrag al uit zichzelf zijn gaan vertonen. Dan was de brochure immers overbodig geweest. Ook bij deze doelgroep kan met behulp van de ‘Theorie van gepland gedrag’ inzichtelijk worden gemaakt op welke weerstand de schrijver kan anticiperen in de brochures. Een negatieve houding kan ook bij de mensen in deze doelgroep verhinderen dat ze het gewenste gedrag uitvoeren. Zij weten wel dat ze een verhoogde kans op diabetes hebben, maar ze zullen niet weten wat deze ziekte inhoudt en hoe de ziekte kan worden voorkomen. Wanneer de schrijver de lezer adviseert om een bepaald gedrag uit te voeren, bijvoorbeeld stoppen met roken, zullen ze een negatieve houding ontwikkelen ten opzichte van het stoppen met roken omdat ze hun leefstijl aan moeten passen. Hierdoor zullen zij zich afvragen of met het opvolgen van het aanbevolen gedrag diabetes wel echt kan worden voorkomen. Bovendien is diabetes voor deze mensen een ziekte die ze misschien op de lange termijn kunnen krijgen. Het opvolgen van het advies is daarom voor deze mensen niet heel urgent. De schrijver kan hierop inspelen door de wenselijke gevolgen te benadrukken. Hij geeft hiermee antwoord op de vraag: ‘Heeft de geadviseerde actie daadwerkelijk een positief effect op mijn gezondheid?’.

Niet alleen een negatieve houding ten opzichte van het gewenste gedrag kan ervoor zorgen dat de mensen in deze doelgroep het gewenste gedrag niet uitvoeren, ook wanneer de lezer niet weet hoe hij het gewenste gedrag uit moet voeren kan dit verhinderen dat de lezer het gedrag uitvoert. Een van de redenen dat de lezer de brochure leest, is om inzicht te krijgen in de ziekte, hoe je deze ziekte krijgt en wat je er aan kunt doen om deze ziekte te voorkomen. Het is dus belangrijk dat de schrijver inzichtelijk maakt welk gedrag de lezer uit moet voeren en hoe de lezer dit precies moet doen. De schrijver moet er hierbij vanuit gaan dat de lezer geen voorkennis heeft over de ziekte en de lezer ook niet gemotiveerd is om het gedrag uit te gaan voeren. Met het inzichtelijk maken van het gedrag speelt de schrijver in op twijfel bij de lezer over het in staat zijn om het gedrag uit te voeren en geeft

(28)

28 hiermee antwoord op de vraag van de lezer: ‘Ben ik staat om de geadviseerde actie op te volgen?’

3.4 Conclusie

In dit hoofdstuk is aan de hand van de taalhandelingstheorie en de ‘Theorie van gepland gedrag’ in kaart gebracht met welke twijfel de schrijver rekening moet houden bij het geven van zijn advies. Deze twijfel is voor zowel mensen met diabetes als mensen met een verhoogde kans op diabetes in kaart gebracht. Hiermee kan een antwoord worden geformuleerd op de deelvraag die centraal staat in dit hoofdstuk: ‘Welke vormen van twijfel kunnen van de verschillende doelgroepen van het Diabetes Fonds worden verwacht ten aanzien van het advies?’

Volgens de taalhandelingstheorie is de taalhandeling ‘adviseren in gezondheids-brochures’ een sturende taalhandeling, een taalhandeling die de lezer iets wil laten doen. In dit geval wil de schrijver dat de lezer een bepaald gedrag uit gaan voeren waarmee de gezondheid van de lezer verbetert. Hierbij gaat de schrijver er van uit dat de lezer dat gedrag op dit moment nog niet vertoont. Dan zou het advies overbodig zijn. De schrijver verwacht dus op weerstand te stuiten bij zijn poging om de lezer te overtuigen. In de taalhandelings-theorie wordt zulke weerstand beschreven als twijfel aan het voldaan zijn van de geslaagheidsvoorwaarden van een taalhandeling. In adviserende gezondheidsbrochures wordt vooral twijfel verwacht ten aanzien van de zogenoemde correctheidsvoorwaarden. Deze voorwaarden zetten uiteen aan welke voorwaarden het advies moet voldoen om een bruikbaar en oprecht advies te zijn. Wanneer er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal de lezer het advies niet accepteren.

Met behulp van de ‘Theorie van gepland gedrag’ is verklaard hoe deze twijfel ervoor kan zorgen dat het gewenste gedrag nog niet wordt uitgevoerd en hoe de schrijver er met behulp van argumentatie voor kan zorgen dat de lezer wel de intentie krijgt om het gedrag uit te voeren. Twijfel kan namelijk gezien worden als een gedragsdeterminant die de intentie om het gedrag uit te voeren negatief beïnvloedt. Zo kan twijfel over het uit kunnen voeren van het gedrag gezien worden als een negatieve waargenomen gedragscontrole, die ervoor zorgt dat de lezer niet de intentie heeft om het gedrag uit te voeren.

Met behulp van deze inzichten is vervolgens voor beide doelgroepen uiteengezet op welke twijel de schrijver kan anticiperen. Bij mensen met diabetes zal de twijfel vooral betrekking hebben op de haalbaarheid van het advies. Zij zullen het gewenste gedrag wel uit willen

(29)

29 voeren, maar het is deze mensen tot nu toe niet gelukt om het gedag ook daadwerkelijk uit te voeren. Bij mensen met een verhoogde kans zal de twijfel betrekking hebben op zowel de haalbaarheid als de wenselijkheid van het advies. Ook deze mensen zullen niet precies weten hoe ze het geadviseerde gedrag moeten uitvoeren, wat ze ervan weerhoudt om het advies op te volgen. Daarnaast zullen deze mensen de noodzaak van het gedrag niet zo inzien, omdat zij ‘slechts’ een verhoogde kans hebben op diabetes en ze de ernst van de situatie niet zullen inzien. Zij zullen ook niet zonder meer aannemen dat het opvolgen van het advies de kans op het krijgen van diabetes verkleint.

Nu duidelijk is geworden op welke twijfel de schrijver bij de verschillende doelgroepen moet anticiperen, kan in hoofdstuk 4 in kaart worden gebracht welke argumentatieve mogelijkheden de schrijver heeft om op deze twijfel te anticiperen in zijn poging de lezer te overtuigen van de aanvaardbaarheid van het advies. In hoofdstuk 5 zal vervolgens worden uitlegd hoe de schrijver dit in de verschillende adviserende gezondheids-brochures van het Diabetes Fonds doet.

(30)

30

4. Argumentatieve mogelijkheiden om te anticiperen op twijfel bij

de lezer

Het Diabetes Fonds gebruikt argumentatie om te proberen de in het vorige hoofdstuk besproken twijfel weg te nemen bij de lezer en er zo voor te zorgen dat de lezer het advies aanvaardt. De schrijver heeft verschillende mogelijkheden om argumentatie in te zetten. In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat er bij de twee verschillende doelgroepen verschillende vormen van twijfel verwacht kunnen worden. Bij mensen met diabetes zal de twijfel namelijk vooral betrekking hebben op de haalbaarheid van het advies en bij mensen met een verhoogde kans op diabetes zal de twijfel betrekking hebben op zowel de wenselijkheid als de haalbaarheid van het advies. In dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt welke argumentatieve mogelijkheden de schrijver van adviserende gezondheidsbrochures heeft om op deze vormen van twijfel in te spelen.

Om twijfel bij de lezer weg te nemen ten aanzien van de wenselijkheid van een advies kan de schrijver gebruik maken van pragmatische argumentatie. Pragmatische argumentatie is een subtype van causale argumentatie, waarbij wordt gewezen op de wenselijke gevolgen van het opvolgen van het geadviseerde gedrag of de onwenselijke gevolgen van het (blijven) vertonen van het afgeraden gedrag. Door deze (on)wenselijkheid te benadrukken kan de schrijver dus twijfel ten aanzien van de wenselijkheid van het advies wegnemen.

Om de lezer te overtuigen van de wenselijkheid van een advies kan de schrijver ook gebruik maken van kentekenargumentatie. Met kentekenargumentatie kan een bepaald (on)wenselijk kenmerk worden toegeschreven aan het geadviseerde gedrag. Door dit kenmerk toe te schrijven aan het gedrag, wordt de (on)wenselijkheid van het gedrag benadrukt, waarmee twijfel bij de lezer ten aanzien van de wenselijkheid kan worden weggenomen. Met kentekenargumentatie kunnen ook informatieve, feitelijke of evaluatieve uitspraken worden gedaan, waarmee aspecten van het advies kunnen worden verduidelijkt (Schellens & De Jong, 2000: 291). Met het doen van deze uitspraken kan het geadviseerde gedrag inzichtelijker worden gemaakt. Dit kan twijfel wegnemen bij de lezer ten aanzien van de haalbaarheid van het gedrag. Een manier waarop dit kan worden gedaan is met behulp van argumentatie op basis van voorbeelden. Argumentatie op basis van voorbeelden, ook wel voorbeeldargumentatie, wordt door Garssen (1997: 11) gekwalificeerd als een subtype van kentekenargumentatie. Bij argumentatie op basis van voorbeelden worden voorbeelden gegeven van hoe het geadviseerde gedrag kan worden uitgevoerd (Schellens & De Jong,

(31)

31 2000: 299). Hiermee kan twijfel ten aanzien van de haalbaarheid van het gedrag worden weggenomen.

In het vorige hoofdstuk werd duidelijk gemaakt dat er bij de verschillende doelgroepen op meerdere vormen van twijfel geanticipeerd kan worden. Dit kan tot gevolg hebben dat de schrijver niet één vorm van argumentatie gebruikt om een bepaalde vorm van twijfel weg te nemen bij de lezer, maar dat hij gebruik maakt van een combinatie van argumentatievormen om op deze manieren op meerdere vormen van twijfel te anticiperen. Het is daarom interessant om te kijken welke combinaties van vormen van argumentatie er op basis van de in kaart gebrachte twijfel verwacht kunnen worden in de brochures voor de verschillende doelgroepen. Op deze manier kunnen de verwachte argumentatieve patronen voor de verschillende doelgroepen worden beschreven. Deze patronen bestaan uit standpunten, argumentatieschema’s en argumentatiestructuren (Van Eemeren & Garssen, 2014: 6).

In paragraaf 4.1 wordt beschreven hoe het argumentatieschema van pragmatische argumentatie eruit ziet en op welke manier pragmatische argumentatie precies als ondersteuning kan dienen voor een advies. In paragraaf 4.2 wordt vervolgens beschreven hoe het argumentatieschema van kentekenargumentatie eruit ziet in adviserende gezondheidsbrochures en op welke wijze kentekenargumentatie bijdraagt aan het wegnemen van twijfel bij de lezer. Hierbij is er ook aandacht voor argumentatie op basis van voorbeelden, een subtype van kentekenargumentatie, waarbij wordt uitgelegd hoe het gebruik van deze vorm van argumentatie de haalbaarheid van het gedrag kan vergroten. Vervolgens kan in paragraaf 4.3, met behulp van de inzichten uit hoofdstuk 3, in kaart worden gebracht welke combinates van vormen van argumentatie er verwacht kunnen worden bij de verschillende doelgroepen. Hiermee kan in paragraaf 4.4 antwoord worden gegeven op de deelvraag: ‘Welke argumentatieve patronen kunnen er worden verwacht in adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds om te anticiperen op twijfel bij de lezer?’ Met het antwoord op deze vraag kan in hoofdstuk 5 duidelijk worden gemaakt hoe deze argumentatieve patronen daadwerkelijk terugkeren in de verschillende adviserende gezondheidsbrochures van het Diabetes Fonds.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze website vind je ook informatie over kinderen met diabetes ook meer info over een lage bloedgluco- se (hypo) en een hoge bloedglucose (hyper) type 1. Zodra bij jou diabetes

Mensen die eerder een depressie hebben doorgemaakt en mensen die naast diabetes een andere chronische ziekte zoals astma of reuma hebben, hebben meer kans op het ontstaan van

Voeding heeft veel invloed op uw glucosewaarden. Door bewuste keuzes te maken over wat u eet of drinkt, heeft u invloed op het verloop van uw diabetes. Daarmee kunt u de kans op

Tabletten voor de behandeling van diabetes type 2 tijdens de zwangerschap.. Als u tabletten gebruikt voor de behandeling van diabetes type 2, krijgt u het advies hiermee te

Voor de eerste controle word je doorverwezen door de internist of diabetesverpleegkundige, vervolgens dien je zelf een controle afspraak maken... interne geneeskunde

Bij diabetes type 2 is er sprake van een combinatie van problemen: de alvleesklier maakt te weinig insuline waardoor de bloedglucose gaat stijgen én de lichaamscellen zijn

Na deelname aan de NDC was er alleen een verhoging in de mate van welbevinden (+7,6 punten op de WHO-5 vragenlijst) bij patiënten die na de NDC 2019 minimaal drie maanden

De bewijskracht voor dringend adviseren van iemand met diabetes mellitus en een verhoogd risico op een voetulcus goed passend schoeisel te dragen om een eerste voetulcus of een