• No results found

Soms meer en soms minder Europa : een onderzoek naar de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Soms meer en soms minder Europa : een onderzoek naar de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Soms meer en soms minder Europa”

Een onderzoek naar de representaties van de Europese Grondwet

en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad

Naam: Querine Hoejenbos (10000333)

Vak: Bachelorscriptie 'Conflictstudies'

Opleiding: Algemene Sociale Wetenschappen (UvA) Begeleider: Anne de Jong

Tweede lezer: Martijn Dekker Datum: 23 juni 2014

Woordenaantal: 20254

(2)
(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn ASW Bachelorscriptie. Na vier jaar is dit het eindproduct waarmee ik mijn

specialisaties in conflictstudies, internationale betrekkingen en Europese politiek naar voren breng en zodoende de volgende stap zet in mijn wetenschappelijke ontwikkeling. Het onderwerp van deze scriptie, de relatie tussen de Europese Unie en haar burgers, interesseert mij in grote mate, omdat wij hier allemaal onderdeel van zijn en het een uiterst relevant onderwerp is in het huidige Europese integratieproces. Ook hoop ik dit volgend jaar verder te kunnen onderzoeken tijdens mijn

politicologie master European Union in a Global Order.

Ik zou graag deze mogelijkheid willen benutten om enkele mensen te bedanken. Allereerst mijn scriptiebegeleider Anne de Jong, die altijd met veel nauwkeurigheid de verschillende

onderdelen van mijn scriptie heeft gelezen en becommentarieerd. Daarnaast natuurlijk mijn ouders, Maarten Hoejenbos en Carla Hoejenbos-Geertsen, die mij de mogelijkheden hebben gegeven mijn eigen weg te zoeken en mij door dik en dun hebben gesteund. En last but not least wil ik Lianne Schmidt bedanken voor de goede adviezen, motiverende gesprekken en studie-ontwijkende bezigheden tijdens de afgelopen studiejaren.

(4)
(5)

Abstract

Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad. Hiervoor zijn krantenartikelen in aanloop naar de desbetreffende beslissingsmomenten in 2005 en 2007 vanuit een kwalitatieve

onderzoeksmethode thematisch geanalyseerd. De nadruk lag hierbij op de overeenkomsten en/of verschillen in de berichtgeving over deze verdragen.

Uit de data-analyse komt naar voren dat de verdeling van de krantenartikelen over de Europese verdragen over verschillende secties van het NRC Handelsblad liquide is en dat hier verschuivingen tussen optreden omwille de binnenlandse politieke situatie. Daarnaast zijn er

verschillen gevonden in de berichtgeving over de symbolische aspecten van de Europese Grondwet, die in 2007 worden aangedragen als redenen voor het afwijzen van dit verdrag, terwijl deze in 2005 niet in de geanalyseerde krantenartikelen terug te vinden zijn.

Ten slotte laten de resultaten van, het in deze scriptie geïntroduceerde concept multi-level media, zien dat het beleid van de Europese verdragen op verschillende politieke en sociale niveaus doorstroomd en dat het NRC Handelsblad in de koppeling hiervan een faciliterende rol inneemt. Vervolgonderzoek zou zich dan ook kunnen concentreren op het multi-level karakter van de media en het uitbreiden van onderzoek omtrent framing van de berichtgeving over Europese verdragen.

(6)
(7)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Abstract 5

Lijst van afkortingen 9

Lijst van figuren 9

Introductie………...11 Inleiding 11 Probleemstelling 12 Relevantie 13 Hoofdstukindeling 15 1. Methodologie………...16

1.1 Strategie, ontwerp en methode 16

1.2 Onderzoeksinstrument 17

2. Van Europa naar Europese Unie………...18

2.1 Het Europese integratieproces 18

2.1.1 Het neo-functionalisme en de Monnet-methode 18

2.1.2 Hoffmann’s intergouvermentalisme 19

2.1.3 Multi-level governance in Europese beleidsvoering 21

2.2 De Europese Grondwet 23

2.2.1 De inhoud van de Europese Grondwet 23

2.2.2 Proces van invoering in Nederland 24

2.3 Het Verdrag van Lissabon 25

2.3.1 De inhoud van het Verdrag van Lissabon 25

2.3.2 Proces van invoering in Nederland 26

3. Politiek en Media……….27

3.1 De functies van media 27

3.2 Framing en agenda-setting 28

4. Theorie en interdisciplinariteit………..29

4.1 Terugkoppeling theoretisch kader 29

4.2 Interdisciplinariteit 29

(8)

5. Operationalisering van het onderzoek……….31

5.1 Operationalisering van concepten 31

5.2 Aanpak van analyse 32

5.3 Verantwoording 32

6. Resultaten globale analyse………34

6.1 Europese Grondwet 34

6.2 Verdrag van Lissabon 35

6.3 Vergelijking Europese verdragen 38

7. Thema-analyse Europese Grondwet……….39

7.1 Multi-level governance 39

7.2 Democratisch tekort 41

7.3 Multi-level media 43

7.4 Resumé 46

8. Thema-analyse Verdrag van Lissabon……….48

8.1 Multi-level governance 48

8.2 Democratisch tekort 50

8.3 Multi-level media 52

8.4 Resumé 53

9. Vergelijking thema-analyses EU-verdragen………54

9.1 Multi-level governance 54

9.2 Democratisch tekort 55

9.3 Multi-level media 56

Conclusies………58

Representaties EU-verdragen in NRC Handelsblad 58

Terugkoppeling theoretisch kader 60

Discussie en vervolgonderzoek 62

Reflectie 63

Bibliografie……….64

Bijlagen………66 Overzicht geanalyseerde artikelen NRC Handelsblad

Europese Grondwet 2005 66

Verdrag van Lissabon 2007 72

(9)

Lijst van afkortingen

ASW Algemene Sociale Wetenschappen

ECB Europese Centrale Bank

EC Europese Commissie

EEG Europese Economische Gemeenschap

EG Europese Gemeenschap

EGKS Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

EMS Europees Monetair Stelsel

EMU Europese Monetaire Unie

EP Europees Parlement

EU Europese Unie

EURATOM Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

GLB Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

IB Internationale Betrekkingen (stroming in politicologie)

IGC Intergouvermentele Conferenties

MLG Multi-level governance

MLM Multi-level media

QMV Qualified Majority Voting

VvL Verdrag van Lissabon

Lijst van figuren

Tabel 1: Krantenartikelen in NRC Handelsblad 1 maart 2005 – 1 juni 2005, zoekterm 'Europese Grondwet'

Tabel 2: Krantenartikelen in NRC Handelsblad 13 september 2007 – 13 december 2007, zoekterm 'Verdrag van Lissabon'

Tabel 3: Krantenartikelen in NRC Handelsblad 13 september 2007 – 13 december 2007, zoekterm 'Europees Verdrag'

Tabel 4: Krantenartikelen in NRC Handelsblad 13 september 2007 – 13 december 2007, zoekterm 'Europese Grondwet'

(10)
(11)

Introductie

Inleiding

“We are only at the beginning of the effort which Europe must accomplish in order finally to achieve unity, prosperity and peace. Our obligations require us to get down to work without delay. We have both immediate responsibilities and the task of preparing for basic transformations; these responsibilities are so important that no time should be lost in getting started. We can afford no further delay in the building of Europe”

(Monnet, 1952: 14-15).

Tijdens de inauguratie-speech van Jean Monnet, de eerste president van de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1952, werd duidelijk dat deze eerste vorm van Europese integratie niet de laatste zou zijn. Hoewel de EGKS slechts één sector van de

Europese economische relaties zou vertegenwoordigen, beargumenteerde Monnet bij zijn toetreding al dat er veel meer bij zou komen kijken en dat de EGKS aan het begin stond van supranationale instituties1 in Europa.

In de zestig jaar die volgenden zijn er veel Europese sectoren met elkaar geïntegreerd en heeft de Europese samenwerking zich zowel verbreed door de toevoeging van nieuwe lidstaten als verdiept door het overdragen van beleidsprocessen naar Europese instituties. Voor dit proces zijn er verschillende verdragen van belang geweest, zoals het verdrag van Rome (1957), de Europese Akte (1987), het verdrag van Maastricht (1992) en recentelijk het Verdrag van Lissabon (2007). Tussen deze succesvolle verdragen zijn er nog andere momenten geweest waarbij intergouvermentele onderhandelingen2 tussen de Europese lidstaten hebben plaats gevonden, maar die geen verdrag als resultaat zagen, zoals de ‘empty chair crisis’ in de jaren ’603 en het falen van de Europese

Grondwet in 2005 (Wiener & Diez, 2009).

Wanneer het Europese integratieproces wordt toegespitst op nationaal niveau, is te zien dat Nederland hierin altijd een grote rol heeft gespeeld en het vaak positief stond tegenover verdere invloed van supranationale instituties. Het gaat hierbij om het proces van pooling sovereignty, waarbij wordt gekeken naar de redenen van nationale regeringen om hun soevereiniteit over te brengen aan andere instituties, zoals de EU (Saurugger, 2014: 83). Omdat Nederland al vanaf het

1

Supranationalisme gaat uit van het overdragen van beleidsfuncties van nationale regeringen naar een autoriteit die boven de nationale staten staat (Niemann & Schmitter, 2009: 54).

2

Dit zijn onderhandelingen tussen de regeringsleiders van de Europese lidstaten over de invloed die supranationale instituties zouden moeten hebben (Diez & Wiener, 2009: 9).

3

De 'empty chair crisis' omvat een periode in 1965-1966 waarin de Franse president de Gaulle geen zitting wilde nemen in de Europese Raad, omdat hij het niet eens was met het Europese integratieproces van die tijd. Deze periode zal verder worden beschreven in het theoretisch kader.

11

(12)

begin sterk aanwezig is geweest bij de ideeën over Europese integratie is het interessant dat een referendum over een Europees verdrag, in dit geval de Europese Grondwet in 2005, voor een negatieve uitslag zorgde. Deze situatie laat zien dat wat er op institutioneel niveau wordt besloten, niet meteen kan worden aanvaard door de burgers. Vooral op Europees niveau wordt er daarom vaak over een democratisch tekort gesproken4. Het vervolg op de Europese Grondwet, het Verdrag van Lissabon, werd echter zonder referendum door de Nederlandse regering aangenomen en geratificeerd. Binnen de kwestie van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon ligt mijn interesse bij de rol van de Nederlandse media in de berichtgeving over beide verdragen. Dit omdat, zoals uit het theoretisch kader naar voren zal komen, er verschillende functies worden gegeven aan de media om burgers te informeren over beleidsontwikkelingen. De vraag is echter of deze functies ook kunnen gelden voor het supranationale beleid van de EU.

Bovendien is dit onderwerp, dat zich uitspreid over meerdere disciplines en meerdere niveaus van media, beleid en politiek, bij uitstek een onderzoek waarbij een interdisciplinaire insteek nodig is. De integratie van disciplines komt voort uit het multidimensionale karakter van de situatie die onderzocht zal worden. Om deze dimensies te integreren is gebruik gemaakt van een interdisciplinair kader, waarbij de invalshoeken van conflictstudies, politicologie, EU-studies en media-studies gecombineerd zijn. Het verdere gebruik van interdisciplinariteit is in hoofdstuk 4 uiteengezet.

Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad. Hierbij ligt de nadruk op de overeenkomsten en/of verschillen die te zien zijn in de berichtgeving over deze verdragen. Deze vergelijking is mogelijk door de unieke inhoudelijke overlappingen tussen de verdragen. Zo is bestudeerd welke rol de media kan spelen in de relatie tussen supranationale instituties van de EU en haar burgers.

Probleemstelling

Als leidraad voor deze scriptie is gekozen verschillende afgebakende onderzoeksvragen op te stellen, waardoor theorie en empirie gecategoriseerd en gekoppeld kunnen worden. De vergelijking tussen de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad is gemaakt door de volgende hoofdvraag te beantwoorden:

4

Het concept van het democratische tekort in Europa beschrijft het mogelijke gebrek aan democratische legitimiteit door ingewikkelde werking van Europees beleid en ontoegankelijkheid voor Europese burgers. Dit concept wordt in het theoretisch kader verder behandeld, hoofdstuk 2.

12

(13)

Op welke wijze verschillen de representaties in de media van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad in aanloop naar de desbetreffende beslissingsmomenten in 2005 en 2007?

De theorieën die als basis voor dit onderzoek zijn gebruikt zijn geleid door enkele deelvragen die beide Europese verdragen in het perspectief van het Europese integratieproces zetten. Ook zijn de officiële teksten van de verdragen gebruikt om mogelijke inhoudelijke verschillen en/of

overeenkomsten aan te kaarten. Deze inhoudelijke vergelijking is zodoende van belang om de verdere analyses te concentreren op de representaties van de verdragen in het NRC Handelsblad. Onderstaande deelvragen vormen de rode draad in dit onderzoek en zullen zodanig implicaties hebben voor de onderzoeksmethode, operationalisering van concepten en de gebruikte data. De deelvragen zijn in de desbetreffende resultatenhoofdstukken beantwoord en zijn in de conclusie teruggekoppeld aan het beantwoorden van de hoofdvraag.

- Hoe wordt de Europese Grondwet gerepresenteerd in het NRC Handelsblad in de drie maanden voorafgaand aan het referendum van 1 juni 2005?

- Hoe wordt het Verdrag van Lissabon gerepresenteerd in het NRC Handelsblad in de drie maanden voorafgaand aan de ondertekening van 13 december 2007?

- Welke verschillen en/of overeenkomsten komen naar voren betreffende de representatie van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad?

In de conclusie van deze scriptie zijn de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en

onderstaande vragen zijn te herleiden naar het overkoepelende doel van het onderzoek, waarmee de gedane analyses in een breder perspectief te plaatsen zijn:

- Op welke wijze kunnen de resultaten van de data-analyse gekoppeld worden aan de theoretische basis van deze scriptie?

- Welke implicaties kunnen de verschillen/overeenkomsten van deze representaties hebben op de rol van de media in de relatie tussen de EU en haar burgers?

Relevantie

Zoals in de inleiding al is beschreven, lijkt de EU te lijden aan een mogelijk gebrek aan legitimiteit, waardoor een democratisch tekort naar voren komt. Het gaat er hierbij om dat het lijkt of burgers maar weinig invloed kunnen uitoefenen op de Europese supranationale instituties en hun

(14)

beleidsprocessen. Om op de hoogte te blijven van wat er zich in deze beleidsprocessen afspeelt kan de media van belang zijn om de relatie tussen politiek en burger te faciliteren. Dit gebeurt

bijvoorbeeld doordat de media situaties die te maken hebben met verdere Europese integratie op bepaalde wijze kan framen5. In EU-studies wordt de media echter vaak onderbelicht, waardoor een studie naar de rol van de media in Europese beleidsvorming erg relevant is (Favell & Guiraundon, 2009: 567, Georgakakis & Weisbein, 2010: 104). Hierdoor is het ook interessant om te onderzoeken hoe de media verschillende aspecten van de EU weergeeft, in dit geval de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon. Door dit te bestuderen wordt er inzicht verkregen over de beeldvorming rondom Europese verdragen en welke aspecten hiervan wel/niet worden weergegeven. Het is hierdoor ook vooral relevant om te kijken naar de verschillen tussen de representaties van de Europese verdragen in 2005 en 2007, zodat een mogelijke verandering aangekaart kan worden.

Daarnaast is het van groot belang om te kijken naar de rol van nationale media binnen het Europese integratieproces. Met verschillende concepten die in het theoretisch kader worden besproken, kan duidelijk gemaakt worden dat de media op verschillende manieren de nationale politiek kan controleren of zelfs kan beïnvloeden. Op Europees niveau is deze invloed van de media nog niet duidelijk naar voren gekomen, maar onderzoeken over de nationale media in relatie tot de EU zijn hiervoor van groot belang. Vooral als het gaat om Europese verdragen die doorwerken op nationaal niveau, dan heeft de media een grote rol in het voorzien in de informatie die burgers hierover ontvangen. Hierin kan deze scriptie dus de uitkomst bieden.

Ten slotte is het overkoepelende onderwerp van deze scriptie, de relatie tussen het Europese integratieproces, het democratisch tekort en representaties in de Nederlandse media, voor mijzelf een relevant onderwerp binnen Algemene Sociale Wetenschappen. Dit omdat het een perfecte voorbereiding is voor de benodigde academische kennis voor een Master betreffende Europese integratie en beleid. Ook bundelt het mijn kennis verworven over de rol van de media in de politiek tijdens mijn uitwisseling naar de Montanta State University (Bozeman, USA, semester 1 2013-2014) en mijn huidige minor over de Europese integratie.

5

Framen is een specifieke manier waarop journalisten een nieuws-artikel samenstellen zodat deze voor het publiek zo toegankelijk mogelijk is (Valkenburg, 1999: 550). Dit concept wordt verder besproken in het theoretisch kader, hoofdstuk 3.

14

(15)

Hoofdstukindeling

Deze scriptie, waarin het onderzoek over de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon is beschreven, bestaat uit verschillende delen. Hierboven is de vraagstelling en de relevantie van het onderzoek reeds besproken. Hieronder is eerst de methodologie van de analyses beschreven, waarbij een overzicht is gegeven van de strategie, ontwerp en

onderzoeksinstrument.

Het daaropvolgende deel bestaat uit het theoretisch kader waarin het Europese

integratieproces is uitgelegd en de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon naar voren zijn gebracht. Hierbij is dan ook gebruik gemaakt van de disciplinaire concepten van politicologie en EU-studies. Het tweede theoretische deel legt de nadruk op de relatie tussen politiek en media, waarbij concepten van conflict- en media studies zijn geïntegreerd. Deze interdisciplinaire werkwijze is uiteengezet en samengevat in het laatste deel over de theorie, hoofdstuk 4.

Aansluitend aan de theoretische basis is stilgestaan bij de operationalisering van het onderzoek, waarin ook de aanpak van analyse en de verantwoording voor deze aanpak zijn besproken. Hierdoor is er een duidelijk pad gemaakt om de resultaten van het onderzoek uiteen te zetten in de hoofdstukken 6 tot en met 9, waarbij ook verschillende deelvragen zijn beantwoord. Ten eerste de resultaten van de globale analyse en de bijhorende tabellen, vervolgens de Europese Grondwet, het Verdrag van Lissabon en als laatste de vergelijking van beide verdragen.

In de conclusie en discussie zijn de resultaten teruggekoppeld aan het theorie-deel van de scriptie. Hierbij zijn de antwoorden op de deelvragen en het uiteindelijke antwoord op de

hoofdvraag met verschillende conclusies samengevoegd. Ook is het onderzoek hierin geëvalueerd en is mogelijk vervolgonderzoek aangekaart. Een overzicht van de geanalyseerde NRC-artikelen is terug te vinden in de bijlagen.

(16)

Hoofdstuk 1: Methodologie

De methode van het onderzoek om de hoofdvraag ‘Op welke wijze verschillen de representaties in de media van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in het NRC Handelsblad in aanloop naar de desbetreffende beslissingsmomenten in 2005 en 2007?’ te beantwoorden bestaat uit kwalitatieve thematische analyses van nieuws-artikelen uit het NRC Handelsblad. Hieronder zijn de verschillende onderdelen van de methode beschreven.

1.1 Strategie, ontwerp en methode

Om inzicht te krijgen in de representaties van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon in de Nederlandse krant 'NRC handelsblad' is voor deze scriptie een kwalitatieve

onderzoeksstrategie gebruikt. In kwalitatief onderzoek gaat het namelijk om de interpretatie van de sociale wereld en het begrijpen van deze interpretatie door de menselijke bijdrage te bestuderen. Bovendien staat het ontologische constructivisme centraal, wat betekent dat de sociale wereld die onderzocht is het resultaat is van sociale interacties en niet iets is dat buiten onze belevingswereld bestaat (Bryman, 2008: 366). De krantenartikelen die voor dit onderzoek geanalyseerd zijn, vallen binnen deze sociale wereld en verhouden zich in grote mate tot het kwalitatieve karakter van het scriptie-onderwerp.

Vanuit de onderzoeksstrategie komt het ontwerp naar voren. Voor deze scriptie is gekozen voor een vergelijkend onderzoek, aangezien er twee situaties zijn onderzocht waarbij gebruik is gemaakt van eenzelfde onderzoeksmethode (Bryman, 2008: 59). Voor dit onderzoek komt dat neer op twee momenten in tijd, namelijk drie maanden voor het referendum over de Europese Grondwet in 2005 en drie maanden voor de ondertekening van het Verdrag van Lissabon in 2007. Een

longitudinaal onderzoek zou een andere optie zijn geweest, waar echter niet voor gekozen is, omdat er niet is gekeken naar het proces tussen de twee analyse-momenten, maar slechts een vergelijking hiertussen.

De gebruikte onderzoeksmethode is een thematische inhoudsanalyse, waarbij concepten uit het theoretisch kader én uit de data zijn onderverdeeld in thema's en sub-thema's, zodat ze zonder een verzameling van vaste technieken geanalyseerd zijn (Bryman, 2008: 554). Dit betekent dat er aan de hand van de meest dominante onderwerpen in de artikelen sub-thema's geanalyseerd zijn waar geen vaste codering-systeem voor gebruikt is.

(17)

1.2 Onderzoeksinstrument

Zoals hierboven is aangegeven is de thema-analyse als onderzoeksinstrument in dit onderzoek gebruikt. Bij de concepten uit het theoretisch kader zijn er tijdens de eerste lezing van de data thema's toegevoegd. Bij volgende lezingen van de artikelen zijn sub-thema's gecodeerd aan de hand van selectieve, ofwel gerichte codering. Dit houdt in dat er is gekeken naar de meest voorkomende onderwerpen in de data die van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Hierbij zijn beslissingen genomen ten aanzien van de meest bruikbare onderwerpen die uit de krantenartikelen naar voren komen, zodat de data op een volledige manier gecategoriseerd is (Charmaz, 2006 in Bryman, 2008: 542). De concepten die de basis vormen voor de thematische analyse komen voort uit het onderstaande theoretisch kader. De operationalisering in hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende thema’s die onder deze concepten vallen. De codering van de thema’s zal uiteindelijk in de aanpak van analyse naar voren komen.

(18)

Hoofdstuk 2: Van Europa naar Europese Unie

Voor dit onderzoek naar twee Europese verdragen in de Nederlandse pers is het van belang om een breed theoretisch kader op te zetten dat zowel het Europese integratieproces als de relatie tussen media en politiek kan beschrijven en verklaren. Dit hoofdstuk begint bij het Europese

integratieproces waarbij verschillende theorieën vanuit de Internationale Betrekkingen zijn gebruikt om tijdsmomenten van het integratieproces uit te leggen. Vervolgens zijn de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon beschreven.

2.1 Het Europese Integratieproces

Door verschillende dominante IB-theorieën omtrent het Europese integratieproces te beschrijven ontstaat een overzicht van belangrijke momenten in de recente geschiedenis van Europese

samenwerking. Hierdoor is ook duidelijk op welke wijze de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon hierbinnen passen, waardoor een antwoord voor deze deelvraag gegeven kan worden.

Voor deze scriptie is het van belang om bepaalde theorieën over het Europese integratieproces te beschrijven om een beeld te krijgen van mogelijke discrepanties in de

wetenschap en de relatie met politieke gebeurtenissen. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van het neo-functionalisme, (liberaal) intergouvermentalisme en governance approaches, om zodoende bij twee concepten uit te komen die in deze scriptie centraal zullen staan, namelijk multi-level governance en het democratisch tekort (Moravcsik & Schimmelfennig, 2009, Piattoni, 2009).

2.1.1 Het neo-functionalisme en de Monnet-methode

Na de Tweede Wereldoorlog was het de taak van de regeringsleiders van de West-Europese landen om Europa weer op te bouwen en een volgende oorlog te voorkomen. Hoewel er op internationaal niveau weinig vertrouwen bestond, leek er consensus te zijn over de noodzaak van Europese samenwerking. In het bijzonder stonden hier het idee van supranationale samenwerking6 tussen Frankrijk en West-Duitsland centraal en het integreren van twee belangrijke onderdelen van oorlogsvoering, namelijk de productie van kolen en staal. Het resultaat was de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1952, een supranationale organisatie waar op dat moment zes landen lid van werden: West-Duitsland, Frankrijk, Nederland, België,

Luxemburg en Italië.

6

Supranationalisme gaat uit van het overdragen van beleidsfuncties van nationale regeringen naar een autoriteit die boven de nationale staten staat (Niemann & Schmitter, 2009: 54).

18

(19)

Onder de directie van de Fransman Jean Monnet werd al snel duidelijk dat de EGKS meer wilde zijn dan alleen een organisatie voor kolen en staal. Met kleine stapjes zou een economisch en politiek geïntegreerd Europa ontwikkeld worden, ook wel de Monnet Methode genoemd. Deze functionele manier van integreren hoort bij een prominente IB-theorie in de begin jaren van

Europese samenwerking, namelijk het neo-functionalisme. In deze theorie, vooral beschreven door Haas (1958, 1961) en Lindberg (1963), staat de notie van het 'spill-over effect' centraal. Het idee hiervan is dat veel sectoren in dusdanige mate van elkaar afhankelijk zijn, dat het onmogelijk is om ze van elkaar te isoleren. Wanneer één sector op regionaal niveau wordt geïntegreerd is het eigenlijk vanzelfsprekend dat andere sectoren ook geïntegreerd worden, aangezien problemen die ontstaan door integratie in deze sector slechts verholpen kunnen worden door het integreren van meer onderdelen (Niemann & Schmitter, 2009: 49).

Hierbij onderscheidt Haas (1958, in Tranholm-Mikkelsen, 1991: 4-5) drie verschillende vormen van het spill-over effect, functional, political en cultivated. De eerste vorm is gefocust op economische interdependentie, waarbij een industrie een andere industrie nodig heeft om succes te behalen. Deze functionele vorm van spill-over wordt dan ook geleid door economisch (eigen) belang. Politieke spill-over heeft te maken met het leer proces en de verschuiving van politieke loyaliteiten van nationale elites naar supranationale instituties. De laatste vorm van spill-over vindt plaats doordat een supranationale institutie (in dit geval de EGKS) zelf pleit voor meer integratie. Dit vooral vanuit strategische overwegingen, aangezien supranationale instituties meer invloed zullen hebben wanneer meerdere sectoren geïntegreerd worden.

Tijdens de jaren '50 en begin jaren '60 leek het neo-functionalisme dominant aanwezig in de Internationale Betrekkingen en integratie theorieën. Met het Verdrag van Rome in 1957, dat het begin was van de EEG (Europese Economische Gemeenschap) en EURATOM (Europese

Gemeenschap voor Atoomenergie), werd het idee van spill-over in praktijk gebracht. Het verdrag, dat vooral tot doel had verdere integratie van economisch beleid te promoten via handel, ziet toe dat na kolen en staal ook andere sectoren in Europa door een supranationale actor worden bestuurd.

2.1.2 Hoffmann’s intergouvermentalisme

Toen het integratieproces langzaamaan stagneerde tijdens de tweede helft van de jaren '60, bleek het automatisme van het spill-over effect de moeilijkheden met integratie echter niet voldoende uit te leggen. In deze periode bleken nationale belangen de overhand te krijgen in intergouvermentele onderhandelingen7 over het verder integreren van Europa. Vooral de Franse president Charles de

7

Dit zijn onderhandelingen tussen de regeringsleiders van de Europese lidstaten over de invloed die supranationale instituties zouden moeten hebben (Diez & Wiener, 2009: 9).

19

(20)

Gaulle (1959-1969) heeft in deze periode veel bezwaar gemaakt tegen bijvoorbeeld de intreding van Groot Brittannië tot de EEG en het idee om beslissingen van de Europese Commissie8 niet enkel door het unanimiteitsprincipe te laten bepalen, maar ook door het meerderheidsprincipe9 (Hoffman, 1966: 878). Hierdoor stagneerde verdere uitbreiding van de EEG en de uitbreiding van

supranationale beslissingen, en werd ook duidelijk dat de centrale rol van de natiestaten nog sterk aanwezig was in het Europese integratieproces.

Een wetenschappelijke tegenstroming op het neo-functionalisme dat de sterke rol van nationale regeringen benadrukte is het intergouvernmentalisme. Een prominente denker in deze theorie was Hoffmann (1966), die er van uit ging dat de natiestaat de centrale actor is in de

internationale betrekkingen. Verder bekritiseert het intergouvermentalisme het neo-functionalisme vooral op de notie van het politieke spill-over effect. De verschuiving van (politieke) loyaliteiten naar supranationale instituties is in de Europese integratie niet zo vanzelfsprekend geweest als het neo-functionalisme laat voordoen. Het is volgens Hoffmann (1966: 882) juist een moeilijk proces geweest van onderhandelingen tussen de lidstaten, en integratie heeft zich in de eerste decennia over minder sectoren verspreid en met minder supranationale invloed dan door het

neo-functionalisme voorspeld was (Moravcsik, 1993: 476).

Volgens het intergouvermentalisme zijn de nationale belangen van een staat van groot belang voor positie die wordt ingenomen tijdens internationale onderhandelingen over de

vervolgstappen van het Europese integratieproces. Regeringsleiders van de lidstaten zouden hierbij vooral economische redenen aanhalen voor mogelijke verdere integratie. Deze toevoeging van de liberale gedachtegang van natie staten is tijdens de jaren '90 beredeneerd door Moravcsik, die Hoffmann's theorie verder heeft ontwikkeld. Door Moravcsik’s toevoeging is het

intergouvermentalisme vervolgens beter bekend geworden als liberaal intergouvermentalisme:

“Governments pursued integration as means to secure commercial advantages for producer groups, subject to regulatory and budgetary constraints and the macro-economic preferences of ruling governmental coalitions” (Moravcsik, 1998, in Moravcsik & Schimmelfennig, 2009: 70).

Een voorbeeld van het Europese integratieproces in de jaren '60 waarop het

intergouvermentalisme kan worden toegepast is de oprichting van de economische gemeenschap, waarbij zowel het afschaffen van interne tarieven en quota, als het oprichten van een

gemeenschappelijk extern handelsbeleid naar voren kwam. Ook werd het Gemeenschappelijk

8 De Europese Commissie (EC) was de hoogste autoriteit binnen de EEG 9

Qualified Majority Voting is een vorm van meerderheid, waarbij de stemverdeling gebaseerd was op het aantal lidstaten in de Commissie en het aantal inwoners van een lidstaat.

20

(21)

Landbouwbeleid (GLB) van Europa opgericht (Moravcsik & Schimmelfennig, 2009: 77). In de onderhandelingen tussen de Europese lidstaten die ook de EGKS en het Verdrag van Rome hebben getekend, kwamen vooral de nationale economische prioriteiten naar voren. In hoeverre de

prioriteiten van de afzonderlijke lidstaten werden behaald ligt volgens het intergouvermentalisme aan de mogelijke onderhandelingspositie van de staat, waarbij een staat met veel interesse in een bepaalde uitkomst een ondergeschikte plaats inneemt. In de onderhandelingen van de economische gemeenschap zou het (liberaal) intergouvermentalisme voorspellen dat Frankrijk, met grote

interesse in de oprichting van het GLB, deze ondergeschikte rol zou innemen (Moravcsik & Schimmelfennig, 2009: 78). Uiteindelijk is het beleid van de GLB vooral gestructureerd op voorwaarden die door West-Duitsland geprefereerd werden, waardoor het inderdaad lijkt dat Frankrijk een ondergeschikte onderhandelingspositie heeft ingenomen. Ook het gebrek aan invloed van de Europese Commissie als supranationale onderhandelaar zou door het (liberaal)

intergouvermentalisme voorspeld kunnen worden. Hierbij gaat het er wederom om dat de lidstaten veel beter van elkaars prioriteiten op de hoogte waren dan de EC.

Tijdens de jaren '70 en '80 was het de bedoeling dat het beleid van de Europa doorgevoerd zou worden op nationaal niveau, vooral in economische en landbouw sectoren. Volgens Saurugger (2014: 79) zijn hiervoor juist de supranationale instituties van de EEG (Europese Economische Gemeenschap, zoals ingesteld in 1967) nodig geweest. Dit is dan ook het uitgangspunt van het institutionalisme, dat het intergouvermentalisme bekritiseert door te stellen dat instituties wel van belang zijn voor het Europese integratieproces, juist omdat ze als onafhankelijke actoren gezien kunnen worden die hun eigen belangen nastreven en niet vast zitten aan nationale belangen.

2.1.3 Multi-level governance in Europese beleidsvoering

Sinds het Verdrag van Maastricht (1992) leek de wetenschappelijke relevantie te verschuiven van het bestuderen van het Europese integratieproces an sich naar het bestuderen van het functioneren van de Europese Unie10. Het gaat hierbij vooral om de wisselwerking tussen verschillende niveaus van beleidsvorming waardoor duidelijk werd dat Europese integratie op veel meer manieren doorwerkt in de lidstaten dan door politici en wetenschappers werd gedacht. Hierdoor kon een nieuwe theorie zich ontwikkelen in EU studies, namelijk het idee van multi-level governance (MLG) (Piattoni, 2009). Deze theorie bekritiseert het institutionalisme op de uitsluitende focus op de interactie tussen natiestaat en supranationaal instituut. Volgens MLG zijn er nog meer relevante niveaus in Europese integratie en beleidsvorming, bijvoorbeeld sub-nationale actoren en zelfs niet-gouvernementele actoren:

10

De Naamsverandering van EEG naar EU is doorgevoerd in het Verdrag van Maastricht, 1992.

21

(22)

“MLG challenged the contention that non-state interests could aspire to make their impression on EU

policy-making only by operating through state representatives, that is, that they could not successfully challenge the gate-keeping capacity of the central state” (Piattoni, 2009: 165-166).

Moravcsik & Schimmelfennig (2009: 83) beargumenteren dat MLG als een van de eerste theorieën binnen de IB zich ook bezig ging houden met het democratisch tekort, wat al langer een groot kritiekpunt was op het functioneren van de EU. Het gaat er hierbij om dat het lijkt of de EU en de aangesloten instituties lijden aan een gebrek van democratische legitimiteit en dat door de ingewikkelde werking van het beleid de EU hierdoor voor de burger ontoegankelijk zou kunnen worden (definitie EU, website EU 2014). Het kan beargumenteerd worden dat de Europese integratie vooral een geïnstitutionaliseerd proces is geweest, onder invloed van de lidstaten die betrokken zijn geweest bij intergouvermentele onderhandelingen over Europa. Met de opkomst van MLG werd duidelijk dat er meer te zeggen valt over de invloeden die vanuit andere actoren zijn gekomen over het beleid van de EU.

Ook kwamen er steeds meer kritieken naar voren over de minimale relatie die bestond tussen de Europese supranationale instituties en de bevolking van de lidstaten. Het democratisch tekort waar steeds meer over gesproken werd kwam naar voren, omdat duidelijk werd dat beslissingen in de EU konden worden genomen door middel van kwalitatieve meerderheid, waardoor gekozen nationale vertegenwoordigers overstemd konden worden door niet-gekozen delegaties. Dit zou af kunnen doen aan het democratische basis van de EU, waardoor burgers zich gepasseerd zouden kunnen voelen als het gaat om Europese regelgeving.

Om het democratisch tekort te verminderen is er op dit moment één Europees orgaan dat rechtstreeks door burgers gekozen kan worden, het Europees Parlement (EP). Hoewel dit instituut al sinds het Verdrag van Rome (1957) bestaat, vonden de eerste rechtstreekse verkiezing pas in 1979 plaats. Het EP had in eerste instantie vooral een adviesfunctie, maar om de burgers meer

zeggenschap te geven in beleidsbeslissingen van de EU heeft het EP met de verdragen van Maastricht (1992), Amsterdam (1997) en Lissabon (2007) steeds meer invloed gekregen (Pijpers, 1999: 33).

De combinatie van de concepten MLG en het democratisch tekort kunnen aantonen dat burgers nog niet voldoende worden meegenomen in beleidsbeslissingen van de EU terwijl beargumenteerd kan worden dat zij juist van groot belang zijn voor het functioneren ervan. Deze redenering kan ook zijn gebruikt door de Nederlandse regering in aanloop naar de

onderhandelingen over de Europese grondwet (2005) en de keuze om hiervoor een referendum uit

(23)

te spreken. De overwegingen voor het referendum en een beschrijving van de Europese grondwet zal in de volgende paragraaf gegeven worden.

2.2 De Europese Grondwet

Met de invoering van de EMU (Europees Monetaire Unie) in 1992, de Euro in 2002 en de snelle uitbreiding van de lidstaten in 2004 kwam het punt om het functioneren van de Europese instituties te analyseren en zo nodig aan te passen. Deze critical junction11 zou de nieuwe weg van de EU kunnen inluiden. In verschillende Intergouvermentele Conferenties (IGC) tussen de lidstaten van de EU werden de beginselen gelegd voor de hervorming van de Europese beleidsinstanties en hiermee een conceptversie van het 'Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa' geschreven, uiteindelijk goedgekeurd en ondertekend door de Europese Raad12 op 29 oktober 2004.

2.2.1 Inhoud van de Europese Grondwet

Als reactie op het nieuwe verdrag stelt Moravcsik (2006: 220) dat de grondwet enkel nodig was om het vertrouwen en de belangstelling van Europese burgers te verbeteren door de politieke cultuur en symboliek van Europa te veranderen. Aan de andere kant zijn belangrijke onderdelen van de

grondwet in werking getreden die het democratisch tekort aanpakken, zoals meer beslissingsmacht voor het Europees Parlement.

Het concept voor de Europese Grondwet bestaat vooral uit aanpassingen voor de

transparantie en institutionele efficiëntie van de Europese instituties, terwijl de basis structuren van Europese beleidsprocessen zijn behouden (Moravcsik, 2006: 236). Zo werden bijvoorbeeld alle voorgaande verdragen in de Europese Grondwet samengevoegd, zodat dit verdrag de nieuwe basis van het Europees functioneren zou vormen. Andere belangrijke veranderingen die door de

Nederlandse Referendumcommissie13 zijn beschreven betreffen de nieuwe bevoegdheden voor het Europees Parlement in het beslissingsproces van beleidsvorming, het vaste voorzitterschap van de Europese Raad, de invoering van een Europese minister van Buitenlandse Zaken, de grondrechten van Europese burgers en het feit dat Europees recht boven het recht van Europese lidstaten gaat (samenvatting Grondwet voor Europa, 2005: 6).

Nadat de eindversie van de Europese Grondwet op 29 oktober 2004 door alle lidstaten was goedgekeurd en in Rome ook door de Nederlandse premier Balkenende was ondertekend, werd

11

Critical junctures zijn historische momenten waarop besloten moet worden welke kant op wordt gegaan ten aanzien van beleidsbeslissingen. Deze term wordt vooral gebruikt in beleidsveranderingen omtrent media (McChesney, 2004: 24).

12

De Europese Raad bestaat uit alle regeringsleiders van de Europese lidstaten.

13 Een commissie ingesteld door de Tweede Kamer voor het organiseren van het Nederlandse referendum over de

Europese Grondwet.

23

(24)

deze doorgestuurd naar de Tweede Kamer om als wetsvoorstel mee in te stemmen. Echter was er in Nederland een politiek debat gaande geweest omtrent de conceptversie van de Europese Grondwet. Hierdoor werd nog tijdens de Europese onderhandelingen in 2002 en 2003 een wetsvoorstel

ingediend om een referendum aan te vragen om de Nederlandse burgers een stem te geven in het aannemen van het nieuwe Europese verdrag (website europa-nu, 2014).

2.2.2 Proces van invoering in Nederland

De vraag of een referendum in Nederland nodig was voor de invoering van de Europese Grondwet werd in 2002 en 2003 door de Tweede Kamer bediscussieerd. Voorstanders van het referendum concentreerden zich op het recht van de burger om te participeren in de politiek, zodat juist het democratisch tekort rondom de EU aangepakt kon worden. Ook werd er gewezen op de gedachte dat een referendum het publieke debat zou doen aanwakkeren om zo een groter maatschappelijk draagvlak te creëren voor de Europese Grondwet. Tegenstanders lieten weten dat een referendum overbodig zou zijn, aangezien het niet een echte grondwet zou bedragen, er geen grote

veranderingen zouden worden doorgevoerd en omdat er alleen gestemd zou kunnen worden over het totaalpakket, waardoor de keuze voor burgers erg beperkt blijft. Daarnaast is het referendum formeel niet bindend en gaat het alleen om een adviesfunctie, wat betekent dat Nederland alsnog zou kunnen instemmen met de grondwet wanneer het referendum een negatieve uitslag heeft (website Europa Nu14, 2014). De meeste politieke partijen hadden echter al aangegeven het

referendum te respecteren en de uitslag over te nemen. Slechts een paar weken voordat Balkenende de Europese Grondwet in Rome tekent gaat de Tweede Kamer akkoord met wetsvoorstel voor een referendum, dat een adviesfunctie zal bekleden.

Op 1 juni 2005 stemde 61,5 % van de Nederlandse kiezers15 tegen het wetsvoorstel voor de invoering van de Europese Grondwet. Hierdoor trok premier Balkenende het wetsvoorstel op 2 juni 2005 in, zodat de Tweede Kamer (waarvan de meerderheid vóór de Europese Grondwet was) hierover niet tegen hoefde te stemmen (website europa-nu, 2014). Doordat zowel Nederland als Frankrijk uiteindelijk tegen de Europese Grondwet hadden gestemd kwamen de Europese

regeringsleiders op 16 juni 2005 bij elkaar om de toekomst van de grondwet te bespreken. Hierbij werd besloten om de goedkeuring van de grondwet voor onbepaalde tijd uit te stellen, aangezien er unanimiteit nodig was voor de instemming met mogelijke veranderingen. Intergouvermentele

14

Europa-nu.nl is een site opgericht in opdracht van het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden, met als doel “de burger in staat te stellen een onafhankelijke oordeel te vormen over hoe de EU invloed heeft op onze levens en hoe wij meebeslissen in Europa” (website europa-nu, 2014). De website wordt onder andere ondersteund door artikelen van Clingendael, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Europees Parlement Informatiebureau in Nederland.

15

De opkomst van het referendum was 63,3 procent (7.7 miljoen van het totaal aantal kiesgerechtigden 12.1 miljoen).

24

(25)

onderhandelingen over een herziening van de Europese Grondwet hebben uiteindelijk geleid tot het Verdrag van Lissabon, dat in de volgende paragraaf besproken zal worden.

2.3 Het Verdrag van Lissabon

Met de mislukking van de Europese Grondwet in 2005 stagneerde de ontwikkeling van een nieuw integrerend verdrag met Europese beleidsveranderingen. De Europese regeringsleiders waren echter van mening dat nieuwe onderhandelingen in IGCs doorgevoerd moesten blijven worden. Hoewel over de onderhandelingen over het hervormen van de Europese Grondwet weinig bekend is gemaakt, hebben ze in 2007 geleid tot het Verdrag van Lissabon.

2.3.1 Inhoud van het Verdrag van Lissabon

De inhoud van het Verdrag van Lissabon en de Europese Grondwet is volgens verschillende

onderzoeken in grote mate aan elkaar gelijk: “Virtually every EU government has admitted that the Lisbon Treaty maintains the substance of the European Constitution” (Open Europe16 guide to the Constitutional Treaty, 2008: 5). Deze mening wordt ook door veel juristen en politici gedeeld. Desondanks is het goed om de belangrijkste onderdelen van het uiteindelijke Verdrag van Lissabon te bespreken en te vergelijken met de onderdelen van de Europese Grondwet. Dit proces wordt vereenvoudigd aangezien Open Europe een vergelijking heeft gemaakt van beide verdragen, door de officiële teksten naast elkaar te leggen en op deze manier te kijken naar de verschillen.

Het Verdrag van Lissabon heeft vooral betrekking op het vergroten van de macht van Europese instituties in relatie tot de lidstaten. Dit gebeurt door het instellen van een vaste president voor de Europese Raad en een Europese Minister van Buitenlandse zaken, maar vooral doordat het Europees Parlement een betere positie krijgt tijdens beslissingsmomenten over

beleidsveranderingen (Verdrag van Lissabon, 2007: 21). Ook worden de grondrechten van Europese burgers in het Verdrag officieel vastgelegd en wordt er meer macht toegeschreven aan de wetten en regelgeving van de EU, die boven nationaal recht staat. Dit betekent dat Europese supranationale instituties wetten kunnen aannemen die de lidstaten zonder meer moeten invoeren, ook wanneer deze lidstaten eigenlijk tegen de invoering waren.

Wat aan bovenstaande opvalt, is dat deze onderdelen al zijn uitgelegd in de paragraaf over de Europese Grondwet. De inhoud van beide verdragen lijken dus in sterke mate op elkaar, waardoor het ook lijkt of de verschillen vooral liggen in woordgebruik, symboliek en andere nuances (Open Europe, 2008). Dit valt tevens te lezen in de vergelijking van Open Europe. Een

16

Open Europe is een Engelse denktank met een agenda voor economische en politieke hervormingen binnen de EU. De denktank pleit voor flexibele Europese integratie die vooral op economisch neoliberalisme is gebaseerd. Hierdoor is Open Europe wel kritisch op de Europese inmenging in andere beleidsgebieden (website Open Europe, geraadpleegd op 10 maart 2014).

25

(26)

uitzondering hierop is het weglaten van de Qualified Majority Voting als wordt geschreven over de beslissingsmomenten in verschillende Europese instituties. In het Verdrag van Lissabon wordt niet specifiek aangewezen op welke manier gestemd zal worden, terwijl dit in de Europese Grondwet nog wel wordt gedaan (Open Europe, 2008: 78).

2.3.2 Proces van invoering in Nederland

Nadat de Europese regeringsleiders het in de zomer van 2007 eens werden over een nieuw Europees verdrag, is het Verdrag van Lissabon op 13 december 2007 in Lissabon door alle Europese

regeringsleiders ondertekend, om later te ratificeren en in eigen land door te voeren. Hieraan voorafgaand is er in Nederland nog sprake van een politieke discussie over de mogelijkheid van referendum over dit verdrag, zoals ook bij de Europese Grondwet nodig was. De Raad van State adviseert het kabinet echter geen nieuw referendum uit te schrijven, omdat het nieuwe Europese Verdrag in zodanige vorm van de Europese Grondwet zou verschillen dat het geen grondwettelijke vorm zou hebben. Hierdoor zou het niet nodig zijn de Nederlandse burgers om advies te vragen en kon het Verdrag van Lissabon door de gebruikelijke parlementaire besluitvormingsprocedure door de Nederlandse regering worden goedgekeurd.

(27)

Hoofdstuk 3: Politiek en media

Media speelt een belangrijke rol in de informatievoorziening over de beleidsprocessen van de regering (Van Cuilenburg, 1977: 29). In veel onderzoeken is er al gekeken naar de manier waarop de media deze informatie-rol verstrekt en of representaties in de pers een bijdrage leveren aan de meningsvorming van burgers (Van Cuilenburg, 1977, Scholten, 1982, Valkenburg, 1999). Voor dit onderzoek is het van belang om te kijken naar de functies van media om daarna een overzicht te kunnen geven van de belangrijkste concepten van representaties binnen deze functies.

3.1 De functies van media

Scholten (1982: 16) onderscheidt drie functies van de media, namelijk het verstrekken van informatie, het uiten van expressies en het uitoefenen van kritiek. De eerste functie geeft de oorspronkelijke functie van de media aan, het verstrekken van informatie aan de burgers over een nieuw beleid, beleidsveranderingen en over de beleidsuitvoering van de overheid. Zo kan de media zorgen voor een deel van de communicatie tussen de regering en de burgers. Deze communicatie kan de media trouwens in beide richtingen voorzien door gebruik te maken van de tweede functie, het uiten van meningen van burgers over het beleid van de overheid. Als laatste kan de media kritiek leveren op de inhoud van beleidsbeslissingen van de overheid en ook op de manier waarop het beleid tot stand is gekomen en is gecommuniceerd naar de burgers. Bennett (2012, 396) breidt deze laatste functie van kritiek geven uit tot wat ook wel watchdog journalism wordt genoemd. Hiermee bedoelt Bennett dat de media kritisch onderzoek kan doen naar het beleid van de overheid met als doel deze activiteiten te beschrijven en zo nodig in twijfel te trekken: “the practices of investigative reporting [are] aimed at finding hidden evidence of social ills, official deception and institutional corruption” (Bennett, 2012: 396).

Bovenstaande functies geven enkel aan wat de media doet of zou moeten doen, maar niet op welke manier de media deze informatie, kritieken en expressies naar buiten brengt, ofwel hoe media deze representeert. Hierbij kan worden gekeken naar de manier waarop wordt besloten om een nieuwsverhaal wel of niet naar buiten te brengen, ook wel gate-keeping genoemd. Journalisten worden in deze keuze beïnvloed door het publieke en politieke debat, het karakter van het

nieuwsverhaal en de mate waarin het verhaal relevant wordt geacht voor de burger (Bennett, 2012: 124). De redenen achter het afwijzen van nieuwsverhalen is bijzonder interessant voor de relatie tussen politiek en media, maar kan helaas niet in deze scriptie meegenomen worden.

(28)

3.2 Framing en agenda-setting

Wanneer een nieuws-item wel door deze selectie heen komt, komt een volgend belangrijk concept in de representaties van nieuwsverhalen naar voren, namelijk framing. Dit concept wordt door Valkenburg (1999: 550) gedefinieerd als een specifieke manier waarop journalisten een nieuws-artikel samenstellen om deze voor het publiek zo toegankelijke mogelijk te maken. Door een nieuwsartikel te framen kan een journalist bepaalde aspecten van de beschreven situatie

benadrukken of juist weglaten, waardoor de lezer mogelijk een beperkt beeld kan krijgen van de situatie in kwestie.

Valkenburg (1999: 551) onderscheidt hierin vier soorten frames die gebruikt kunnen worden door journalisten, zoals de focus leggen op conflicten of op individuele situaties, door

verantwoordelijkheid te geven aan bepaalde instanties of personen, of door zich te richten op economische consequenties van beleid op de burgers. Bij de eerste manier van framen gaat het om het benadrukken van conflict tussen instanties, beleidsniveaus of individuen. In dit onderzoek zal vooral gekeken worden naar mogelijke conflict-frames tussen de Nederlandse regering en burgers en de supranationale Europese instanties. Het individu-frame personaliseert een nieuws-artikel door een emotionele wending te geven aan het verhaal om zo bij te dragen aan het verhalende karakter van het nieuws. De derde vorm van framen laat merken dat er vaak een zondebok gevonden moet worden voor een bepaalde beleidsbeslissing of voor de problemen die hieruit voor de burger naar voren komen. De media kan hierin mee helpen door in nieuws-artikelen bepaalde instanties of individuen verantwoordelijk te houden. Een vaak gehoorde zin die in artikelen over de EU bijvoorbeeld door politici en journalisten wordt gebruikt is 'het is een regel van Brussel, wij zijn hier ook niet blij mee, maar de EU beslist'. Het laatste frame wordt door journalisten gebruikt om de economische consequenties van beleid te beschrijven om het nieuwsverhaal voor de lezer relevant te maken.

Het laatste concept dat in deze scriptie wordt meegenomen, agenda-setting, is

onvermijdelijk gerelateerd aan framing. De term wordt gebruikt voor het vermogen van de media om te bepalen welke nieuwsverhalen significant zijn om te worden aangekaart (Bennett, 2012: 167). Hiermee heeft de media ook macht om te bepalen welke situaties er op de publieke agenda komen te staan, en welke in een media luwte blijven hangen. De effecten van agenda-setting zijn

bijvoorbeeld onderzocht door Iyengar (1987, in Bennett, 2012: 169), waaruit blijkt dat een korte blootstelling aan een bepaald nieuws-item al snel beïnvloed wat iemand interessant of

nieuwswaardig vindt. Voor dit onderzoek is agenda-setting van belang om te zien welke aspecten van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon door de krant worden gerepresenteerd en welke worden overbelicht of juist onderbelicht.

(29)

Hoofdstuk 4: Theorie en interdisciplinariteit

4.1 Terugkoppeling theoretisch kader

Hoofdstuk 2 over de Europese integratie en de twee verdragen van de Europese Unie laat zien op welke manier de Europese samenwerking is vormgegeven en dat deze samenwerking steeds meer een supranationaal karakter aanneemt. Ook krijgen Europese instanties meer macht en werken regels en procedures op nationaal niveau door. Hierbij komt naar voren dat de burgers van de lidstaten zich gepasseerd zouden kunnen voelen en dat de EU het probleem van het democratisch tekort zou moeten verbeteren. In de beschreven Europese verdragen krijgen dan ook niet alleen de Europese instanties meer macht, maar wordt ook de burger meer centraal gezet.

Om de relatie tussen burger en Europa verder uit te breiden is het van belang dat de media een rol op zich neemt met betrekking tot het informeren van de burger over Europees beleid. De verschillende functies van de media die hieraan kunnen bijdragen kwamen in hoofdstuk 3 aan de orde. De manier waarop nieuws-artikelen over de EU, en in dit geval de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon, gerepresenteerd worden in de krant, zou invloed kunnen hebben op de percepties van de burger. Deze scriptie zou dan ook bij kunnen dragen aan het blootleggen van deze relaties en het bestuderen van de rol van media op Europees niveau.

4.2 Interdisciplinariteit

Het Europese integratieproces is op zichzelf al een onderwerp dat door meerdere disciplines bestudeerd wordt, aangezien de processen door meerdere sectoren beïnvloed worden en zelf ook beïnvloeden. Hierdoor zijn verschillende disciplines bezig met het onderzoeken van de effecten van Europese regelgeving en integratie op verschillende niveaus van de samenleving. Deze scriptie is daarom interdisciplinair van aard, zodat de verschillende aspecten van situatie zo goed mogelijk bestudeerd zijn.

Het gebruik van deze interdisciplinaire methode is van belang om uiteindelijk tot een betere conceptualisering te komen van de interactie tussen de Nederlandse media en geanalyseerde EU-verdragen (Rutting et al., 2014: 16). Hiervoor zijn verschillende delen van dit onderzoek

geïntegreerd, gebaseerd op de disciplines van (vergelijkende) politicologie, internationale betrekkingen, media-studies en conflictstudies. Deze disciplines zijn gebruikt om afzonderlijke delen van het thema’s te onderzoeken, maar zijn uiteindelijk ook samengevoegd om mogelijk tot nieuwe, betere inzichten te komen. Om dat voor elkaar te krijgen is het nodig om raakvlakken tussen de disciplines te identificeren en te creëren. De verschillen worden dus gereinterpreteerd

(30)

zodat mogelijke overlappingen aan het licht komen en integratie van de disciplines mogelijk wordt (Rutting et al., 2014: 32).

Twee belangrijke concepten die uit de theorieën van het Europese integratieproces naar voren zijn gekomen, betreffen multi-level governance en het democratisch tekort. Het gaat hierbij om de mogelijkheid dat hoewel het beleid van de EU op verschillende niveaus doorwerkt en door verschillende niveaus wordt beïnvloed, de burgers van de lidstaten zich gepasseerd zouden kunnen voelen in deze beleidsvoering. In het hoofdstuk over politiek en media kwam naar voren dat de media een belangrijke faciliterende rol speelt in de relatie tussen de overheid en de burger. Hieruit blijkt dat deze rol van de media ook op verschillende niveaus zou kunnen worden gespeeld, maar dat het nationale niveau hierbij het belangrijkste is. Het lijkt dus alsof de media hierin echter nog een niveau zou missen, namelijk de relatie tussen de supranationale instituties van de EU en de burger.

Het raakvlak dat gevonden kan worden tussen de concepten van deze twee disciplines en daarbij helpt met het interdisciplinaire karakter van dit onderzoek (Rutting et al., 2014: 32), is dat het idee van multi-level governance wel toegepast kan worden op de media, maar dat dit nog niet genoeg gebeurt. Voor deze scriptie wil ik daarom een nieuw concept introduceren, dat de rol van de media integreert met het idee van politiek beleid op meerdere niveaus, oftewel Multi-level Media. Dit concept bevat het idee dat de media een rol kan spelen in het tegengaan van het democratisch tekort binnen de EU, door de communicatie binnen de relatie tussen de Europese instituties en de burgers te faciliteren, zoals dat nu op nationaal (en regionaal) niveau gebeurt. In de

operationalisering zal verder worden beschreven hoe dit nieuwe concept onderzocht kan worden.

(31)

Hoofdstuk 5: Operationalisering van het onderzoek

Vanuit de theorie is er een duidelijk pad om de operationalisering van het onderzoek verder te beschrijven. Vanuit het theoretisch kader zijn de concepten multi-level governance en democratisch tekort dominant gebleken. Hier is vanuit het deelhoofdstuk over interdisciplinariteit het nieuwe concept van multi-level media aan toegevoegd. Tijdens de eerste lezing van artikelen uit het NRC Handelsblad zijn er verschillende thema's aan deze concepten gekoppeld, waar de inhoudsanalyse op gebaseerd is. Onderstaande concepten en de gekoppelde thema's kunnen in grote mate aan elkaar gelieerd worden, waardoor het in de analyse van belang is om, naast de afzonderlijke thema's, ook de overlappingen te bestuderen.

5.1 Operationalisering van concepten

Voor multi-level governance is er ten eerste gekeken naar de implementatie van beide verdragen in zowel Nederland als andere Europese lidstaten. Hierdoor kan duidelijk worden in hoeverre het NRC Handelsblad de relatie voorziet tussen het Nederlandse politieke beleid en andere Europese lidstaten. Bovendien is hierbij een tweede thema toegevoegd dat zich bezighoudt met het dagelijkse bestuur van de EU. Dit thema speelt in op de verhoudingen tussen Europees en nationaal beleid, waarmee duidelijk zou kunnen worden hoe Europees bestuur doorgevoerd wordt op

nationaal niveau en in hoeverre dit voor de krant van belang is om te verslaan.

Onder het concept democratisch tekort scharen zich aspecten van de krantenartikelen die mogelijkheden faciliteren voor specialisten, politici, belangengroepen en burgers om zich uit te spreken over de Europese verdragen. Het platform dat het NRC Handelsblad hiervoor kan bieden is van belang voor hun rol in de communicatie tussen beleidsinstanties en burgers. Zoals in het

theoretisch kader is besproken, kan deze rol wel aan de media worden toebedeeld op nationaal niveau en is het de vraag of dit ook geldt voor Europees niveau.

Ten slotte komt het concept multi-level media naar voren in de thema-analyse door de belangen van de Europese verdragen naar voren te brengen ten opzichte van het Europees bestuur, Nederland en de burger. De invoering van de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon kunnen namelijk op meerdere niveaus voor verschillende gevolgen zorgen en de onderzochte krant kan dit ook op meerder manieren onder de aandacht brengen.

(32)

5.2 Aanpak van analyse

De analyse van de krantenartikelen bestaat uit verschillende delen. Via Lexis Nexis is er gezocht naar artikelen over beide verdragen, waarbij verschillende zoektermen zijn gebruikt om de data over het Verdrag van Lissabon uit te breiden. Hierna zijn er overzichten gemaakt van de gevonden data op basis van de zoektermen, waarin de tijdspanne, woordenaantal en secties van de artikelen uiteen zijn gezet in tabellen. Dit is gedaan om een beter beeld te krijgen van de verschillende aspecten van de artikelen. Deze tabellen zijn gebruikt voor een globale analyse, waarbij mogelijke discrepanties in de data naar voren zijn komen. De resultaten uit de globale analyse zijn vervolgens als basis gebruikt tijdens de thematische inhoudsanalyse.

Vervolgens is de data verder geanalyseerd aan de hand van de, in de operationalisering uiteengezette, thema's. Hieraan voorafgaand is de onderzoeker vertrouwd geraakt met de inhoud en thema's van de artikelen, wat betekent dat de data vaak gelezen is voordat de daadwerkelijke analyse is uitgevoerd. Tijdens het doornemen van de artikelen zijn secties toegevoegd aan de verschillende thema's, waardoor het duidelijk is geworden in hoeverre een artikel aan de concepten gekoppeld kunnen worden. In de thematische analyse is zo dus per thema te zien welke onderdelen van de artikelen hieronder vallen. Dit is dan ook gebruikt om de resultaten structuur te geven en de uiteindelijke vergelijking mogelijk te maken.

Voor de kwalitatieve thema- analyse is via de online krantenbank Lexis Nexis gezocht naar krantenartikelen in het NRC Handelsblad over de Europese Grondwet (periode 1 maart 2005 – 1 juni 2005) en het Verdrag van Lissabon (periode 13 september 2007 – 13 december 2007). Voor de artikelen uit 2005 is hiervoor de zoekterm ‘Europese Grondwet’ gebruikt, waarbij er uiteindelijk 297 artikelen zijn gevonden. Voor de artikelen uit 2007 zijn er drie zoektermen gebruikt. Eerst is er gezocht naar ‘Verdrag van Lissabon’, waar 3 artikelen mee gevonden zijn. Dit lage aantal valt goed te verklaren, aangezien het verdrag pas kort voor de Europese ondertekening op 13 december 2007 bovenstaande naam heeft gekregen. Er is daarom voor gekozen om de zoekterm uit te breiden naar ‘Europees verdrag/Hervormingsverdrag’ en ‘Europese Grondwet’, waardoor er in nog 81 andere artikelen zijn gevonden en het totaal in 2007 uit is gekomen op 84 artikelen.

5.3 Verantwoording

Het besluiten voor een kwalitatieve thematische inhoudsanalyse brengt verschillende kansen en uitdagingen met zich mee. Hieronder zijn bepaalde keuzes met betrekking tot de 'sampling' van de data, de thema's en de codering uiteengezet.

Ten eerste is er besloten slechts één Nederlandse krant te analyseren, waarbij het NRC Handelsblad de voorkeur heeft gekregen. Uit de eerste zoekopdracht binnen Lexis Nexis kwam het NRC Handelsblad naar voren met de meeste artikelen over de Europese verdragen. Daarbij wordt

(33)

deze krant vaak benoemd als een van de kwaliteitskranten van Nederland. Hoewel deze benaming subjectief kan worden genoemd, gaat het er vooral om dat de krant streeft naar zo veel mogelijk genuanceerde verslaggeving, waarbij de artikelen diepgang hebben (Van Der Hoeven, 2012).

Vervolgens is er besloten te kijken naar de drie maanden voorafgaand aan

beslissingsmomenten, voor de Europese Grondwet de periode 1 maart 2005-1 juni 2005 en voor het Verdrag van Lissabon 13 september 2007- 13 december 2007. Deze analyse-periodes zijn ten eerste opgesteld om genoeg artikelen te kunnen vinden, maar ook om het verloop van interesse in de Europese verdragen in de krant te kunnen bestuderen. Een laatste besluit over de geanalyseerde data is dat ervoor gekozen is om de opinie-sectie buiten de analyse te laten. Op deze manier werd de hoeveelheid data beter te overzien en kon commentaar van burgers, politici en belangengroepen beter onderscheiden worden.

De thema’s van de analyse zijn geselecteerd aan de hand van hun koppeling met de drie concepten uit het theoretisch kader, waardoor de connectie tussen theorie en data benadrukt is. Hierdoor zijn andere thema's die in de artikelen aanwezig zijn echter niet in de analyse opgenomen. Deze eigen gegeven interpretatie aan de inhoud en thema's van de artikelen geeft dit onderzoek het kwalitatieve karakter. In de codering van de data komt de factor van interpretatie ook naar voren, waarbij verantwoording voor bepaalde keuzes soms te betwisten valt (Bryman, 2008: 282, 291). In de discussie is verder aandacht aan deze overwegingen besteed.

(34)

Tabel 1: krantenartikelen in NRC Handelsblad 1 maart 2005 – 1 juni 2005, zoekterm ‘Europese Grondwet’

Hoofdstuk 6: Resultaten globale analyse

Tijdens het eerste overzicht van de krantenartikelen in het NRC Handelsblad die via Lexis Nexis zijn aangedragen is gebleken dat de verdragen in verschillende secties van de krant zijn beschreven. Ook is duidelijk geworden dat de artikelen binnen de drie geanalyseerde maanden op verschillende momenten in deze verschillende secties stonden. Er is daarom voor gekozen om voordat de inhoud van de artikelen thematisch geanalyseerd zijn, het overzicht van de krantenartikelen alvast globaal te analyseren door te kijken naar het aantal woorden (meer of minder dan 500), de sectie van de krant (voorpagina, binnenland, buitenland, economie of Nederland & Europa (alleen voor 2007)), en wanneer de artikelen gepubliceerd werden. Voor dit laatste onderdeel is een verdeling gemaakt per maand en is er bij de laatste maand nog specifiek gekeken naar de laatste week. Hieronder zijn de resultaten van deze globale analyse opgenomen voor de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon afzonderlijk, en voor de vergelijking van beide verdagen.

6.1 Europese Grondwet

Voor de zoekterm ‘Europese Grondwet’ zijn in de drie maanden voor het Nederlandse referendum over dit verdrag (1 maart 2005 – 1 juni 2005) 297 artikelen gevonden in het NRC Handelsblad, binnen de onderzochte secties van de krant.

sectie Binnenland sectie Buitenland sectie Economie sectie Voorpagina <500 wrd >500 wrd <500 wrd >500 wrd <500 wrd >500 wrd <500 wrd >500 wrd 1mrt t/m 1 april 6 30 8 3 2 4 20 10 2 6 3 0 2 april t/m 1 mei 23 26 6 9 13 10 13 13 4 2 7 2 2 mei t/m 1 juni 127 17 11 31 83 44 6 11 7 4 18 13 25 mei t/m 1 juni 51 1 7 17 31 20 0 1 4 3 8 9 Totaal 156 73 25 43 98 58 39 34 13 12 28 15 34

(35)

Bovenstaande tabel 1 toont de verdeling van de gevonden artikelen per sectie, tijdsspanne en woordenaantal. Als eerst is duidelijk dat meer dan de helft van de artikelen onder de sectie

‘binnenland’ valt, namelijk 156 van de 297 artikelen. Hierbij is ook te zien dat meer dan driekwart, 127 van de totaal 156 binnenland artikelen, zijn geschreven in de laatste maand voor het

referendum, waarvan bijna de helft zelfs in de laatste week. Dit valt te verklaren doordat de

voortgang van de implementatie van de Europese Grondwet in Nederland via een referendum werd bepaald en deze procedure vooral op nationaal niveau werd gerepresenteerd. Dat de piek in het aantal artikelen pas in de laatste maand te zien is heeft te maken met het, wellicht late, begin van de voorlichting en campagnes. In een artikel van 18 april 2005 laat minister Bot van Buitenlandse zaken weten dat “de campagne moet worden geconcentreerd op de laatste drie a vier weken voordat de Nederlanders zich op 1 juni voor of tegen de Europese Grondwet uitspreken” (NRC Handelsblad, 18 april 2005, binnenland). Dat de laatste maand erg belangrijk was, valt ook te zien aan het aantal artikelen waarin de Europese Grondwet genoemd werd op de voorpagina. Van de in totaal 43 artikelen op de voorpagina, waren dit er in de laatste maand 31.

Ook het aantal buitenland artikelen is interessant om te bekijken, aangezien dit de relatie kan benadrukken tussen de Nederlandse voortgang van de implementatie en die in de andere Europese landen. De meeste artikelen uit de buitenland sectie werden ingenomen door het Franse referendum voorafgaand aan de Nederlandse op 29 mei 2005. Aangezien de Franse voorlichtingscampagne eerder van start ging en de negatieve stemming sneller duidelijk was, is te zien dat het zwaartepunt van deze artikelen eerder in de periode ligt, met meer dan de helft van de artikelen in de eerste twee maanden.

Als laatste is te zien dat er meestal een evenredige verdeling is tussen artikelen van minder dan 500 woorden en artikelen met meer. De binnenlandsectie is hier een uitzondering op, aangezien 98 van de 156 artikelen minder dan 500 woorden bevatten. Slechts een vierde van het hoge aantal binnenlandartikelen bestaat uit meer dan 500 woorden. Voor de voorpagina geldt dat artikelen meestal nog een vervolg hebben in één van de andere secties.

6.2 Verdrag van Lissabon

De term ‘Verdrag van Lissabon’ werd pas kort voor ondertekening verbonden aan de opvolger van de Europese Grondwet. Er is voor deze analyse daarom ook gezocht naar artikelen waarin de zoektermen ‘Europees Verdrag/Hervormingsverdrag’ en ‘Europese Grondwet’ werden aangehaald. In de drie maanden voor de Europese ondertekening van het Europese Verdrag in Lissabon (13 september 2007 – 13 december 2007) zijn er, binnen de onderzochte secties in het NRC

Handelsblad, 84 artikelen gevonden.

(36)

Tabel 3: krantenartikelen in NRC Handelsblad 13 september 2007 – 13 december 2007, zoekterm ‘Europees Verdrag’

Tabel 2: krantenartikelen in NRC Handelsblad 13 september 2007 – 13 december 2007, zoekterm ‘Verdrag van Lissabon’

Hierbij werd bij het zoeken al duidelijk dat het NRC Handelsblad sinds 2005 een nieuwe wekelijkse sectie had toegevoegd aan de krant, namelijk ‘Nederland&Europa’. Aangezien deze sectie qua naam de concepten van multi-level governance en multi-level media al positief benaderd is ervoor

gekozen deze sectie toe te voegen aan de analyse.

sectie Binnenland sectie Buitenland sectie Economie sectie Voorpagina sectie NL en Europa <500 >500 <500 >500 <500 >500 <500 >500 <500 >500 13 sep t/m 13 okt 14 okt t/m 13 nov 1 1 1 1 14 nov t/m 13 dec 1 1 6 dec t/m 13 dec totaal 1 1 1 1 1 1 sectie Binnenland sectie Buitenland sectie Economie sectie Voorpagina sectie NL en Europa <500 >500 <500 >500 <500 >500 <500 >500 <500 >500 13 sep t/m 13 okt 9 1 4 6 1 8 1 0 4 3 3 14 okt t/m 13 nov 4 2 5 1 1 3 1 1 4 1 1 14 nov t/m 13 dec 2 1 1 3 2 1 1 3 6 dec t/m 13 dec 1 2 1 2 totaal 15 4 0 10 10 2 13 2 2 9 1 7 3 36

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Op het gemor onder de Vrijheidsbonders naar aanleiding van deze aberratie reageerde Elout in het Handelsblad dat zijn krant door geen enkele partij gerekend wenste te worden tot

We hebben niet eerder vastgelegd in een verordening hoe een inwoner een aanvraag kan doen.. Dit stond eerder in

Mocht u hiermee een vermoeden hebben dat er iets niet pluis is, kan u met deze lijst contact opnemen en dit bespreken met uw verantwoordelijke of de huisarts.. De informatie op

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

x Cupressocyparis leylandii ‘Sirebo ’ Deze Nederlandse species uit 1982 heeft wit- bont gespikkeld loof en verder vrijwel gelijke afmetingen en morfologische kenmerken als de

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende