MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU
UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2013
VAK : BIOLOGIEDATUM: DINSDAG 09 JULI 2013 TIJD : 07.45 – 09.00 UUR
DEZE TAAK BESTAAT UIT 40 ITEMS.
TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN, GAAT HET STEEDS OVER GEZONDE ORGANISMEN EN NORMALE OMSTANDIGHEDEN.
WEEFSELS EN ORGANEN 1
De tekeningen geven elk een deel van een weefsel schematisch weer.
1 2 3 4
Welke tekening geeft een deel van een zenuwweefsel aan? A 1 B 2 C 3 D 4 2
Enkele functies van de organen van een plant zijn :
1. stevigheid geven
2. bloemen dragen
3. zorgenvoordegeslachtelijke voortplanting
4. zorgen voor de gaswisseling
Welke is een functie van het blad?
A 1 B 2 C 3 D 4 STEVIGHEID 3
In een bladschijf bevinden zich ook vaatbundels. Hoe worden deze vaatbundels genoemd?
A bladsteel B houtvat C nerven D zeefvat 4
Wiresh trapt per ongeluk op een kever en hoort een krakend geluid.
Wat kan het krakend geluid hebben veroorzaakt?
A de maag van de kever B de tracheeën van de kever C het hart van de kever D het skelet van de kever
5
Rita heeft haar tomatenplantjes enkele dagen geen water gegeven.
Wat gebeurt met de turgor van de plantencellen als zij de plantjes water geeft?
Via welke vaten wordt het water vervoerd?
de turgor neemt Het water wordt
vervoerd door de
A af bastvaten
B af houtvaten
C toe bastvaten
STOFWISSELING 6
In ons spijsverteringsstelsel bevinden zich
bacteriën die leven van de nog onverteerde resten van ons voedsel.
Deze bacteriën bevinden zich vooral in de ...
A dikke darm. B dunne darm. C maag.
D twaalfvingerige darm.
7
De tekening geeft schematisch een deel van het spijsverteringsstelsel van de mens weer.
1 2 3 4
In welke van de aangegeven delen wordt glucose in het bloed opgenomen?
A in deel 1 B in deel 2 C in deel 3 D in deel 4
8
Een bepaald dier heeft een ademhalingsstelsel metveleuitwendigeopeningen(stigmata’s). Welk dier kan dit zijn?
A een duif B een kikker C een vis D een vlieg
9
Twee beweringen over de vorming en omzetting van glucose in een blad van een zonnebloem zijn:
I Glucose wordt gevormd uit anorganische stoffen.
II Glucose wordt omgezet in anorganische stoffen.
Voor deze beweringen geldt:
A alleen I is juist. B alleen II is juist. C I en II zijn beide juist. D I en II zijn beide onjuist.
10
Welke organismen kunnen organische stoffen
omzetten in anorganische stoffen?
A alleen het gras B alleen de regenworm
C alleen de paddestoel en het gras
11
De afbeeldingen geven twee processen (1 en 2) weer bij organismen.
stof P energie
proces 1
zuurstof koolstof dioxide +
water energie stof P proces 2 koolstofdioxide + water zuurstof
Welke processen worden weergegeven?
proces 1 proces 2 A fotosynthese uitscheiding B fotosynthese verbranding C uitscheiding fotosynthese D verbranding fotosynthese TRANSPORT 12
In de afbeelding is een doorsnede van het hart met aansluitende bloedvaten schematisch getekend. 3 2 4
1
Via welke van de genummerde bloedvaten stroomt bloed de rechterboezem van het hart binnen? A via bloedvat 1 B via bloedvat 2 C via bloedvat 3 D via bloedvat 4 13
Maldini kreeg tijdens het voetballen een harde trap tegen zijn scheenbeen. Hierdoor stolde het bloed op die plaats. En dit was te zien als een donkere plek.
Hoe komt het dat het bloed op die beschadigde plaats is gestold?
A Doordat het bloed niet verder kon stromen. B Doordat de bloedplaatjes in de beschadigde bloedvaten stoffen vrijmaakten voor de bloedstolling.
C Doordat er vele rode bloedcellen beschadigd zijn.
D Doordat de witte bloedcellen in de beschadigde bloedvaten stoffen vrijmaakten voor de
bloedstolling.
14
Over een bepaald bloedvat van je been is bekend, dat het een dikke, stevige en elastische wand heeft.
Welk bloedvat zou dit kunnen zijn?
Vervoert dit bloedvat zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
bloedvat vervoert
A beenader zuurstofarm bloed B beenader zuurstofrijk bloed C beenslagader zuurstofarm bloed D beenslagader zuurstofrijk bloed
15
Saskia kreeg een blaar aan haar hand na het hard werken in de tuin. De blaar bevat vocht.
Hoe wordt dit vocht genoemd?
Welke bloedcellen kunnen in dit vocht voorkomen?
vocht bloedcellen
A lymfe rode bloedcellen B lymfe witte bloedcellen C weefselvocht rode bloedcellen D weefselvocht witte bloedcellen
16
De tekening stelt een stukje tak van een boom voor. Er wordt een ringwondproef gedaan waarbij een stukje bast rondom tot aan het hout wordt
weggesneden.
P
ringwond
Kunnen water en mineralen blad P bereiken?
Is het mogelijk dat de glucose die gevormd is in blad P ook de wortels van deze boom kan bereiken?
water en mineralen naar blad P
glucose van blad P naar de wortels A ja ja B ja nee C nee ja D nee nee UITSCHEIDING 17
Welke maatregel kan iemand met diarree nemen om uitdroging te voorkomen?
A beschuit eten
B geen vocht gebruiken C veel drinken
D veel rusten
18
De volgende producten verlaten het lichaam regelmatig:
1. urine 2. ontlasting 3. waterdamp 4. zweet
Welke behoren tot de uitscheidingsproducten? A alleen 1 B alleen 1 en 2 C alleen 1, 3 en 4 D 1, 2, 3 en 4 HORMONEN 19
Twee beweringen over geslachtshormonen en hun werking zijn:
I Geslachtshormonen worden vanaf de
geboorte geproduceerd, maar beginnen pas in de puberteit te werken.
II Geslachtshormonen worden vanaf de puberteit geproduceerd en werken alleen in de puberteit.
Voor deze beweringen geldt:
A alleen I is juist. B alleen II is juist. C I en II zijn beide juist. D I en II zijn beide onjuist.
20
De schildklier geeft een hormoon af dat de verbranding versnelt.
Waar kan door dit hormoon de verbranding versneld worden?
A alleen in de alvleesklier B alleen in de hartspier C alleen in de lever D in het hele lichaam
21
Als iemand schrikt, wordt de hartslag sneller en stijgt het glucosegehalte van zijn bloed.
Door welk(e) hormoon (hormonen) wordt deze reactie veroorzaakt?
A door adrenaline
B door de geslachtshormonen C door het schildklierhormoon D door insuline
22
Welk hormoon is een geslachtshormoon?
A adrenaline B insuline C testosteron D thyroxine
ZENUWSTELSEL
23
Waarvoor zorgen de kleine hersenen?
A voor de bewustwording
B voor de coördinatie van beweging C voor het opvangen van prikkels uit het ruggemerg
D voor het voelen
24
De tekening stelt een deel van het zenuwstelsel en een beenspier schematisch voor.
Welk type zenuwcel is met de letter Z aangegeven?
En in welke richting geleidt het impulsen?
zenuwcel richting:
impulsgeleiding A bewegingszenuwcel van de beenspier naar
het ruggemerg B bewegingszenuwcel van het ruggemerg
naar de beenspier C gevoelszenuwcel van de beenspier naar
het ruggemerg D gevoelszenuwcel van het ruggemerg
naar de beenspier
25
In welke richting worden impulsen van een oogzenuw naar de hersenen geleid?
A van de hersenstam naar de grote hersenen B van de hersenstam naar de kleine hersenen C van het ruggemerg naar de grote hersenen D van het ruggemerg naar de kleine hersenen
26
De cijfers stellen delen van een reflexboog in de juiste volgorde voor.
Zintuig - 1 - 2 - 3 - 4 Welk deel wordt door de cijfers 1en 2 voorgesteld?
cijfer 1 stelt voor cijfer 2 stelt voor A bewegingszenuwcel gevoelszenuwcel B bewegingszenuwcel schakelcel C gevoelszenuwcel bewegingszenuwcel D gevoelszenuwcel schakelcel
ZINTUIGEN
27
Welk onderdeel van het menselijk oog zorgt ervoor dat er een scherp beeld gevormd wordt op het netvlies ?
A de iris B de lens C de pupil
D het glasachtig lichaam
28
De iris van een oog van de mens bevat
kringspieren en straalsgewijslopende spieren.
Welke van deze spieren trekken zich samen als er plotseling veel meer licht in het oog valt?
Wordt de pupil dan groter of kleiner?
samentrekken pupil
A kringspieren groter
B kringspieren kleiner
C straalsgewijslopende spieren groter D straalsgewijslopende spieren kleiner
29
Door welk onderdeel van het oor wordt de lucht-druk aan beide zijden van het trommelvlies gelijk gemaakt?
A de buis van Eustachius B de gehoorbeentjes C de gehoorgang D de trommelholte
30 1 2 3 4
De afbeelding stelt schematisch de tong van de mens voor.
Raisa eet rijst met bitawiwiri.
Met welk nummer is dat deel van de tong
aangegeven waarmee Raisa de bittere smaak van de bitawiwiri proeft? A 1 B 2 C 3 D 4 GROEI EN ONTWIKKELING 31 1 2
De afbeelding stelt drie bloeiende planten voor. Insecten kunnen stuifmeel overbrengen zoals met de pijlen is aangegeven.
Geeft pijl 1 bestuiving aan ? En pijl 2? pijl 1 pijl 2 A ja ja B ja nee C nee ja D nee nee 32
Deze tekening geeft een doorsnede weer van een bloem.
Kunnen er in deze bloem zaden gevormd worden?
Kan er uit deze bloem een vrucht ontstaan?
zaadvorming vruchtvorming A ja ja B ja nee C nee ja D nee nee 33
Bij bomen worden takken en stammen dikker.
Dit wordt mogelijk gemaakt door...
A de bast.
B de jaarringen. C het cambium. D het hout.
34
Enkelefasenin deontwikkeling van een kikker zijn:
1. kikkervisje met inwendige kieuwen 2. kikkervisje met uitwendige kieuwen 3. kikkervisje met achterpoten
4. pas uitgekomen kikkervisje
Wat is de juiste volgorde van deze ontwikkelingsfasen?
A 4 – 2 – 1 – 3 B 4 – 1 – 3 – 2 C 4 – 3 – 1 – 2 D 4 – 2 – 3 – 1
35
Welke reden om ongeslachtelijke voortplanting toe te passen in de tuinbouw is niet juist? Ongeslachtelijke voortplanting wordt vaak toegepast in de tuinbouw, omdat hierdoor de nieuwe planten ...
A betere eigenschappen hebben dan de moederplant.
B dezelfde eigenschappen hebben als de moederplant.
C sneller bloeien.
D zich snellerontwikkelen.
MILIEU 36
Vroeger plantte men op de koffieplantages de kofimama (een vlinderbloemige). Dit deed men om een bepaalde manier van bemesting toe te passen.
Om welke manier van bemesting gaat het ?
A compostering B groenbemesting C kunstmestbemesting D overbemesting
37
Een bepaalde vlieg die schadelijk is voor landbouwgewassen wordt bestreden met sluipwespen.
Deze wespen leggen eitjes in de larven van de vlieg en de wespenlarven eten de larven van de vlieg op.
Hoe noemt men deze vorm van bestrijding?
A biologische bestrijding B chemische bestrijding C kunstmatige bestrijding D mechanische bestrijding OVERDRAAGBARE AANDOENINGEN EN TROPISCHE HYGIËNE 38
Welke ziekte is geen geslachtsziekte?
A druiper B candida C syfillis
D tuberculose (TBC)
39
Twee beweringen over tuberculose (TBC) zijn:
I Tuberculose wordt veroorzaakt door een bepaalde bacterie.
II Tuberculose is een ongeneeslijke ziekte.
Voor deze beweringen geldt:
A alleen I is juist. B alleen II is juist. C I en II zijn beide juist. D I en II zijn beide onjuist.
40
Enkele maatregelen om ziekten te voorkomen zijn:
1. Geen etensresten op het erf gooien. 2. Nooit op blote voeten buiten lopen. 3. Watertonnen goed afdekken.
4. Het water van vazen steeds verversen.
Welke maatregel hoeft niet in acht genomen te worden om de ziekte van Weil te voorkomen?
A 1 B 2 C 3 D 4