• No results found

Feest en vermaak. Sinterklaasfeesten in de 19e en 20e eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Feest en vermaak. Sinterklaasfeesten in de 19e en 20e eeuw"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Feest en vermaak.

Sinterklaasfeesten in de 1ge en 20e eeuw

John Helsloot

Over een paar weken is het al weer zover! Dan turen overal in het land kinderen opgewonden en luidruchtig van spanning het water af of ze 'hem' al kunnen zien. Een stoomfluit doet zich horen, een hoempaband zet in en temidden van zijn springende en buitelende knechten maakt -u raadde het al- de Goedheiligman zich op om plechtig voet aan wal te zetten van Nederland, voor zijn jaarlijkse bezoek. Dat is natuurlijk een bijzonder moment, maar toch ook gewoon -om de titel van deze studiedag om te keren. Het Sinterklaasfeest hoort immers tot de alledaagse, gewone, cultuur van de inwoners van Nederland: er is niemand te vinden die zich bij dit feest niets kan voorstellen -afgezien dan van mensen die pas heel recent in ons land zijn, en zelfs dan wordt het ze gauw bijgebracht

Het Sinterklaasfeest heeft natuurlijk ook een geschiedenis, en wel een hele lange. Het schilderij van Jan Steen uit de jaren zestig van zeventiende eeuw van een Sinterklaasmorgen staat u ongetwijfeld voor de geest. En er zijn nog wel oudere gegevens, zoals uit Rotterdam in 1546, waar een meisje niet in staat was, omdat precies toen haar broertje geboren werd, 'haer schoen te zetten, gelijck men op ( .. ) Sinct Nicolaesavont gewoon is te doen' .

Omdat het Sinterklaasfeest zo'n aansprekend en herkenbaar element is van de cultuur van feest en vermaak -het thema van mijn voordracht- wil ik aan de hand van enkele voorbeelden uit de geschiedenis van dit feest, zowel uit Zeeland, en dan met name Goes, als Nederland in het algemeen, een indruk geven van de manier waarop volkskundigen of etnologen met zo'n onderwerp omgaan, welke vragen ze stellen of welke aspecten ze interessant vinden. Ik neem het Sinterklaasfeest dus als een, weliswaar willekeurig, maar goed bruikbaar voorbeeld.

Sint-Nicolaasfeesten in Goes aan het eind van de 1ge eeuw

Eind jaren tachtig hield ik me bezig met de vraag hoe het toch kwam dat zo in de jaren 1890-1920 op veel plaatsen in het land de, onbetamelijk geachte, kermis werd afgeschaft en werd vervangen door als veel netter beschouwde volks- of oranjefeesten, met een optocht en allerlei georganiseerde spelletjes. Ik kwam er achter dat er verenigingen hadden bestaan, opgericht al eerder in de negentiende eeuw, die zich de, zoals dat heette, 'veredeling van het volksvermaak' ten doel stelden. Ik vroeg mij af -over die verenigingen was toen onder historici nog weinig bekend- wat dat voor verenigingen waren. Wat waren hun activiteiten en hoe werd daarop gereageerd, wie waren de drijvende krachten daarachter en wie werden daar lid van? Om die laatste vragen te kunnen beantwoorden moet men kunnen beschikken over lijsten met namen van leden. Het bleek mij toendertijd -later merkte ik dat die soms ook wel te vinden waren in gedrukte jaarverslagen- dat die alleen in het Zeeuwse Goes, waar ook zo'n vereniging had bestaan, in het gemeentearchief bewaard werden. Dat was voor mij de doorslaggevende reden om die vereniging uit te kiezen, om nader te bestuderen. Ik maakte daarvoor niet alleen gebruik van het verdere archief van de vereniging, vooral FEEST EN VERMMK. SINTERKLAASFEESTEN IN DE Ige EN 20e EEUW 25

(2)

de notulenboeken, maar ook van berichten en commentaren in de vier (bewaard gebleven) kranten die Goes in de tweede helft van de negentiende eeuw kende.

Ik stuitte al snel op het merkwaardige gegeven dat het jaarlijkse St.-Nicolaas-feest beschouwd werd als de belangrijkste activiteit van de vereniging. Om dat te,skunnen plaatsen moet ik eerst wat meer zeggen over de vereniging, die voluit 'Vereeniging tot het regelen en bevorden van Volksvermaken te Goes' heette. Zij stelde zich ten doel om, 'het volk door gepaste uitspanningen en feestelijke bijeenkomsten, aangenaam en zoo nuttig mogelijk bezig te houden, opdat de smaak voor het goede en schoone aangewakkerd worde' . Het ging haar er dus om het 'volk' te beschaven en daarom worden dit soort verenigingen wel getypeerd als onderdeel van het 'beschavings-offensief' .

Spotprent door Joh. Braakensiek op de voorgenomen opheffing van de Vereeniging tot het regelen en bevorderen van Volksvermaken te Goes (ZA, Zelandia Illustrata IlI, nr.

359).

Dat beschavingsoffensief was er in soorten en maten. De verenigingen voor volksvermaken kwamen voort uit kringen van mensen die qua politieke kleur liberaal waren en in godsdienstig opzicht -heel belangrijk, zeker in Zeeland- vrijzinnig of 'modem'. Zo omstreeks de jaren zestig van de negentiende eeuw bestond er onder hen grote ongerustheid over de houding van de zogenaamde 'arbeidende klasse', dat wil zeggen vooral handwerks- en ambachtslieden. Door de economische ontwikkelingen kwam hun positie onder druk te staan, ze gingen zich organiseren en ook het zo gevreesde socialisme diende zich aan. Om te voorkomen dat dit zogenaamde 'volk' zich tegen de maatschappelijke orde zou keren, bedachten de liberalen iets als een inkapselingsstrategie: als men er in zou kunnen slagen tussen hen en het 'volk' een gemeenschappelijke cultuur of levensstijl te ontwikkelen en vorm te geven, zouden de scherpe kantjes van de maatschappelijke tegenstellingen wel afslijten en het gevaar van wanorde bezworen kunnen worden. Een van de terreinen waarop men zich richtte was dat van het volksvermaak. Men wilde proberen om het, meestal 'ruw' gevonden, gedrag van het volk om te buigen in de richting van hoe men zichzelf in liberale kring vermaakte. Van wie samen op dezelfde manier feest vierde, was ook in andere opzichten geen gevaar te duchten.

De Goese vereniging voor volksvermaken nam dat samen doen vrij letterlijk. De oprichters wilden geen comité zijn dat iets voor het volk deed, maar een echte vereniging waarvan iedereen lid kon worden, voor een dubbeltje per maand (bij een gemiddeld weekloon van een gulden was dat evengoed nog geen gering bedrag), zodat iedere aanwezige kon zeggen: 'het is mijn feest, ik heb er voor betaald!'

26 GEWOON EN TOCH BIJZONDER

Toch werkte deze opzet niet. Het orthodoxe bevolkingsdeel -meer dan de helft van de Goese bevolking!- hield zich van zo'n goddeloze vereniging sowieso verre. Maar al spoedig moest men vaststellen dat ook 'niet wat men in den regel het "volk" noemt' lid werd, maar vooral leden van de liberaalgezinde middengroepen, de zogenaamde burgerij. Deze middengroepen wisten in verregaande mate het stempel van hun eigen cultuur en smaak op de vereniging te drukken.

Hun meest geliefde feestavond was, zoals gezegd, het St.-Nicolaasfeest. Ik moet daar onmiddellijk aan toevoegen dat de band met het Sinterklaasfeest in de tegenwoordig gangbare betekenis van dat woord nogal los was. Dat is op zich een belangrijk gegeven om altijd rekening mee te houden bij historisch en volkskundig onderzoek: hetzelfde begrip heeft in verschillende tijden, en dan nog eens voor verschillende groepen mensen, niet altijd dezelfde betekenis. Al leidde de voorzitter de avond de eerste twee jaren in met enkele woorden over 'de persoon van Sint Nicolaas en zijn feest' en werd later een keer het toneelstukje Een

Sint-Nicolaassprookje opgevoerd, verdere verwijzingen naar de Goedheiligman bleven in Goes toen afwezig. Gezien de doelstelling van de vereniging zou men kunnen veronderstellen dat men zich met deze feesten afzette tegen een mogelijk onbetamelijke, 'volkse' viering van het Sinterklaasfeest, bijvoorbeeld in herbergen en cafés. Van plaatsen elders in het land is bekend dat dergelijke feestavonden inderdaad gehouden werden. Uit Goese bronnen zijn ze mij echter onbekend, terwijl men zich in de vereniging zelf daar evenmin over uitliet. Het feest van

Volksvermaken werd verder nooit op 5 december gevierd -dan vierde men Sinterklaas thuis- maar op een datum in de buurt daarvan. Verder namen er alleen volwassenen aan deel en werd het gevierd in een feestzaal. Deze feesten waren eigenlijk een voorloper van de Sinterklaasfeesten die tegenwoordig gevierd worden op bedrijven en allerlei verenigingen. Maar op deze Goese feesten kwam de Sint zelf niet op bezoek.

Toch kregen de aanwezigen wel iets als een cadeautje. Een tombola, een soort loterij, vormde namelijk het centrale onderdeel van de feesten. Die werd zelfs de kurk genoemd waarop de hele vereniging dreef. Het gaf altijd weer dolle pret als het lot bepaalde dat een heer wat naaigerei kreeg of een dame een tabakspot. Maar het belangrijkste was, juist voor mensen uit de burgerij, dat ze zo iets tastbaars terug kregen van hun lidmaatschapsgeld. Het programma bestond verder uit een muziekstuk, een grappige voordracht of een toneelstukje.

Het loonde de moeite om de programma's van een reeks van jaren -de St.-Nicolaasfeesten werden 25 jaar gehouden- naast elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken. Het bleek dat bijdragen verzorgd door plaatselijke amateurs steeds meer verdrongen werden door die van professionele krachten: daar hadden de middengroepen behoefte, aan: een goed verzorgd, probleemloos avondje uit. De burgerlijke gezelligheid van het Sinterklaasfeest was daarvoor de ideale vorm.

Maar, zoals steeds wanneer een bepaalde stroming in een vereniging gaat domineren, riep dat tegenkrachten op: de leden die meer tot de elite te rekenen waren, voelden zich niet helemaal gelukkig met de sfeer op de St.-Nicolaasfeesten en ook bij andere gelegenheden. Hun behoefte om hun eigen groepsidentiteit te profileren uitte zich in de organisatie van iets als een alternatieve reeks St.-Nicolaasfeesten, namelijk: feestavonden, soirées, ten behoeve van nóg weer een andere reeks Sinterklaasfeesten, die voor schoolkinderen van de armen.

(3)

Het idee voor die Sinterklaasfeesten voor schoolkinderen was in Goes in 1883 ontstaan toen binnen Volksvermaken gediscussieerd werd over het eigen St.-Nicolaasfeest. De voorzitter van de vereniging, in het dagelijks leven hoofd van een openbare lagere school, vroeg zich af of het niet beter zou zijn als de leden, ih plaats van een prijs uit de tombola te komen halen, er een zouden brengen, en wel aan de armen van de stad. Dat was toch meer in overeenstemming met het karakter van het feest. Zoals Jan ter Gouw al eerder had geschreven: het Sinterklaasfeest 'moet -de mode eischt het- een filantropische snaar doen trillen'. Binnen Volksvermaken kreeg dat idee nog onvoldoende steun, maar wel ontstond nu een comité van gegoeden dat inderdaad Sinterklaasfeesten voor arme schoolkinderen ging organiseren.

De eerste keer werd dat in een feestlokaal gehouden, waar Sinterklaas te paard aankwam -een betrekkelijk vroeg gegeven!- en ook verder op het feest aanwezig was, later op de scholen zelf. Daaruit blijkt dat de organisatoren en de daarbij natuurlijk nauw betrokken onderwijzers bekend waren met de zich sinds het midden van de negentiende eeuw ontwikkelende nieuwe vorm van het Sinterklaasfeest. Het prentenboekje van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkrnan heeft daarbij een doorslaggevende rol gespeeld. Sinterklaas neemt nu in levende lijve deel aan het feest, eerst nog op plaatjes, maar later -over die vroege geschiedenis van het feest is nog

28

Advertentie uit de Middelburgsche Courant van donderdag 1 december

1949.

GEWOON EN TOCH BllZONDER

weinig bekend- ook daadwerkelijk. De Goese schoolkinderen kregen chocolademelk, wat lekkers en een cadeautje uit een eigen tombola. Daarvoor was natuurlijk geld nodig en dat werd bijeengebracht uit de opbrengst van de tegen betaling toegankelijke soirées die ik eerder noemde.

Die hadden vrijwel hetzelfde programma als de gewone St.-Nicolaasfeesten van de vereniging voor volksvermaken: pianospel, liederen en een toneelstukje. Een belangrijk verschil was dat deze programma-onderdelen uitgevoerd werden door Goese amateurs. Enerzijds was dat logisch -men wilde immers zoveel mogelijk geld ophalen. Maar anderzijds distantieerde men zo ook duidelijk van de St.-Nicolaasfeesten van Volksvermaken. De criticus van de Goesche Courant verwoordde dat onomwonden: 'Ik geef aan zulk eene uitvoering verre de voorkeur boven een tooneelvoorstelling van een bepaalden troep'. Een ander verschil was dat ze voor iedereen tegen 99 cent toegankelijk waren, terwijl de generale repetities zelfs voor de halve prijs bezocht konden worden. Daardoor was de soirée, in de woorden van de voorzitter van de St.-Nicolaascommissie, een 'publiek feest', dus in tegenstelling tot het besloten karakter van dat van Volksvermaken. Dat was door de hoogte van de entreeprijs natuurlijk zeer betrekkelijk, maar die blikvernauwing treedt wel vaker op als de organisatoren van een feest alleen mensen uit hun eigen kring zien en dan menen dat 'iedereen' daaraan meedoet.

Door deze St.-Nicolaasfeesten van de elite en voor de arme schoolkinderen was de vereniging voor volksvermaken met haar kern van leden uit de middengroepen duidelijk op haar nummer gezet. Een reactie kon niet uitblijven en bleef ook niet uit. Na jarenlange en moeizame discussies besloot de vereniging in 1884 haar doelstelling aan te passen. Men zou voortaan niet meer alleen feesten voor de leden organiseren, maar zo af en toe ook voor niet-leden, voor het 'volk' dat geen lid wilde of kon worden. Maar echt van harte ging dat niet. Pas in 1887 besloot de vereniging als uitvloeisel van dit nieuwe beleid naast de gewone St.-Nicolaasfeesten voor de leden op de daaraan voorafgaande avond een apart St.-Nicolaasfeest voor het 'volk' te organiseren, dat altijd nog -zoals men zei: 'om een zekere grens aan te geven' - pas tegen 10.cent entree toegankelijk was. Dit besluit kon bovendien pas genomen worden na.dat het bestuur de leden nadrukkelijk verzekerd had dat zij wat de prijzen uit de tombola op hun feest betrof niets te kort zouden komen. Bovendien ging het bestuur ervan uit dat de leden zouden begrijpen dat zij niet ook nog eens mochten deelnemen aan de tombola op het feest voor het 'volk', maar helemaal gerust daarop was men niet.

Het aparte St.-Nicolaasfeest voor het 'volk' was een succes, er waren zo'n 300 mensen aanwezig geweest, maar het werd niet herhaald. Het heette latere jaren dat er onvoldoende geld in kas was om zoveel prijzen voor een tweede tombola aan te schaffen. Maar het punt was dat men het eenvoudig niet wilde. Het botste teveel met het wereldbeeld van de middengroepen om een ander gratis van iets te laten profiteren, waar zij zelf voor moesten betalen.

In het voorafgaande heb ik vooral het accent gelegd op de sociale aspecten van al deze, nu in totaal vier, Sinterklaasfeesten in het negentiende-eeuwse Goes; maar ze hadden, in ieder geval impliciet, ook nog een politiek aspect. Het Goese maatschappelijk leven werd in die tijd verscheurd door de bittere tegenstelling tussen de liberalen en de orthodoxe protestanten; waar men kon zat men elkaar dwars. Dat is met name zichtbaar op het terrein van feest en vermaak. Men ging wel eens samen, FEEST EN VERMAAK. SINTERKLAASFEESTEN IN DE 1ge EN 20e EEUW 29

(4)

maar bij voorkeur organiseerde iedere stroming, evenals de eerder genoemde sociaal-culturele groepen, eigen feesten, om zich daarmee te profileren, de eigen identiteit te versterken en om er politieke munt uit te slaan.

Van die politiek-culturele strijd was, in die tijd, ook het Sinterklaasfeest een onderdeel. Niet alleen de vereniging voor volksvermaken was een onmiskenbaar liberale club, ook het comité dat de Sinterklaasfeesten voor de arme schoolkinderen organiseerde bestond uit gegoede liberalen. Natuurlijk, ze wilden oprecht wat voor de armen doen. Maar tegelijk konden ze zo weer een zet doen in het grotere politieke spel, met de kinderen als inzet. Want de orthodoxen hadden op dit vlak in december een duidelijke voorsprong: hun zondagsscholen, in Goes een drietal, organiseerden met kerstmis jaarlijks een kinderfeest, waar zo'n 600 kinderen een cadeautje kregen. Hoe bedreigend voor die feesten het Sinterklaasfeest was bleek heel duidelijk toen de orthodoxe krant Het Zuiden, nadat in Middelburg een soortgelijk Sinterklaascomité als in Goes was opgericht, schreef: 'Wat wij reeds jaren op het kerstfeest deden, beginnen de liberalen na te bootsen op dien onschuldigen Sinterklaasdag'. Wie feesten bestudeert, doet er dus goed aan altijd een oog te hebben voor dit soort, nu eens wel, dan weer niet uitgesproken, politieke aspecten. Maar daarmee is het onderzoek naar een feest nog lang niet uitgeput.

Tot nu toe ging het uitsluitend om publieke Sinterklaasfeesten. Over dat soort evenementen is in de plaatselijke pers meestal wel informatie te vinden. Maar je kunt of moet je ook de vragen stellen: wat deden de mensen die daar niet heen gingen, en waarom deden ze dat niet? En ook: vierde men Sinterklaas thuis, en zo ja hoe? En welke verschillen waren er dan daar weer tussen mensen met verschillende sociaal-culturele, godsdienstige achtergronden? Over wat de katholieken bijvoorbeeld deden, in Goes eind negentiende eeuw ongeveer een vijfde van de bevolking, is zo goed als niets bekend. Dat geldt ook voor de huiselijke viering van het feest. Alleen toevalstreffers, een dagboek bijvoorbeeld, kunnen daarover preciezer inlichten. De verspreiding van het Sinterklaasfeest in de eerste helft van de 20e eeuw Tot nu toe heb ik het alleen gehad over Goes. Vandaaruit mag je natuurlijk niet generaliseren voor heel Zeeland. Als het historisch onderzoek van de laatste tijd iets geleerd heeft, dan is het wel hoe groot, ondanks natuurlijk enige overeenkomsten, juist de verschillen zijn in ontwikkeling tussen allerlei plaatsen, in Zeeland bijvoorbeeld tussen Middelburg, Vlissingen, Zierikzee en Tholen. Dit zijn allemaal steden, met, natuurlijk in verschillende mate, iets als een stedelijke cultuur. De inwoners van die steden oriënteerden zich op de levensstijl en gewoonten van andere steden, dus ook elders in het land. Tegelijk vervulden de steden een centrum- en voorbeeldfunctie voor het hun omringende platteland. Dan stelt zich onmiddellijk de vraag: hoe ging het op de dorpen toe? Dat wil zeggen op al de verschillende soorten dorpen? Werd daar ook Sinterklaas gevierd? Zo ja: hoe dan? Op dezelfde manier als in de steden?

Toevallig, maar gelukkig, beschikt het Meertens Instituut over een bron die daarover -bij benadering- kan inlichten. Door ons instituut wordt namelijk vanaf de jaren dertig onder zijn correspondenten, vroeger zo'n 2000 en nu nog altijd ongeveer 700, ieder jaar een vragenlijst uitgestuurd over een volkskundig onderwerp. In 1943, nota bene midden in de oorlog, werden enkele vragen gesteld over de Sinterklaasviering. Achteraf bezien was dat op een gelukkig moment -gezien dan vanuit het gezichtspunt van het Sinterklaasonderzoek!

30 GEWOON EN TOCH BIJZONDER

Sinterklaas wordt op een tank rondgereden in bevrijd Middelburg in 1944 (Foto ZA,

HTA Middelburg nr. A 1477 I).

Heel kort samengevat is uit alle gegevens uit de enquête tezamen op te maken dat het Sinterklaasfeest zoals zich dat op scholen in de steden ontwikkelde zich tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw geleidelijk aan daaruit verspreid heeft naar de dorpen. Nogal wat mensen op dorpen antwoordden dat ze eigenlijk helemaal geen Sinterklaas vierden. Maar dan bedoelden ze: niet zoals in de steden. Dat Sinterklaas in levende lijve te zien was, werd een -in die tijd!- noviteit genoemd; vroeger was zoiets onbekend. Ja, een enkeling, zoals een correspondent uit Terneuzen, had dat wel eens in de stad gezien. Het schoenzetten kwam zeker voor, maar iets als pakjesavond werd een stedelijk verschijnsel genoemd, waaraan men op de dorpen alleen in enkele, meer op de burgerlijke cultuur georiënteerde kringen deed. De naam Zwarte Piet was ook iets nieuws; vroeger noemde men hem eenvoudig 'Jan de knecht' of had men allerlei regionale benamingen zoals Nicodemus, Jacques Jour, Assiepan, Sabbas of Hans Moef. De vragenlijst wijst heel duidelijk in de richting van één instelling die verantwoordelijk was voor de veranderingen, voor het doordringen van de stedelijke cultuur in de dorpen: de plaatselijke lagere school. De dorpsonderwijzers vervulden, als culturele bemiddelaars, de hoofdrol in dit proces: zij zorgden ervoor dat hun kinderen door middel van prentenboekjes, schoolplaten en liedjes bekend raakten met de nieuwe vorm van Sinterklaasvieren. Dat deden ze uit pedagogische motieven, maar ook om het prestige van hun school, hun vak en uiteindelijk van zichzelf te verhogen. Met hun optreden namen zij de rol over van de 'beschavers' uit gegoede stedelijke kringen van enkele decennia eerder; in het voorafgaande was het begin van die verschuiving in Goes al te zien.

Want er was ook een oude vorm: het zogenaamde 'Sunteklaaslopen' of 'klaasjagen' , waarvan restanten nu nog bewaard zijn op de Waddeneilanden. Eind FEEST EN VERMAAK. SINTERKLAASFEESTEN IN DE Ige EN 20e EEUW 31

(5)

negentiende, begin twintigste eeuw was dat in grote delen van het land nog een veelvoorkomend verschijnsel. Groepjes jongelui van zo'n 10-18 jaar trokken de avonden voor Sinterklaas langs de huizen. Om kleine kinderen of jonge meisjes bang te maken hadden ze zich onherkenbaar en potsierlijk verkleed, vaak iin witte vrouwenkleren of omgekeerde jassen. Hun gezicht was zwart gemaakt of ze droegen een masker en een baard. Ze schreeuwden, stampten met hun voeten of maakten lawaai met stokken en kettingen. En plotseling deden ze de deur open met de vraag: 'Zijn hier nog stoute kinderen?', strooiden pepernoten en verdwenen weer. Als beloning verwachtten ze wat lekkers of wat geld. In die laatste zin leek het gebruik op soortgelijke rondgangen van jongelui en kinderen bij andere gelegenheden zoals nieuwjaar, driekoningen of vastenavond.

Tijdens de eerste decennia van onze eeuw krijgt men in de dorpen aan dit wilde gedoe steeds meer een hekel. Het bezoek van de verklede Sinterklazen wordt als een vorm van bedelarij beschouwd, waarmee het afgelopen moest zijn. Precies in die tijd gaan de onderwijzers een intocht van Sinterklaas, vaak met de plaatselijke fanfare als deel van de stoet, organiseren en een bezoek van de Sint aan hun school. In plaats van de wilde en woeste jongens zien de kinderen nu een deftige, bedaarde en vriendelijke -kortom beschaafde- Sint. Maar waarschijnlijk was hij nog best wel streng, want zijn bezoek diende als steuntje in de rug voor het opvoedingswerk van de onderwijzers. Ook Zwarte Piet is geen al te grote boeman. Een correspondent viel het op dat in het liedje 'Zwarte Piet zo zwart als roet, met een ketting aan zijn voet', de laatste regel werd vervangen door: 'met een veer op zijn hoed'. Niet alleen de kinderen maakten door de schoolfeesten kennis met een nieuwe vorm van Sinterklaasvieren, maar natuurlijk het hele dorp.

Het is niet verwonderlijk dat de zojuist genoemde veranderingen in de publieke sfeer ook hun weerslag hadden op de Sinterklaasviering thuis. In de enquête van ons instituut uit 1943 deelden verschillende zegslieden mee dat die viering thuis, met name op het platteland, pas vrij recent was opgekomen. Dat wil zeggen, allerlei nieuwe vormelementen werden geïntroduceerd, waarbij vergeleken de oudere viering eigenlijk niet veel voorstelde. In plaats van op een bord of in een klomp legden kinderen hun gave voor het paard nu bij voorkeur in de schoen, zoals zij dat kenden van plaatjes, liederen en verhalen. Hoeveel dagen voor 5 december zij die schoen mochten zetten was niet duidelijk geregeld, maar het raakte meer en meer geaccepteerd dat dat een wat langere periode mocht zijn dan één of twee keer zoals vroeger. Het verlanglijstje deed langzamerhand zijn intrede. Kregen de kinderen hun cadeautje op de ochtend van de zesde, de volwassenen vierden op de avond van de vijfde Sinterklaasavond met gezellig samenzijn. Maar dat zij elkaar een cadeautje gaven, werd als iets nieuws beschouwd, met de dan voor hen nieuwe naam van pakjes- of surpriseavond, waarbij de geschenken vergezeld gingen van een plagerig gedicht. En er is in de antwoorden al een glimp op te vangen van de bereidheid om ook kinderen aan pakjesavond te laten deelnemen.

Het Sinterklaasfeest noem ik hier als voorbeeld om te laten zien hoe een cultuurverschijnsel, en ik beperk me hier tot het terrein van feest en vermaak, zich vanuit de steden verspreid heeft over het platteland. Dat algemene proces is natuurlijk voor verschillende elementen van de feestcultuur verschillend verlopen, in tempo en intensiteit, afhankelijk nog weer van de bijzondere omstandigheden in elk dorp. Overgenomen elementen kregen bovendien in specifieke contexten doorgaans een

32 GEWOON EN TOCH BIJZONDER

eigen invulling en betekenis -al lijkt nu juist bij het Sinterklaasfeest de mate van uniformering en standaardisering erg hoog. Het loont de moeite dat proces in kaart te brengen. Want wat je dan vaak leert, is hoe recent allerlei verschijnselen zijn, die al heel oud lijken, vanuit het gezichtspunt dan van de huidige oudere generatie.

Dat is, tot slot, goed te zien bij het Sinterklaasfeest. Oudere mensen in onze tijd, die opgegroeid zijn in zeg de jaren dertig, zijn er zich tegenwoordig niet meer van bewust dat het Sinterklaasfeest van hun jeugd nog maar een vrij recent verschijnsel was. Zij beschouwen dat als 'de' vorm van Sinterklaasvieren, dat wil zeggen als de enig juiste manier, en noemen dat een oude, dikwijls 'typisch Nederlandse', traditie. Ze zijn daaraan, zoals aan zoveel uit hun jeugd, zo gehecht dat ze zo'n traditie het liefst willen fixeren en normatief willen laten zijn voor iedereen die na hen komt: veranderingen, die er altijd zijn bij tradities, worden dan als een aantasting daarvan beschouwd.

Dat bleek heel duidelijk toen ons instituut in 1994 opnieuw een vragenlijst over het Sinterklaasfeest uitstuurde. Dat gebeurde omdat het er sinds eind jaren tachtig steeds meer op leek dat de kerstman de Sint van de troon zou stoten als gever van geschenken. Veel van onze, vaak oudere, correspondenten herkenden het Sinterklaasfeest van hun jeugd niet meer terug: wat veel cadeaus werden er gegeven, en wat een dure spullen. Of kinderen nu zoet of stout geweest waren het afgelopen jaar: ze kregen altijd wat. En niet alleen kinderen kregen iets, maar ook volwassenenen gaven elkaar al die geschenken. En met een beroep op onze eigen, Nederlandse, vaderlandse cultuur en gewoonten zag men inderdaad met lede ogen aan dat zovelen het geschenkenfeest naar de kerst hadden verschoven en geen tijd meer heetten te hebben voor surprises en gedichtjes.

Maar uit andere gegevens, zoals kranteberichten en allerlei opiniepeilingen blijkt dat jongelui, waarschijnlijk nu weer vooral in de steden, daar tegenwoordig, in wat wel genoemd wordt onze postmoderne cultuur, heel anders over denken. Daarin ligt niks meer vast, maar besluit je zelf, al naar gelang de omstandigheden, of je je aan een traditie houdt of niet. Cadeautjes met Sinterklaas of met kerst: wat maakt het uit, als je je er maar happy bij voelt!

Samenvatting

Omdat in de omgang met cultuur, in dit geval vormen van feest en vermaak, allerlei maatschappelijke groeperingen zich voortdurend en om allerlei uiteenlopende redenen willen profileren, zullen ze aan die vormen van feest en vermaak steeds een eigen draai geven, daarop een eigen stempel willen zetten. Men wil graag laten zien tot welke groep men behoort of zou willen behoren. Waren dat in de negentiende eeuw vooral sociale en levensbeschouwelijke groepen, tegenwoordig lijken dat vooral generaties of degenen die zich toeleggen op een bepaalde levensstijl. Het waarnemen en in hun context plaatsen van dergelijke processen maakt volkskunde, Nederlandse etnologie of het onderzoek van alledaagse geschiedenissen zo buitengewoon boeiend. Uit die onderlinge worsteling van groepen met elkaar komt steeds iets nieuws bovendrijven. Zeeland lijkt me daarom een plek bij uitstek om die dynamiek te onderzoeken.

Bibliografie

Over het negentiende-eeuwse beschavingsoffensief, in hoofdzaak in Goes, en de St.-Nicolaasfeesten aldaar

(6)

schreef ik al eerder in rnijn boek Vermaak tussen beschaving en kerstening. Goes 1867-1896 (Amsterdam 1995) en in twee artikelen: 'Sint-Nicolaasfeesten in Goes, 1868-1892. Afspiegeling van de verhouding tussen de gegoede stand en de burgerij', Volkskundig Bulletin 13 (1987) 201-249 en 'Sint-Nicolaasfeesten in Goes,

1868-1892', Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland 15 (1989) 99-110. Een (Duitstalig) artikel op grond van de enquêtes van het Meertens Instituut over de verspreiding van het Sinterklaasfeest verschijnt dit jaar in het

Rheinisch-westfälische Zeitschrift für Volkskunde. Het gegeven uit 1546 over sinterklaas werd gepubliceerd in het Rotterdams Jaarboekje 1995, 159.

Zie over beschavingsoffensieven en feestcultuur in de negentiende en twintigste eeuw verder o.a.: Bert Altena, 'Een broeinest der anarchie'. Arbeiders, arbeidersbeweging en maatschappelijke ontwikkeling,

Vlissingen, 1875-1929 (1940) (Amsterdam 1989); Jan ter Gouw, De volksvermaken (Haarlem 1871); Frans Groot, Roomsen, rechtzinnigen en nieuwlichters. Verzuiling in een Hollandse plattelandsgemeente, Naaldwijk

1850-1930 (Hilversum 1992); Jos Leenders, 'Vereeniging voor Volksvermaken te Hoorn 1870-1896', Holland 29 (1997) 257-273; Kitty de Leeuw, 'Mentaliteit en vrije tijd, 1800-heden', in: K.P.C. de Leeuw, M.F.A. Linders-Rooijendijk en PJ.M. Martens (red.), Van ontspanning en inspanning. Aspecten van de geschiedenis van de vrije

tijd (Tilburg 1995) 12-34; Jan van Miert, Wars van clubgeest en partijzucht. Liberalen, natie en verzuiling, Tiel

en Winschoten 1850-1920 (Amsterdam 1994); Vincent Sleebe, In termen van fatsoen. Sociale controle in het

Groningse kleigebied, 1770-1914 (Groningen 1994); Oscar Westers, 'Van uitspatting naar uitspanning? Veredeling van volksvermaken in Vlaardingen, 1904-1932', Holland 31 (1999) 19-46; Oscar Westers, 'Beschavingsoffensief of beschavingsstreven. De Rotterdamse Vereeniging tot veredeling van volksvermaken,

1881-1931', Rotterdams Jaarboekje 1999, 337-366.

Over het sinterklaasfeest o.a.: Eugenie Boer-Dirks, 'De Sint Nicolaas van Jan Schenkman' , Ons Amsterdam 47 (1995) 282-286; Rita Ghesquiere, Van Nikolaas van Myra tot Sinterklaas. De kracht van een verhaal (Leuven-Amersfoort 1989); John Helsloot, 'Sinterklaas en de komst van de kerstman. Decemberfeesten in postmodern Nederland tussen eigen en vreemd', Volkskundig Bulletin 22 (1996) 262-298; Rien van den Heuvel, 'Sint als vriend en Zwarte Piet als speelkameraad. Sinterklaasbeleving in Nederland', Traditie 3:4 (1997) 12-17; MiIjam van Leer, Geven rond Sinterklaas. Een ritueel als spiegel van veranderende relaties (Amsterdam 1995); Werner Mezger, Sankt Nikolaus. Zwischen Kult und Klamauk. Zur Entstehung, Entwicklung und Veränderung der

Brauchformen urn einen populären Heiligen (Ostfildern 1993).

Over de veranderingen op het platteland o.a.: Anton Schuurman, 'Plattelandscultuur in de negentiende en vroege twintigste eeuw. Modernisering en glocalisering. Een essay', Jaarboek 1999 Nederlands

Openluchtmuseum, 270-301.

(7)
(8)

NEHALENNIA, BULLETIN van de WERKGROEP HISTORIE EN ARCHEOLOGIE van het KONINKLUK ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN en de ZEEUWSCHE VEREENIGING VOOR DIALECTONDERZOEK

Verschijnt 4 maal per jaar. Aflevering 129 (jaargang 2000), Themanummer

I.S.S.N.01687131 machtigingsnummer P.T.T. 78719

Redactie

i.J.E. Kuipers (hoofdredacteur) B. Dele (eindredacteur dialect) M.CS. Raats

drs. R.M. Rijkse

Redactiesecretariaat

drs. W.H.P. Scholten drs. P. W. Sijnke ir. i.A. Trimpe Burger R. Willemsen

i.P.E. Zuurdeeg

Bijdragen voor Nehalennia kunnen bij het redactiesecretariaat worden ingezonden: Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland, Armeniaans Schuitvlot 1,4331 NL Middelburg t.a.v. J.J.B.

Kuipers, tel. 0118-623732; e-mail [email protected]

Lidmaatschap

Nehalennia is een gezamenlijke uitgave van de Werkgroep Historie en Archeologie en de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Het lidmaatschap van beide verenigingen is gecombineerd. Het verenigingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Men kan zich het gehele jaar als lid aanmelden. De contributie bedraagt

f

30,-. Leden ontvangen het bulletin Nehalennia gratis. Voor betaling van de contributie wordt een acceptgirokaart toegezonden. Opzegging van het lidmaatschap moet uiterlijk voor 1 december geschieden. Aanmelding, opzeg-ging en adreswijziopzeg-gingen dienen uitsluitend schriftelijk te worden gericht aan: Ledenadministratie Nehalennia, Van den Hummelstraat 46,5175 CM Loon op Zand, tel. 0416-361917.

Verzending en bestelling

Losse nummers van Nehalennia kosten

f

7,- exclusief verzendkosten. Ook oude nummers en ande-re veande-renigingspublicaties zijn vaak nog verkrijgbaar. Voor informatie over verzending en bestelling kunt u contact opnemen met mw. A. van W aarden-Koets, Zeeuws Archief, Hofplein 16, Postbus 70, 4330 AB Middelburg.

Gironummer 3719924 t.n.v. Werkgroep Historie en Archeologie te Tholen.

Secretariaten

Voor verenigingsaangelegenheden wende men zich tot de volgende secretariaten:

Werkgroep Historie en Archeologie: mw. A. van Waarden-Koets, Zeeuws Archief, Hofplein 16,

Postbus 70, 4330 AB Middelburg, tel. 0118-678800.

Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek: dhr. R. Willemsen, Boterzandestraat 15, 4521 AS

Biervliet.

Omslag: 'Als morsige lieden kuys worden, so schueren se de panne van achteren'; gravure naar een tekening van Adriaen van de Venne

Uit: iacob Cats, "Spiegel van den Ouden ende Nieuwen Tijdt", ('s-Gravenhage 1632)

Gewoon en toch bijzonder

Alledaagse gesch ieden issen

uit het Zeeuwse verleden

Themanummer

13e Historische

Studiedag

Zierikzee

30 oktober 1999

Werkgroep Historie en Archeologie

van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Stichting Regionale

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gerard Meussen staakte daarna zijn 47-jarige toneelpraktijk en werd opgevolgd door Piet Malherbe (in 1905 te Lottum geboren), die als jongeman in Heerlen zijn eerste stappen op

Volgens de volkstellingen stijgt het percentage mannen met gespecialiseerde titels op het totaal aantal mannen met een beroepstitel van 50 in 1849 naar 73 in 1899; bij de vrouwen

‘In die zin is deze Pius Almanak een bijzondere editie’, aldus Irene Vriens, de voorzitter van het bestuur van de Pius Almanak die met Paul van Geest in gesprek zal gaan over

‘Leden van 65 jaar of ouder kunnen zich nog tot 30 november inschrijven voor deze prijs. Voorbeelden van de winnende prijzen vorig jaar zijn onder andere een onderzoek

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Het kinderdagverblijf Pinokkio - in de voormalige barak voor besmettelijke ziekten van het Gemeente Ziekenhuis Zaandam - en het gezinsvervangende tehuis Zaanerf voor

Maar ik versta het zo, dat wij door het geloof Christus aannemen, Die onze gerechtigheid is en ons tot kinderen van God maakt, zoals Johannes zegt: "Zovelen Hem

Bij de ontwikkeling van een geïntegreerd bedrijfssysteem staat een vijftal hoofdthema's (doelen) centraal: voldoende continuïteit van het bedrijf, vol- doende