• No results found

Duitsland en de wereld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duitsland en de wereld"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Duitsland en de wereld

De berichtgeving van Die Zeit over vier belangrijke gebeurtenissen in 1991 Sam de Graaff

(2)

Duitsland en de wereld. De berichtgeving van Die Zeit over vier belangrijke gebeurtenissen in 1991. Door Sam de Graaff Studentnummer: 10278346 EEN MASTERSCRIPTIE VOOR HET VERKRIJGEN VAN DE TITEL MASTER OF ARTS IN Geschiedenis – Duitslandstudies Universiteit van Amsterdam (UvA) en het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) Begeleider: Hanco Jürgens Oktober 2017

(3)

Inhoudsopgave Abstract 4 Inleiding 5 1. De Golfoorlog en een nieuwe wereldorde 14 2. De Sovjet-Unie: de val van een supermacht 31 3. Joegoslavië en het einde van ‘Einheit in Vielfalt’ 47 4. Zuid-Afrika: een toekomst zonder apartheid 62 Conclusie 76 Literatuurlijst 84

(4)

Abstract De context van de Duitse buitenlandse politiek veranderde radicaal met de vereniging en het einde van de Koude Oorlog. Helmut Kohl schetste ‘blühende Landschaften’ in het voormalige Oost-Duitsland, terwijl George H.W. Bush een nieuwe wereldorde uitriep. Filosoof Francis Fukuyama sprak van ‘the end of history’. In 1991 deelden de redacteuren van het Duitse weekblad Die Zeit dat optimisme geenszins. Uit de berichtgeving over de Golfoorlog, de val van de Sovjet-Unie, de start van de Joegoslavische oorlogen en het einde van de apartheid in Zuid-Afrika – vier centrale gebeurtenissen binnen de mondiale politiek – kwam een narratief van twijfel en pessimisme naar voren. Onzekerheid overheerste.

(5)

Inleiding

2016 bracht een schok teweeg in de internationale politiek. Op 23 juni stemde een kleine meerderheid van de Britten voor een vertrek uit de Europese Unie. Donald Trump werd op 8 november 2016 verkozen als 45ste president van de Verenigde Staten. Een politieke aardverschuiving leek zich voor te doen. Commentatoren buitelden over elkaar heen in een poging deze ontwikkelingen te duiden. Keerden de Amerikanen en de Britten zich tegen de globalisering? Was het een stem tegen het establishment? In hun zoektocht naar antwoorden kwam een deel van de internationale media uit bij Duitsland – het Duitsland van bondskanselier Angela Merkel. Joris Luyendijk schreef twee dagen na Trumps verkiezing dat Duitsland de laatste grote Westerse democratie is die nog overeind staat.1 Op 12 november noemde de New York Times Merkel ‘the last powerful defender of Europe and the trans-Atlantic alliance’.2 Duitsland werd uitgeroepen tot leider van de vrije Westerse wereld. Dertig jaar geleden was dit nog een bizarre gedachte. De internationale politiek werd beheerst door twee tegenover elkaar staande supermachten: de Verenigde Staten van Amerika en de Sovjet-Unie. Vrijwel nergens was de tweedeling zo duidelijk als in Duitsland, waar de West-Duitse kapitalistische Bundesrepublik Deutschland (BRD) grensde aan de communistische Deutsche Demokratische Republik (DDR). In 1989 en 1990 verdween de Duitse tweedeling. Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur en op 3 oktober 1990 voegde de DDR zich bij de Bondsrepubliek.3 Niet veel later viel de Sovjet-Unie definitief uit elkaar, wat het einde betekende van het communistische blok en van de ideologische tweedeling in de wereld.4 1 J. Luyendijk, ‘Met Trump aan de macht is Berlijn het nieuwe New York, NRC (11 november 2016). 2 A. Smale en S. Erlanger, ‘Election of Trump Leaves Merkel as the Liberal West’s Last Defender’, New York Times (13 november 2016) A8. 3 R. Czada, ‘From Muddling Through to Struggling Through: Political Reforms in Germany’, in: R. Czada en K. Hirashima, Germany and Japan after 1989. Reform Pressures and Political System Dynamics (Tokyo 2009) 75-76. 4 J.L Gaddis, The Cold War. A New History (Londen 2005). 264-266

(6)

Optimisme De Duitse vereniging en het einde van de Koude Oorlog zorgden voor optimisme. Bondskanselier Helmut Kohl beloofde ‘blühende Landschaften’ in de voormalige DDR.5 Dat leidde tot scepsis – vergelijkbaar met Merkels ‘wir schaffen das’ –, maar Kohls uitspraak kwam niet uit de lucht vallen: er was euforie rondom de Duitse vereniging.6 De Amerikaanse president George H.W. Bush beloofde op zijn beurt een nieuwe wereldorde, gebouwd op (internationale) samenwerking.7 Ook in academische kring bestond optimisme. In zijn essay ‘The End of History?’ betoogde de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama dat enkel het liberalisme was overgebleven als geloofwaardige politiek-economische structuur. Het communisme vormde niet langer een alternatief.8 Volgens Fukuyama betekende dit het einde van de geschiedenis, aangezien hij – in navolging van Hegel – geschiedenis zag als de ideologische evolutie van de strijd der ideeën. Het einde van die strijd betekende het einde van de geschiedenis. Met het wegvallen van ideologie als basis voor strijd kreeg pragmatisme de overhand, concludeerde Fukuyama. Hij schreef: ‘The end of history will be a very sad time’. Dat bedoelde hij schertsend. Ideologie zorgde voor passie en discussie. Dat viel nu weg. Fukuyama zou het gaan missen, maar zijn relaas was er overwegend één van optimisme en hoop. De wereld was dankzij de overwinning van het liberalisme op weg naar vrede en samenwerking. Kohl, Bush en Fukuyama uitten hun boodschap van optimisme rondom het einde van de Koude Oorlog. Historicus Jay Winter deed later hetzelfde. In 2006 publiceerde hij het boek Dreams of Peace and Freedom.9 Volgens Winter werden de positieve momenten van de twintigste eeuw in de historiografie overschaduwd door negatieve gebeurtenissen. Hij besprak zes sleutelmomenten die hoop hadden geboden op een betere toekomst. 5 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 568. 6 Ibidem, 566. 7 E.A. Miller en S.A. Yetiv, ‘The New World Order in Theory and Practice: The Bush Administration’s Worldview in Transition’, Presidential Studies Quarterly 31/1 (2001) 57. 8 F. Fukuyama, ‘The End of History?’, The National Interest (1989) 20. 9 J. Winter, Dreams of Peace and Freedom. Utopian Moments in the 20th Century (New York 2006).

(7)

Een van die momenten was het jaar 1992. Aan dat jaar, maar eigenlijk aan de periode 1989-1992, verbond Winter het ontstaan van de ‘global citizen’. Deze nieuwe wereldburgers kwamen voort uit transnationale sociale bewegingen aangaande, bijvoorbeeld, mensenrechtenkwesties en milieuproblematiek. Zij richtten zich volgens Winter niet op oppositievoeren binnen de natiestaat, maar waren uit op het stimuleren van ‘a certain kind of political consciousness trans-nationally that could radiate influence in a variety of directions’.10 Rondom 1992 ontleende Winter zijn optimisme aan het groeiende belang van mensenrechten en milieubescherming, gedragen door een toenemend transnationale groep burgers en activisten. Diezelfde transnationaliteit, waarvan de kiem begin jaren 90 werd gelegd, stemde Winter met name optimistisch: ‘In the context of this book, what matters is (…) the vitality of the social forces cohering around it [trans-nationality] and the sense of the possible, of alternative social forms the notion evokes.’11 Twijfel Toch was er voor Duitsland genoeg reden tot twijfel. Economisch waren de problemen groot. De kosten van de vereniging waren hoog, de Oost-Duitse economie was zwak en de West-Duitse economie nodig toe aan hervorming. In 1992 belandde het zojuist verenigde Duitsland in een recessie.12 Internationaal moest Duitsland zijn eigen positie opnieuw uitvinden. Het einde van de Koude Oorlog zorgde voor een paradoxale situatie in het Duitse veiligheidsbeleid. Enerzijds was de Duitse positie zekerder: het vormde niet langer een grensstaat in de Koude Oorlog. Anderzijds zorgde het einde van de Koude Oorlog voor grote onzekerheid.13 De tweedeling van de wereld, die in Duitsland zo goed zichtbaar was geweest, had structuur geboden – hoe wrang het ook klinkt. 10 Winter, Dreams of Peace and Freedom, 169-170. 11 Ibidem, 203. 12 F. Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland. 1800-heden (Amsterdam 2005) 568. 13 E. Conze, Die Suche nach Sicherheit. Eine Geschichte der Bundesrepublik Deutschland von 1949 bis in die Gegenwart (München 2009) 17.

(8)

In deze masterscriptie onderzoek ik de wijze waarop in Duitsland over de nieuwe situatie in de wereld werd bericht. Was het beeld van een optimistische, hoopvolle tijd zoals dat in de secundaire literatuur van deze periode is geschetst wel terecht? Om dit onderzoek zo volledig mogelijk te kunnen doen, spits ik me toe op één krant: het weekblad Die Zeit. Door de lens van de redactie van Die Zeit ben ik in staat conclusies te trekken over het wereldbeeld van een groep toonaangevende redacteuren die een belangrijke invloed had op de Duitse publieke opinie. Daarbij spits ik me toe op een viertal centrale gebeurtenissen in het jaar 1991, waarmee ik kom tot de volgende onderzoeksvraag: hoe berichtte Die Zeit in 1991 over de Golfoorlog, de val van de Sovjet-Unie, het begin van de Joegoslavische oorlogen en het einde van de apartheid in Zuid-Afrika? Duitse buitenlandse politiek begin jaren 90 Tot de vereniging was de Duitse buitenlandse politiek gestoeld op de zogenoemde Westbindung. Na de Tweede Wereldoorlog was West-Duitsland op zoek geweest naar zekerheid en rehabilitatie. Zekerheid vond het via de NAVO, rehabilitatie via samenwerking binnen Europa. Onder leiding van bondskanselier Konrad Adenauer ‘bond’ Duitsland zich aan het Westerse kamp.14 Jarenlang bleef dit beleid leidend, tot bondskanselier Willy Brandt begin jaren 70 de Ostpolitik introduceerde. Brandt accepteerde de Westbindung, maar opende tegelijkertijd een dialoog met het Oosten. Westbindung en Ostpolitik waren sindsdien de belangrijkste coördinaten van het Duitse buitenlandse beleid.15 De Duitse vereniging en het einde van de Koude Oorlog openden een debat over de mogelijkheid van een nieuw Duits buitenlands beleid. De Duitse positie was dan ook ingrijpend veranderd. Het lag door de vereniging opnieuw in het midden van Europa en overtrof Frankrijk en Italië in bevolkingsaantal, terwijl de aantallen voor de vereniging ongeveer gelijk lagen. Het einde van de 14 H. Kundnani, The Paradox of German Power (Londen 2014) 26-31. 15 G. Hellmann, R. Wolf en S. Schmidt, ‘Deutsche Außenpolitik in historischer und systematischer Perspektive’, in: S. Schmidt, G. Hellmann en R. Wolf (eds.), Handbuch zur deutschen Außenpolitik (Wiesbaden 2007) 32.

(9)

Koude Oorlog veroorzaakte verder de geleidelijke terugtrekking van de Amerikanen uit Europa, wat het politieke gewicht van Duitsland deed toenemen.16 Sommige politicologen hielden er rekening mee dat de Westbindung losgelaten zou worden, of dat Duitsland zou remilitariseren in een multipolaire wereld.17 Rondom de analyse van buitenlands beleid spelen drie theorieën een grote rol: de neorealistische, de utilitaristisch-liberale en de constructivistische visies op buitenlands beleid. Neorealisten zien staten als rationale actoren die, om hun voortbestaan te verzekeren, streven naar autonomie en invloed op andere actoren in de mondiale politiek. Volgens hen is de internationale politiek bovenal een machtsspel. De utilitaristisch-liberale theorie benadrukt de betekenis van binnenlandse belangen(groepen). De focus ligt bij hen niet alleen op de staat als actor, maar vooral op binnenlandse actoren die het beleid van de staat vormgeven.18 Constructivisten tot slot, benadrukken het belang van (internationaal) gedeelde normen en waarden. Non-materiële factoren als identiteit en cultuur vormen volgens hen een kader waarbinnen staten handelen. Niet het resultaat geldt voor constructivisten als de leidende factor in internationale relaties, maar de manier waarop dat resultaat bereikt wordt, maakt volgens hen dat actoren handelen zoals ze doen.19 Deze stromingen zagen ieder een ander toekomstbeeld voor Duitsland. Voor neorealisten was, gezien de grotere Duitse machtsbasis na de vereniging, een assertiever Duitsland logisch. Utilitair-liberale denkers geloofden dat het buitenlandse beleid weinig zou afwijken: binnenlandse actoren waren door de 16 W. Melching, Waarom Duitsland? Leider van Europa tegen wil en dank (Amsterdam 2016) 185-187. 17 Kundnani, The Paradox of German Power, 44. 18 V. Rittberger en W. Wagner, ‘German foreign policy since unification: theories meet reality’, in: V. Rittberger (ed.) German foreign policy since unification. Theories and case studies (Manchester 2001) 300-303. 19 H. Boelke, V. Rittberger en W. Wagner, ‘Constructivist foreign policy theory’, in: V. Rittberger (ed.) German foreign policy since unification. Theories and case studies (Manchester 2001) 105.

(10)

vereniging nauwelijks veranderd. Constructivisten geloofden dat Duitsland zich zou blijven voegen binnen internationale normen en organisaties.20 Terugkijkend op de jaren 90 valt op hoezeer de continuïteit in het buitenlands beleid werd gehandhaafd.21 De Westbindung bleef overeind. Het versterken van de Europese gemeenschap en de NAVO was volgens politicoloog Gunther Hellmann ook in de jaren 90 een van de belangrijkste doelen in het Duitse buitenlandse beleid.22 Hans W. Maull, tevens politicoloog, stelde dat Duitsland ook na de vereniging, zeker in de jaren 90, een ‘Zivilmacht’ was: het bleef actief gericht op het civiliseren van politiek in het algemeen, en van internationale politiek in het bijzonder.23 Achteraf valt te concluderen dat Duitsland in de jaren 90 nog vooral bezig was met zichzelf. De integratie van de nieuwe deelstaten en de sanering van de verzorgingsstaat kostten een hoop geld en moeite.24 Die conclusie viel begin jaren 90 echter nog niet te trekken. Die Zeit Begin jaren 90 werd veel gespeculeerd over het Duitse buitenlandse beleid. Wat zou overheersen: continuïteit over verandering? Die discussie werd ook gevoerd in Die Zeit, een gezaghebbend weekblad in Duitsland. De eerste uitgave van het blad verscheen op 21 februari 1946. Een van de vier oprichters, Gerd Bucerius, bleef tot aan zijn dood in 1995 uitgever.25 Marion Gräfin Dönhoff was een andere sleutelfiguur. Ook zij werkte vanaf de oprichting bij het blad. Van 1968 tot 1973 was ze hoofdredacteur, daarna werd ze Herausgeber.26 Dat bleef ze tot haar dood in 2002.27 Theo Sommer was vanaf 1958 werkzaam bij de krant, tussen 1972 en 20 Rittberger en Wagner, ‘German foreign policy since unification’, 300-303. 21 Ibidem, 318-319. 22 G. Hellmann, R. Baumann en W. Wagner, Deutsche Außenpolitik. Eine Einführung (Wiesbaden 2006) 103. 23 H.W. Maull, ‘Deutschland als Zivilmacht’, in: S. Schmidt, G. Hellmann en R. Wolff (eds.) Handbuch zur deutschen Außenpolitik (Wiesbaden 2007) 74. 24 Melching, Waarom Duitsland? 187. 25 Janßen, K.H., H. Von Kuenheim en T. Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung. 1946 bis heute (München 2006) 11-14, 352. 26 De positie van Herausgeber kennen wij in Nederland niet. Het is niet hetzelfde als een uitgever. In tegenstelling tot (veel) uitgevers, is een Herausgeber ook sterk betrokken bij de inhoud van een krant. De functie valt te vergelijken met die van hoofdredacteur, maar heeft nog iets meer statuur. 27 Ibidem, 37-40, 236-237, 260.

(11)

1992 als hoofdredacteur en daarna als Herausgeber.28 Helmut Schmidt tot slot, werd in 1983 aangesteld als Herausgeber. In 1985 was hij tijdelijk uitgever. Na zijn aanstelling – die gerust een coup mocht worden genoemd – schreef Schmidt regelmatig voor de krant.29 Die Zeit bracht naast het nieuws ook uitvoerige analyses en opinies. Het kritische weekblad speelde een grote rol in publieke debatten. Na de oorlog uitte het als eerste krant kritiek op de bezettingsmachten en maakte het zich al vroeg sterk voor een dialoog met de DDR.30 Günter Grass uitte in 1990 kritiek op een Duitse vereniging: de herinnering aan Auschwitz sloot volgens de schrijver een Duitse eenheidsstaat uit.31 De bekendste en meest prominente discussie die (deels) in het blad werd gevoerd, was de zogenoemde Historikerstreit. Filosoof Jürgen Habermas gebruikte Die Zeit in 1986 als platform om te reageren op een artikel van historicus Ernst Nolte in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Nolte stelde dat de Holocaust een antwoord was geweest op terreur in de Sovjet-Unie, waarmee hij de uniciteit van de Holocaust (impliciet) ontkende. Habermas beschuldigde Nolte en diens medestanders ervan een wig te drijven tussen Duitsland en het Westen.32 Alleen als Duitsland de gruwelijkheden van het naziregime accepteerde, kon het volgens Habermas blijvend worden opgenomen in het Westerse bondgenootschap. Geschiedkundig voegde de Historikerstreit weinig toe, politiek gezien was het van groot belang. Volgens historicus Heinrich August Winkler omarmde de links-liberale intellectuele elite voor het eerst massaal de Westbindung.33 Kort na de Historikerstreit viel de Muur en werd Die Zeit platform voor discussie over de Duitse vereniging. Günter Grass pleitte zoals gezegd tegen, 28 Zie Sommers C.V., te vinden op zijn website: www.theosommer.de. 29 Janßen, Von Kuenheim en Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung, 282-285. 30 Janßen, Von Kuenheim en Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung, 44, 141-142. 31 Ibidem, 329. 32 Winkler, Der lange Weg nach Westen, 443-444. 33 Ibidem, 445.

(12)

terwijl chef-politiek Robert Leicht zich uitsprak voor eenwording.34 De krant bood ruimte voor een verscheidenheid aan meningen. Met Theo Sommer als hoofdredacteur maakte het blad zich in 1991 op voor het eerste jaar na de Duitse vereniging. 1991 en globalisering In mijn onderzoek naar de berichtgeving van Die Zeit, richt ik me op 1991. Met mijn keuze voor een specifiek jaar volg ik het voorbeeld van Frank Bösch, directeur van het Zentrum für Zeithistorische Forschungen in Potsdam.35 Bösch onderzoekt de effecten van globalisering in het jaar 1979. Hij stelt dat in 1979 de basis werd gelegd voor veranderingen waarvan wij de effecten vandaag de dag nog merken: de opkomst van islamisme met de revolutie in Iran bijvoorbeeld, maar ook de verkiezing van Margaret Thatcher en de opkomst van het neoliberalisme.36 In navolging van Bösch wijs ook ik één sleuteljaar aan: 1991, het jaar na de Duitse vereniging. Door de berichtgeving van Die Zeit in 1991 te onderzoeken, hoop ik meer te weten te komen over de invloed van globale gebeurtenissen in de wereld en van globalisering op Duitsland. Ik volg historicus Andreas Wirsching in zijn definiëring van de term globalisering: ‘es handle sich bei der ,,Globalisierung’’ nicht um ein grundsätzlich neues Phänomen, sondern um eine Form weltweiter Verflechtung.’37 Groei van de wereldhandel, grensoverschrijdende arbeidsuitwisseling en toenemende (arbeids)migratie – allen kenmerken – waren volgens Wirsching geen nieuwe ontwikkelingen, maar namen sinds de jaren 70 van de vorige eeuw sterk toe. De ontwikkeling van nieuwe (communicatie)technologieën, de opkomst van het neoliberalisme en 34 Janßen, Von Kuenheim en Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung, 327, 337-338. 35 Bij Zeitgeschichte wordt onderzoek gedaan naar recente geschiedenis – geschiedenis die veel nog levende mensen hebben meegemaakt. Het doel van Zeitgeschichte is het aantonen en markeren van structurele veranderingen die op dit moment nog te zien zijn in ons dagelijks leven. 36 F. Bösch, ‘Umbrüche in die Gegenwart. Globale Ereignisse und Krisenreaktionen um 1979’, in: Zeithistorische Forschungen/Studies in Contemporary History 9 (2012) 8-11. 37 A. Wirsching, Der Preis der Freiheit. Geschichte Europas in unserer Zeit (München 2012) 226-227.

(13)

toenemende liberalisering van de wereldmarkt golden als motoren van deze toename.38 De toenemende globalisering deed mondiale gebeurtenissen harder binnenkomen in Duitsland. In 1991 heb ik vier belangrijke gebeurtenissen geselecteerd: de Golfoorlog, de val van de Sovjet-Unie, het begin van de Joegoslavische burgeroorlog en het einde van de apartheid in Zuid-Afrika. In dit onderzoek bekijk ik hoe Die Zeit in het jaar 1991 over deze gebeurtenissen berichtte. Mijn onderzoek begin ik met de Golfoorlog. Op 17 januari startte een luchtoffensief onder Amerikaanse leiding. Ruim een maand later, op 28 februari, werd een staakt-het-vuren gesloten. In het tweede hoofdstuk behandel ik de val van de Sovjet-Unie. Daarna komt in het derde hoofdstuk de start van de Joegoslavische burgeroorlog aan bod. Tot slot staat in het vierde hoofdstuk het eind van het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem centraal. Steeds opnieuw kijk ik niet alleen naar de berichtgeving over de gebeurtenissen zelf, maar ook naar de wijze waarop verslag werd gedaan, naar de vraag hoe deze gebeurtenis werd gewaardeerd en welke gevolgen dat had voor de stemming in het blad. In de conclusie ga ik nader in op de vraag hoe optimistisch de redacteuren van Die Zeit waren over het tijdsgewricht waarin zij leefden. 38 Wirsching, Der Preis der Freiheit, 227-228.

(14)

1. De Golfoorlog en een nieuwe wereldorde Bondskanselier Helmut Kohl deed op 3 oktober 1990, de dag van de Duitse vereniging, de volgende uitspraak: ‘Dem vereinten Deutschland wächst eine größere Verantwortung in der Völkergemeinschaft zu, nicht zuletzt für die Wahrung des Weltfriedens. (...) Wir wollen dafür bald klare verfassungsrechtliche Voraussetzungen schaffen.’39 Kohl leek op grote veranderingen te zinspelen. Tot dan toe was het onduidelijk of de Duitse grondwet de inzet van Duitse militairen buiten NAVO-grondgebied toestond.40 Kohl suggereerde duidelijkheid te willen scheppen via een grondwetswijziging, dan wel een ruimere interpretatie van de grondwet te willen gaan hanteren. Daarnaast stelde hij met zijn uitspraak dat het verenigde Duitsland een grotere rol in de wereldpolitiek op zich zou nemen dan het voor de vereniging deed. Zo’n vaart zou het echter niet lopen. Binnen de Duitse politiek bestond grote onenigheid over de mogelijke inzet van Duitse militairen buiten het grondgebied van een NAVO-lidstaat. Het zou begin jaren 90 een van de belangrijkste kwesties in de Duitse veiligheidspolitiek blijven, dus ook na 1991.41 Vanuit het buitenland werd Duitsland met argusogen gevolgd. De Britse premier Margaret Thatcher bijvoorbeeld, had voorafgaand aan de Duitse vereniging al haar vrees uitgesproken voor een te machtig Duitsland. Ze vergeleek de Duitse vereniging zelfs met het openen van de doos van Pandora.42 Sneller dan Kohl waarschijnlijk had voorzien en gehoopt, werd Duitsland gevraagd om zijn positie in de internationale politiek te verduidelijken: op 17 januari 1991 brak met Operatie Desert Storm de Golfoorlog uit. De VS vroeg de Duitsland om hulp. Koos de bondsregering voor nieuw beleid, of ging het op oude voet verder? Kohl zegde financiële en materiële steun toe, maar weigerde Duitse soldaten naar het front te sturen.43 De Duitsers leverden wel degelijk een 39 M. Görtemaker, Die Berliner Republik. Wiedervereinigung und Neuorientierung (Berlijn 2009) 59. 40 Görtemaker, Die Berliner Republik, 82-83. 41 Terlouw, Duitslands rol in de wereld, 65. 42 A. Wirsching, Abschied vom Provisorium. 1982-1990 (München 2006) 658-659. 43 Görtemaker, Die Berliner Republik, 68.

(15)

bijdrage – met name logistiek –, maar veel NAVO-bondgenoten vonden het ontoereikend.44 Voor Die Zeit was de Golfoorlog een van de belangrijkste thema’s van 1991. Na de oorlog publiceerde de krant bijvoorbeeld een reeks van zes artikelen genaamd ‘Chronik der Golfkrise’, waarin de gebeurtenissen van dag tot dag werden gerecapituleerd. In dit hoofdstuk staat de berichtgeving van Die Zeit over de Golfoorlog centraal. In het net verenigde Duitsland zorgde de oorlog voor discussie. Welke standpunten namen de redacteuren van Die Zeit in, hoe berichtte het blad over de oorlog en over de Duitse debatten over deze oorlog? De oorlog stond voor Duitsland ook in het teken van de Duitse verhouding met de NAVO. Binnen de NAVO was de VS de leidende macht. Nu de geopolitieke tweedeling van de Koude Oorlog voorbij was, moest de NAVO op zoek naar een nieuwe rol. Hetzelfde gold voor het verenigde Duitsland, dat op zoek moest naar een nieuwe rol binnen de NAVO zelf. Decennialang gold Duitsland als een trouwe, zij het passieve NAVO-bondgenoot. Zou die rol worden herzien? Een actiever, machtiger Duitsland betekende een risico op oplevend Duits nationalisme en een nieuwe Duitse machtspolitiek.45 De Westbindung zou daarmee op het spel kunnen staan. Context: het verloop van de Golfoorlog en de rol van Duitsland De Golfregio vormde een van de vele fronten van de Koude Oorlog. Vanaf de jaren 50 kenden de VS en Groot-Brittannië er een sterke machtsbasis. Iran en Saudi-Arabië konden in deze periode rekenen op Amerikaanse steun, terwijl Irak vooral hulp kreeg van de Britten.46 Met name de VS had al vroeg door hoe belangrijk de olievoorraden in het gebied waren. In combinatie met de geografische ligging – vlakbij de Sovjet-Unie – werd de Golfregio een belangrijke schakel in de Amerikaanse containment-politiek.47 Het luchtoffensief dat op 17 januari startte, kreeg de naam Operation Desert Storm. 44 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 580. 45 Terlouw, Duitslands rol in de wereld, 71-72. 46 A. Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf (New York 2013) 26-28. 47 J.L Gaddis, The Cold War. A New History (Londen 2005) 28-29.

(16)

Groot-Brittannië begon eind jaren 60 zijn militaire aanwezigheid in de regio af te bouwen. De Sovjet-Unie sprong in het ontstane gat en tekende in 1972 een vriendschapsverdrag met Irak.48 De machtsbalans verschoof nog sterker door de Iraanse Revolutie in 1979, waar de pro-Westerse Sjah het moest afleggen tegen de revolutionaire, sjiitisch-islamitisch garde.49 Een jaar later viel de Iraakse dictator Saddam Hoessein Iran binnen, in de hoop een olierijke regio te bemachtigen.50 Als reactie op deze dreiging intensiveerde het soennitische Saudi-Arabië de samenwerking met de VS.51 De oorlog tussen Iran en Irak duurde tot 1988 en was bijzonder bloedig.52 Honderdduizenden slecht getrainde, vaak jonge soldaten sneuvelden massaal. Voor het eerst sinds de Eerste Wereldoorlog werden chemische wapens ingezet.53 Voor veel landen was Irak de minste van twee kwaden. De Sovjet-Unie, China en verschillende Westerse en Latijns-Amerikaanse landen startten wapenleveranties aan Irak.54 Gedurende acht jaar oorlog financierde Irak die wapens vooral via leningen, waardoor het grote schulden opbouwde bij veel andere Golfstaten.55 Vlak na het einde van de oorlog tussen Iran en Irak bleek dat de Sovjet-Unie zijn rol als grootmacht niet langer kon volhouden. Het wereldwijd veranderende machtsevenwicht zorgde voor onduidelijkheid in de Golfregio – en Het concept van containment was eind jaren 40 ontwikkeld en gebaseerd op ideeën van George F. Kennan. Kennan was als medewerker van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken gestationeerd op de Amerikaanse ambassade in Moskou. Hij stelde dat het expansionisme van de Sovjet-Unie niets te maken had met het optreden van het Westen, maar voortkwam uit een intrinsieke drang naar expansie vanuit de Sovjet-Unie zelf. Zijn advies luidde: zorg voor indamming (containment) van de Sovjet-Unie en de communistische dreiging. Tot aan het einde van de Koude Oorlog zou dit advies de basis vormen voor het buitenlandse beleid van de VS. 48 Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf, 31. 49 F. Bösch, ‘Umbruche in die Gegenwart’, 23-25. 50 R. Takeyh, ‘The Iran-Iraq War: A Reassessment’, Middle East Journal 64/3 (2010) 366. 51 Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf, 30-32. 52 Takeyh, ‘The Iran-Iraq War: A Reassessment’, 373-378. 53 R.S. Lowry, The Gulf War Chronicles. A Military History of the First War with Iraq (Lincoln 2003) 11. 54 Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf, 32. 55 C. Townshend, The Oxford History of Modern War (Oxford 2005) 171-172.

(17)

met name in Irak, dat zijn belangrijkste bondgenoot verloor.56 Saddam Hoessein probeerde hierop een deel van de Arabische wereld te verenigen, onder meer door zich af te zetten tegen Israël.57 De Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit – niet toevallig twee belangrijke schuldeisers – konden ook op Iraakse kritiek rekenen. Volgens Saddam maakten ze deel uit van een ‘imperialist-Zionist conspiracy’.58 Toen Irak op 2 augustus 1990 het naburige Koeweit binnenviel, werd het echter vooral gedreven door financiële motieven.59 De internationale gemeenschap reageerde snel op de invasie. Op de dag zelf eiste de VN-veiligheidsraad al de terugtrekking van de Iraakse troepen. Een dag later volgde een handelsboycot.60 De VS smeedde een coalitie van 34 staten.61 24 landen brachten gezamenlijk een troepenmacht van ongeveer 700.000 man op de been – de grootste Westerse militaire inzet sinds de Tweede Wereldoorlog.62 Dat de VN zo snel tot een besluit kwam, was te danken aan betere betrekkingen tussen de VS en de Sovjet-Unie. Jarenlang hadden de twee elkaar dwarsgelegen in de Veiligheidsraad. Na de Koude Oorlog kwam daaraan een einde.63 De samenwerking tussen de voormalige aartsvijanden maakte een aantal VN-resoluties mogelijk. De belangrijkste was resolutie 678 van de Veiligheidsraad: als Irak niet voor 15 januari Koeweit zou verlaten, waren ‘all means necessary’ geoorloofd om de Irakezen daar weg te krijgen.64 Irak gaf geen gehoor aan het ultimatum. Twee dagen later, op 17 januari 1991, startte de coalitie een groots luchtoffensief. Op 24 februari volgde vanuit Saudi-Arabië – nog altijd een belangrijke bondgenoot van de VS – het 56 Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf, 200-201. 57 Ibidem, 201. 58 Ibidem. 59 Townshend, The Oxford History of Modern War, 172. 60 Auteur onbekend, ‘Wie sich der Knoten schürzte. Chronik der Golfkrise’, Die Zeit 4/1991 (18 januari 1991). 61 Görtemaker, Die Berliner Republik, 68 62 CNN Library: http://edition.cnn.com/2013/09/15/world/meast/gulf-war-fast-facts/index.html. 63 Miller en Yetiv, ‘The New World Order in Theory and Practice’, 57. 64 U.N. Security Council Resolution 678, 29 november 1990. Online in te zien: https://documents-dds-ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/575/28/IMG/NR057528.pdf?OpenElem ent

(18)

grondoffensief, en op 28 februari werd een staakt-het-vuren gesloten.65 Hierop trok de coalitie zich terug. Irak beloofde Koeweit te verlaten, waarmee het doel van de missie was bereikt. Voor de coalitie was de Golfoorlog een onwaarschijnlijk groot succes, zeker in militair opzicht. Het Iraakse leger, bestaande uit honderdduizenden militairen, was uitgeschakeld. De gehele coalitie verloor daarbij slechts 240 soldaten in zes weken strijd.66 Een internationale coalitie onder de vlag van de VN had Saddam Hoessein teruggeroepen en de orde in de olierijke regio leek hersteld. De vierendertig landen hadden elkaar gevonden in een coalitie, maar wat was de rol van Duitsland? Het leverde geen troepen. Wel stelde het drieduizend militairen ter beschikking voor de opvang van vluchtelingen en stuurde het jachtvliegtuigen en mijnenvegers naar Turkije en naar de Perzische Golf.67 Duitsland had drie belangrijke redenen om geen grotere bijdrage te leveren. Ten eerste waren de onderhandelingen over de Duitse vereniging nog volop in gang toen Irak Koeweit binnenviel. Een te proactieve Duitse politiek in het conflict kon problemen opleveren met de Sovjet-Unie, lange tijd een bondgenoot van Irak.68 Sovjettroepen bleven tot 1994 aanwezig in Duitsland, dus een zekere dreiging was er nog steeds.69 Een volgend punt was de Duitse grondwet. Volgens artikel 26 van de grondwet was het Duitsland verboden aanvalsoorlogen te voeren. Na de West-Duitse aansluiting bij de NAVO werd daar artikel 87a aan toegevoegd, waarin stond dat de Duitse Bundeswehr enkel mocht optreden indien (West-)Duitsland zelf of een NAVO-bondgenoot werd aangevallen. Wel was er enige ruimte voor VN-vredesmissies, maar de Golfoorlog viel niet in de categorie.70 Tot slot was de oorlog niet populair in Duitsland. Veel Duitsers hadden zich een pacifistische houding eigen gemaakt. Die resulteerde begin jaren 80 in 65 S. Biddle, ‘Victory Misunderstood: What the Gulf War Tells us about the Future of Conflict’, International Security 21/2 (1991) 145. 66 Biddle, ‘Victory Misunderstood’, 142. 67 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 580. 68 Terlouw, Duitslands rol in de wereld, 65. 69 S. Kinzer, ‘Bitter Goodbye: Russians Leave Germany’, New York Times (4 maart 1994). 70 Kundnani, The Paradox of German Power, 46.

(19)

de vredesbeweging en kwam opnieuw tot uiting in de Duitse houding ten aanzien van de Irakoorlog.71 Leuzen als ‘Ami’s Raus’ en ‘Kein Blut für Öl’ waren aan de orde van de dag.72 Duitsland besloot wel over te gaan tot financiële en logistieke steun: de chequeboekdiplomatie.73 Deze steun was niet gering. In een kleine twee jaar tijd zou het land 18 miljard D-Mark investeren en ruim 30 procent van de totale humanitaire kosten rondom de Golfoorlog op zich nemen. Later werd bekend dat de Bundeswehr tijdens de oorlog taken overnam van NAVO-bondgenoten.74 Geheel passief was de Duitse houding dus niet. Toch ontstond er wereldwijd een negatief beeld rondom de Duitse inzet. Duitsland was enkel bereid geweest tot financiële en logistieke hulp, wat aanzienlijk minder risico’s met zich meebracht dan het sturen van troepen. Washington maakte duidelijk dat geld alleen de volgende keer niet genoeg zou zijn.75 Een dilemma had zich voorgedaan: enerzijds wilde Duitsland vasthouden aan het multilateralisme, aan de NAVO en aan de VN, anderzijds kende het land sinds de Tweede Wereldoorlog een traditie van pacifisme en (militaire) terughoudendheid.76 Pessimisme en teleurstelling Die Zeit werd als platform gebruikt voor de discussie over dit dilemma. Vanuit de krant kwamen wisselende reacties. Naarmate de gevolgen van de oorlog duidelijker werden, nam het pessimisme toe. Dat had te maken met het verloop van de oorlog zelf. Nog belangrijker was echter de nasleep ervan. De discussie over de mogelijke Duitse rol werd voorafgaand aan de oorlog ook in Die Zeit gevoerd, zij het niet heel uitgebreid. Toen Irak in augustus 1990 Koeweit binnenviel, schreef Christoph Bertram er namens Die Zeit over. Bertram werkte van 1982 tot 1998 bij de krant, specialiseerde zich in internationale politiek en ging later werken voor het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken 71 Görtemaker, Die Berliner Republik, 67. 72 Terlouw, Duitslands rol in de wereld, 65-66. 73 Ibidem, 66. 74 Görtemaker, Die Berliner Republik, 69-70. 75 Kundnani, The Paradox of German Power, 46-47. 76 Ibidem, 46.

(20)

en het Amerikaanse blad Foreign Policy. Over Saddam Hoessein schreef hij: ‘er hat nicht nur die verängstigten Nachbarn am Golf, sondern die zivilisierte Welt insgesamt herausgefordert.’77 Volgens Bertram reageerde de internationale gemeenschap eensgezind. Opvallend genoeg liet hij Duitsland daarbij buiten beschouwing. Pas toen oorlog onafwendbaar bleek, schreef Werner A. Perger, pas sinds begin 1991 werkzaam bij Die Zeit, op 18 januari 1991 over een gevoel van onmacht bij de Duitsers. ‘Unsere Möglichkeiten sind erschöpft’, zou een anonieme hooggeplaatste Duitse diplomaat hebben gezegd. De bal lag bij de VN-veiligheidsraad, Duitsland kon oorlog niet voorkomen.78 Hans Schueler, journalist en jurist, stelde een week eerder, op 11 januari, dat binnen de door de VS geleide coalitie niemand kon verwachten dat Duitsland in Irak zou meevechten.79 Volgens Schueler, sinds 1971 werkzaam bij Die Zeit, liet de Duitse grondwet dat niet toe. Of dat in de toekomst moest worden herzien, was een ander vraagstuk, concludeerde hij. Vanuit Die Zeit klonk aanvankelijk enige hoop op een vreedzame oplossing in de Golfregio, maar veel commentatoren zagen begin 1991 ook in dat die oplossing ver weg was. Tijdens de oorlog deed Die Zeit uitgebreid verslag van de gebeurtenissen, pas na de oorlog werden conclusies getrokken. Aanvankelijk leken de gevolgen van de oorlog niet bijzonder negatief. De Iraakse bevolking scheen redelijk buiten schot te zijn gebleven. 60.000 Iraakse militairen sneuvelden, tegenover ‘slechts’ 5.000 burgers.80 Materieel was de schade groter. Een aanzienlijk deel van de (militaire) infrastructuur van het land was vernietigd, evenals 80 procent van de olie-industrie.81 De discrepantie tussen het lage aantal burgerslachtoffers en de grote materiële schade was een gevolg van het moderne Amerikaanse wapentuig. ‘Slimme’, lasergestuurde bommen waren goed stuurbaar en uiterst secuur.82 In 77 C. Bertram, ‘Denkzettel für Despoten’, Die Zeit 33/1990 (10 augustus 1990). 78 W.A. Perger, ‘Gefühl der Ohnmacht. Bemüht den Krieg zu verhindern’, Die Zeit 04/1991 (18 januari 1991). 79 Janßen, Von Kuenheim en Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung, 47. 80 Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf, 204-205. 81 Ibidem. 82 Townshend, The Oxford History of Modern War, 172-173.

(21)

plaats van een hele woonwijk plat te leggen, kon de coalitie nu één enkele fabriek of commandopost uitschakelen. Op CNN, maar ook op de Duitse televisie, werd uitvoerig over de oorlog bericht, ook over de slimme wapens. Vanuit huiskamers konden mensen meekijken met de strijd. De beelden waren echter streng gecensureerd door het Amerikaanse leger. Wat te zien was op tv, kwam niet overeen met de realiteit van het slagveld.83 De oorlog kreeg bijnamen als de ‘Persian Gulf TV War’. Het beeld van een ‘klinische oorlog’ ontstond, waarbij geen sprake zou zijn van burgerslachtoffers. Het leek een videospel.84 Onder andere vanuit Die Zeit kwam al snel kritiek op dit imago. Dieter Buhl, politiek redacteur, bekritiseerde op 25 januari de strenge Amerikaanse censuur. Volgens Buhl deed die de Golfoorlog lijken op een computersimulatie, terwijl oorlog een grauwe, gruwelijke aangelegenheid was.85 Media-wetenschapper Michael Haller schreef vijf maanden later, op 28 juni, over een onderzoek dat hij deed onder studenten. Het beeld dat zij zich het beste herinnerden, was dat van een Amerikaanse piloot die op zijn computerscherm mikte op Iraakse tanks.86 Haller vroeg zich af waarom de studenten juist dit moment hadden onthouden, en niet de beelden van honderden verkoolde lichamen. Haller gaf de censuur de schuld. Die was volgens hem zo streng dat de oorlog bij het publiek nauwelijks binnenkwam als een echte oorlog.87 Het rooskleurige beeld dat de Amerikaanse legerleiding via censuur wenste te creëren, stak schril af bij het relaas van Marion Gräfin Dönhoff, gepubliceerd op 12 april 1991. Ze schreef over de afschuwelijke situatie in Koeweit: door de Irakezen aangestoken olievelden zorgden voor een ecologische 83 V. Alex, ‘The Gulf War and Postmodern Memory’, The Wilson Quarterly 1/25 (2001) 73-74 84 Alex, ‘The Gulf War and Postmodern Memory’, 72-73. 85 D. Buhl, ‘Macht der Zensur. Medien und der Krieg’, Die Zeit 05/1991 (25 januari 1991). 86 M. Haller, ‘Das Medium als Wille und Vorstellung’, Die Zeit 27/1991 (28 juni 1991). 87 Haller, ‘Das Medium als Wille und Vorstellung’.

(22)

ramp, de infrastructuur van het land was verwoest en terugtrekkende Iraakse troepen hadden gemoord en gefolterd.88 In Irak zelf was de situatie volgens Dönhoff niet veel beter. Het aantal burgerslachtoffers tijdens de oorlog was beperkt gebleven, maar de Koerdische minderheid had het zwaar. Na Westerse aanmoedigingen waren zij tijdens de oorlog in opstand gekomen tegen Saddam Hoessein. Die greep daarop hard in, met bijna 60.000 slachtoffers tot gevolg.89 De coalitie had de Koerden gezien het beperkte VN-mandaat niet kunnen steunen. Een nieuw mandaat creëerde vanaf april een safe-zone voor de Koerden, maar voor velen was het al te laat.90 Fredy Gsteiger, tussen 1988 en 1993 Midden-Oosten-deskundige voor Die Zeit, onderschreef de negatieve conclusies van Dönhoff.91 Gsteiger noemde het eind juni onverantwoord dat de Koerden in de steek waren gelaten.92 Ruim een maand later maakte hij uitgebreider de balans op, en stelde: ‘Die Befreiten sind ernüchtert, die besiegten verbittert.’93 De Amerikaanse president Bush was niet geliefd in Irak, schreef Gsteiger. Saddam zat nog steeds op zijn plaats en ook Koeweit kende problemen: de regering functioneerde niet en was bovendien nog altijd bijzonder autocratisch, en de economie lag stil.94 De Zeit-auteurs waren negatief over de uitkomst van de Golfoorlog. In de media werd de oorlog gecensureerd en foutief klinisch weergegeven, de Koerden werden massaal vervolgd, in Koeweit voltrok zich een ecologische ramp en Saddam Hoessein zat nog in het zadel. Er was weinig reden voor optimisme. Besluiteloosheid of een weloverwogen keuze? Duitsland zelf had niet actief deelgenomen aan de oorlog. Het stond voor een dilemma: koos het voor multilateralisme of voor pacifisme en terughoudendheid? In verschillende Zeit-commentaren klonk deze twijfel door, 88 M., Dönhoff, ‘Die bittere Bilanz des Golfkrieges’, Die Zeit 16/1991 (12 april 1991). 89 Ehteshami, Dynamics of Change in the Persian Gulf, 205. 90 A. Gresh, ‘The Legacy of Desert Storm: A European Perspective’, Journal of Palestine Studies 4/26 (1997) 71-72. 91 Per het LinkedIn-profiel van Fredy Gsteiger. 92 F. Gsteiger, ‘Die Krieg geht weiter’, Die Zeit 26/1991 (21 juni 1991). 93 F. Gsteiger, ‘Der Bittere Friede am Golf’, Die Zeit 31/1991 (26 juli 1991). 94 Gsteiger, ‘Der Bittere Friede am Golf’.

(23)

maar er was ook optimisme en realisme. De stemming was niet zo negatief als over de gevolgen van de oorlog. Gunter Hofman, politiek-correspondent voor Die Zeit in Bonn, analyseerde op 1 februari het Golfoorlog-debat in Duitsland.95 Hij concludeerde: ‘Man gewinnt das Bild eines Landes, das keine Provinz mehr ist, aber unsicherer denn je.’96 Het gaf de kern weer van het Duitse dilemma. Volgens Hofman was de Duitse twijfel logisch: sinds de hereniging was Duitsland een normaal land, dat echter niet normaal kon zijn.97 Daarvoor woog het verleden nog te zwaar. Het begrip ‘Normalität’ zou later in de jaren 90 een centrale rol spelen in de discussie over de inzetbaarheid van de Bundeswehr in buitenlandse missies.98 Robert Leicht onderschreef een week later dat Duitsland met vragen te maken kreeg waar het lang niet meer mee had hoeven omgaan.99 Sinds 1986 was Leicht als chef-politiek aan de krant verbonden, later werd hij hoofdredacteur.100 ‘Niemand darf sich darüber wundern, dass die Bonner Außenpolitik gegenwärtig vor großen Orientierungsproblemen steht’, schreef Leicht.101 Waar Hofman een pleidooi hield voor het accepteren van onzekerheid, schreef Leicht dat Duitsland moest vasthouden aan de oude buitenlandse politiek. Het diende trouw aan de NAVO te combineren met pacifisme. Mocht een NAVO-lid worden aangevallen, dan diende Duitsland te hulp te schieten. Bij andere militaire acties was, gezien het Duitse verleden, terughoudendheid geboden. Het waren deze ‘fundamentalen Konstanten der deutschen Nachkriegspolitik’ die er volgens Leicht voor hadden gezorgd dat Duitsland weer verenigd was, en daarom moesten ze leidend blijven.102 95 Janßen, Von Kuenheim en Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung, 318. 96 G. Hofman, ‘Die Rest ist Schadensbegrenzung’, Die Zeit 06/1991 (1 februari 1991). 97 Hofman, ‘Die Rest ist Schadensbegrenzung’. 98 Kundnani, The Paradox of German Power, 64-66. 99 R. Leicht, ‘Kein Kurswechsel im Kriegsgetümmel’, Die Zeit 07/1991 (8 februari 1991). 100 Janßen, Von Kuenheim en Sommer, Die Zeit. Geschichte einer Wochenzeitung, 263, 323. 101 Leicht, ‘Kein Kurswechsel im Kriegsgetümmel’. 102 Ibidem.

(24)

Bijzonder uitvoerig was het pleidooi voor terughoudendheid van filosoof Jürgen Habermas, op 15 februari 1991. Habermas meende dat Duitsland zich verschool achter de eigen grondwet, in plaats van goed na te denken over de waarden die achter de grondwet schuilgingen. Daardoor werd het overvallen door het begin van de oorlog, stelde hij.103 Habermas analyseerde de legitimiteit van de oorlog (die was er) de uitvoering (daarover was Habermas minder te spreken) en behandelde tot slot het Duitse perspectief. Hij schetste een variant op het al bestaande dilemma van multilateralisme tegenover pacifisme: ‘nie wieder Antisemitismus und Verletzung der gleichen staatsbürgerlichen Rechte’ of ‘nie wieder Nationalismus und Krieg’?104 Oftewel, is het belangrijker om mensenrechtenschendingen te voorkomen, of om nooit meer oorlog te voeren? Een concrete keuze maakte hij niet. Bewustzijn creëren noemde Habermas het belangrijkste doel. Hij besprak ook de historische plicht van Duitsland tegenover Israël – daar gold geen terughoudendheid. Volgens bondspresident Richard von Weizsäcker was die internationale roep om actie een gevolg van een verkeerd verwachtingspatroon. Op 8 februari zei hij in een interview met Die Zeit het volgende: ‘Man erblickte in den Deutschen die neue Nummer eins [in Europa].’ 105 Ten onrechte, voegde Von Weizsäcker eraan toe. Op voorhand was volgens de bondspresident al duidelijk dat Duitsland enerzijds de VN zou steunen, maar anderzijds geen actieve militaire bijdrage kon en wilde leveren. Net als Hofman, Leicht en Habermas pleitte Von Weizsäcker voor terughoudendheid. Een (buitenlandse) roep om actie Niet alle commentaren in Die Zeit waren even positief over de afwachtende houding van Duitsland. De krant bood ook een platform aan buitenlandse criticasters. Een van hen was Vernon Walters, Amerikaans ambassadeur in Bonn 103 J. Habermas, ‘Wider die Logik des Krieges. Ein Plädoyer für Zurückhaltung, aber nicht gegenüber Israel’, Die Zeit 08/1991 (15 februari 1991). 104 Habermas ‘Wider die Logik des Krieges’. 105 G. Hofmann, R. Leicht en T. Sommer, ‘Der Golfkrieg weist nicht in die Zukunft. Ein Zeit-Gespräch mit Bundespräsident Richard von Weizsäcker’, Die Zeit (8 februari 1991).

(25)

tussen 1989 en 1991. Op 28 december 1990 verscheen een opiniestuk van zijn hand in Die Zeit, waarin hij inging op het Duitse probleem. Walters schreef dat Saddam geen Hitler is, maar stelde vervolgens dat ‘Deutschland die Leiden und die Zerstörungen des Zweiten Weltkrieges erspart geblieben wären, wenn Hitler frühzeitig Einhalt geboten worden wäre’.106 Met deze directe verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog wilde hij een beroep doen op het Duitse geweten. Hij riep Duitsland op vooral betrokken te blijven bij de collectieve internationale inspanningen, al refereerde hij niet direct aan de inzet van troepen.107 Een voormalige Italiaanse ambassadeur in Duitsland, Luigi Ferraris, publiceerde 1 februari een artikel in Die Zeit. Hij hekelde de afwachtende en anti-Amerikaanse houding van Duitsland.108 Ferraris deed eveneens een beroep op het schuldgevoel van de Duitsers, door te stellen dat juist zij de Amerikanen moesten helpen vanwege de ontvangen bescherming tijdens de Koude Oorlog. Het meest bont maakte hij het door te stellen dat als de Britten in 1940 waren uitgegaan van het adagium ‘nooit meer oorlog’, de wereld er heel anders had uitgezien.109 Opvallend is ook een interview met president Turgut Özal van Turkije, gepubliceerd op 22 februari. Hij omschreef de Duitsers als laf en decadent. Ze zouden hun ‘Kampfgeist’ verloren hebben en in plaats van 56 uur – zoals in 1955 – nog maar 32 uur per week werken.110 De Duitsers ‘sind entspannt, wollen ein gutes Leben führen und sich deshalb in keine Probleme einmischen’, zei hij in het interview.111 Amerikaans diplomaat Ronald Asmus tot slot, stelde in een opiniestuk dat de relatie tussen Duitsland en de VS schade had opgelopen.112 Hij verweet 106 V. Walters, ‘Ein Angriff auf die Entspannung. Warum Saddam Hussein seine Beute nicht behalten darf’, Die Zeit 1/1991 (28 december 1990). 107 Walters, ‘Ein Angriff auf die Entspannung’. 108 L. Ferraris, ‘Das Gewissen der Menschheit? Die „Ohnemichel“ in der Bundesrepublik’, Die Zeit 6/1991 (1 februari 1991). 109 Ferraris, ‘Das Gewissen der Menschheit?’. 110 M. Naß en M. Schwelien, ‘,,Saddam ist zu allem Fähig“. Turgut Özal im Gespräch mit der ZEIT: Wir habe keine Gebietsanspruche’, Die Zeit 9/1991 (22 februari 1991). 111 Naß en Schwelien, ‘,,Saddam ist zu allem Fähig’. 112 R. Asmus, ‘Fragen unter Freunden’, Die Zeit 8/1991 (15 februari 1991).

(26)

Duitsland een gebrek aan solidariteit, maar zag één mogelijk pluspunt: Duitsland moest nu gaan nadenken over zijn positie in de internationale politiek. Die was na de vereniging nodig toe aan herdefiniëring, aldus Asmus.113 Het mag opvallend worden genoemd dat een blad als Die Zeit zo openstond voor (buitenlandse) criticasters van het Duitse beleid. De eigen commentatoren – mensen als Dönhoff, Leicht en Hofman – hadden scherpe kritiek op de oorlog en relativeerden de problematische situatie waarin Duitsland verkeerde. Naarmate de negatieve gevolgen van de oorlog duidelijker werden, nam in Die Zeit de kracht van datzelfde tegengeluid af. Vanwege de gevolgen op zich, maar ook vanwege de te hoge verwachtingen die naderhand niet uit bleken te komen. ‘A New World Order’ De teleurstelling van auteurs als Marion Gräfin Dönhoff en correspondent Fredy Gsteiger kreeg extra voeding door eerdere uitspraken van president George H.W. Bush, voorafgaand aan de oorlog. Ook Bush had een te hoog verwachtingspatroon geschapen, zij het niet specifiek aangaande Duitsland, maar tegenover de hele wereld. Bush had gesproken van een ‘New World Order’: een nieuwe wereldorde.114 Hij omschreef zijn visie als volgt: ‘The dream of a world in which major powers work together to ensure peace; to settle their disputes through cooperation, not confrontation.’115 En hoewel de term vaag bleef, noemde Bush wel een drietal kernwaarden: agressief, eenzijdig optreden was in het nieuwe systeem ongeoorloofd. Mocht het toch voorkomen, dan werd het tegengegaan via collectief optreden en voor dat laatste was, tot slot, verdere samenwerking tussen grootmachten – met name de VS en de Sovjet-Unie – een noodzaak.116 113 Asmus, ‘Fragen unter Freunden’. 114 R. Joseph, ‘The New World Order: President Bush and the Post-Cold War Era’, in: M.J. Medhurst (ed.), The Rhetorical Presidency of George H.W. Bush (College Station 2006) 81. 115 Joseph, ‘The New World Order’, 90. 116 Miller en Yetiv, ‘The New World Order in Theory and Practice’, 57.

(27)

Het optreden van Irak paste niet in dit plaatje. Een logische gevolgtrekking zou zijn dat Irak zich niet hield aan Bush’ nieuwe wereldorde, waarop de VN – met de VS voorop – ingreep. Zo simpel lag het echter niet. Bush’ concept van een nieuwe wereldorde was namelijk ontwikkeld op basis van de Golfoorlog. Het einde van de Koude Oorlog had de voorwaarden geschapen voor Bush’ nieuwe wereldorde.117 De Sovjet-Unie implodeerde langzaam maar zeker onder het gewicht van de eigen, dramatisch presterende economie, en de twee belangrijkste symbolen van de ideologische tweedeling – het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur – waren weggevallen.118 Moskou zou bovendien meer bereid blijken tot samenwerking met de VS, met als resultaat een minder dwarsliggende houding van de Sovjet-Unie in de VN.119 In de aanloop naar de Golfoorlog bleek dit, zoals eerder beschreven, van groot belang. Bush had zich met het vallen van de Muur echter nog niet uitgelaten over een nieuwe wereldorde. Hij had ‘the new thinking’ van Moskou geprezen, stelde dat het tijd was voor een nieuwe opvolger van de oude Amerikaanse politiek van containment en verwelkomde de Sovjet-Unie als constructieve partner binnen de wereldpolitiek.120 Waartoe dit echter zou leiden, bleef onduidelijk. Pas in de opmaat naar de Golfoorlog sprak Bush voor het eerst openlijk over een nieuwe wereldorde.121 Hij deed dat in augustus 1990, kort na de Iraakse inval in Koeweit. Vanaf dat moment zou hij het concept vaak in zijn speeches gebruiken en werd het ook door andere regeringsvertegenwoordigers aangehaald.122 Met de Golfoorlog bracht Bush zijn nieuwe wereldorde in praktijk. Het optreden van Irak was ongeoorloofd en diende bestreden te worden met collectief optreden via de VN – een van de belangrijkste kernwaarden van Bush’ nieuwe wereldorde.123 117 Ibidem, 61. 118 Joseph, ‘The New World Order’, 81. 119 Miller en Yetiv, ‘The New World Order in Theory and Practice’, 57. 120 Ibidem, 57-58. 121 Joseph, ‘The New World Order’, 81. 122 Miller en Yetiv, ‘The New World Order in Theory and Practice’, 58-59. 123 Ibidem, 62.

(28)

Dat de coalitietroepen aan het einde van de oorlog niet optrokken naar Irak en niet kozen korte metten te maken met de gevreesde Iraakse revolutionaire garde, was tevens het resultaat van de nieuwe wereldorde. Bush wilde de Iraakse agressie een halt toe te roepen, maar meer ook niet. Hij was niet uit op een regime change of een herindeling van Irak. Bush wilde niet buiten de grenzen van het VN-mandaat treden.124 Hoewel logisch binnen het concept van de nieuwe wereldorde en het daarbij belangrijke collectieve optreden via de VN, kwam deze beslissing hem ook op kritiek te staan, bijvoorbeeld vanuit Die Zeit. Een ‘fadenscheiniger Begriff’ Theo Sommer uitte op 25 januari, nog tijdens de oorlog, kritiek op de censuur en op het – in zijn woorden – klinische karakter van de oorlog. ‘Das erste Opfer des Krieges war die Wahrheit’, schreef Sommer, waarna hij vervolgens ook het tweede slachtoffer noemde: ‘die vielgepriesene „Neue Weltordnung”’. Volgens Sommer was het verworden tot een ‘fadenscheiniger Begriff’ – een ongeloofwaardig begrip, dat zijn beste tijd had gehad.125 Hiervoor gaf hij drie redenen. Allereerst zag Sommer de samenwerking tussen de VS en de Sovjet-Unie niet als een nieuw hoofdstuk in de onderlinge verhoudingen, maar als een deal. De VS en de VN konden hun gang gaan in Irak zolang het Westen wegkeek van het Sovjet-optreden in de onrustige Baltische staten. Dit soort machtspolitieke spelletjes waren tijdens de Koude Oorlog vaker gespeeld en gaven volgens Sommer geen blijk van een nieuwe wereldorde. Ten tweede schreef Sommer dat de oorlog wel onderbouwd was met een mandaat, maar dat het in werkelijkheid ging om een ‘amerikanischer Feldzug mit begrenzten Hilfstruppen’.126 Tot slot plaatste hij zijn vraagtekens bij het VN-optreden zelf: had deze instelling wel het recht om een land via bombardementen tot vrede te dwingen? Sommer trok nog twee opvallende conclusies. Ten eerste ging hij ervan uit dat de oorlog waarschijnlijk nog wel maanden zou duren, terwijl kort daarvoor nog gedacht werd aan weken. Achteraf kunnen we vaststellen dat hij er 124 Miller en Yetiv, ‘The New World Order in Theory and Practice’, 64. 125 T. Sommer ‘Nur die Logik des Krieges?’, Die Zeit 5/1991 (25 januari 1991). 126 Sommer, ‘Nur die Logik des Krieges?’.

(29)

daarmee flink naast zat: het artikel is van 25 januari, het staakt-het-vuren zou op 28 januari worden gesloten. Verder zag Sommer de Golfoorlog niet als breuk met de Koude Oorlog, maar als ‘letzte, gleichsam spastische Zuckung der amerikanischen Weltvormacht, die noch einmal den Reflexen des Kalten Krieges freien lauf lässt’.127 Sommer stelde daarmee impliciet dat het einde van de VS als wereldleider nabij was. Er zou zich dus alsnog een nieuw tijdperk voordoen, al lichtte Sommer niet toe hoe dat eruit zou zien. Waar Theo Sommer twijfelde aan de idealistische intenties van de VS rondom de Golfoorlog, concludeerde Marion Gräfin Dönhoff ruim twee maanden na de oorlog dat de coalitie zich inderdaad had gehouden aan het VN-mandaat. Ze vond echter niet dat dit opwoog tegen het grote aantal Koerden dat stierf door Iraakse vergeldingsacties. Ze vroeg zich hardop af wie enthousiast kon worden van een nieuwe wereldorde als de Golfoorlog de voorbode vormde. ‘So viel bittere Enttäuschung auf einmal hat es noch selten gegeben’, schreef ze.128 Robert Leicht, hoofd van de politieke redactie, stelde een week later dat de nieuwe wereldorde niets meer was dan een propagandamiddel van Bush.129 Hij loofde de toenadering tussen de VS en de Sovjet-Unie, maar van een nieuwe wereldorde was volgens hem geen sprake. De basis voor het ingrijpen school nog altijd in het internationaal recht dat voort was gekomen uit de ‘oude’ wereldorde. Datzelfde internationaal recht zorgde voor dilemma’s. Leicht merkte op dat het soevereiniteitsbeginsel van de VN ingrijpen tégen Irak toestond, maar niet ín Irak.130 In dat licht was het volgens Leicht heel begrijpelijk dat er een staakt-het-vuren kwam toen het oorspronkelijke doel – de bevrijding van Koeweit – was bereikt. Wel hekelde hij president Bush, die de Irakezen had opgeroepen in opstand te komen tegen Saddam zonder dat hij hen, gezien het beperkte VN-mandaat, actief kon steunen in hun strijd. 127 Ibidem. 128 Dönhoff, ‘Die bittere Bilanz des Golfkrieges’. 129 R. Leicht, ‘Machtlos gegen Mörder? Saddam Hussein und die Ordnung der Welt: Vom geringen Glanz und Großen Elend des Völkerrechts’, Die Zeit 17/1991 (19 april 1991). 130 Leicht, ‘Machtlos gegen Mörder?’.

(30)

Tot slot waarschuwde Leicht voor zowel ‘die moralisierenden Propheten einer „neuen Weltordnung“’, als voor diegenen die dachten dat per conflict gekeken kon worden wat nodig was, zonder aandacht te besteden aan het internationaal recht.131 De visie van zogenoemde profeten was onhaalbaar, maar het internationaal recht geheel terzijde schuiven zou net zo slecht uitpakken. Deelconclusie De redacteuren van Die Zeit schreven genuanceerd, maar ook kritisch over de Golfoorlog. Nuance was troef bij de verwachtingen rondom de Duitse rol in de oorlog. Vanuit het buitenland waren die hooggespannen. De commentatoren van Die Zeit riepen vooral op tot redelijkheid. Duitsland stond voor dilemma’s die een nieuw hoofdstuk in de buitenlandse politiek inluidden. Haast was nu het laatste waar de Duitsers iets aan hadden, onderschreven de (Duitse) Zeit-redacteuren. Kritisch was Die Zeit tegenover grootspraak. Toen president George H.W. Bush sprak over een nieuwe wereldorde, werd dit hem niet in dank afgenomen. Nog voordat de oorlog was afgelopen, had Theo Sommer zijn oordeel klaar: de nieuwe wereldorde van Bush was een inhoudsloos begrip, een holle uitspraak. Hij was zelfs dusdanig argwanend, dat hij de duur van de oorlog sterk overschatte – een mogelijk teken van diepgeworteld pessimisme over wat de Amerikanen wilden en konden doen. Toen in de loop van het jaar bleek hoe desastreus de gevolgen van de oorlog waren, zwol de kritiek verder aan. Marion Gräfin Dönhoff schreef zelden zoveel teleurstelling te hebben gezien als rondom de nieuwe wereldorde van Bush. Met de Golfoorlog startte het jaar 1991 – letterlijk – met een klap. 1990 was het jaar van de eenwording, een jaar van euforie. Met de Golfoorlog moest Duitsland opeens een nieuwe positie innemen in de wereldpolitiek. Althans, dat eiste een groot aantal bondgenoten. Toch was het ook in de commentaren van Die Zeit duidelijk dat Duitsland voor nieuwe dilemma’s stond: koos het voor multilateralisme of voor terughoudendheid? De Duitse relatie met de NAVO werd getest. De zelfverzekerde woorden die Kohl een jaar eerder uitsprak bij de Duitse vereniging, hadden nu iets utopisch, iets onwerkelijks. 131 Ibidem.

(31)

2. De Sovjet-Unie: de val van een supermacht Theo Sommer uitte kritiek op de nieuwe wereldorde van Bush. Hij noemde het nog tijdens de oorlog een inhoudsloos begrip. Bijna een halfjaar later, op 2 augustus, kwam hij nogmaals terug op Bush’ concept. Zijn conclusie luidde: ‘Die neue Weltordnung (…) sie lässt auf sich warten’.132 Sommer concludeerde dat de nieuwe wereldorde niet gebouwd zou worden op het zand van de Arabische woestijn: ‘Ohne eine stabile Ordnung im grösser gewordenen Europa wäre eine neue Weltordnung bloß eine Schimäre.’133 Een stabiele wereldorde begon volgens Sommer dus in een gegroeid Europa. Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Roemenië namen in 1989 afscheid van het communisme, waarmee het IJzeren Gordijn viel.134 En Oost-Duitsland voegde zich op 3 oktober 1990 formeel bij West-Duitsland, waarmee de Duitse vereniging werd bezegeld.135 De Sovjet-Unie bestond begin 1991 nog. De hierboven genoemde landen – op de DDR na – maakten nog steeds deel uit van het Warschaupact, de communistische tegenhanger van de Westerse NAVO.136 Het rommelde echter in de Sovjet-Unie. De Baltische staten bijvoorbeeld, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog ingelijfd door het Rode Leger, verlieten het liefst zo snel mogelijk de unie.137 Daarnaast was de toekomst van een groot aantal staten en volken onzeker: wat wilden bijvoorbeeld de Kazakken, Georgiërs en Oekraïners? De onrust in de Sovjet-Unie zorgde in Duitsland voor onzekerheid. De Golfoorlog had de Duitse relatie met de Westerse NAVO-partners getest, maar 132 T. Sommer, ‘Schöne neue Welt, bloß ein Traum? Vor einem Jahr überfiel Saddam Hussein das Emirat Kuwait. Doch der Sieg über den Aggressor läutete keine Zeitenwende ein’, Die Zeit 32/1991 (2 augustus 1991). 133 Sommer, ‘Schöne neue Welt, bloß ein Traum?’. 134 J.L. Harper, The Cold War (Oxford 2013) 232-237. Winston Churchill, voormalig premier van het Verenigd Koninkrijk, sprak in 1951 over een IJzeren Gordijn, dat dwars door Europa liep. Aan de ene kant stond het communistische blok, aan de andere kant het kapitalistische. Nu Een deel van de Oostbloklanden afstand deed van de communistische ideologie, was het IJzeren Gordijn de facto verleden tijd. 135 Boterman, Moderne Geschiedenis van Duitsland, 551. 136 Harper, The Cold War, 117. 137 Gaddis, The Cold War. A New History, 253-254.

(32)

het daadwerkelijke strijdtoneel was ver weg. Duitsland lag daarentegen direct naast het Warschaupact en alleen Polen vormde een buffer tussen Duitsland en de Sovjet-Unie zelf. Berlijn lag verder van Parijs dan van de Sovjet-grens. De omgang van Duitsland met de Sovjet-Unie stond voor de Duitse omgang met het communisme. De Golfoorlog testte de Westbindung en het postnationale Duitsland, de val van de Sovjet-Unie testte de relatie met het Oosten. Hoe onduidelijk de situatie was, bleek uit het stuk van Theo Sommer. Hij schreef: ‘Und selbst wenn die Sowjetunion auf Russland, Weißrussland, die Ukraine und Kasachstan zusammenschrumpfte (…) bliebe sie weiterhin eine Großmacht von 230 Millionen Menschen.’ Het woord ‘selbst’ springt nu, met het voordeel dat we kunnen terugkijken, het meest in het oog. Blijkbaar zag hij Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne in het uiterste geval overblijven, maar geloofde hij dat de Sovjet-Unie bleef bestaan. Dit hoofdstuk behandelt de berichtgeving van Die Zeit over het einde van de Sovjet-Unie. Het vormde het belangrijkste (buitenlandse) thema van het jaar, enkel de Golfoorlog kwam kwantitatief gezien in de buurt. In het eerste deel van dit hoofdstuk schets ik de aanloop naar 1991. Daarna beschrijf ik – aan de hand van Die Zeit – het jaar 1991 zelf. Hoop en twijfel liepen als een rode draad door de berichtgeving van het blad. Context: Glasnost en Perestrojka Michail Gorbatsjov volgde in maart 1985 Konstantin Tsjernenko op als secretaris-generaal van de communistische partij. In tegenstelling tot zijn voorgangers was Gorbatsjov jong en had hij gestudeerd.138 Tegen zijn vrouw Raisa verzuchtte hij de avond voor zijn inauguratie dat het zo niet verder kon met de Sovjet-Unie.139 Het Sovjetsysteem liep op zijn laatste benen. Gorbatsjov introduceerde hervormingen die zich lieten vangen in twee kernbegrippen: glasnost (openheid) en perestrojka (herstructurering). Het eerste, glasnost, moest verandering brengen in de gebrekkige vrijheid in de unie. Een belangrijke rol in de ontwikkeling van het concept speelde de kernramp van Tsjernobyl. De manier waarop de Sovjetleiding hiermee omging – met bedrog en 138 Harper, The Cold War, 217. 139 Gaddis, The Cold War, 229.

(33)

ontkenning – stond volgens Gortbatsjov symbool voor het falende systeem. Perestrojka, het tweede punt, behelsde een herstructurering van de Sovjeteconomie.140 Via glasnost en perestrojka hoopte Gorbatsjov de unie klaar te stomen voor de toekomst. Het pakte anders uit. De economische hervormingen werkten niet en kwamen, ironisch genoeg, dankzij de toegenomen vrijheid van meningsuiting onder vuur te liggen.141 Gorbatsjov trachtte tegelijkertijd de hoge defensie-uitgaven te verlagen door met de Amerikanen te spreken over het beperken van het aantal kernwapens. Aanvankelijk was de Amerikaanse president Ronald Reagan zijn gesprekspartner, maar vanaf 1989 nam George H.W. Bush plaats aan de onderhandelingstafel.142 Groot overleg vond voor het eerst plaats in Reykjavik, in oktober 1986. Gorbatsjov stelde voor het aantal nucleaire wapens met 50 procent te verminderen.143 De besprekingen liepen uiteindelijk stuk op de ontwikkeling van het Amerikaanse Strategic Defense Initiative (SDI), een vanuit de ruimte gestuurde laser die kernwapens moest vernietigen.144 Gorbatsjov wilde absoluut niet meewerken aan de ontwikkeling van een dergelijk wapen.145 Dat beide leiders bereid bleken te praten over non-proliferatie was desalniettemin een enorme stap vooruit in de onderlinge relaties. Ook de relatie met de Warschaupactlanden ontspande. Gorbatsjov verving in oktober 1989 de rigide ‘Brezjnevdoctrine’ met de ‘Sinatradoctrine’.146 140 Ibidem. 141 Harper, The Cold War, 226-227. 142 M. McCauley, The Rise and Fall of the Soviet Union (Harlow 2008) 443. 143 Gaddis, The Cold War, 231. 144 Townshend, The Oxford History of Modern War, 164: Tijdens de Koude Oorlog speelde ‘deterrence’ (afschrikking) en ‘mutual assured destruction’ (MAD) een grote rol. Beide landen konden elkaar vernietigen, dus hoopte men dat de kernwapens niet werden ingezet: een aanval betekende zelfmoord. Het SDI-programma van de VS – ook bekend als Star Wars – vormde hiervoor een bedreiging. Uiteindelijk bleek het vanwege hoge kosten onhaalbaar en kozen de Russen en Amerikanen, na het einde van de Koude Oorlog, voor afname van het aantal kernwapens. 145 Gaddis, The Cold War, 231. 146 Ibidem, 150.

(34)

Vanaf nu konden de landen het op hun manier doen – of ‘their way’, naar de tekst van Sinatra.147 Voor de deelrepublieken in de Sovjet-Unie zelf gold deze uitspraak niet. Als zij massaal zouden uittreden, kon dat tot een geweldsexplosie leiden, meende Gorbatsjov.148 Van groot belang was vervolgens het jaar 1989. In achtereenvolgens Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Oost-Duitsland braken opstanden uit. De reactie van Gorbatsjov vormde de definitieve breuk met het oude Sovjetbeleid: Gorbatsjov greep niet alleen niet in, maar steunde de revolutionaire krachten zelfs. Mede daardoor kwam het nauwelijks tot bloedvergieten.149 Door datzelfde niet-optreden viel het communistische blok echter uiteen. In de Sovjet-Unie zelf verklaarden vrijwel alle republieken zich in 1989 en 1990 soeverein. Het hoogste Sovjetbestuur verloor veel macht.150 Vooral de situatie in de Russische deelrepubliek was voor Gorbatsjov zorgwekkend. Enerzijds werd congreslid Boris Jeltsin steeds populairder, anderzijds kwam er een nieuwe ultraconservatieve stroming op binnen de communistische partij. Zij moesten niets hebben van Gorbatsjovs hervormingen. Beide groepen speelden in op opkomend Russisch nationalisme. Mocht Rusland uit de federatie stappen, dan was het definitief gedaan met de Sovjet-Unie.151 Gorbatsjov had getracht de unie te hervormen, maar liet bovenal de geest uit de fles. Kritiek zwol aan, vooral van niet-Russische Sovjetburgers. Door de toegenomen openheid werd pijnlijk duidelijk dat de Sovjet-Unie achterliep op het Westen. Begin 1991 liep de unie zoals die decennialang had bestaan op zijn einde, maar wat ervoor in de plaats zou komen was vooralsnog onduidelijk. Sinds de door Sovjettroepen neergeslagen Praagse Lente van 1968 bestond de zogenoemde Brezjnev-doctrine: Brezjnev claimde het recht de autonomie van een land te mogen schenden, indien het communisme in het desbetreffende land werd bedreigd. 147 Harper, The Cold War, 233 148 C. Schmidt-Hauer, ‘Die verlorene Ehre des Michail Gorbatschow’, Die Zeit 04/1991 (18 januari 1991). 149 Ibidem, 232-233. 150 S. Plokhy, The Last Empire. The Final days of the Soviet Union (New York 2014) 34-35. 151 Plokhy, The Last Empire, 35-37.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het werk Street Ghosts print Cirio afbeeldingen van mensen uit Google Street View uit op werkelijke grootte en plakt die op exact dezelfde plek als waar de foto’s door Google

Wij zijn erg blij met de door de Raad van Bestuur ingezette weg voor intensieve samenwerking tussen de onderzoekers van oogheelkunde, dermatologie en oncologie, en we hopen dat

In feite wordt de bijstand vooral opgebracht door werkenden die hun hoofd zelf ook maar net boven water kunnen houden, want daar zijn er veel meer van in Nederland.. Die moeten

Oordeelt eens: God verlaagd, en de mens verhoogd, hoe slecht voegt dat? God nederig in staat en stand, en de mens, hoewel zeer laag in staat, nochtans hoog in stand in zijn

Want wat Christus zelf zegt (Joh. 4:24), namelijk dat God een Geest is, dat zou niet passend tot de Vader alleen beperkt kunnen worden, alsof het Woord zelf niet van een geestelijke

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

poseert in het museum zijn af- drukken en kaarten te koop bij de receptie van het museum. Eric heeft ook dit jaar weer het affiche van de week van de in- dustriecultuur ontworpen. In