• No results found

De interactie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder als voorspeller van sociale angst bij het kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De interactie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder als voorspeller van sociale angst bij het kind"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTER

ORTHOPEDAGOGIEK 2016-2017

De interactie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en

overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder als voorspeller van sociale angst bij het kind

Chloë de la Haije C.L.O.E. de la Haije Herengracht 32B 1015BL Amsterdam 06-49118094 10889159 Begeleider: M. Majdandžić

Tweede beoordelaar: D. van der Giessen chloe_dlh@hotmail.com

(2)

Samenvatting

Uit onderzoek is bekend dat overbescherming van moeders samenhangt met meer sociale angst, terwijl uitdagend opvoedingsgedrag van vaders samenhangt met minder sociale angst bij het kind. Er is weinig bekend over de interactie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van vaders en overbescherming van moeders. In dit onderzoek wordt onderzocht of 1) vaders meer uitdagend gedrag vertonen en moeders meer overbescherming; 2) uitdagend opvoedingsgedrag van vaders samenhangt met minder angst bij het kind en overbescherming van moeders met meer sociale angst en; 3) uitdagend gedrag van vaders overbescherming van moeders kan compenseren.

Opvoedingsgedrag van ouders (N=118) werd op 4,5 jaar gemeten met een vragenlijst. Sociale angst van het kind (N=105) werd op 7,5 jaar gemeten met een

oudervragenlijst over angstsymptomen en twee observatietaken die sociale angst voor leeftijdsgenoten en voor volwassenen meten. Uit de resultaten bleek dat moeders meer overbescherming vertonen, terwijl vaders meer uitdagend opvoedingsgedrag vertonen. Er werd geen significante relatie gevonden tussen uitdagend

opvoedingsgedrag van vaders en sociale angst bij het kind, en tussen

overbescherming van moeders en sociale angst. Een significante interactie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van vaders en overbescherming van moeders in relatie tot sociale angstsymptomen liet zien dat een uitdagende vader kan compenseren voor overbescherming van moeder.

Abstract

Theories and research show that challenging behavior of fathers is related to less, and overprotection of mothers is related to more child social anxiety,but little is known about the interaction between challenging behavior of fathers and overprotection of mothers. We studied how fathers’ challenging parenting and mothers’ overprotection jointly predict child social anxiety. We hypothesized that 1) fathers show more challenging behavior than mothers, and mothers more overprotection; 2) challenging behavior of fathers is related to less, and overprotection of mothers to more child social anxiety; and 3) fathers can compensate for mothers’ overprotection. Parenting behavior of parents (N=118) was measured at child age 4.5 years by a questionnaire. Child (N= 105) social anxiety was measured at child age 7.5 years using an anxiety symptoms questionnaire and by observations of children’s response to an unknown peer and adult.Results showed that mothers show more overprotection and fathers more challenging behavior. No significant relations were found between fathers’

(3)

challenging behavior and child social anxiety, and mothers’ overprotection and social anxiety. A significant interaction between challenging behavior of fathers and

overprotection of mothers in relation to social anxiety symptoms revealed that fathers’ challenging behavior can compensate for overprotection of the mother.

De interactie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder als voorspeller van sociale

angst bij het kind

Angst is heel normaal in de ontwikkeling van een kind. Het helpt kinderen te beschermen tegen onverwachtse en gevaarlijke situaties en het draagt bij aan de overleving van het kind (Bögels, 2008). Wanneer angsten vaker voorkomen en het leven gaan beheersen, kan er sprake zijn van een angststoornis (Bögels, 2008). De sociale angststoornis is de meest voorkomende angststoornis en ontstaat in de vroege kinderjaren (Bögels et al., 2010; Chavira & Stein, 2005). Volgens de DSM-V is er bij een sociale angststoornis sprake van een duidelijke en aanhoudende angst voor één of meer sociale omstandigheden waarin iemand te maken heeft met onbekende mensen of mogelijke kritiek (American Psychological Association, 2013). Binnen het basisonderwijs krijgen kinderen steeds eerder te maken met een angst- of stemmingsstoornis (Kessler et al., 2012). Volgens Kessler et al. (2012) is er een toename van het aantal sociale angststoornissen in de basisschoolleeftijd en komen angst- of stemmingsstoornissen op een steeds jongere leeftijd voor. Sociale angst kan gevolgen hebben voor de emotionele ontwikkeling van kinderen. Sociale angst tijdens de kindertijd kan gepaard gaan met schoolverzuim, eenzaamheid, een laag

zelfvertrouwen en depressie (Bögels et al., 2010; Rapee & Spence, 2004). Omgevingsfactoren kunnen een rol spelen bij het ontwikkelen van een sociale angststoornis bij kinderen. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat bepaald

opvoedingsgedrag van ouders invloed heeft op de angst van een kind (McLeod, Wood & Weisz, 2007; Knappe et al.,2012; Bögels & Brechman-Toussaint, 2006).

Er zijn verschillende ouderlijke factoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van angst bij kinderen. Een van deze factoren is het ouderlijke opvoedingsgedrag. Volgens Bögels en Phares (2008) hebben vaders en moeders mogelijk een verschillende rol bij de angstontwikkeling van hun kind. Het opvoedingsgedrag van de moeder wordt volgens hen vaak gekenmerkt door beschermen, kalmeren en troosten van het kind (Bögels & Phares, 2008; Paquette,

(4)

2004). Moeders zijn vaak meer geneigd om hun kind te beschermen en ze zijn hierdoor voorzichtiger (Bögels & Phares, 2008). Er kan hierdoor overbescherming ontstaan. Overbescherming is gedrag dat te beperkend en beschermend is. Het kind krijgt dan minder kans om van situaties te leren en wordt minder blootgesteld aan uitdagende situaties. Dit kan zorgen voor een toename van angst bij het kind (Wood, 2006; Bögels & Van Melick, 2004). Volgens een review van Bögels en Phares (2008) staan overbescherming en sociale angst van het kind in verband met elkaar. Wanneer een kind sociaal angstig is, probeert de moeder door middel van extra zorg de sociale angst van het kind te verminderen. Deze vorm van opvoedingsgedrag kan echter de angst bij het kind versterken waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat waarbij kind en ouders elkaar wederzijds beïnvloeden (Bögels & Phares, 2008; Bögels & Brechman-Toussaint, 2006). In het onderzoek van Knappe, Beesdo-Baum, Fehm, Lieb en Wittchen (2012) is gekeken naar opvoedingsgedrag van zowel vader als moeder in relatie tot sociale angst van het kind.Uit de resultaten bleek dat er enkel een relatie is tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en hoge sociale angst bij het kind. Er werd geen relatie gevonden tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de vader en sociale angst bij het kind. Er kan geconcludeerd worden dat

overcontrole van de moeder en vergelijkbaar opvoedingsgedrag zoals

overbescherming, samenhangt met meer angst bij het kind, waaronder sociale angst. In de meta-analyse van McLeod et al. (2007) is er gekeken naar de relatie tussen het opvoedingsgedrag van de ouders en de angst bij het kind. Uit de meta-analyse is gebleken dat veel ouderlijke controle gerelateerd is aan hogere angst bij het kind. Hierbij was er sprake van een medium effectsize van d=.25 (McLeod et al., 2007). In de meta-analyse is niet specifiek gekeken naar sociale angst en is het type angst buiten beschouwing gelaten. Tevens werd er gekeken naar de mate waarin overbetrokkenheid in relatie staat tot angst van het kind en dit had een medium effectsize (d=.23). Ook in de meta-analyse van Van der Bruggen, Stams en Bögels (2008) is gekeken naar de relatie tussen opvoedingsgedrag van de ouders en angsten bij het kind. Zij vonden een significant verband (d=.58) tussen geobserveerd

overcontrolerend opvoedingsgedrag en angst bij het kind. Uit de meta-analyse bleek dus dat overcontrole een risicofactor is voor meer angst bij kinderen van 0 tot 5 jaar. In de analyse van Möller et al. (2016) is er in tegenstelling tot de andere meta-analyses specifiek gekeken naar overbescherming in relatie tot angsten bij het kind. Tevens is er in deze meta-analyse een onderscheid gemaakt tussen vaderlijk

(5)

opvoedingsgedrag en moederlijk opvoedingsgedrag in relatie tot angsten bij het kind. De resultaten van deze meta-analyse lieten het belang zien van het onderscheid tussen opvoedingsdimensies overcontrole en overbescherming. Zowel voor vaderlijke (d=-.07) als moederlijke overcontrole (d=.04) werd er geen significant verband gevonden in relatie tot angst bij het kind, terwijl vaderlijke (d=.20) en moederlijke (d=.12) overbescherming wel significant gerelateerd waren aan meer angst bij het kind.

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat vaders ander opvoedingsgedrag vertonen dan moeders. Vaders vertonen vaker fysiek speelgedrag dan moeders

(Cabrera, Fitzgerald, Bradley, & Roggman, 2014; Möller, Majdandžić, de Vente, & Bögels, 2013). De vader richt zich vaker op het stimuleren van het nemen van risico’s, en fysiek en competitief spel (Paquette, 2004). Het spel van de vader wordt hierdoor door het kind meer als spannend en onvoorspelbaar ervaren (Paquette, 2004). Tevens blijkt uit empirisch onderzoek dat vaders meer tijd besteden aan het spelen met hun kinderen dan moeders en dat het spel van de vaders meer fysiek is, ook wel rough-and-tumble play genoemd (Möller et al., 2013). Volgens Paquette (2004) zorgt deze fysieke en uitdagende spelvorm ervoor dat het kind leert omgaan met zijn eigen angst. Dit gedrag van de vader zet het kind mogelijk aan tot nieuwe uitdagingen aangaan en zich moediger gedragen in nieuwe situaties. Dit opvoedingsgedrag wordt uitdagend opvoedingsgedrag genoemd (Majdandžić, de Vente, Bögels, & Van den Boom, 2015). Uitdagendopvoedingsgedrag wordt gezien als gedragingen waarbij de ouder het kind stimuleert en aanmoedigt tot het nemen van risico’s. Hierbij zorgt de ouder tevens voor bescherming en veiligheid (Bögels & Phares, 2008; Paquette, 2004). Volgens Bögels en Phares (2008) kan dit uitdagend opvoedingsgedrag van de vader angst bij kwetsbare kinderen voorkomen.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er inderdaad een negatieve relatie is tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en angst bij het kind (Möller et al., 2016; Lazarus et al. 2015; Majdandžić et al., 2014). Uit het longitudinale onderzoek van Majdandžić et al. (2014) bleek dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader op 4 jaar minder geobserveerde sociale angst een half jaar later voorspelde. Daarentegen bleek uitdagend opvoedingsgedrag van de moeder op 4 jaar juist meer sociale angst bij het kind te voorspellen (Majdandžić et al., 2014). Ook het onderzoek van Möller, Majdandžić en Bögels (2014) bevestigt dat uitdagend gedrag van de vader

(6)

significant gerelateerd is aan minder angst bij het kind. Dit geldt niet voor uitdagend opvoedingsgedrag van de moeder. Ten slotte is in het onderzoek van Lazarus et al. (2015) gekeken naar de relatie tussen uitdagend opvoedingsgedrag en angst bij drie en vierjarige kinderen. Uit dit onderzoek bleek dat niet alleen het uitdagend

opvoedingsgedrag van vader, maar ook het uitdagend opvoedingsgedrag van moeder geassocieerd is met minder angstsymptomen bij het kind. Concluderend blijkt uit onderzoek dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader negatief gerelateerd is aan angst van een kind, waaronder sociale angst. Uitdagend opvoedingsgedrag van de vader is dus mogelijk een beschermende factor voor kinderen die kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van angst (Bögels & Phares, 2008; Bögels & Perotti, 2011;

Majdandžić et al., 2014). Er is in de literatuur nog veel onduidelijkheid over de relatie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angst van het kind. Uit het onderzoek van Majdandžić et al. (2014) blijkt dat uitdagend opvoedingsgedrag van de moeder meer sociale angst voorspelt, terwijl uit het onderzoek van Lazarus et al. (2015) blijkt dat uitdagend opvoedingsgedrag van de moeder gerelateerd is aan minder angst bij het kind.

Hoewel er uit de literatuur naar voren komt dat vaders en moeders mogelijk een andere rol spelen in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen (Paquette, 2004; Bögels & Phares, 2008), is er nog weinig onderzoek gedaan naar de interactie tussen het opvoedingsgedrag van de vader en moeder in de ontwikkeling van angst bij kinderen (Paquette, Coyl-Sherpherd & Newland, 2012; Bögels & Perotti, 2011). Door Levy (1943) is al vroeg ontdekt dat compensatiegedrag plaats kan vinden bij

afwezigheid van een van de ouders. Levy (1943) vond dat overbeschermend

opvoedingsgedrag van de moeder een gevolg kan zijn van afwezigheid van de vader. Hierbij compenseert de moeder de afwezigheid van de vader door extra beschermend te zijn. Ook uit het onderzoek van Szabó et al. (2011) is gebleken dat bij afwezigheid van één van de ouders, de andere ouder de afwezigheid kan compenseren. Uit het onderzoek bleek dat bij afwezigheid van de moeder de vader de zorgtaken overneemt. Hierbij gaat het om de zorgtaken warmte geven en nabijheid zoeken.

Compensatiegedrag komt ook voor wanneer zowel vader als moeder aanwezig zijn bij de opvoeding, maar bijvoorbeeld een andere opvoedingsstijl hanteren. Volgens de theorie van Bögels en Perotti (2011) kunnen ouders samen een dynamisch systeem vormen en elkaars opvoedingsgedrag compenseren of versterken. Er zijn aanwijzingen dat het opvoedingsgedrag van vaders sterker samenhangt met

(7)

sociale angst dan het opvoedingsgedrag van de moeder (Bögels & Perotti, 2011). Volgens het model van Bögels en Perotti (2011) zou hierdoor het opvoedingsgedrag van de vader het gedrag van de moeder kunnen compenseren. Dit betekent dat wanneer de moeder overbeschermend gedrag vertoont en de vader uitdagend

opvoedingsgedrag, de relatie tussen overbescherming van moeder en sociale angst bij het kind zwakker zal worden. Het kind zal door het uitdagend opvoedingsgedrag van de vader minder ‘gevoelig’ worden voor het overbeschermende gedrag van de moeder. Dat de vader een meer dominante rol speelt in de angst bij het kind dan de moeder, wordt ondersteund door onderzoek van Bögels, Stevens en Majdandžić (2010). Uit het onderzoek kwam naar voren dat kinderen met een hoge mate van sociale angst meer werden beïnvloed door de reactie van hun vader dan de reactie van hun moeder. Dit suggereert dat het opvoedingsgedrag van de vader een belangrijke rol kan spelen in het verminderen van sociale angst bij het kind.

Volgens theorieën en empirisch onderzoek kan de combinatie van

opvoedingsgedrag van vader en moeder dus van invloed zijn op de ontwikkeling van sociale angst van het kind. Het is daarom belangrijk dat er een duidelijk beeld komt van hoe het opvoedingsgedrag van de ouders elkaar kan compenseren. Opvallend is dat in het meeste onderzoek naar de invloed van opvoedingsgedrag op sociale angst van het kind alleen moeders zijn betrokken. De laatste jaren is onderzoek naar vaders met betrekking tot de ontwikkeling van kinderen steeds populairder geworden, maar er is nog weinig onderzoek gedaan naar de combinatie van het opvoedingsgedrag van ouders en het effect van deze combinatie op de ontwikkeling van het kind (Paquette et al., 2012). Deze combinatie van opvoedingsgedrag geeft mogelijk nieuwe inzichten geeft in de invloed die ouders samen hebben op de ontwikkeling van sociale angst bij een kind.

Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken in welke mate uitdagend opvoedingsgedrag van de vader overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder op 4,5 jaar kan compenseren in het voorspellen van sociale angst bij het kind op de leeftijd van 7,5 jaar. In dit onderzoek werd onderzocht of er een interactie-effect is tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder in de relatie met latere sociale angst bij kinderen. Uitdagend en overbeschermend opvoedingsgedrag werden in de kleutertijd gemeten met een vragenlijst. Sociale angst werd op 7,5 jaar op twee manieren gemeten, namelijk aan de hand van een oudervragenlijst die sociale angstsymptomen meet en

(8)

met observaties van twee taken die zowel sociale angst voor leeftijdsgenoten als voor volwassenen meten. Allereerst werd onderzocht of er een verschil in niveau is tussen vaders en moeders wat betreft uitdagend en overbeschermend opvoedingsgedrag. De verwachting was dat vaders een hogere mate van uitdagend opvoedingsgedrag en moeders een hogere mate van overbeschermend opvoedingsgedrag vertonen. Ten tweede werd er gekeken of er een direct effect was van uitdagend opvoedingsgedrag van de vader op de sociale angst van het kind en van overbeschermend

opvoedingsgedrag van de moeder op de sociale angst van het kind. Er werd verwacht dat er een negatieve relatie is tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en sociale angst bij het kind. Tevens was de verwachting dat er een positieve relatie is tussen overbeschermend gedrag van moeders en sociale angst bij het kind. Ten slotte werd er gekeken of uitdagend opvoedingsgedrag van de vader een moderator is in de relatie tussen overbescherming van de moeder en sociale angst bij het kind. Er werd verwacht dat het uitdagende opvoedingsgedrag van de vader het overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder compenseert in relatie tot sociale angst bij het kind. De verwachting was dat de positieve relatie tussen overbeschermend

opvoedingsgedrag en sociale angst van het kind zwakker wordt als de vader meer uitdagend opvoedingsgedrag vertoont (zie Figuur 1).

Figuur 1. Uitdagend opvoedingsgedrag van de vader op 4,5 jaar als moderator van de

relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder op 4,5 jaar en sociale angst bij het kind op 7,5 jaar.

(9)

Methode Design en Procedure

Het onderzoek werd uitgevoerd als onderdeel van het longitudinaal onderzoek “De sociale ontwikkeling van kinderen” aan de Universiteit van Amsterdam. Dit longitudinaal onderzoek bestond uit zes metingen, namelijk: een voormeting die plaatsvond voor de geboorte van het kind en metingen op 4 maanden, 1 jaar, 2,5 jaar, 4,5 jaar en 7,5 jaar oud. Voor deze studie werden enkel gegevens van de 4,5

jaarsmeting en 7,5 jaarsmeting gebruikt.

In dit onderzoek werd op 4,5 jaar uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder gemeten aan de hand van een vragenlijst. Tevens werd sociale angst van de kinderen op 7,5 jaar gemeten met twee geobserveerde taken en een vragenlijst. Voor de taken op de 7,5 jaarsmeting kwamen de kinderen naar het onderzoekslab van de Universiteit van Amsterdam. Tijdens deze metingen brachten ouders, afzonderlijk van elkaar, een bezoek aan het UvA Family Lab. De studie is goedgekeurd onder de naam ‘De sociale ontwikkeling van Baby tot Kleuter’. De naam van de CE is ‘Commissie Ethiek van de FMG’. Het

dossiernummer en de datum van toestemming is 2014-CDE-3748 op 29/09/2014. In December 2016 vonden de laatste metingen plaats en is het onderzoek afgerond. Participanten

In totaal hebben er 118 gezinnen deelnomen aan dit onderzoek. Deze

participanten zijn afkomstig uit het longitudinaal onderzoek ‘De sociale ontwikkeling van kinderen’ van de Universiteit van Amsterdam.Bij aanvang van het onderzoek was het van belang dat ouders in verwachting waren van hun eerste kind en de ouders moesten de Nederlandse en Engelse taal goed beheersen. De inclusiecriteria voor de baby’s waren dat de baby bij de geboorte minimaal 2500 gram moest wegen, een Apgar-score hebben van 8 of hoger en er mocht geen sprake zijn van neurologische afwijkingen (Majdandžić et al., 2015). Op de 4,5 jaars- meting namen er 118 gezinnen deel aan het onderzoek. Hiervan waren er 53 jongens en 64 meisjes. De gemiddelde leeftijd van het kind was op deze meting 4.50 jaar (SD=0.06). Op de 7,5 jaars- meting namen er 105 gezinnen deel aan het onderzoek. Hiervan waren er 41 jongens en 64 meisjes. Op de 7,5 jaars- meting was de gemiddelde leeftijd 7.50 jaar (SD=0.09). Verdere demografische gegevens zijn in Tabel 1 weergegeven.

(10)

Tabel 1

Demografische Gegevens van de Ouders

T1 T2

M (SD) M (SD)

Leeftijd moeder in jaren Leeftijd vader in jaren Opleidingsniveau moeder Opleidingsniveau vader Beroepsniveau moeder Beroepsniveau vader 36.11 (4.19) 39.12 (5.38) 7.15 (1.16) 6.61 (1.56) 8.79 (2.12) 8.23 (2.66) 38.98 (4.11) 42.10 (5.46) - - - -

Noot. T1 = 4,5 jaarsmeting, T2 = 7,5 jaarsmeting

Beroepsniveau: van 1= Geen opleiding vereist tot 11= Universitaire diploma vereist Opleidingsniveau: van 1= lagere school tot 8= Universiteit

Maten

Uitdagend opvoedingsgedrag en overbeschermend opvoedingsgedrag Het opvoedingsgedrag van de ouders op 4,5 jaar werd gemeten met The Comprehensive Parenting Behavior Questionnaire (Majdandžić, de Vente & Bögels, 2008). Deze vragenlijst is ontwikkeld uit schalen van reeds bestaande vragenlijsten, waarbij er nieuwe schalen en nieuwe vragen zijn toegevoegd en zo zijn

samengevoegd tot één vragenlijst. De opvoedingsvragenlijst voor de 4,5 jaarsmeting bevatte 154 items waarvan er 39 items over uitdagend opvoedingsgedrag gingen en 11 items over overbeschermend opvoedingsgedrag.

In deze vragenlijst zijn er zes hoofddimensies: uitdagend opvoedingsgedrag, overbetrokkenheid, warmte, negatieve discipline, positieve discipline en negativiteit. De dimensie overbetrokkenheid bestaat uit twee subdimensies, namelijk:

overbescherming en overcontrole. In dit onderzoek is enkel de subdimensie overbescherming gebruikt. Tevens is er gekeken naar de dimensie uitdagend

opvoedingsgedrag. Een voorbeeldvraag uit de vragenlijst van de 4,5 jaarsmeting voor de dimensie uitdagend opvoedingsgedrag is: ‘Ik moedig mijn kind aan om spannende dingen te doen, zoals van hoge dingen af te springen, of hoger te klimmen dan hij/zij durft’. Een voorbeeldvraag bij de subdimensie overbescherming is: ‘Ik houd mijn kind weg van risicovolle situaties’.

(11)

De vragen zijn beantwoord aan de hand van een 5-punts Likertschaal, waarbij 1 = helemaal niet van toepassing en 5 = helemaal van toepassing. De Cronbachs alpha van de schalen overbescherming en uitdagend opvoedingsgedrag op 2,5 jaar ligt tussen de .72 en .89 (Majdandžić et al., 2015). De interne consistentie is berekend voor zowel de dimensie uitdagend opvoedingsgedrag als voor de subdimensie overbescherming. De interne consistentie bleek hoog met een Cronbachs alpha van .90 voor vader en .93 voor moeder voor uitdagend opvoedingsgedrag en .77 voor vader en .69 voor moeder voor overbeschermend opvoedingsgedrag.

Sociale Angst. De sociale angst van het kind werd op twee manieren gemeten.

Geobserveerde sociale angst. Op 7,5 jaar werden twee observatietaken

afgenomen waarbij sociale angst werd gemeten tegenover een onbekend

leeftijdsgenootje en een onbekende man. In de eerste observatietaak kreeg het kind een filmopname te zien waarin een leeftijdgenootje standaardvragen stelde via skype. Het kind was in de veronderstelling dat hij/zij aan het skypen was met een

leeftijdsgenootje en was er niet van op de hoogte dat het skypegesprek een

filmopname was. Hierbij zat het kind in een ruimte samen met de testleider. Bij de tweede taak ging de testleider even weg en was het kind alleen in de ruimte aanwezig. Vervolgens kwam er een onbekende man de kamer binnen en deze persoon stelde het kind een aantal vragen aan de hand van een standaard protocol. Beide taken werden gescoord aan de hand van een codeerprotocol. Hierbij waren de taken onderverdeeld in tijdsintervallen waarbinnen gescoord werd. In beide taken werden dezelfde

variabelen gescoord, namelijk: latentietijd tot eerste angstreactie, gezichtsuitdrukking van angst, blik afwenden, lichaamsuitdrukking van angst, bevriezen, vluchtgedrag, vocale uitdrukking angst, verbale uitdrukking angst en verbale aarzeling.

Voorafgaand aan het coderen van de taken hebben vier studenten een codeertraining gevolgd. Om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te kunnen berekenen is 20% van de kinderen door alle studenten gescoord. Hierbij werd er gekeken naar de intensiteit van het gedrag in het tijdsinterval. Om de

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te berekenen is er gebruik gemaakt van de interclassecorrelatie. In Tabel 2 is te zien dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid over het algemeen hoog is. Voor de analyse van de gegevens zijn de scores op de variabelen samengevoegd tot één score voor sociale angst per taak. Hiervoor zijn de scores eerst gemiddeld over de tijdsintervallen. Vervolgens zijn deze scores

(12)

Bij de taak vreemde bleek dat het item ‘blik afwenden’ een lage item-totaal correlatie had, daarom is dit item niet meegenomen in het berekenen van de taakscore. De uiteindelijke interne consistentie van de vreemde taak was a=.62. Bij de skype taak zijn de items ‘blik afwenden’ en ‘verbale uitdrukking angst’ uit de taak

verwijderd. Deze items hadden een te lage item-totaal correlatie. De Cronbach’s alpha van de skype taak was a=.69. Er bleek een significante correlatie tussen de skype taak en de vreemde taak (r = .74, p = .010). Daarom zijn de taken samengevoegd en gemiddeld tot één score voor geobserveerde sociale angst.

Tabel 2

Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (intraklassecorrelatie) van de Observatietaken

Variabelen Skype Vreemde

Gezichtsuitdrukking van angst Blik afwenden

Glimlachen

Lichaamsuitdrukking van angst Bevriezen

Vluchtgedrag

Vocale uitdrukking angst Verbale uitdrukking angst Verbale aarzeling .90 .91 .96 .73 .92 .98 -- .96 .94 .71 .90 .96 .64 .52 .75 .59 .89 .95

Noot. De variabelen vocale uitdrukking angst is niet gevonden bij de skype taak Sociale angstsymptomen. Sociale angst op 7,5 jaar werd tevens gemeten aan de hand

van de Screen for Child Anxiety Related Disorder, CHILD Version (SCARED,

Birmaher et al., 1995). Deze oudervragenlijst is afgenomen bij beide ouders en bestaat uit 58 items. De vragenlijst is gericht op kinderen van 7 tot en met 19 jaar en is

bedoeld om een eerste screening van symptomen van angststoornissen bij kinderen en jongeren te meten. Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de sociale

angstschaal. Deze schaal bestaat uit 14 items. Een voorbeeldvraag uit de vragenlijst voor de sociale angstschaal is: ‘Mijn kind vindt het niet fijn om met mensen te zijn die hij/zij niet goed kent’. De stellingen werden gescoord aan de hand van een

(13)

betrouwbaar en valide instrument om angstsymptomen te meten bij kinderen.

(Bodden, Bögels, & Muris, 2009). De interne consistentie voor de sociale angstschaal was hoog: Cronbach’s alpha = .86 voor de moeder en .83 voor de vader. De scores van vader en moeder hingen significant samen (r = .61, p = < .001) en zijn

samengevoegd tot één score voor elk kind.

Data analyse

Ten eerste werd aan de hand van een gepaarde t-toets gekeken of er een niveauverschil is tussen vaders en moeders wat betreft uitdagend en overbeschermend opvoedingsgedrag. Ten tweede werd er door middel van een regressie gekeken naar het directe effect van het uitdagend opvoedingsgedrag van vader op de sociale angst van het kind. Vervolgens werd er een tweede regressie uitgevoerd om te onderzoeken wat het directe effect is van het overbeschermende opvoedingsgedrag van de moeder op de sociale angst van het kind. Deze regressie analyses werden twee keer

uitgevoerd, zowel met geobserveerde sociale angst als met sociale angstsymptomen gemeten met de SCARED als afhankelijke variabele. Tenslotte werd aan de hand van een regressie met een interactie-effect gekeken of er sprake was van een moderatie-effect tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag in relatie tot de sociale angst van een kind. Ook deze regressie analyse werd twee keer uitgevoerd, zowel met geobserveerde sociale angst als met sociale angstsymptomen gemeten met de SCARED als uitkomstmaat.

Resultaten

Uitdagend en overbeschermend opvoedingsgedrag van vaders en moeders Allereerst is aan de hand van een gepaarde t-toets is er gekeken of er een niveauverschil is tussen vaders en moeders in uitdagend opvoedingsgedrag en overbeschermend opvoedingsgedrag. In Tabel 3 zijn de resultaten van de gepaarde t-toets weergegeven. Wat betreft uitdagend opvoedingsgedrag is er een significant verschil te zien tussen vaders en moeders. Vaders beoordeelden zichzelf significant hoger op uitdagend opvoedingsgedrag dan moeders. Moeders bleken significant hogere scores in te vullen over zichzelf wat betreft overbeschermend

opvoedingsgedrag dan vaders.

Tabel 3

Beschrijvende Gegevens en Gepaarde T-Toets van het Verschil in Opvoedingsgedrag tussen Vaders en Moeders

(14)

Opvoedingsdimensies Vaders Moeders

M SD M SD t (df) p

Uitdagend 3.54 0.46 3.38 0.57 2.50 (97) .014

Overbeschermend 2.56 0.55 2.70 0.52 -2.18 (97) .032

Relatie tussen uitdagend opvoedingsgedrag vaders en sociale angst

Om de relatie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en sociale angst van het kind te onderzoeken is voor elke maat van sociale angst een enkelvoudige

regressieuitgevoerd. Uit de regressie analyses bleek dat er geen significante relatie is tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en sociale angst van het kind (Tabel 4). Zowel voor de observatietaken als voor de SCARED werden er geen significante relaties gevonden.

Tabel 4

Enkelvoudige Regressies Uitdagend Opvoedingsgedrag van Vader in Relatie tot Sociale Angst van het Kind gemeten met de Observatietaken en SCARED

Relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag moeders en sociale angst Vervolgens is de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angst van het kind onderzocht voor elke van beide maten van sociale angst. Uit de regressie analyses is gebleken dat er geen significante relatie is tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angst bij het kind (Tabel 5). Zowel voor de observatietaken als de SCARED werd er geen significante relatie gevonden.

Tabel 5

Sociale angst maat

β t (df) p

Geobserveerde

sociale angst -.02 -0.22 (79) .828

Sociale

(15)

Enkelvoudige Regressies Overbeschermend Opvoedingsgedrag van Moeder in Relatie tot Sociale Angst van het Kind gemeten met de Observatietaken en SCARED

Compensatie tussen opvoedingsgedrag van de vader en moeder

Tenslotte is aan de hand van een meervoudige regressie met moderatie gekeken of er sprake is van een interactie-effect tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder in relatie tot de sociale angst van een kind. Eerst is geobserveerde sociale angst als uitkomstmaat bekeken. Er is hier geen sprake van een significante interactie tussen overbeschermend

opvoedingsgedrag van de moeder en uitdagend opvoedingsgedrag van de vader als voorspeller van geobserveerde sociale angst (zie Tabel 6).

Tabel 6

Interactie-effect Uitdagend Opvoedingsgedrag van Vader en Overbeschermend Opvoedingsgedrag van de Moeder in Relatie tot Geobserveerde Sociale Angst

Als laatste is dezelfde regressie analyse uitgevoerd met de sociale angstsymptomen als afhankelijke variabele. Uit deze analyse bleek dat er een significant interactie-effect is tussen overbescherming van de moeder en uitdagend opvoedingsgedrag van de vader (p = .002, zie Tabel 7). In Figuur 2 is de interactie tussen overbescherming van de moeder en uitdagend opvoedingsgedrag van de vader weergegeven. Wanneer

Sociale angst maat

β t (df) p Geobserveerde sociale angst -.02 -0.17 (82) .864 Sociale angstsymptomen .12 1.58 (90) .118 Voorspellers β t p

Uitdagend gedrag vader -.03 -0.22 .825 Overbeschermend gedrag moeder Overbeschermend*Uitdagend -.10 -.26 -0.60 -1.44 .551 .155

(16)

de vader een lage mate van uitdagend opvoedingsgedrag vertoont (-1 SD) is de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale

angstsymptomen van het kind significant positief (β = .40, p = .001). Wanneer de vader een hoge mate van uitdagend opvoedingsgedrag vertoont (+1 SD) is de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale

angstsymptomen van het kind niet significant (β = -.18, p = .286).

Tabel 7

Interactie-effect Uitdagend Opvoedingsgedrag van Vader en Overbeschermend Opvoedingsgedrag van de Moeder in Relatie tot Sociale Angstsymptomen Gemeten met de SCARED

Figuur 2. Interactie-effect tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader op 4,5

jaar en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder op 4,5 jaar in relatie tot sociale angstsymptomen bij het kind op 7,5 jaar. Wanneer de vader een lage mate van

1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 Low Overbeschermend

opvoedingsgedrag moeder opvoedingsgedrag moederHigh Overbeschermend

Soc ia le a ng sts ymp tome

n Low Uitdagend opvoedingsgedrag vader

High Uitdagend opvoedingsgedrag vader Voorspellers

β t p

Uitdagend gedrag vader -.08 -0.90 .370 Overbeschermend gedrag moeder Overbeschermend moeder *Uitdagend vader .11 -.29 0.96 -3.17 .340 .002

(17)

uitdagend opvoedingsgedrag vertoont (-1 SD) is de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angstsymptomen van het kind significant positief (β= .40, p = .001). Wanneer de vader een hoge mate van uitdagend

opvoedingsgedrag vertoont (+1 SD) is de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angstsymptomen van het kind niet significant (β= -.18, p = .286).

Discussie

In dit onderzoek is ingegaan op het uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en het overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder op 4,5 jaar in relatie tot sociale angst bij kinderen op 7,5 jaar. Hierbij is sociale angst van het kind op twee manieren gemeten, namelijk aan de hand van observatietaken en aan de hand van de SCARED vragenlijst. Ten eerste is er gekeken of er niveauverschil was in het

opvoedingsgedrag tussen vaders en moeders. Vaders bleken zichzelf significant hoger te beoordelen op uitdagend opvoedingsgedrag dan moeders. Deze resultaten

bevestigen de bevindingen van eerder onderzoek (Majdandžić et al., 2015; Lazarus et al., 2015). In het onderzoek van Majdandžić et al. (2015) werd het uitdagend

opvoedingsgedrag van ouders, uit hetzelfde sample als het huidige onderzoek, gemeten op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar aan de hand van een vragenlijst en observatietaken. Uit dat onderzoek bleek dat vaders en moeders niet significant verschilden in geobserveerd uitdagend opvoedingsgedrag, maar op de leeftijd van 2,5 jaar beoordeelden vaders zichzelf hoger wat betreft uitdagend opvoedingsgedrag. De resultaten van dit onderzoek komen ook overeen met de bevindingen van het

onderzoek van Lazarus et al. (2015) waaruit gebleken is dat vaders op 3-4 jaar meer uitdagend opvoedingsgedrag rapporteren dan moeders. Uit het huidige onderzoek is gebleken dat vaders en moeders op 4,5 jaar verschillen in uitdagend

opvoedingsgedrag. Samen suggereren de resultaten van deze onderzoeken dat het verschil in uitdagend opvoedingsgedrag tussen vaders en moeders toe neemt met de leeftijd van het kind.

Tevens is uit het huidige onderzoek gebleken dat moeders zichzelf significant hoger beoordelen op overbescherming dan vaders. Ook deze resultaten bevestigen de bevinding van eerder onderzoek (Majdandžić et al., 2015). In het onderzoek van Majdandžić et al. (2015) werd overbescherming van ouders op de drie

(18)

meetmomenten (4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar) gemeten aan de hand van een

vragenlijst en observatietaken. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat moeders significant meer geobserveerde overbescherming vertonen aan de hand van de

observaties dan vaders. Er werd geen significant verschil gevonden tussen vaders en moeders aan de hand van de vragenlijsten. De resultaten over de niveauverschillen in uitdagend en overbeschermend opvoedingsgedrag tussen vaders en moeders van dit onderzoek ondersteunen theorieën dat de moeder vaker de beschermende

(overbeschermend opvoedingsgedrag) en verzorgende rol op zich zou nemen en de vader vaker uitdagend gedrag zou vertonen, gekenmerkt door fysiek spel en uitdagen tot het nemen van risico’s (Paquette, 2004; Bögels en Phares, 2008).

Ten tweede is er gekeken naar de relatie tussen uitdagend

opvoedingsgedrag van de vader en sociale angst bij het kind. Tegen de verwachting in bleek dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader op 4,5 jaar niet significant

samenhing met minder sociale angst van het kind op 7,5 jaar. Dit bleek voor zowel geobserveerde sociale angst als voor sociale angstsymptomen. Dit komt niet overeen met eerder onderzoek waarin gevonden werd dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader minder geobserveerde sociale angst voorspelde op 4,5 jaar (Majdandžić et al., 2014). De resultaten van dit onderzoek ondersteunen tevens niet de meta-analyse van Möller et al. (2016) waarin een negatieve relatie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en angst bij het kind werd gevonden. Bovendien stellen Bögels en Phares (2008) in hun review dat er mogelijk een negatieve relatie is tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en angst bij het kind. Voor het uitblijven van het verwachte resultaat kan mogelijk een verklaring worden gevonden in de relatief lange tijdsperiode tussen de meting van het opvoedingsgedrag en de meting van sociale angst bij het kind. Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar het lange termijneffect van uitdagend opvoedingsgedrag van de ouders op sociale angst 3 jaar later. In veel voorgaande onderzoeken naar deze relatie zijn het opvoedingsgedrag en de angst op hetzelfde moment gemeten (Möller et al., 2014; Lazarus et al. 2015). Alleen het onderzoek van Majdandžić et al. (2014) was longitudinaal en is het enige onderzoek dat ingegaan is op sociale angst van kinderen. Mogelijk is de eventuele invloed van uitdagend opvoedingsgedrag van de vader na drie jaar niet meer meetbaar omdat het opvoedingsgedrag leeftijdsgebonden is en sociale angst verandert over de tijd. Tevens zou het kunnen dat naarmate het kind ouder wordt, het opvoedingsgedrag van ouders minder invloed heeft op de sociale angst van het kind. De resultaten van de

(19)

meta-analyse van Möller et al. (2016) bevestigen dat het opvoedingsgedrag van de ouders maar een lage samenhang heeft met angst bij jonge kinderen.

Een andere mogelijke verklaring voor de afwezigheid van een

significante relatie tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en sociale angst bij het kind is dat genetische kwetsbaarheid en niet-gedeelde omgeving een

belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van sociale angst bij kinderen. McLeod et al. (2007) concluderen in hun meta-analyse dat genetische factoren mogelijk een grotere rol spelen in de ontwikkeling van angst dan omgevingsfactoren zoals het

opvoedingsgedrag van de ouders. Bovendien stelt Broeren (2011) dat

omgevingsfactoren, zoals leeftijdsgenootjes, een belangrijkere rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van angststoornissen dan het opvoedingsgedrag van de ouders. Voor vervolgonderzoek wordt daarom geadviseerd om andere omgevingsfactoren, zoals leeftijdsgenootjes mee te nemen in onderzoek naar sociale angst.

Wat betreft de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angst bij het kind werden voor zowel geobserveerde sociale angst als sociale angstsymptomen geen significante relaties gevonden. Op basis van de literatuur was de verwachting dat er een positieve relatie was tussen overbescherming van de moeder en sociale angst van het kind (Bögels & Phares, 2008). De resultaten ondersteunen niet de bevindingen van de meta-analyses van McLeod et al. (2007) en Van der Bruggen et al. (2008) dat er een significant verband is tussen

overcontrolerend opvoedingsgedrag en angst bij het kind. Het ontbreken van een significante relatie tussen overbescherming van de moeder op 4,5 jaar en sociale angst van het kind op de leeftijd van 7,5 jaar suggereert dat overbeschermend

opvoedingsgegedrag mogelijk op deze leeftijd geen belangrijke invloed heeft op de ontwikkeling van angst bij kinderen.

Mogelijk speelt overbescherming meer een rol wanneer kinderen in de adolescentiefase komen. In deze fase zijn het scheiden van de ouders en het streven naar autonomie belangrijke ontwikkelingstaken voor het kind. Wanneer moeders het lastig vinden om hun puber los te laten, kan er overbescherming ontstaan (Bögels & Phares, 2008). Mogelijk kan het opvoedingsgedrag van ouders in deze fase de angst van het kind versterken. In vervolgonderzoek is het daarom van belang dat er beter gekeken wordt naar de leeftijd waarop overbescherming van de moeder een rol speelt in de ontwikkeling van sociale angst bij het kind. Dit idee wordt ondersteund door de meta-analyse van Van der Bruggen et al. (2008) waarin werd gevonden dat in de

(20)

adolescentiefase ouderlijke overbescherming in relatie stond met meer angst bij kinderen. Uit de meta-analyse bleek dat hoe ouder het kind, hoe groter de invloed van overbescherming van de ouders was. Zij vonden een significant verband (d=.37) met een medium effectsize voor de relatie tussen geobserveerd overcontrolerend

opvoedingsgedrag en angst bij kinderen jonger dan zes jaar, terwijl ze een grote effectsize vonden (d=.75) voor de relatie tussen geobserveerd overcontrolerend opvoedingsgedrag en angst bij schoolgaande kinderen.

In bovenstaande onderzoeken is er een significante relatie gevonden tussen overcontrolerend opvoedingsgedrag en angst bij het kind. Echter is er in de

onderzoeken niet specifiek gekeken naar de relatie tussen overbescherming en angst bij het kind. Volgens Möller et al. (2016) kan er een onderscheid gemaakt worden tussen overcontrole en overbescherming van ouders. Zij stellen dat overcontrolerende ouders overmatig gebruik maken van bevelen en het gedrag van het kind beperken, terwijl overbeschermende ouders voorzichtig en beschermend gedrag vertonen. In de meta-analyse van Möller et al. (2016) is de relatie tussen overbescherming van ouders en angst van het kind onderzocht. Zij vonden in hun meta-analyse een significant verband met een kleine effectsize (d=.12) voor de relatie tussen overbescherming van de moeder en angst bij het kind. Alleen Möller et al. (2016) en Buss en Kiel (2013) bevestigen specifiek de relatie tussen overbescherming van de moeder en angst bij het kind. De andere onderzoeken gaan in op de relatie tussen overcontrole van ouders en angst bij het kind. Mogelijk is er een verschil tussen overbescherming en overcontrole. Tevens hebben beide opvoedingsgedragingen mogelijk een andere invloed op sociale angst. Voor vervolgonderzoek is het daarom belangrijk dat er wordt gekeken naar specifiek overbescherming in relatie tot sociale angst.

Ten slotte is er gekeken of er een interactie-effect is tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder in relatie tot sociale angst van het kind. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat er sprake is van een significant interactie-effect tussen uitdagend

opvoedingsgedrag van de vader en overbescherming van de moeder in relatie tot sociale angstsymptomen. Er werd gevonden dat wanneer de vader een lage mate van uitdagend opvoedingsgedrag vertoont, er een positieve relatie is tussen

overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angstsymptomen van het kind. Het kind loopt dus bij weinig uitdagend opvoedingsgedrag van de vader kans angstiger te worden als de moeder meer overbescherming vertoont.

(21)

Overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder is dan dus een risicofactor voor het ontwikkelen van sociale angst. De verwachting was dat wanneer een vader een hoge mate van uitdagend opvoedingsgedrag vertoonde, de positieve relatie tussen overbescherming van de moeder en sociale angst zwakker zou worden. Deze

hypothese is bevestigd in het huidige onderzoek. Het blijkt dat bij een hoge mate van uitdagend opvoedingsgedrag van de vader er geen significante relatie is tussen overbescherming van de moeder en sociale angst bij het kind. De resultaten bevestigen de theorie van Bögels en Perotti (2011) dat vaders en moeders elkaars opvoedingsgedrag kunnen compenseren. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat de relatie tussen overbeschermend opvoedingsgedrag van de moeder en sociale angst van het kind mogelijk wordt verzwakt door het uitdagend opvoedingsgedrag van de vader.

Opvallend is dat enkel bij sociale angstsymptomen gemeten met de SCARED een significant interactie-effect is gevonden.Het directe effect van het opvoedingsgedrag en de combinatie van uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbescherming van de moeder lijken geen invloed te hebben op de geobserveerde sociale angst van het kind. Deze resultaten komen niet overeen met eerder onderzoek waarin gevonden werd dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader minder

geobserveerde sociale angst voorspelde op 4,5 jaar (Majdandžić et al., 2014).

Mogelijk heeft uitdagend opvoedingsgedrag van de vader op 4,5 jaar geen invloed op geobserveerde sociale angst bij kinderen op 7,5 jaar en kan leeftijd een verklaring zijn voor het niet gevonden interactie-effect. Een andere mogelijke verklaring voor het niet vinden van een interactie-effect bij de observaties van angst is dat angst in verschillende contexten anders tot uiting komt.Mogelijk heeft het opvoedingsgedrag van ouders geen invloed op het gedrag wat kinderen vertonen binnen het laboratorium. Echter hangt de angst die gemeten is aan de hand van de SCARED oudervragenlijst wel samen met de angst die het kind in het laboratorium vertoont (r=.32, p= <.001). Er kan geconcludeerd worden dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader geen invloed heeft op de relatie tussen overbescherming van de moeder en geobserveerde sociale angst.

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste is een beperking van het huidige onderzoek dat de data voor het opvoedingsgedrag enkel via een vragenlijst is verkregen. Dit is mogelijk van invloed op de uitkomsten van het

(22)

ouders sociaal wenselijk kunnen reageren op de vragen (Hoyle, Harris, & Judd, 2002). Het gebruik van alleen vragenlijsten om het opvoedingsgedrag van ouders te meten heeft nadelen maar het is wel een valide maat. Zo is uit het onderzoek van

Majdandžić et al (2015) gebleken dat de oudervragenlijsten en de observaties van uitdagend en overbeschermend opvoedingsgedrag significant met elkaar

samenhangen. Om een objectiever beeld te krijgen van het opvoedingsgedrag van beide ouders is het in vervolgonderzoek van belang dat er bij het meten van

opvoedingsgedrag van de ouders gebruik wordt gemaakt van zowel een vragenlijst als observaties.

Een andere beperking in het huidige onderzoek is dat het

opvoedingsgedrag van de ouders enkel gemeten is op 4,5 jaar en de sociale angst van het kind op 7,5 jaar. Op individueel niveau kunnen er binnen 3 jaar veranderingen binnen het opvoedingsgedrag optreden, maar op populatieniveau is de verwachting dat de opvoedingsstijl tussen de meetmomenten weinig tot geen veranderingen heeft ondergaan. Zo blijkt uit het onderzoek van Majdandžić et al. (2015) dat er een matige tot hoge stabiliteit is van uitdagend opvoedingsgedrag vanaf baby tot kleuterjaren. Om een mogelijke verandering van de opvoedingsstijl te onderzoeken is het raadzaam om in vervolgonderzoek het opvoedingsgedrag van de ouders op 4,5 jaar en 7,5 jaar te meten. Op deze manier kan er onderzocht worden of uitdagend opvoedingsgedrag en overbeschermend opvoedingsgedrag verandert over de tijd.

Tenslotte is het een beperking dat de onderzoeksgroep van Westerse afkomst is. Mogelijk zijn er andere rolverdelingen tussen vader en moeder in andere culturen. Paquette (2004) stelde dat ‘rough-and-tumble’ spel kenmerkend is voor vaders uit geïndividualiseerde culturen en dat in meer collectivistische culturen, zoals de Chinese cultuur deze vorm van uitdagend opvoedingsgedrag minder voorkomt. Voor vervolgonderzoek is het daarom goed om te kijken naar het opvoedingsgedrag in relatie tot angst bij het kind in andere culturen. Mogelijk speelt uitdagen

opvoedingsgedrag van vaders in de Chinese cultuur een andere rol bij de ontwikkeling van sociale angst. Doordat uitdagend opvoedingsgedrag minder

voorkomt bij vaders in de Chinese cultuur, kan het anders in relatie staan met sociale angst van het kind. De verwachting is dat ouders uit de Westerse samenleving meer uitdagend opvoedingsgedrag vertonen en dat uitdagend opvoedingsgedrag van de vader in de Chinese cultuur een ander effect heeft op sociale angst van het kind (Paquette, 2004).

(23)

Naast beperkingen zijn er een aantal sterke kanten aan dit onderzoek. Allereerst is nooit eerder gekeken naar de combinatie van uitdagend

opvoedingsgedrag van de vader en overbescherming van de moeder. Tevens is het een sterk punt dat er in dit onderzoek gekeken is naar zowel uitdagend opvoedingsgedrag als overbeschermend opvoedingsgedrag, terwijl er in veel eerdere onderzoeken enkel op uitdagend opvoedingsgedrag of overbeschermend opvoedingsgedrag is ingegaan (Lazarus et al. 2015; Knappe et al., 2012). Door meerdere opvoedingsdimensies in het onderzoek te gebruiken kan er worden gekeken naar de combinatie van verschillende opvoedingsgedragingen van ouders. Een ander sterk punt van dit onderzoek is dat er voor het meten van sociale angst gebruik is gemaakt van zowel de oudervragenlijst SCARED als de observatietaken. Door het gebruik van twee meetinstrumenten voor dit construct kon een goede vergelijking worden gemaakt tussen sociale angst

gemeten aan de hand van observatietaken en sociale angst gemeten met de SCARED-vragenlijst. In dit onderzoek hingen de scores van de moeders en vaders op de

SCARED-vragenlijsten significant samen (r = .61) en hieruit kan geconcludeerd worden dat de scores samengevoegd een betrouwbaar beeld geven van sociale angst bij het kind. Er is hierdoor sprake van een hoge mate van interne validiteit. Tevens is het een sterk punt dat er in het huidige onderzoek specifiek gekeken is naar sociale angst. In eerdere onderzoeken naar angst bij kinderen is er voornamelijk ingegaan op angst als een breed construct. De sociale angststoornis is de meest voorkomende angststoornis (Bögels et al., 2010). Het is daarom van belang om te onderzoeken welk opvoedingsgedrag invloed heeft op de ontwikkeling van sociale angststoornissen bij kinderen om zo sociale angststoornissen bij kinderen te voorkomen.

Uit dit onderzoek is gebleken dat er mogelijk sprake is van een interactie-effect tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbescherming van de moeder in relatie tot sociale angstsymptomen bij het kind. Voor vervolgonderzoek is het aan te bevelen om te kijken of de compensatie enkel voor sociale angstsymptomen op 7,5 jaar geldt. Mogelijk is er op meerdere leeftijden sprake van een interactie-effect. In de meta-analyse van Van der Bruggen et al. (2008) werd gevonden dat in de adolescentiefase ouderlijke overbescherming in relatie stond met meer angst bij kinderen. Voor vervolgonderzoek is het daarom belangrijk dat er gekeken wordt naar de leeftijd waarop overbescherming van de moeder een rol speelt in de ontwikkeling van sociale angst. Ook is het belangrijk om in vervolgonderzoek de kwetsbaarheid

(24)

van kinderen voor bepaald opvoedingsgedrag als moderator te onderzoeken. In het huidige onderzoek is er geen relatie gevonden tussen overbescherming van de moeder en sociale angst van het kind. In huidig onderzoek is er voor het meten van het

opvoedingsgedrag gebruik gemaakt van een vragenlijst. Om een objectiever beeld te krijgen kan er in vervolgonderzoek gebruik worden gemaakt van zowel een

vragenlijst als observaties. Daarnaast is het interessant om te kijken naar opvoedingsgedrag in relatie tot angst bij het kind in andere culturen.

De gevonden resultaten hebben klinische implicaties voor behandeling van kinderen met sociale angstproblemen. Tevens hebben de gevonden resultaten een wetenschappelijke betekenis. Het interactie-effect tussen het opvoedingsgedrag van vader en moeder is nog nooit eerder onderzocht en het gevonden interactie-effect tussen uitdagend opvoedingsgedrag van de vader en overbescherming van de moeder is een unieke bevinding. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat bij een lage mate van uitdagend opvoedingsgedrag van de vader het kind angstiger wordt wanneer de moeder meer overbescherming vertoont. Deze resultaten onderstrepen het belang van meer betrokkenheid van de vader bij de behandeling van kinderen met sociale angstproblemen, om zo de kans op angstsymptomen te laten afnemen. Uitdagend opvoedingsgedrag van de vader kan mogelijk een beschermende factor zijn in de ontwikkeling van sociale angst bij het kind, vooral wanneer de moeder een hoge mate van overbescherming vertoont. De vader is een belangrijke schakel tussen

overbescherming van de moeder en sociale angst van het kind. Volgens een review van Bögels en Phares (2008) worden moeders vaker bij de behandeling betrokken, omdat zij vaker de primaire verzorgers zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat het uitdagend opvoedingsgedrag van de vader ook van invloed is op de angstontwikkeling van een kind. Vanuit dit opzicht is het van belang om vaders te stimuleren om uitdagend opvoedingsgedrag te vertonen.Het is van belang dat er in vervolgonderzoek wordt gekeken of de compensatie enkel voor sociale angst op 7,5 jaar geldt of dat op meerdere leeftijden sprake is van een interactie-effect.

(25)

Literatuur

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical manual of

mental disorders, fifth edition (DSM-V). Arlington: American Psychiatric

Publishing.

Birmaher, B., Khetarpal, S., Cully, M., Brent, D., Balach, L., Kaufman, J., & Neer, S. (1997). The Screen for Child Anxiety Emotional Disorders (SCARED): Scale construction and psychometric characteristics. Journal of American Academy

of Child and Adolescent Psychiatry, 36, 545-553.

Bodden, D. H. M., Bögels, S. M., & Muris, P. (2009). The diagnostic utility of the Screen for Anxiety Related Emotional Disorders- 71. Behaviour Research and

Therapy, 47, 418-425.

Bögels, S. M. (2008). Behandeling van angststoornissen bij kinderen en adolescenten

met het cognitief-gedragstherapeutisch protocol Denken + Doen = Durven.

Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Bögels, S. M., Alden, L., Beidel, D. C., Clark, L. A., Pine, D. S., Stein, M. B., & Voncken, M. (2010). Social anxiety disorder: Questions and answers for the DSM-V. Depression and Anxiety, 27, 168-189.

Bögels, S. M., & Brechman-Toussaint, M. L. (2006). Family issues in child anxiety: Attachment, family functioning, parental rearing and beliefs. Clinical

Psychology Review, 26, 834-856.

Bögels, S.M., & van Melick, M. (2004). The relationship between child-report, parent self-report, and partner report of perceived parental rearing behaviors and

(26)

anxiety in children and parents. Personality and Individual Differences, 37, 1583- 1596.

Bögels, S. M., & Perotti, E. C. (2011). Does father know best? A formal model of the paternal influence on childhood social anxiety. Journal of Child and Family

Studies, 20, 171-181.

Bögels, S. M., & Phares, V. (2008). Fathers' role in the etiology, prevention and treatment of child anxiety: A review and new model. Clinical Psychology

Review, 28, 539–558.

Bögels, S. M., Stevens, J., & Majdandžić, M. (2010). Parenting and social anxiety: Fathers’ versus mothers’ influence on their children’s anxiety in ambiguous social situations. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 52, 599-606.

Broeren, S. M. L. (2011). Anxiety in Non-Clinical Children: Development Course and

Vulnerability Factors. Proefschrift, Erasmus Universiteit Rotterdam

Van der Bruggen, C. O., Stams, G. J. M., & Bögels, S. M. (2008). Research Review: The relation between child and parent anxiety and parental control: a meta-analytic review. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49, 1257-69.

Buss, K.A., & Kiel, E. J. (2013). Temperamental Risk Factors for Pediatric Anxiety Disorders. In R.A. Vasa, & A. K. Roy (Red.), Pediatric Anxiety Disorders, A

Clinical Guide. (pp.47-68). New York: Springer Science.

Buss, K. A., & Kiel, J. E. (2010). Do maternal protective behaviors allebiate toddlers’ fearful distress? International Journal of Behavior Development, 35, 136-143.

(27)

father–child relation- ships: An expanded model. Journal of Family Theory &

Review, 6, 336–354.

Chavira, D. A., & Stein, M. B. (2005). Childhood social anxiety disorder: From understanding to treatment. Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North

America, 14, 797-818.

Fliek, L., Daemen, E., Roelofs, J., & Muris, P. (2015). Rough-and-tumble play and other parental factors as correlates of anxiety symptoms in preschool children.

Journal of Child and Family Studies, 24, 2795-2805.

Hayes, A. F. (2012). PROCESS: A versatile computational tool for observed variable mediation, moderation, and conditional process modeling. Geraadpleegd op 28 juli 2017, opgehaald van http://www.afhayes.com/public/process2012.pdf

Hirshfeld-Becker, D. R., Biederman, J., Henin, A., Faraone, S. V., Davis, S.,

Harrington, K., & Rosenbaum, J. F. (2007). Behavioral inhibition in preschool children at risk is a specific predictor of middle childhood social anxiety: A five-year folluw-up. Journal of Developmental and Behavioral Pediatrics, 28, 225-233.

Hoyle, R. H., Harris, M. J., & Judd, C. M. (2002). Research Methods in Social

Relations. London: Holt, Rinehart & Winston.

Kessler, R. C., Petukhova, M., Sampson, N. A., Zaslavsky, A. M., & Wittchen, H. U. (2012). Twelve-month and lifetime prevalence and lifetime morbid risk of anxiety and mood disorders in the United States. Psychiatric Research, 21, 169-184.

(28)

Knappe, S., Beesdo-Bauma, K., Fehm, L., Lieb, R., & Wittchena, H. U. (2012). Characterizing the association between parenting and adolescent social phobia.

Journal of Anxiety Disorders, 26, 608-616.

Lazarus, R. S., Dodd, H. F., Majdandžić, M., de Vente, W., Morris, T., Byrow, Y., Bögels, S. M., & Hudson, J. L. (2015). The relationship between challenging parenting behavior and childhood anxiety disorders. .Journal of Affective

Disorders, 190, 784-791.

Levy, D. (1943). Maternal overprotection. New York: Columbia University Press.

Majdandžić, M., Möller, E. L., de Vente, W., Bögels, S. M., & Van den Boom, D. C. (2014). Fathers’ challenging parenting behavior prevents social anxiety development in their 4-year old children: a longitudinal observational study.

Journal of Abnormal Child Psychology, 42, 301-310.

Majdandžić, M., de Vente, W., Bögels, S. M., & Van den Boom, D. C. (2015). Challenging Parenting Behavior from Infancy to Toddlerhood: Etiology, Measurement, and Differences between Fathers and Mothers. Infancy, 42, 1-30.

Majdandžić, M., de Vente, W., & Bögels, S. M. (2008). The Comprehensive Parenting Behavior Questionnaire (CPBQ). Manual. Amsterdam: Research Institute Child Development and Education, University of Amsterdam.

McLeod, B. D., Wood, J. J., & Weisz, J. R. (2007). Examining the association between parenting and childhood anxiety: a meta-analysis. Clinical

(29)

Möller, E. L., Majdandzic, M., de Vente, W., & Bögels, S. M. (2013). The evolutionary basis of sex differences in parenting and its relationship with child anxiety in Western societies. Journal of Experimental Psychopathology,

4, 88–117.

Möller, E. L., Majdandzic, M., & Bögels, S. M. (2014). Parental Anxiety, Parenting Behavior, and Infant Anxiety: Differential Associations for Fathers and Mothers. Journal of Child and Family Studies, 24, 2626-2637.

Möller, E. L., Nikolic, M., Majdandzic, M., & Bögels, S. M. (2016). Associations between maternal and paternal parenting behaviors, anxiety and its precursors in early childhood: A meta-analysis. Clinical Psychology Review, 45, 17-33.

Paquette, D. (2004). Theorizing the father-child relationship: Mechanisms and developmental outcomes. Human Development, 47, 193-219.

Paquette, D., Coyl-Sherpherd, D. D., & Newland, L. A. (2012). Fathers and

development: new areas for exploration. Early Child Development and Care, 1-11. doi: 10.1080/03004430.2012.73438

Rapee, R. M., & Spence, S. H. (2004). The etiology of social phobia: empirical evidence and an initial model. Clinical Psychology Review, 24, 737-767.

Roggman, L., Boyce, L., Cook, G., Christiansen, K., & Jones, D. (2004). Playing with daddy: Social toy play, Early Head Start, and developmental outcomes.

Fathering: A Journal of Theory, Research, and Practice about Men as Fathers, 2, 83-108.

(30)

G. (2011). Understanding human biparental care: Does partner presence matter? Early Child Development and Care, 181, 639-647.

Wood, J. J. (2006). Parental intrusiveness and children’s separation anxiety in a clinical sample. Child Psychology and Human Development, 37, 73-87.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Firms can implement three different business models oriented to use wastes in their production processes: i) input replacement; ii) co-products generation; and iii) new products

Method VAR assumes two independent sources of error, a propor- tional and an additive component, and the variance of the residual error is the sum of both components, resulting in

This leads, finally, to the main research question: Are internal integration of the functions within the buying firm and the accumulation of social capital

In this study, we compared the transcriptome profiles of an endophytic strain and a soil strain of B. mycoides in response to potato root exudates. The aim was to

On the other hand, of the left corner of the New Orleans coastal basin location P3 , a storm from southeastern direction running below and parallel to the Mississippi dike such

HCRC MapTask corpus: For the HCRC MapTask corpus, we only find one significant difference: an initiating laugh ap- pears to be longer in duration than its paired responding laugh.. ( Z

The present report contains results on thermal conductivity, viscosity, and stability of three different specific surface areas (300, 500, and 750 m 2 /g) at different

Even though the difference between the two methods is this small, it is able to change the results of the lasso estimator with regards to the ridge regression quite drastically,