• No results found

Joost van den Vondel. De ontwikkeling van de paratekst van Palamedes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Joost van den Vondel. De ontwikkeling van de paratekst van Palamedes"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Informatie student Naam: Veerle Ritzema Student nummer: 10072950

Master: Boekwetenschap en handschriftenkunde 2015-2016 – Het basistraject Begeleider: Paul Dijstelberge

Datum: 1-11-2016 Studiepunten: 18 ec. Scriptie

Joost van den Vondel

De ontwikkeling van de paratekst van Palamedes

Samenvatting

In 1625 verscheen de eerste uitgave van het treurspel Palamedes oft vermoorde onnoozelheyd van Joost van den Vondel. Sindsdien zijn er door de eeuwen heen steeds nieuwe uitgaven van dit stuk verschenen. Die reis door de tijd heeft grote invloed op het stuk gehad en iedere uitgave is een weerspiegeling van een andere tijd met nieuwe gebruiken. Er zijn verschillen te constateren ten aanzien van taalgebruik, versieringen, maar ook op het gebied van technische voortgang bijvoorbeeld op het gebied van inbinden en vormgeving van de banden. Alle uitgaven ontstonden vanuit dezelfde literaire basis maar iedere uitgave kreeg haar eigen aangepaste paratekst.

(2)

Inhoudsopgave 1. Introductie ...4 1.1. Theoretisch kader...4 1.2. Methode...8 1.3. Corpus...9 1.4. Structuur...9 2. De auteur...9 3. Palamedes...12

4. Studies over Palamades ...15

5. Het onderzoek...17

5.1. De criteria...18

5.1. Toelichting tabel 2. ...20

5.3. Onderzoeksresultaten...23

5.4. Toelichting onderzoeksresultaten...42

5.5. Het constante gedeelte van de paratekst...43

6. De functie van de paratekst...45

7. De peritekst...50

8. Conclusie...54

(3)

Bijlage ...60

Tabel 1. Het corpus ...60

Tabel 5. De onderzoeksresultaten...63

Tabel 6. Onderzoeksresultaten in kleur weergeven...65

Tabel 7. Extra informatie ...66

(4)

1. Introductie

De Nederlandse geschiedenis kent vele getalenteerde dichters. De één geniet uiteraard meer bekendheid dan de ander, maar slechts een enkeling is in alle lagen van de bevolking bekend. Zo’n dichter, wiens naam haast iedereen kent, is Joost van den Vondel (1587 – 1679). Studenten en recreanten kennen zijn naam van het Vondelpark dat naar hem vernoemd werd. Kort nadat het Vondelmonument werd geplaatst in het destijds nog 'Het nieuwe park' genaamde park, werd ook de naam van het park aangepast. Vondel kreeg de bijnaam De prins der dichters, een eretitel waarin de bewondering voor zijn werk duidelijk tot uiting komt. Hij schreef verschillende

gedichten en toneelstukken die nog steeds worden opgevoerd en waarvan Gijsbrecht van Aemstel, Palamedes en Lucifer het bekendst zijn.

In dit onderzoek staat de ontwikkeling van de paratekst centraal en zal een beschrijving worden gegeven van de wijze waarop het werk van Joost van den Vondel door de tijd heen

functioneerde en hoe de vorm evolueerde. Ter afbakening is er voor gekozen om slechts één werk te bespreken, namelijk het treurspel Palamedes of Vermoorde onnozelheit.

De onderzoeksvraag die centraal staat luidt: hoe heeft de presentatie en de functie van het

toneelstuk Palamedes zichdoor de eeuwen heen ontwikkeld?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zullen verschillende deelvragen beantwoord dienen te worden ten aanzien van de vormgeving en de inhoud. Wordt er gebruik gemaakt van een opvallende typografie? Werd voor een nieuwe uitgave ook de typografie aangepast? Werden er door de eeuwen heen wijzigingen aangebracht in de opzet van de titelpagina? Wat was het oorspronkelijk doel van het werk? Op welke manier wijzigde de functie van het werk door de tijd heen? Hoe wil een editeur het werk presenteren? Wat is de huidige waarde van het stuk? 1.1.Theoretisch kader

Voor dit onderzoek wordt de theorie van Gerard Genette toegepast. Genette scheef een theorie waarin hij het begrip Paratekst introduceerde, waarmee hij doelde op alles wat naast de tekst het boek vormt.

De paratekst kan worden omschreven als een verzameling van alle bijkomende aspecten van de productie van een boek, dus alles wat bijdraagt aan het proces waardoor een tekst uiteindelijk in boekvorm aan het publiek kan worden gepresenteerd. De paratekst wordt gevormd door de

(5)

epitekst en de peritekst (Genette, 1997: 5). De epitekst bestaat uit aspecten die gerelateerd zijn aan de uitgave van het boek. Hierbij kan worden gedacht aan elementen als uitgever,

mediaberichten, reclame en communicatie van critici. De peritekst wordt gevormd door alle elementen die het boek vormgeven, zoals: de titel, de omslag, de illustraties en het voorwoord (Genette, 1997: 16).

In zijn theorie worden door Genette verschillende begrippen geïntroduceerd, die aan deze onderdelen van de paratekst gerelateerd zijn. Hieronder volgt een kort overzicht:

- De prior paratext: elementen die vooraf gaan aan de publicatie van een boek, zoals

reclame en vooraankondigingen.

- De original paratext: elementen, zoals bijvoorbeeld de titel en het voorwoord, die

tegelijkertijd met de tekst ontstaan.

- De late paratext: elementen die in een later stadium dan de tekst zijn ontstaan, zoals

recensies.

- De textual paratext: elementen die bestaan uit tekst.

- De iconic paratext: elementen die niet bestaan uit tekst, maar uit illustraties, iconen of

afbeeldingen.

- De material paratext: de materiële elementen van een boek.

- De factual paratext: feitelijke informatie die vast staat, zoals het geslacht en de leeftijd van de auteur.

- De posthumous paratext: elementen van de paratekst die tijdens het leven van de auteur zijn toegevoegd.

- De Authorial paratext: elementen van de paratekst die door de auteur zelf worden toegevoegd.

- De publishers paratext: elementen van de paratekst die door de uitgever worden

toegevoegd.

- De allographic paratext: elementen die door een derde partij zijn gecreëerd en

toegevoegd.

- De public paratext: de paratekst die gemaakt is voor het publiek en toegankelijk is voor

iedereen.

(6)

- De intimate paratext: bestaat uit zaken die gemaakt zijn door en voor de auteur zelf,

zoals persoonlijke notities.

- De Official paratext: de paratekst die bestaat uit elementen die openlijk erkend zijn door

de auteur en/of de uitgever.

- De unofficial paratext: de paratekst die bestaat uit elementen die niet feitelijk bewezen

kunnen worden; wordt ook wel aangeduid als de mondelinge paratekst.

Uit de uitleg van de termen blijkt dat er een onderlinge samenhang is tussen de verschillende onderdelen, dit is een reden om ze te clusteren. Verschillende partijen oefenen invloed uit op de paratekst, zowel direct betrokkenen als de auteur en de uitgeverij als buitenstaanders zoals het publiek en de critici. Terwijl sommige elementen zoals de leeftijd en het geslacht van de auteur door de tijd heen constant blijven, kunnen andere aspecten zoals materiële kenmerken of elementen uitgedrukt in de mondelinge paratekst de ontvangst van het werk veranderen. Het begrip paratekst, omvat dus een variatie aan elementen, die allemaal in meer of mindere mate, een bijdrage leveren aan de presentatie van een tekst in boekvorm. Deze elementen kunnen op verschillende wijzen ook invloed uitoefenen, zij kunnen bijvoorbeeld drempels opwerpen, verhelderend werken of de interpretatie van de lezer beïnvloeden.

Om een volledig theoretisch kader te creëren, wordt hierna het artikel Towards an atlas of book

design (2012) van Paul Dijstelberge, besproken. Terwijl Genette het onderwerp meer benadert

vanuit de inhoud, doet Dijstelberge dit enkel vanuit de vorm. Hij stelt voor om ten aanzien van de lay-out een model te ontwikkelen dat bruikbaar is op de computer. Dit model zou gebruikt kunnen worden om de interactie, die bestaat tussen ideeën en de pagina's waarop deze worden gepresenteerd, te onderzoeken. De bekende Nederlandse typograaf, Huib van Krimpen, geldt als uitgangspunt voor dit model. Met behulp van het model kunnen boeken worden vergeleken om uit te zoeken of en hoe de verandering in book design beschreven kan worden en in tweede instantie welke omstandigheden die veranderingen beïnvloed hebben (2012: 209).

De meeste typografische innovaties zijn gerelateerd aan twee belangrijke eigenschappen van het gedrukte boek: er kan op willekeurige wijze naar iedere pagina uit een boek gebladerd worden en verwijzingen naar relevante informatie, hetzij in het boek zelf of in andere boeken. De eerste eigenschap heeft te maken met het boek zelf en wordt ondersteund door paginanummers, koppen en een duidelijk lay-out zodat een lezer weet waar hij zich bevindt in het boek. De

(7)

tweede eigenschap hangt samen met de enorme hoeveelheid informatie die beschikbaar is sinds de komst van het gedrukte boek als voornaamste bron van informatie (2012: 210). In het laatste kwart van de 15e eeuw werd het gedrukte boek een serieuze concurrent voor het manuscript. Pas veel later, namelijk begin 20e eeuw, werd boekontwerper daadwerkelijk een beroep (2012: 210), en aan het werk van deze typografische ontwerpers danken moderne boeken hun vorm. Er is wel informatie bekend over bekende personen in het boekenvak die in de vroegmoderne periode actief waren, waaronder uitgevers en ontwerpers van lettertypes (1450-1800), maar uitspraken waarin verklaard wordt waarom iets in een boek is zoals het is, zijn nauwelijks te vinden (2012: 211). Studies over de metamorfose die teksten in de bijna vijf eeuwen van de drukpers ondergingen, zijn schaars (2012: 212). Met behulp van Huib van Krimpens' Boek over

het maken van boeken, wordt getracht een ideaal model te creëren. Hierbij wordt een vaste volgorde aangehouden: Franse titel, titel, ‘’geschiedenis van het boek’’ en copyright-vermelding, opdracht, voorrede of ten geleide van een ander, inhoud, lijst van illustraties, verantwoording, corrigenda of errata (Van Krimpen, 1986: 396). Om een complete beschrijving van een gedrukt boek te kunnen geven, moeten twee benaderingen gecombineerd worden: de eerste benadering heeft betrekking op de eerste tot de laatste pagina en somt de verschillende soorten inhoud en de onderlinge relaties op. De tweede beschrijft de verschillende lay-outs die een boek bevat. De combinatie van beide benaderingen geeft een overzicht van de diverse informatie die in een boek gevonden wordt. In dit idee van een boek (idea of a book) werden de elementen

voorgesteld door Dijstelberge in de volgorde van Van Krimpen opgenomen: Franse titelpagina, titelpagina, titelplaat (bijv. gravering), copyright page of privilege, inhoudsopgave, index(type, typeface en plaats), toewijding, lofdicht, glossary (begrippenlijst), lijst van illustraties, bibliografie (geciteerde werken), colofon (lijnen, woorden, soort informatie), aantekeningen, pagina,

ligaturen en abbreviaturen, en versieringen. Alle elementen zijn verschillend op één uitzondering na, zoals Dijstelberge stelt: ‘’Index and table of contents are the close cousins that made the book a ‘machine á lire’. Both became more complicated in the course of time’’ (2012: 218). Het is voor deze benadering van fundamenteel belang dat het systeem simpel is, zodat een

boekbeschrijving niet veel tijd kost.

Ten slotte, wordt hierbij nog kort gerefereerd aan Marita Mathijsen, die een handboek schreef waarin ze het verschil in keuzes aangeeft, waarmee een editeur te maken krijgt (1997). Zij schrijft onder andere:

(8)

‘’Het is lange tijd onder editeurs gebruikelijk geweest om in basisteksten met royale hand ‘’verbeteringen’’ aan te brengen. Vaak ging het om het uniformeren van uiteenlopende

spelwijzen, om het aanbrengen van interpunctie en kapitalen, of om modernisering van de spelling. Tegenwoordig zijn editeurs voorzichtiger geworden, omdat ze teksten veel meer in hun historische waarde willen laten. Men is gaan inzien dat onderling afwijkende spelwijzen inherent zijn aan het taalsysteem van bepaalde tijden’’ (1997: 250).

Verder haalt ze de veranderde kijk op interpunctie aan, waarbij ze laat zien dat interpunctie tot laat in de 19e eeuw en zelfs begin 20e eeuw een andere functie had dan nu, namelijk een orale in plaats van een grammaticale functie. Indien er wordt ingegrepen in de spelling en interpunctie van een tekst kan dat de tekst onthistoriseren, waardoor dit soort ingrepen niet altijd bijdragen aan een beter tekstbegrip (1997: 250). Mathijsen meent dat een editeur zich verschillende zaken dient af te vragen voor hij aan een editie begint, zoals de keuze voor het werk, de doelgroep en of er sprake is van één versie of van een varianteneditie. De vorm waarin een editeur een werk aanbiedt is van groot belang voor de wijze waarop het werk door het doelpubliek wordt onthaald en dat geldt uiteraard ook voor de latere uitgaven van Vondels werken. 1.2.Methode

In dit onderzoek wordt gekeken naar de typografische kenmerken van een uitgave. Hieraan hecht Genette veel waarde. Volgens hem is de typografie: “the act that shapes a text into a book” (1977: 34). Hij is van mening dat het formaat en de typografie de aspecten zijn die het ‘’’prestige’’ van een uitgave bepalen (1977: 17). Deze niet-tekstuele elementen, zoals de tekstindeling, de bladspiegel, het lettertype en de tekstkleur van de paratekst, dienen ter ondersteuning van de tekst. Een uitgever of diens drukker kan verschillende keuzes maken wat betreft lettertype, lettergrootte, marges en spatiëring voor zowel de omslag als de titelpagina en het binnenwerk. Deze elementen vallen onder de peritekst van de uitgever. Een mogelijk doel hiervan is de bevordering van de leesbaarheid. In zijn werk Boek over het maken van boeken citeert Huib van Krimpen de bekende Engelse typograaf Stanley Morrison, die het doel van de typografie omschrijft als: ‘’de letters onderling schikken, het wit te verdelen en het zetsel te ordenen om de lezer in de hoogst mogelijke mate behulpzaam te zijn bij het begrijpen van de tekst’’(van Krimpen, 1986: 319). De paratekst is dus gerelateerd aan de ontvangst van het werk en gericht op het beoogde publiek.

(9)

Door zorgvuldig de opmaak van verschillende uitgaven uit de periode 1625 tot 2011 te bekijken, met specifieke aandacht voor de veranderende typografische kenmerken, zal de ontwikkeling beschreven worden. Getracht wordt een beschrijving te geven van de relatie tussen de uiterlijke kenmerken, de interpretatie en de functie van een uitgave. Het is belang dit te weten, omdat hiermee de bruikbaarheid van het onderzoek aangetoond kan worden.

1.3.Corpus

Voor dit onderzoek was het van belang dat de uitgaven ook daadwerkelijk voor inzage

beschikbaar waren. Hiervoor werd de Catalogus van werken van en over Vondel samengesteld door A.C. Schuytvlot (1987) geraadpleegd. Hierin zijn alle uitgaven vermeld die vóór 1801 gedrukt zijn en in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam aanwezig zijn. In totaal zijn er 51 edities, afkomstig uit 14 verschillende jaren. Deze worden aangevuld met 15 uitgaven van Palamedes, die na 1800 uitgegeven zijn. De jaren van uitgave zijn in chronologische volgorde: 1625, 1630, 1634, 1652, 1660, 1664, 1668, 1680, 1690, 1695, 1705, 1707, 1719, 1734, 1736, 1851, 1853, 1855, 1889, 1892, 1903, 1908, 1912, 1934, 1937, 1952, 1978. Voor meer informatie over het corpus kan de tabel in de bijlage waarin tevens de uitgeverij vermeld staat,

geraadpleegd worden. Het corpus bestaat in totaal uit 27 uitgaven. Het streven was een corpus van 30 boeken samen te stellen, maar de uitgaven uit 1741 en 1856 waren vermist.

Structuur

De scriptie bevat een onderdeel waarin Vondel wordt voorgesteld, aangezien hij als auteur invloed heeft uitgeoefend op verschillende elementen die deel uitmaken van de paratekst, zoals het geslacht van de auteur. Over deze zogeheten feitelijke paratekst zegt Genette: ‘’[its]

existence alone, if known to the public, provides some commentary on the text an influences how the text is received’’ (1997:7), wat duidelijk de relevantie ervan aantoont. Vervolgens zal een korte samenvatting worden gegeven van het toneelstuk Palamedes, daarna volgt een bespreking van eerdere onderzoeken over dit onderwerp. Dan zal het onderzoek van het corpus plaatsvinden, waarna ter afsluiting de conclusie volgt.

2. De auteur

Joost van den Vondel, in het vervolg slechts bij zijn achternaam genoemd, werd geboren in 1587 te Keulen (Duitsland). Zijn ouders waren kort daarvoor wellicht om religieuze redenen of uit

(10)

financiële overwegingen Antwerpen ontvlucht , waarna zij tijdelijk een thuis vonden in Keulen. Rond 1590, enkele jaren na de geboorte van Vondel, vond de familie de situatie in Keulen waarschijnlijk te gevaarlijk worden waardoor zij richting Nederland vertrokken. Aanvankelijk vestigden zij zich in Utrecht, enkele jaren later in 1596 namen zij hun toevlucht in Amsterdam (Smits-Veldt, Spies, 2011: 51). Vondel kwam uit een groot gezin, hij had één oudere zus genaamd Clementia en daarnaast nog vijf jongere broers en zussen: Sara, Rebecca, Peter, Catharina en Willem. Helaas zijn er weinig gegevens over zijn eerste levensjaren bekend.

Reeds op jonge leeftijd begon Vondel met schrijven, zijn eerste pennenvrucht dateert van zijn 17e levensjaar. Het is mogelijk dat hij ook voor zijn 17e geschreven heeft, maar daarvan is niets bewaard gebleven. In 1606 werd Vondel gedoopt als lid van de Waterlandse gemeente. Vermoedelijk leefde hij destijds het leven van een overtuigd anabaptist, aangezien in deze periode zijn doopsgezinde overtuiging in zijn poëzie duidelijk naar voren kwam, zowel qua onderwerpskeuze als schrijfstijl. Zijn kenspreuk was ‘’Liefde verwinnet al’’, hiermee

ondertekende hij zijn eerste gedichten uit 1605-1607 (Smits-Veldt, Spies, 2011: 51-52). In 1607 schreef hij op 20-jarige leeftijd, toen hij nog samen met zijn ouders in de Warmoesstraat in Amsterdam woonde, een Nieuwjaarslied. Zijn vader dreef op die locatie een kousenhandel, waarmee hij de kost voor zijn gezin verdiende. Nadat zijn vader in het daaropvolgende jaar overleed, werd Vondel de zakenpartner van zijn moeder (Smits-Veldt, 2011: 52). Vanaf het jaar 1609 werd veel van Vondels werk, voor langer dan een decennium, gekarakteriseerd door een zowel religieuze als moralistische strekking. Tijdens deze periode maakte Vondel deel uit van ‘’Het Wit Lavendel’’, de rederijkerskamer voor immigranten in Amsterdam die afkomstig waren uit het zuiden van Nederland; opgezet in 1598 (Smits-Veldt, Spies, 2011: 53). Tot begin 1620, staat de verering van God centraal in zijn werk (Smits-Veldt, Spies, 2011: 51-52). Zijn eerste toneelstuk, Het Pascha, werd door deze kamer rond 1610 uitgevoerd , het stuk laat ‘’een bijbels geïnspireerd poëtisch meesterschap’’ zien van het type dat in deze kringen werd aanbevolen (Smits-Veldt, 2011: 53).

Vondel begon zijn schrijverscarrière met het schrijven van gedichten, waaronder

gelegenheidsgedichten als Lof der zeevaert (1623) en een autobiografisch werk Gebedt over mijn

geduerige quynende Sieckte (1621). Hij verwierf zijn kennis voornamelijk door zelfstudie.

Omstreeks 1620 wist hij zich omringd door andere geleerden en dichterswaaronder Vossius, Barlaeus en P.C. Hooft. In tegenstelling tot zijn eerdere werken die vaak in het teken van religie

(11)

stonden, begon hij in deze periode hekeldichten te schrijven die gericht waren tegen de contraremonstranten. De toenmalige politieke leefsituatie oefende duidelijk invloed uit op zijn werk.

Dan schrijft hij in 1625 Palamedes, een toneelstuk dat evenals die hekeldichten een politieke zaak diende. Palamedes was gericht tegen prins Maurits. Vondel had diens opvolger en halfbroer Frederik Hendrik hoog in het vaandel, maar deze hield zich afzijdig van Vondel en zijn werk. Brandt schreef hierover:

‘’In de jaaren, mdcxxvi, xxvii en xxviii heeft hij zijn aanwassende vermaardtheit vermeert door zijn zinrijke en hooghdravende gedichten op Prins Willem van Nassau’s geboorte, op de Verovering van Grol, en op de komst des Prinsen van Oranje t’Amsterdam, tot slissing van eenige verschillen. In deeze dichten ging hy met grooten zwier van kunst breedt weiden in ’s Prinsen lof: zonder des weegen ooit de minste vereering van den Vorst t’ontfangen; anders zeer

mildtdaadigh tegens de Poëten, wanneer ze zijne overwinningen met hunne dichten vereerden’’ (Brandt, 1682: 25).

In de jaren dertig ontstond een accentverschuiving met betrekking tot de relaties die bestonden tussen Vondel en de twee grote machtscentra die invloed op hem hadden: Amsterdam en het Haagse hof. Na het overlijden van Maurits in 1625, trad zijn halfbroer Frederik Hendrik aan en beschreef Vondel in enkele lofzangen diens succesvolle veldtochten. Nadien neemt zijn fascinatie voor de stadhouder af en daarmee komt een eind aan de lofzangen. Reden hiervoor is dat het hof zich niet erg dankbaar opstelde ten aanzien van hetgeen Vondel schreef over Frederik Hendrik, aangezien zijn directe aanval op Maurits in Palamedes, zijn positie als dichter voor Oranje had bemoeilijkt (Reinders, Blom, 2011: 196). Hierover schreef Van Stipriaan: ‘’Hoe driftig

Vondel in deze jaren de succesvolle en verdraagzame Frederik Hendrik ook overlaadde met dichterlijke huldeblijken, de stadhouder keek wel uit dat hij Vondel daar voor zou belonen’’ (2002: 57).

Uiteraard bleef Vondel ondanks de minder goede periode die hij beleefde na Palamedes nog wel actief, hij schreef toneelstukken waaronder: Gijsbrecht van Aemstel (1637), Lucifer (1654), Adam

in Ballingschap (1664) en Noah (1667). In 1641 bekeert Vondel zich tot het katholicisme of is hij,

zoals de uitspraak luidde, door God een kind der katholieke kerk gemaakt (Horsen, 1918: 30). Uiteindelijk werd hij zelfs in de kerk begraven. Op 91e jarige leeftijd overleed hij in Amsterdam,

(12)

en droegen veertien dichters en liefhebbers van de dichtkunst hem naar zijn graf in de Nieuwe Kerk. Hij wordt beschouwd als de grootste Nederlandse dichter van de Gouden Eeuw (Smits-Veldt, 2011: 51). Dat hij in zijn werk kritiek uitte op de samenleving, had invloed op zijn privéleven. Zo moest hij bijvoorbeeld, na het uitbrengen van Palamedes, de stad verlaten om onder te duiken bij vrienden.

Vondel maakt regelmatig gebruik van stijlfiguren. In het toneelstuk Lucifer, waarin de strijd tegen de overheersing van de Nederlanden door Filips II wordt verbeeld, is een allegorie te vinden. Dit is een stijlfiguur dat een aantal metaforen of vergelijkingen introduceert, die op elkaar

voortborduren, waardoor er één overkoepelend beeld ontstaat (Den Boon, 2001: 12). Ook

Palamedes bevat stijlfiguren, zoals een polysyndeton in ‘’van die zorght, en waeckt, en slaeft, en

zwoegt en zweet’’. Dit stijlfiguur wordt toegepast wanneer een minimum van drie woorden en woordgroepen door middel van een voegwoord met elkaar zijn verbonden, voegwoorden zoals: en, of en noch (Den Boon, 2001: 129). Ten slotte kan Palamedes in zijn geheel wellicht

beschouwd worden als een voorbeeld van het stijlfiguur sermocinatio, waarbij de schrijver een denkbeeldige sprekende persoon of zelfs een sprekend wezen presenteert, om vervolgens middels deze persoon of dit wezen zijn eigen mening naar buiten te brengen (Den Boon, 2001: 137). Vondel uit via Palamedes kritiek. Er is sprake van een allegorie, waarbij Vondel werkte met klassiek materiaal en waarover hij nadrukkelijk verantwoording aflegt in het voorwoord, de allegorie functioneert als dekmantel. Hiervan zijn nog andere voorbeelden in zijn werk terug te vinden zoals Salmoneus (1657) en Faëton (1663) (Korsten, 2006: 122).

3. Palamedes

Het toneelstuk ontleent zijn basis aan een verhaal uit de Griekse mythologie. Vondel werd door een vriend op dit idee gebracht. Toen hij met zijn vriend Albert Burgh, geneesheer en in 1643 burgemeester van Amsterdam, over de dood van Van Oldenbarnevelt sprak, gaf Burgh hem het advies er een treurspel over te schrijven. Vondel antwoordde dat de tijd daar nog niet rijp voor was. Dit antwoord kwam waarschijnlijk voort uit het feit dat Maurits destijds nog in leven was. Burg raadde Vondel daarom aan het treurspel onder een andere naam te schrijven en dat idee sprak hem wel aan. Vervolgens is Vondel op zoek gegaan naar inspiratie in werken uit de Griekse oudheid, en vond De geschiedenis van den Griekschen Palamedes (Horsten, 1918: 16). Deze titel veranderde hij in Palamedes oft vermoorde onnozelheid. Met de dood van Maurits viel het beletsel dat Vondel tegen de verschijning van het stuk had weg en bracht hij het uit.

(13)

Onmiddellijk na de verschijning van het stuk, brak de storm los, aangezien het voor iedereen glashelder was dat Palamedes voor Van Oldenbarnevelt en Agamemnon voor Maurits stond (Horsten, 1918: 16-17).

Het Griekse stuk gaat over Palamedes, de zoon van Nauplius en Clymene en broer van Oeax. Palamedes komt voor het eerst voor in het cyclische epos Cypria (Ca. 7e eeuw v. Chr). Palamedes zat in het Griekse leger en nam als aanvoerder deel aan de Trojaanse Oorlog (Schmitz, 1873). Hij werd door Agamemnon gestuurd om Odysseus te halen, zodat die mee kon strijden in de oorlog. Odysseus wilde echter niet meevechten en deed, in een poging om onder deze verplichting uit te komen, alsof hij krankzinnig was geworden. Palamedes ontmaskerde hem door de zoon van Odysseus Telemachus voor zijn werktuig, waarmee hij het land aan het bewerken was, te leggen. Toen Odysseus stopte om zijn zoon te redden, kwam aan het licht dat hij gewoon bij zinnen was en wél mee kon vechten in de oorlog. Later nam Odysseus wraak op Palamedes door hem onterecht te beschuldigen van verraad. Hierdoor werd Palamedes op bevel van de veldheer Agamemnon gestenigd (Ter Laan, 1952: 394).

Het stuk van Vondel bestaat uit diezelfde basiselementen namelijk een slechterik en iemand die een dood krijgt die hij niet verdient. Het zou gaan over Palamedes en Agamemnon, maar aandachtige lezers herkennen in die personages raadspensionaris Van Oldenbarnevelt en prins Maurits. De dood van de Griekse Palamedes vertoont overeenkomsten met het noodlottige einde van Van Oldenbarnevelt, zoals het hem aangedane onrecht en de publieke dood. Het toneelstuk bestaat uit vijf bedrijven. Het eerste bedrijf is een proloog, hierin houdt Palamedes een monoloog waarin hij zijn gedachten uit en meedeelt dat hij angstig is vanwege zijn situatie. In het tweede bedrijf verschijnt in een droom een schim uit de onderwereld en krijgt Odysseus een wreed plan ingefluisterd, waarmee hij door gebruik te maken van de macht van Agamemnon wraak kan nemen op Palamedes. In het derde bedrijf wordt dat plan uitgevoerd, wanneer Odysseus een brief schrijft aan Agamemnon. Door de inhoud van deze brief is deze overtuigd van het verraad van Palamedes, die direct daarop het bevel krijgt voor de krijgsraad te

verschijnen waarna hij, onschuldig, zijn lot moedig onder ogen ziet. In het vierde bedrijf, komt de wanhoop van Oates, de jongere broer van Palamedes, in beeld. Hij probeert in de rechtszaak tevergeefs het lot van zijn broer te wijzigen. Ten slotte krijgt Oates, in het vijfde bedrijf, het bericht dat zijn broer gestenigd is. Vervuld van verdriet, wordt hij door zijn vader getroost. Een

(14)

aantal details zijn direct gelinkt aan de dood van Van Oldenbarnevelt (Smit, 1956: 109-117), zoals de openbare voltrekking van het vonnis.

Door gebruik te maken van het Griekse verhaal, uitte Vondel in verkapte vorm zijn staatkundige opvattingen. Hij liet duidelijk blijken het oneens te zijn met het lot van Van Oldenbarnevelt. Hij vond dat hem door Maurits onrecht aangedaan was. Vondel was tegen dwingelandij, in welke vorm dan ook en vóóreen gezag dat zich passief opstelde ten aanzien van burgerlijke en godsdienstige vrijheid; en dat daarnaast de verantwoording nam om deze vorm van vrijheid tegen een derde partij, die dit recht in gevaar zou trachten te brengen, te beschermen (Knuvelder, 1971: 326, 329).

Korsten licht de situatie van Van Oldenbarnevelt als volgt toe:

‘’Hij werd het slachtoffer van een schijnproces dat gearrangeerd was door Maurits en diens bondgenoten. Maurits wilde dat Oldenbarnevelt schuldig zou worden bevonden en vervolgens ter dood zou worden veroordeeld. Aldus geschiedde. Van Oldenbarnevelt werd geëxecuteerd op 13 mei 1619. In de daarop volgende jaren benoemde Maurits bondgenoten in alle belangrijke overheidslichamen. Teksten, die de executie van Van Oldenbarnevelt

kwalificeerden als moord, werden gecensureerd. De publieke discussie over Van Oldenbarnevelts zaak kon echter niet worden beëindigd. Telkens weer verschenen er pamfletten en gedichten’’ (2006: 130).

Uiteindelijk verscheen er zelfs een treurspel: Palamedes, Vondels mogelijkheid om zijn mening te uiten en het bewind te bekritiseren; in dit opzicht vormt het werk geen uitzondering op de rest. In zijn hekeldicht Roskam (1630) richtte hij zich tegen de slechte regenten die volgens hem gekarakteriseerd werden door hun huichelarij en hebzucht; in het hekeldicht de Harpoen (1630), stelde hij zich op tegen de slechte predikanten en hun woel- en heerszucht; en Decretum

horribile (1931) schreef hij tegen de Calvijnsche ketterij (Horsten, 1918: 21). Gesteld kan worden

dat Vondels werk voor hem een emotionele uitlaatklep was. De editeurs hebben in een later stadium een andere functie aan zijn werk gegeven aangezien er toen een nieuwe vorm van actualiteiten was ontstaan.

(15)

4. Studies over Palamedes

Het zal geen verrassing zijn dat Vondel het onderwerp is geweest van vele wetenschappelijke studies. Een aantal hiervan wil ik in het kort op chronologische volgorde bespreken om te laten zien hoe mijn onderzoek hiervan afwijkt en een aanvulling is op bestaand onderzoek.

Van Lennep wordt beschouwd als samensteller van de eerste wetenschappelijke uitgave van de volledige werken van Vondel. In deze grote Vondel-uitgave (1891), heeft hij bij Palamedes de voornaamste varianten naast de tekst laten afdrukken, tevens voorzag hij de tekst van

esthetische, kritische aantekeningen. Hij is zich tijdens zijn werk duidelijk bewust geweest van de noodzaak om varianten op te nemen.

In het artikel Vondels zelfcritiek (1896), door Kalff gepubliceerd in het tijdschrift voor

Nederlandse Taal en Letterkunde, werd getracht vergelijkingen te maken tussen de editiones

principes en herdrukken, waardoor informatie verkregen werd over de veranderde gezindheid

van Vondel ten opzichte van bijvoorbeeld de Oranjes. Daarnaast geeft het enig inzicht in de persoonlijke ontwikkeling van Vondel als mens en als dichter. Er werden veranderingen van zowel godsdienstige als staatkundige aard geconstateerd. Het toneelstuk Palamedes werd ook besproken, hierover merkt Kalff op : ‘’Op die wijze heeft de Palamedes van 1652 een gansch ander aanzien gekregen dan die van 1625: de lijnen zijn minder forsch en scherp, hier en daar zijn zij doezelig geworden of uitgewischt, de ‘hooghsels en diepsels’ zijn minder hoog en diep; de beide stukken staan tot elkander als eene ets ‘avant la lettre’ en een der laatste afdrukken. In geen ander stuk van Vondel zijn, voorzoover ik weet, zoo vele en zoo gewichtige veranderingen gebracht als hier ‘’ (1896: 118). Kalff laat zien dat er aanzienlijk van elkaar verschillende

varianten van Palamedes in omloop waren.

In zijn De varianten van Vondels Palamedes (1906), gaat Walch verder in op de veranderingen die door Vondel zijn aangebracht in Palamedes, die ingedeeld worden in verschillende categorieën, namelijk: ‘’ Veranderingen om eene reden van taalkundigen aard, veranderingen om eene reden van letterkundigen aard , en veranderingen ten gevolge van gewijzigd inzicht in geloof, staatkunde of geschiedenis; dus eigenlijk veranderingen ten gevolge van den

veranderden politieke toestand etc’’ (1906: 14). In de categorie veranderingen van taalkundige aard, werd er gestreefd naar zuiverder Hollands, dit soort aanpassingen werden zichtbaar in de spelling, woordvolgorde en modernisering, zo verdwenen stelselmatig patronymica die eindigde

(16)

op -ides en –aen (1906: 17). In de categorie veranderingen van letterkundige aard, werd gestreefd naar juiste uitdrukkingen, zo heeft Vondel soms geprobeerd zich plastischer uit te drukken, veranderde hij zijn woordkeuze en trachtte hij de verzen voller te maken (1906: 99, 160). Soms werden toonloze lettergrepen of uitgangen weggewerkt en werden deze plaatsen opgevuld met een klinkend woord, tevens werd gestreefd naar meer natuurlijkheid in

uitdrukkingen (1906: 169). Ten slotte, blijken veranderingen in de derde categorie die werden aangebracht ten gevolge van een gewijzigd inzicht door een veranderde levensbeschouwing of door met de tijd veranderde omstandigheden. Walch benadrukt echter dat er in de herziene Palamedes slechts weinig wijzigingen op basis van Vondels veranderde levensbeschouwing te vinden zijn (1906: 186).

De verschillen in de diverse uitgaven van Palamedes werden door velen opgemerkt. Zo meende Paul van der Meulen (1948), dat in de uitgave van 1652,dus 27 jaar na de eerste druk, het veranderd artistiek inzicht van Vondel duidelijk naar voren komt. Hij schrijft hierover: ‘’Als we de aangebrachte wijzigingen in de zinsconstructie beschouwen, valt het m.i. niet te ontkennen dat Vondel heeft gestreefd naar een eenvoudiger, sterker gespannen en meer ‘klassieke’ zinsbouw’’ (1948: 108). Vondel is in deze nieuwe druk volgens van der Meulen: ‘’tegen de bijzinnen te velde getrokken’’ (1948: 109) en hierdoor zijn veel zinnen aangepast. Hij meent dat Vondel heeft getracht een hechter zinsverband te creëren, waarbij de bijzin meer geïncorporeerd wordt door de hoofdzin, terwijl deze in de eerste druk meer een eigen bestaan leidde (1948: 110).

Het toneelstuk is ook onderwerp geweest van meer linguïstiek georiënteerde studies. Zoals voorheen al kort vermeld bevat het werk van Vondel stijlfiguren, waardoor het geschikt is voor taalkundig onderzoek, aangezien deze stijlfiguren dan als corpus kunnen dienen. Er bestaat een relatie tussen taal en geweld in Palamedes, er wordt een voorbeeld in gegeven van de gevolgen van een speech act (Noak, 2007: 1). Het stuk toont hoe een middels taal geuite gedachte van een heerser, namelijk Agamemnon, een vernietigende kracht ontwikkelt, die voor de verdachte bijna onvermijdelijk tot een slecht einde zal leiden (Noak, 2007: 2). De (onrechtvaardige)

beschuldiging heeft als perlocutionaire taaluiting, een aantal consequenties die voor Palamedes het einde betekenen, aangezien zijn tegenstanders de slechte intenties van de heerser omzetten in daden. Zoals Noak stelt: ‘’Geweld tegen het recht door de uitspraak van Agamemnon heeft geweld tegen de persoon van Palamedes tot gevolg die door de woedende menigte aan het einde van de tragedie letterlijk wordt verscheurd’’ (2007: 2).

(17)

Ten slotte, Paijmans, recent gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam, laat in haar proefschrift Dichter bij de waarheid. Parrhesia en dramatisering in het werk van Joost van den

Vondel (2015), zien hoe Vondel twee waarheidsopvattingen met elkaar confronteert. Om dit te

kunnen aantonen, wordt Foucaults concept van parrhesia, in relatie gebracht met Deleuzes concept van dramatisering, waarbij Paijmans stelt dat Vondel de waarheid spreekt in zijn werk door deze in zijn teksten te dramatiseren. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan een analyse van het toneelstuk Palamedes, waarin wordt vastgesteld dat een blik op het sociale netwerk van Vondel uitwijst dat hij in het stuk niet alleen zijn eigen waarheid spreekt, maar ook die van een aantal remonstrantse en staatsgezinde bestuurders, die er de voorkeur aan geven zelf buiten beeld te blijven. Er is sprake van zowel politiek als ethisch vertoog in de tekst en het perspectief van parrhesia toont inzicht in het functioneren van het stuk in relatie tot de machtswerking in het land (Paijmans, 2015).

5. Het onderzoek

Een overzicht van de edities is te vinden in de tabel. Alle edities zijn in het Nederlands;

vertalingen worden buiten beschouwing gelaten. Het toneelstuk Palamedes is in verschillende talen waaronder het Engels en het Duits, vertaald en uitgegeven.

De meeste exemplaren van Palamedes die werden uitgegeven voor 1800 vermelden geen drukker, maar het is waarschijnlijk dat een aantal van de vijfentwintig drukken, uit dezelfde zetterij afkomstig waren. De anonimiteit van de eerste drukken wordt verklaard door de angst van de schrijver voor vervolging. Er zijn verschillende edities uitgegeven van het toneelstuk. Over het algemeen staan de laatste pagina’s van Palamedes en het titelblad van Hekelgedichten afgedrukt op één dubbelblad; ze zijn dus deel van hetzelfde katern, een enkele uitzondering buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat ze boektechnisch gezien steeds één geheel vormen, desondanks zijn de twee teksten meestal afzonderlijk gesigneerd en gepagineerd (Schuytvlot, 1987: 16-17). In dit onderzoek worden ze beschouwd als twee afzonderlijke werken, met de focus op Palamedes. De meeste edities van Palamedes, die in het bezit zijn van de Universiteit van Amsterdam, zijn gedateerd op de jaartallen: 1705, 1707 of 1736 (Schuytvlot, 1987: 5). Ondanks dat er verschillende edities beschikbaar zijn, wordt voor dit onderzoek uit elk

(18)

jaar maar één editie bekeken, omdat het van belang is een goed overzicht te behouden tijdens het uitvoeren van het onderzoek.

5.1.De criteria

De volgende criteria zijn opgesteld naar aanleiding van het theoretisch kader. In het onderzoek zal gekeken worden of deze criteria : bibliografie, colofon, copyright, opdracht, titelplaat, Franse titel, lofdicht, lijst van illustraties, aantekeningen, inhoudsopgave, titelpagina, index, glossen, ligaturen en abreviaturen, en versieringen in de uitgave voorkomen. Ondanks dat copyright nog niet voorkwam vroeger, maakt het wel deel uit van het onderzoek en wordt in de conclusie toegelicht hoe met dit criterium is omgegaan.

Deze criteria zijn afkomstig uit het artikel van Dijstelberge en in volgorde overgenomen.

Ze kunnen alle worden onderverdeeld in de zogeheten parateksten, opgesteld door Genette, zie tabel 2. Totstandkoming van de criteria. Zijn artikel is een aanvulling op de theorie van Genette. Daarnaast worden naar aanleiding van de theorie in dit onderzoek ook nog de criteria: hard-copy/soft-copy, introductie auteur, illustraties (als aanvulling volgen de criteria van Dijstelberge ‘’Lijst van illustraties’’’), paginanummers, koppen, voorwoord en genreaanduiding bekeken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zaken die enigszins op elkaar lijken, zoals een toewijding en een voorwoord, en een index en inhoudsopgave. Aan de hand van deze 22 punten zal iedere uitgave bekeken worden.

De criteria opgesteld door Dijstelberge en gebruikt in dit onderzoek zijn samengesteld aan de hand van het werk van Huib van Krimpen Boek: over het maken van boeken (1986), waarin hij schrijft over het belang van aspecten als papier, typografie, druktechnieken, zetterijen, en de letter en haar vormen. Hierin schrijft Van Krimpen:

‘’Over de juiste volgorde van de elementen van het voorwerk bestaat soms verschil van mening. Niet elk boek bevat trouwens evenveel of dezelfde elementen. Het denkbare maximum is wel dit (de volgorde berust op Engels en Amerikaans gebruik):

1. Franse titel

2. Titel

3. ‘’geschiedenis van het boek’’ en copyright-vermelding

4. Opdracht

(19)

6. Inhoud

7. Lijst van illustraties

8. Verantwoording

9. Corrigenda of errata ‘’ (Van Krimpen, 1986: 396).

Hij is van mening dat na deze elementen de eigenlijke tekst van het boek begint. Er bestaat duidelijk overeenkomst tussen deze 9 punten en de criteria zoals opgesteld door Dijstelberge. Naar aanleiding van dit theoretisch kader zijn de criteria opgenomen in onderstaande tabel.

(20)

Dijstelberge Genette Nr. De onderzoek criteria op alfabetische volgorde

Bibliografie Tekstuele paratekst 1. Aantekeningen

Colofon Tekstuele paratekst 2. Bibliografie

Copyright Uitgevers paratekst 3. Colofon

Opdracht Originele paratekst 4. Copyright

Titelplaat Originele paratekst 5. Genre aanduiding

Half-titel Originele paratekst 6. Glossary

Lofdicht Originele paratekst 7. Half-titel (franse titelpagina) Lijst van illustraties Latere paratekst 8. Hardcopy – softcopy

Aantekeningen Latere paratekst 9. Illustraties

Inhoudsopgave Tekstuele paratekst 10. Index

Titelpagina Uitgevers paratekst 11. Inhoudsopgave

Index Tekstuele paratekst 12. Introductie auteur

Glossary Tekstuele paratekst 13. Koppen

Ligaturen en abreviaturen Originele paratekst 14. Ligaturen en abreviaturen Versieringen Iconische paratekst 15. Lijst van illustraties *Aansluitend op

versieringen: Hardcopy/softcopyDe materiele paratekst 16. Lofdicht

*Aansluitend op

titelpagina: Introductie auteur Posthumous paratekst 17. Opdracht

*Aansluitend op lijst van

illustraties: Illustraties Iconische paratekst 18. Paginanummers

*Aansluitend op inhoudsopgave: Paginanummers Uitgevers paratekst 19. Titelplaat *Aansluitend op

inhoudsopgave: Koppen Uitgevers paratekst 20. Titelpagina

*Aansluitend op

toewijding: Voorwoord original paratext 21. Versieringen

(21)

titelpagina: Uitgevers paratekst

*deze criteria uit het artikel van Dijstelberge zijn reeds genoemd, maar laten zien hoe de criteria afkomstig uit het artikel van Genette aangevuld worden.

Zoals in paragraaf 1.3. vermeld maken 27 boeken deel uit van het onderzoek. Deze staan op chronologische volgorde in tabel 1. Het corpus. Indien er tijdens het inkijken van de boeken iets merkwaardigs is aangetroffen, wordt dit weergegeven in de tabel Extra informatie. Indien een criterium in een uitgave voorkomt, wordt dit aangegeven met een plusje in de tabel

Onderzoeksresultaten.

5.2.Toelichting tabel 2.

Boeken veranderen, net zoals de wereld waar ze bij hoorden. Dit blijkt ook uit de onderzochte uitgaven. Zo is de boekband een voorbeeld van een gedeelte van de paratekst dat door de tijd heen onderhevig aan verandering is geweest. Het boek niet langer met de hand gebonden maar deed de industriële boekband zijn intrede. Door de komst van het zo genoemde binderslinnen en de stoommachine, kon er vanaf ongeveer 1820 een nieuw type band ontwikkeld worden die grotendeels machinaal te vervaardigen was en werd aangeduid als de ‘’industriële boekband’’. Dit soort band werd gekenmerkt door de effen banden van linnen waarop niet langer handmatig maar met een pers versiering werd aangebracht. Overigens werden boekbanden in de 19e eeuw vervaardigd in boekbindersateliers, nadat de uitgever hier opdracht toe had gegeven (van Loghum, 2002: 128). Vastgesteld is dat alle onderzochte uitgaven een omslag hadden, die een deel vormden van de materiële paratekst. In de tabel wordt onderscheid gemaakt tussen een

hardcopy en een softcopy omslag, het criterium industriële band wordt buiten beschouwing

gelaten. Indien banden uit verschillende uitgaven overeenkomsten vertonen, wordt dit in paragraaf 5.3. besproken.

Het verloop van de tijd heeft ook invloed gehad op de typografie, dit valt onder de Uitgevers paratekst omdat hij de keuze maakt om het werk in een bepaald lettertype te laten drukken. Typografie is niet opgenomen als criterium in tabel 2, aangezien het meer een keus van de uitgever betreft, dan van Vondel. Het verschil in lettertype zal wel kort besproken worden in paragraaf 6. Verder werd bijvoorbeeld in de uitgave van 1707 ‘’inhout’’, geschreven met een t. Andere criteria hebben betrekking op de vormgeving. De titelpagina is vaak de derde pagina, en wordt dan vooraf gegaan door een pagina waarop slechts de titel vermeld staat, dit is het zevende criterium: de Franse titelpagina.

(22)

Er is sprake van overlapping in de criteria genre aanduiding en titelpagina. Zo luidt de titel van de behandelde uitgave uit 1908 Palamedes, oft Vermoorde onnooselheyd: treurspel, waarbij in de titel ook het genre treurspel wordt aangeduid. Soms geeft de titel naast informatie over het genre, ook al informatie over de aard van het werk, bijvoorbeeld dat het geschreven is als een toneelstuk, zoals bij de uitgave uit 1937 die de titel draagt: Toneelspelen 1625-1668. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 6.

Het criterium glossen heeft meestal betrekking op een begrippenlijst. Dit criterium is niet vaak aanwezig. Sommige uitgaven, zoals die van 1707, bevatten wel een lijst met personages onder de term Personaedjen. In de meeste gevallen bestaat de lijst slechts uit de namen van de personages, maar in de uitgave van 1978, worden de namen in de lijst voorzien van een

toelichting zoals: ‘’Palamedes: zoon van de vorst van Euboea (Vondel, 1979: 59)’’. In deze uitgave wordt ook in een Personaedjen aangegeven welke persoon met welk personage wordt

aangeduid, zoals ‘’Palamedes: J. van Oldenbarnevelt’’ (Vondel, 1979: 60). Het betreft een totaaloverzicht van alle personages die in het verhaal voorkomen en voor wie zij symbool staan, het personage van Ulysses symboliseert bijvoorbeeld Fr. H. van Aerssen, Heer van Sommelsdyk. Deze lijst diende ter ondersteuning van de lezer, zodat de situatie die Vondel aan de hand van het Griekse verhaal Palamedes bekritiseerde, door iedereen doorzien kon worden. Aangezien Vondel Amsterdam moest ontvluchten nadat het boek werd uitgegeven, blijkt dat het voor de meeste mensen wel duidelijk was dat zijn werk verwees naar de terechtstelling van Van Oldenbarnevelt. Wellicht is de verklarende lijst later toegevoegd toen de moord niet meer zo actueel was. Het is logisch dat de eerste uitgave niet zo’n lijst bevatte, aangezien Vondel het verhaal dan ook wel over de echte personen had kunnen schrijven en de dekmantel niet nodig zou zijn geweest.

Ondanks dat dit aspect van de paratekst geen criterium is in mijn het onderzoek, heb ik

geconcludeerd dat het onderdeel Personaedjen, soms in een andere spelling (personagen (1995) of personagien (1892)), en met verschillende inhoud (alleen namen of namen en uitleg), in elke uitgave voorkomt. Dit aspect van de paratekst is door tijd de tijd heen constant gebleven en staat in relatie tot het criterium ligaturen en abreviaturen, aangezien in verschillende uitgaven de namen van de personages in het treurspel werden afgekort. Indien er onduidelijkheid zou ontstaan met betrekking tot een afkorting, kon een lezer de lijst met personages raadplegen.

(23)

Ook indien er geen sprake was van afkortingen, zoals in de uitgave van 1707 (zie tabel 3), werd er een Personaedjen opgenomen.

De onderzoeksresultaten zijn te vinden in de derde tabel in de bijlage. Hieronder worden de onderzoeksresultaten per uitgave op chronologische volgorde kort besproken. Indien aan een criterium is voldaan , wordt dit in de tabel aangegeven met een groene +. Indien dit niet het geval is met een rode –. Bij het criterium band wordt er onderscheid gemaakt tussen een hard-en ehard-en softcopy. De meeste uitgavhard-en voldohard-en maar aan één van deze twee opties hard-en hebbhard-en daarom de kleur oranje. Om te achterhalen of de uitgave een hard - én een soft copy heeft wordt verwezen naar de tabel die slechts werkt met plus+ en min -. De lengte van de toelichting wordt bepaald door het aantal aanwezige criteria.

5.3.Onderzoeksresultaten 1626

Deze uitgave begint met een afbeelding die een man toont, omringd doorwilde dieren, met daaronder de tekst: ‘’ Het ongediert begrimt, met open muil en pooten, Manhafte onnoozelheyt in 't beestenperk beslooten. Nog zwicht ze niet, hoezeer de boosheyt brult en tiert, Maer spreekt voor 't heyligh recht, dies Themis haer lauriert’’ zie

afbeelding 1. Deze brengt het laatste uur van Palamedes voordat hij door de wilde dieren verscheurd zal worden in beeld, terwijl Themis, de godin van het recht, hem kroont omdat hij onschuldig is. De afbeelding is de titelpagina; de omslag van de uitgave bevat geen informatie, zie afbeelding 1. Hiernaast bevindt zich de titelpagina met I.V.

Vondelens Palamedes oft Vermoorde Onnooselheyd. Treurspel. Nunc Cassum Lumine Lugent. T’Amsteldam, By Jacob Aertsz. Calom opt water, inde vyerige Calom. 1626. Hierop staat tevens

een wapen afgebeeld. Daarna volgt het onderdeel: Klinckert, voorrede, het inhoud, personagien, en de het treurspel, verdeeld in vijf handels. In het verhaal wordt gebruik gemaakt van

afkortingen van de namen van de personages. Na het verhaal volgt nog een titelpagina met:

Samevel Coster. Iphigenia. Treurspel. Iphigenia is een ander drama geschreven door de Nederlandse toneelschrijver Samuel Coster (1579-1665) uit 1617.

(24)

De uitgave kent enkele versieringen, in de vorm van sierinitialen. Deze uitgave voldoet niet aan veel criteria, opmerkelijk is dat niet elke pagina bedrukt is. Indien van één blad voor en

achterzijde zijn bedrukt, volgt daarop een blanco dubbelblad en vervolgens weer een bedrukt dubbelblad. Er zijn met pen verschillende aantekeningen gemaakt in het boek, het is niet bekend door wie.

1630

Deze uitgave is voorzien van een harde 19e -eeuwse band

van een handboek binder. Als het boek wordt opengeslagen treft men eerst 22 blanco pagina’s en daarna pas de

titelpagina aan. Hierop staat: J.V. Vondelens Palamedes oft

vermoorde Onnooselheyd. Treurspel. Nunc cassum Lumine Lugent. Ghedruckt in ’t jaer ons Heeren 1630, zie afbeelding

2. Op de volgende pagina staat Klinckert en vervolgens de titelplaat van de man omringd door dieren met daaronder het onderschrift over het ongedierte, hetzelfde als in de uitgave van 1625.

Dan volgen de kopjes Voor-rede, het inhout, personagien en daarna begint het eerste bedrijf. De verschillende delen van het treurspel worden van elkaar gescheiden door een kopje en een horizontale zwarte streep. De uitgave heeft geen paginanummering en ook hier wordt gebruik gemaakt van afkortingen voor de personages in de tekst. Na het verhaal bevat deze band wederom 22 blanco pagina’s.

1634

Deze uitgave van Palamedes is samen met andere werken van Vondel, ingebonden in eenharde 19e eeuwse band, en wordt ingeleid met een eigen titelpagina, waarop staat: J. v. Vondelens.

(25)

Palamedes oft vermoorde onnoselheyd. Treurspel. Nunc cassum lumine lugent. Naede Copeye van Jacob Aertz Calom, Boekvercooper op ’t water in de yverighe Calom. 1634 en wederom de

titelplaat van de man omringd door dieren, maar hier zonder onderschrift.

Daarna volgen de kopjes: Klinckert, Voor-rede. Het inhoud, en Personagien, waarna het treurspel begint. Zowel de tekst onder het kopje Voor-rede, als de eerste zin van het treurspel, beginnen met een sierinitiaal. Ook hier ontbreekt de paginanummering en wordt gebruik gemaakt van afkortingen van namen van personen. In deze uitgave is aan het einde van elke pagina steeds het eerste woord van de volgende pagina gedrukt. Dit diende als aanwijzing voor de binder om fouten te voorkomen. Bij deze uitgave wordt het criterium voorwoord teruggevonden in het gedeelte Voor-rede.

1652

Deze uitgave van Palamedes is ingebonden met andere treurspellen waaronder Faëton of

Reuckeloze stoutheit (1663), Sofokles herkules in trachin (1668), en Hippolytvs of ramsalige kuysheyd (1628) in een oude, harde band. De toneelstukken zijn niet op chronologische volgorde

ingebonden want na de uitgave van Palamedes (1652) volgt De Amsterdamsche Hecvba (1647). Op de titelpagina staat J.v. Vondels Palamedes of Vermoorde Onnozelheit. Treurspel. Nunc

Cassum Lumine lugent. ’t Amsterdam. Voor Abraham de Wees, op den Middeldam, 1652 en een

afbeelding van een put.Daarna volgt op de volgende pagina de afbeelding van de man omringd door dieren en het onderschrift over ongedierte, zoals in de uitgave van 1625.

Daarna volgen onderdelen die alle worden aangegeven met een kopje: Berecht aen Palamedes

begunstelingen, klinckdicht, theokryt, inhoudt, personadjen, en dan het treurspel. De uitgave

heeft een paginanummering en in de koptekst staat steeds het woord Palamedes. De uitgave bevat enige versieringen in de vorm van sierinitialen en bestaat uit 84 bladzijden. Het gedeelte aan de begunstelingen, een woord dat vaak voorkomt in de zin van begunstiger, wordt in deze uitgave beschouwd als het criterium toewijding en niet als voorwoord.

Er was nog een andere uitgave beschikbaar uit het jaar 1652, die ook met andere treurspelen was ingebonden. Ondanks het feit dat de samenstelling van treurspelen afweek, voldeed Palamedes in deze uitgave aan dezelfde opgestelde criteria. Het enige duidelijk zichtbare verschil

(26)

tussen de twee boeken, was de versiering op de boeksnede van de pagina’s wanneer het boek gesloten was.

1660

Deze uitgave werd uitgegeven door Cornelis de Bruin. Hier is sprake van een genre aanduiding want op de titelpagina wordt duidelijk vermeld dat het een treurspel betreft. Ook deze uitgave bevat een Personadjen. Er geen Franse titelpagina, maar doordat er een nieuwe harde omslag om het boek is geplaatst en ook de oude zachte omslag werd behouden, lijkt de oude voorkant een Franse titel pagina, maar dat is niet de oorspronkelijke bedoeling. Deze uitgave heeft dus twee omslagen.

Er zijn in dit boek geen illustraties te vinden, om het verhaal kracht bij te zetten. Het boek bevat twee keer dezelfde afbeelding: een waterput, zoals in de uitgave van 1652. Onder die afbeelding staat Elckzynbeurt, zie afbeelding 3. Deze afbeelding valt onder drukkersmerken en niet onder illustraties. Het boek bevat geen inhoudsopgave, noch een index met een opsomming van de inhoud en de daarbij behoren paginanummers ter informatie aan het einde van het boek, zoals wij die kennen.

Het boek bevat de koppen: inhoudt, Berecht aen Palamedes begunstelingen,

Klinckdicht, inhoudt, personadjen, I.V. Vondels treurspeelen. Begreepen in

twee deelen, Konst, en Rymlievende Landtslieden (groot lettertype), Aen de Konstlievende beminners der treurspeelen van den doorluchtigen heer Joost van de Vondel, vader, en verder der Nederlandsche Poëzye (door Jan Zoet Amsterdammer), ordre voor de Boekbinders, en dan

volgt het eerste t/m vijfde bedrijf. Het boek bevat geen kop ‘’lofdicht’’, maar Vondel wordt positief beschreven in het stukje Kunst, en rymlievende landtslieden, namelijk: ‘’ [..] der zielberoerende en doordringende Treurspeelen, door den lofbaren, en nooit volpreezen heer Joost van de Vondel , vader en voeder der Nederlandtsche Poëyze, gerymt en op het Tooneel gebroght, hebt genomen, is, ean ons, ten vollen bewust. Weshalven wy ons oock, ten

allerhooghsten, hebben bevlytight, om deze hooghwaerde stoffe, als in een bundel, hoewel na by onmooghlyck, te zamen te vinden, gelyk wy nu, met groot een arbeid, hebben gedaen, op dat

(27)

het zelve […]’’. Dit gedeelte van de uitgave bevat naast onderdelen van het criterium lofdicht, ook elementen van een colofon. Een colofon waarin bepaalde keuzes worden toegelicht, is vaak achterin het boek te vinden, dit is hier niet helemaal van toepassing. Wel valt in dit gedeelte te lezen: ‘’wat ons aengaet, wy hebben, in ’t geheel, een eenparige spellinge gehouden, en ons doorgaens gewacht voor de wanstal der grove inktvlacken, volgens de spellinge van onzen Nederlandtschen Homerus, in de nareeden van zyn Lucifer gedaen’’. Deze tekst is geschreven door de uitgever Cornelis de Bruin en kan worden gezien als onderdeel van het criterium toewijding.

Het boek is voor een deel voorzien van paginanummering (1-64). Voorin staan namelijk onderaan de pagina slechts katernformules en pas bij aanvang van het treurspel, worden de pagina's genummerd. Het boek heeft een duidelijke titelpagina, waarop gegevens als auteur, titel, genre, uitgeverij en plaats van uitgave vermeld staan, maar het jaartal ontbreekt. Ook is een Latijnse spreuk opgenomen: Nunc cassum lumine lugent (Nu betreuren zij wiens licht gedoofd is). Er wordt gebruik gemaakt van verschillende lettertypen in diverse lettergroottes, waardoor variatie in de tekst ontstaat. Aangezien een colofon ontbreekt is de reden hiervoor niet aangegeven, maar waarschijnlijk is het gedaan om accenten te leggen.

Het treurspel is in één lettertype en lettergrootte gedrukt, waardoor het als één geheel

gepresenteerd wordt. In dit gedeelte is zoals in de uitgave van 1652 Palamedes op elke pagina in de koptekst gedrukt. Voldaan is aan het criterium

versieringen doordat het boek een aantal sierinitialen bevat waaronder de letter H, D en P en een randversiering aan de bovenkant van de pagina boven het gedeelte ‘’inhoudt’’, in die randversiering is een gezichtje te zien, zie afbeelding 4. Het gedeelte Berecht aen

Palamedes begunstelingen bevat het voorwoord.

Ondanks dat dat gedeelte niet de benaming voorwoord draagt, heeft het wel die functie; het dient als voorbereiding op het stuk. Tenslotte zijn

ook hier abbreviaturen te vinden, de namen in het verhaal zijn afgekort: Oates, wordt vermeld als oat (blz. 41).

(28)

1664

In het begin van het boek staat de tekst over het ongedierte zoals in de uitgave van 1626, 1630 en 1652, maar zonder afbeelding van de man omringd door dieren, zie afbeelding 5. Deze uitgave bevat verschillende kopjes, de tekst onder het kopje

Berecht aen Palamedes

Begunstelingen, eindigt met: ‘’Die

van Troje vieren over de doodt van hunne vyandt Palamedes. Het tooneel is voor Troje’’.

Het toneelstuk is voorzien van paginanummering (rechts bovenin) 1-64, maar het katern ervoor bevat slechts katernformules. Er is sprake van enkele sierinitialen zoals bij de letter D en W, zie afbeelding 5. Het boek bevat geen lofdicht, wel wordt in het voorwoord positief over Palamedes gesproken, in inhoudt wordt zijn ‘’Uitstekende wijsheidt’ geroemd. Ook in deze uitgave staat in de koptekst Palamedes en worden de namen van de personages in de tekst afgekort. Er is in de uitgave sprake van drie lettertypen, waarvan er één in twee formaten wordt toegepast.

Personadjen en inhoudt worden elk in een ander lettertype weergegeven.

1668

Dit boek heeft een harde band, die overeenkomsten vertoont met banden van uitgaven uit 1660, 1664, 1690 en 1695. Het boek begint met de titelpagina, waarop staat: J.v. Vondels Palamedes of

vermoorde Onnozelheit. Treurspel. Nunc cassum lumine lugent. ’t Amsterdam, gedruckt by Joannes Bouman, anno 1668. In deze tekst vinden we wederom de titelplaat van de man

(29)

omringd door dieren. Het bijbehorende gedicht staat op de volgende pagina, waarna op een nieuwe pagina de kop Berecht aen Palamedes begunstelingen volgt, die begint met een sierinitiaal.

Dan volgen de onderdelen: Klinck-dicht, Inhoudt, Personadjen en daarna het treurspel. In het treurspel wordt gebruik gemaakt van abbreviaturen om de personages aan te duiden en alleen het treurspel is voorzien paginanummering.

1680

Deze uitgave zit in een harde witte band. De titelpagina luidt: Stichtelike rymen op verscheyden

stoffen, hier in order gesteld, in twee deelen. Met schoone kopere platen. Door Jan Huygens. Tot Amsteldam. By Jacobus Verheyde, boekverkooper, op de hoek van de Molsteeg, 1722. Deze

aanduiding lijkt op het eerste gezicht niks met Vondel van doen te hebben, maar achterin is een uitgave van Palamedes te vinden, ingeleid door een titelpagina, waarop naast de titel, de auteur, het genre, de zin: Nunc cassum lumine lugent, ook de afbeelding van de put staat, zoals die op de uitgave van 1660 staat afgebeeld.

Verder staat vermeld: t amsterdam, by Michiel de Groot, boekverkooper tusschen de bey de

haerlemmer-slyusen, 1680. Vervolgens vindt men een kopje Personaedjen, en begint het eerste

bedrijf op pagina 3. In het treurspel komen naast paginanummers ook abbreviaturen voor. Ook het foliumnummer staat vermeld op de pagina, bijvoorbeeld. Fol. 3. Het is opmerkelijk dat er zowel een foliumnummer als een paginanummer vermeld staat, want toen er nog werd

uitgegaan van bladen in plaats van pagina's werd de voorzijde van een blad, aangeduid met ‘fol.’ van folium, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen de recto en verso zijde. Het folium nummer was waarschijnlijk bestemd voor de binder en het paginanummer voor de lezer, beiden hadden een andere functie.

(30)

Deze uitgave staat vermeld onder het jaartal 1690, dat overgenomen is van de website van de universiteitsbibliotheek van de UvA, maar staat niet in het boek vermeld . Het boek geeft voorafgaand aan het eerste bedrijf aanzienlijk minder informatie dan de eerdere uitgaven. Op de titelpagina staat treurspel vermeld, er is dus sprake van genre-aanduiding en daarnaast is er een

Personadjen, maar andere criteria ontbreken.

Er is sprake van een hardcopy, waarschijnlijk niet de originele band, maar later aangebracht. Opvallend is dat de band precies dezelfde is als die van de uitgave van 1664. Het boek is ingedeeld in verschillende kopjes, waaronder het gedeelte: Berecht aen palamedes

begunstelingen, bestaande uit vijf pagina’s. Dit deel is niet ondertekend, maar wel vanuit een ik

persoon geschreven, zo staat er: Wanneer ik by my zelven overlegge wat Palamedes voor Troje,

en Sokrates t’Athene overquam, dan dunkt my dat de rechtvaerdigheit by de menschen qualyk onthaelt wort: want deze allerrechtvaerdigsten zyn met de hoogste onbillykheit bejegent, ja alleen op vermoeden van schelmstukken omgebrogt, toen men tegens recht het oordeel over hen velde, waarschijnlijk is dit door Vondel geschreven en kan het als voorwoord beschouwd

worden.

Er is geen sprake van een introductie van de auteur, wat aannemelijk maakt dat Vondel het voorwoord schreef. De tekst onder het kopje Berecht aen Palamedes Begunstelingen uit deze uitgave, komt gedeeltelijk overeen met de tekst onder het kopje Inhoudt in de uitgave van 1664, beiden eindigen met: ‘’Die van Troje vieren over de doodt van hunne vyandt Palamedes. Het tooneel is voor Troje’’. In de uitgave van 1664 is de tekst korter omdat deze geen uitleg bevat. Naast door koppen, worden de bedrijven van elkaar gescheiden door een horizontale zwarte lijn. In het treurspel, wordt gebruik gemaakt van abreviaturen zoals Aga voor Agememnon, Pal voor Palamedes en Hec voor Hecuba. Voor de aanvang van het

treurspel worden alle namen voluit geschreven en daarna worden afkortingen gebruikt.

Er wordt minimaal voldaan aan het criterium versieringen aangezien er een aantal sierinitialen aangebracht zijn, zoals de letter W en D, zie afbeelding 6. De paginanummers staan door het hele boek rechtsboven vermeld en het eerste bedrijf start op pagina 13. In het stuk staat steeds op de linker pagina in de koptekst Palamedes en op de rechterpagina vermoorde

(31)

onnozelheit. De titelplaat is een salamander in het vuur, omringd een slang die in zijn eigen

staart bijt, voorzien de tekst: perseveranter. De website van de Koninklijke Bibliotheek geeft aan dat dit Latijnse woord volhardend, standvastig betekent. ‘’Persevanter was het devies van de Amsterdamse uitgever en boekhandelaar Jacob Lescailje, van 1644 tot 1680 gevestigd op de Middeldam naast de Vismarkt. Eén van de door hem gebruikte drukkersmerken bestaat uit de afbeelding van een salamander in het vuur, omgeven door een slang die in zijn eigen staart bijt. Onder het plaatje staat het bovengenoemde motto: perseveranter’’1. Op de titelpagina staat: J.v.

Vondels. Palamedes, of vermoorde onnozelheit. Treurspel. Nunc cassum lumine lugent. Te

Amsterdam. By de Erfgen: van J. Lescailje, op den Middeldam naast de Vischmarkt, zie afbeelding

7.

1695

Deze uitgave bevat koppen en een paginanummering, het verhaal begint op pagina 3. De eerste twee pagina’s van het boek werden wel meegeteld, maar hebben geen paginanummer. Ter informatie van de lezer wordt in deze uitgave aan het begin van elk bedrijf de volledige naam gegeven van elk personage dat deel uitmaakt van dat bedrijf, in het bedrijf zelf wordt enkel de afkorting gebruikt. De titelplaat is wederom dezelfde put, als staat op de titelpagina van de uitgave uit 1660, zie afbeelding 8.

De hardcopy is dezelfde als die van de uitgave uit 1664. Enige vorm van introductie of voorwoord ontbreekt, meteen na de titelpagina vinden we ter uitleg de Personagen en daarna begint het treurspel. Er is geen sprake van enige vorm van versiering of illustraties. Er is slechts gebruik gemaakt van één lettertype. De tekstkolommen zijn niet constant, de ene kolom is breder dan de andere. In vergelijking met de uitgave uit 1660 bevat deze uitgave ontzettend weinig informatie

1

https://www.kb.nl/themas/boekgeschiedenis/gedrukte-boeken-tot-1800/nederlandse-drukkersmerken/perseveranter

(32)

vooraf maar aan het slot van het treurspel vinden we ‘’eynde’’, ten teken dat het stuk is afgelopen. Deze uitgave voldoet aan weinig criteria.

1705

Deze uitgave heeft een harde band met alleen op de rug informatie: Palamedes 1705. Ook dit boek begint evenals de uitgaven uit 1625, 1630, 1634, 1652 en 1668, met de titelplaat waarop de man omringd door dieren afgebeeld staat voorzien van het onderschrift over het ongedierte. Daarop volgt de titelpagina met de titel, de auteur, het genre, de uitgeverij, en de vermelding:

Met aanteekeningen uit ’s digters mondt opgechreven. Ook de zin: Nunc cassum lumine lugent(nu betreuren zij de van het levenslicht beroofde) staat vermeld.

Daarna komen de kopjes: Berecht aen Palamedes begunstelingen, klinkdicht, inhoudt,

aanteekeningen, personaadjen en begint het treurspel op pagina 1 , het eindigt op pagina 81.

Het is bekend dat in 1705 de tekst werd uitgebreid met aantekeningen van de auteur, in de vorm van voetnoten. Deze voetnoten verwezen naar verschillende personages en situaties uit zowel politieke als religieuze twisten. We treffen in dezelfde band voorzien van een nieuwe titelpagina nog een werk aan, dat niet op de band vermeld staat: J. van Vondels Hekeldigten. Ook in deze uitgave wordt gebruik gemaakt van afkortingen.

1707

Deze uitgave is een hardcopy zonder tekst, waarschijnlijk niet de originele band. Het boek begint met twee afbeeldingen, één van Vondel en één van het treurspel, op 2 verschillende pagina’s waarna de titelpagina volgt. Hierop staan de naam van de auteur, de titel en het genre vermeld alsmede: Met aantekeningen uit ’s Digters mondt opgeschreven. Den tweeden druk merkelyk

vermeerdert. Nunc cassum lumine lugent. ’t Amersfoort, by Pieter Brakman. Boekverkoper 1707.

De titelplaat toont bloemen in een mand. Het boek bevat aan het begin een gedeelte: Berecht

aen Palamedes begunstelingen en een stuk inhoudt, dat overeenkomt met delen uit andere

(33)

Opvallend is in deze uitgave ook een ‘’berigt voor den binder om de plate na te zetten’’, maar de uitgave bevat geen lijst met illustraties, terwijl deze wel van illustraties is voorzien zoals het portret van Van Oldenbarnevelt en van Vondel, zie afbeelding 9. Daarnaast bevat het boek twee grote uitvouwbare illustraties met afbeeldingen uit

het treurspel. Deze uitvouwbare illustraties zijn van dubbel formaat. Het boek bevat op het einde nog verschillende hekeldichten en een bijbehorende ‘’blad-wyzer der hekeldichten’’, maar deze index heeft geen betrekking op Palamedes. Ten slotte, bevat deze uitgave wederom de tekst over ongedierte met de bijbehorende afbeelding. Deze volgt na het gedeelte Personadjen voor de aanvang van het eerste bedrijf.

1719

Deze uitgave zit in een harde bruine band met op de rug de vermelding J. van Vondel.

Treurspelen. II deel. Het boek begint met een Franse titelpagina, waarop staat: J.V. Vondels treurspelen. Tweede deel. Dan volgt de titelplaat met: Verklaaring van de tytelprint. Daarna volgt

de titelpagina, met de bekende afbeelding van de put en ‘’t’ Amsterdam, by Joannes Oosterwijk,

Boekverkooper op den Dam, 1719’’. Met privilegie. Daarna het kopje J.v. Vondels Tooneelschilt, of pleitrede voor het tooneelrecht.

Deze uitgave bevat onder het kopje: naemen der spelen, een duidelijke inhoudsopgave, in het tweede Deel begreepen; staan 16 titels waaronder Palamedes. Alle toneelstukken hebben hun eigen titelpagina, hierop staat geen jaartal vermeld maar wel de auteur, titel, treurspel en Nunc

cassum lumine lugent. De uitgave van Palamedes in dit boek begint met het kopje Berecht Aen Palamedes begunstelingen, klinckdicht, theokryt, inhoudt, personadjen, titelplaat en onderschrift

over ongediert, het treurspel (vijf bedrijven), aantekeningen op J. van Vondels Palamedes,

aantekeningen uit ’s Dichters mondt opgeschreven en eindigt met Personadjen.

(34)

Ondanks dat er geen paginanummers staan vermeld op de frontmatter, wordt dit gedeelte wel meegenomen in de paginering want het treurspel begint op pagina 13 en tot het eind (bladzijde 92) worden bovenaan in de hoek van de pagina de paginanummers weergegeven. De uitgave bevat enkele sierinitialen, maar geen illustraties.

1734

Deze uitgave heeft een harde band, die overeenkomsten toont met andere banden van dit bibliografisch formaat (in -8), op de rug wordt informatie gegeven: Palamedes 1734. Dat er slechts informatie op de rug van het boek gegeven wordt zagen we ook in de uitgave van 1705. Het boek begint met de titelpagina, waarop staat: ‘’J. v. Vondels. Palamedes

of vermoorde onnozelheit. Treurspel. Met de beschryving en uitlegging der vertooningen, zo als het tegenwoordig op den Schouwburg wordt vertoont. Noit te voren alzo gedrukt. Te Amsteldam. By Izaak Duim, boekdrukker en boekverkooper, bezuiden het Stadhuis, met Privilegie. 1734’’, zie afbeelding 10.

Op de titelpagina is een bijenkorf afgebeeld met daarboven het teken van Amsterdam. Daarop volgen de kopjes: Berecht aen Palamedes

begunstelingen, klinckdicht, inhoudt, personadjen, en ten slotte het treurspel. Zowel het

treurspel als het gedeelte Inhoudt beginnen met een sierinitiaal. In het treurspel wordt gebruik gemaakt van paginanummer, beginnend met pagina 13, tevens is er sprake van abreviaturen waarmee de personages worden aangetoond. Verrassend is dat na het treurspel er nog een tekst gegeven wordt onder de kop: ‘’Beschryving en uitlegging der vertooningen, in J.v. Vondels

Palamedes of vermoorde onnozelheit’’, waarin per bedrijf uitgelegd wordt hoe het stuk

opgevoerd moet worden.

1851

(35)

Deze uitgave heeft het kleinste bibliografische formaat van het corpus, ca 12 cm. Het boekje heeft een rode harde band en op de rug staat in gouden letters: Vondel treurspelen. De boeksnede is versierd met goud. Het boek begint met de Franse titelpagina waarop staat: J. van den Vondel. Treurspelen, dan volgt een titelplaat in de vorm van een portret van Vondel waarboven staat ‘’Vijftal treurspelen van J. van den Vondel’’, deze pagina blijkt echter niet tot deze uitgave te horen en voldoet dus niet aan het criterium titelplaat, zie afbeelding 11. Dit blijkt uit het feit dat de pagina los zit en we daarna een vaste titelpagina aantreffen met: ‘’Joost van

den Vondel, viertal treurspelen. Te gravenhage, bij K. Fuhri. 1851’’.

Na deze titelpagina volgen de treurspelen: Lucifer, Adam in

ballingschap, Palamedes (p. 165- 262) en ten slotte Gysbrecht van Amstel. Het treurspel wordt

vooraf gegaan door een pagina onder de kop Personen. De paginanummering loopt in het hele boek door en verder ontbreekt informatie.

1853

Deze uitgave zit in een hardcopy band met titelvermelding op de rug. Na de Franse titelpagina, volgt de titelpagina met: ‘’vier treurspelen van J. van Vondel. Lucifer, Gysbrecht van Amstel,

Palamedes, Maria Stuart, met aenteekeningen uitgegeven door J.F. J Heremans, professor aan ’t Koninklyk Athenaeum, te Gent. Gent, H. Hoste, Boekhandelaer, Veldstrae. Drukkery van I.S. van doosselaere. 1853’’. Na de titelpagina wordt in het kopje voorberigt informatie over het leven

van Vondel gegeven, met Romeinse cijfers als paginering. Palamedes begint op pagina 145 met

‘’Palamedes of vermoorde onnoozelheid. Treurspel. Nunc cassum lumine lugent’’, na het kopje Inhoud en Persoonaedjen. Het treurspel heeft Arabische cijfers als paginering en eindigt op

bladzijde 228. In de voettekst wordt uitleg gegeven over het treurspel.

1855

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 verzieren: verzinsels; 6 leugenklip: de gevaarlijke rotsen, die de Argo (het schip van Iason en de zijnen) moest passeren; 14 onversierde: waarheidsgetrouwe; 16 de beide

De inhoud diende men niet op te vatten volgens de een of andere er met de haren bij gesleepte uitleg, maar zoals de dichter haar verklaarde, omdat ieder de uitlegger van zijn

Op dat, zoo ghր t niet hoorde, (ghր) ten minste zien zoudt. Ick gaf van verre teeckens met het slaen van mրn handen : en stack een lange teen 3) met een witten doeck om hoogh, opdat

t'zeil ga : dit is het slot van mijn bevel : ghy zult mijn gezant hier in wezen. Zoo sprack Jupijn, en de noon maeckte zich gereet, om den last van zijnen grooten vader in 't werck

De Orde was namelijk door voorspoed vermetel geworden en had de naburige Polen zonder noodzakelijkheid beoorloogd ; doch was in 1410 door koning Vladislaiis bij Danneburg in

1 ) Heerl#ck gezicht : in de schriftuurlijke taal wordt het woord gezicht veelal gebezigd in den zin van hetgeen ook wel met het bastaardwoord vizioen wordt uitgedrukt ; zoo b. En

Epafus Faeton eens verwijtende hoe Apollo valschelijk hem ten vader gegeven was, verzocht aen den vader 1 ), tot een pant en bewijs van zijn echte zoonschap, den zonnewagen

Aj. Indie n Ky levend waer, men moght hem onderraegen. D e doode melt de zaeck, het is een Frygiaen. Ee n flaef, "die kortelingin-'t oorlogh werrgevaén. Zo o zou men alles wel