• No results found

Voorkomen is beter dan genezen : de preventieve rol van het jongerenwerk bij financiële bewustwording van jongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorkomen is beter dan genezen : de preventieve rol van het jongerenwerk bij financiële bewustwording van jongeren"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorkomen is beter dan genezen

De preventieve rol van het jongerenwerk bij financiële bewustwording van jongeren

Masterthesis Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Naam: S. Awad

Studentnummer: 10518207

Begeleider: mw. dr. K.H.M Jurrius

Tweede beoordelaar: mw. dr. P.E. Helmond

Plaats: Amsterdam

(2)

2 Abstract

Previous researches showed that debts of young people have increased over recent years in the Netherlands.Some of the various (in) direct risk factors of debts among youth are external locus of control, drug addiction, poverty, inadequate financial education of parents and peer pressure. It is striking that is not often examined how debt among young people can be prevented by the contributions of professionals such as teachers in schools and/or supervisors in the care and welfare. To achieve a debt free future among young people, different studies show that it is important to encourage their financial awareness. Youth work could make here a positive contribution. Youth work is a profession that has the legitimacy to support young people in growing up as part of society. This qualitative research investigates the role of youth workers in preventing of financial problems among young people. The data of this research was collected sixteen individual, semi-structured interviews with eight youth workers and eight young people. The interviews concentrated on how youth workers can encourage the financial awareness of young people to prevent debt problemacy. The findings were compared with known theories about debt problems among young people, risk factors, youth work, financial awareness and prevention. The findings show that youth work can make a contribution to prevent financial problems among young people. Youth workers should structurally use an uniform and effective method according to the needs of the participating youth to encourage their financial awareness. Furthermore, it is important to integrally and interdisciplinary collaborate with parents, teachers and other social workers to prevent financial problems among young people.

(3)

3 Inhoud

Inleiding 4

Schuldenproblematiek onder jongeren: een actueel maatschappelijk probleem 4

Samenhangende problemen 5

Risicofactoren voor schuldenproblematiek 5

Individuele risicofactoren 6

Risicofactoren op gezinsniveau 7

Risicofactoren op groepsniveau 8

Risicofactoren op maatschappelijk niveau 9

Nadruk op schuldpreventie door professionals 9

Rol van het jongerenwerk 11

Financiële bewustwording 13

Effectiviteit van financiële preventieprogramma’s 14

Relevantie huidig onderzoek 15

Vraagstelling 16 Methode 17 Steekproef 17 Procedure 19 Instrumenten 20 Analyseplan 21 Resultaten 22 Individuele risicofactoren 22 Risicofactoren op gezinsniveau 23 Risicofactoren op groepsniveau 24

Bijdrage huidige jongerenwerk aan risicoreductie 25

Financiële bewustwording 30

Preventieve jongerenwerkaanbod 33

Discussie 36

Herkenning van risicofactoren op individueel, gezins- en groepsniveau 36

Bijdrage jongerenwerk aan risicoreductie 40

Financiële bewustwording 42

Preventieve jongerenwerkaanbod 44

Conclusie 46

Beperkingen en sterke kanten van het onderzoek 46

Aanbevelingen voor praktijk en vervolgonderzoek 47

Referenties 49

(4)

4 De preventieve rol van het jongerenwerk bij financiële bewustwording van jongeren

In Nederland komt schuldenproblematiek onder jongeren steeds vaker voor. Uit diverse recente studies blijkt dat jongeren meer problematische schulden hebben in de huidige samenleving (o.a. Van der Schors, Madern & Van der Werf, 2013; Westhof & de Ruig, 2015). Uit scholierenonderzoek van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD), een stichting die informeert en adviseert over financiën, blijkt dat het aantal jongeren dat kampt met een schuldenproblematiek aan het toenemen is (NIBUD, 2011). Een belangrijk signaal hiervoor is dat het aantal jongeren dat een beroep deed op de

schuldhulpverlening de afgelopen jaren behoorlijk is gestegen (Jungmann, van Geuns, Klaver, Wesdorp & van der Wolk, 2012; KBU, 2007). De problematische schulden van de jongeren namen relatief sterk toe (NVVK, 2010; Schut & Turlings, 2004). Van Ommeren, Ruig & Vroonhof (2009) laten in hun onderzoek zien dat jongeren meer risico lopen dan volwassenen om problematische schulden te krijgen. Vooral risicojongeren die meerdere problemen

hebben op verschillende leefgebieden hebben veel problematische schulden. Risicojongeren zijn jongeren met meerdere samenhangende problemen op verschillende leefgebieden of een onevenredig grote kans daarop (Noorda & Pehlivan, 2009). Er wordt pas van problematische schulden gesproken wanneer het inkomen niet voldoende is en men daardoor langdurig niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Oftewel als de betalingsachterstand meer is dan twee maanden, als er meerdere betalingsachterstanden zijn, als men niet weet hoe er zonder hulp aan de betalingsverplichtingen voldaan kan worden of als men niet weet hoe de leningen afbetaald kunnen worden (Barendregt & Rodenburg, 2013; Ommeren, Ruig & Vroonhof, 2009). In de meeste gevonden onderzoeken wordt er geen onderscheid gemaakt tussen verschillende type schulden, maar richten de onderzoeken zich meer algemeen op schulden zoals gerapporteerd door een jongere zelf of een ouder (Norvilitis, Merwin, Osberg, Roehling,

(5)

5

Young, & Kamas, 2006; Robb & Shape, 2009; Wang & Xiao 2009; Dwyer, McCloud & Hodson, 2011).

Samenhangende problemen

Verschillende studies toonden aan dat problematische schulden onder jongeren regelmatig samenhangen met andersoortige problemen. Het hebben van schulden op zichzelf is al een probleem, maar het kan ook voor andere problemen zorgen in het leven van een jongere (Van Heijst & Verhagen, 2009). Jongeren met schuldenproblematiek kunnen in armoede terecht komen, sociaal geïsoleerd raken en/of afglijden naar het criminele circuit (Noorda & Pehlivan, 2009; Wang & Xiao, 2009; Hoeve et al., 2011). Zo laat het onderzoek van Turner, Preston, Saunders, McAvoy en Jain (2009) zien dat het hebben van schulden bij jongeren kan leiden tot het plegen van vermogensdelicten. Daarnaast blijken veel schulden van jongeren te ontstaan in het criminele circuit zelf door bijvoorbeeld bankrekeningsfraude. In geval van bankrekeningsfraude worden jongeren verleid om hun rekening ter beschikking te stellen voor criminelen in ruil voor een geringe vergoeding (Hoeve et al., 2011). Jongeren die zich hieraan schuldig maken lopen het risico op een taakstraf en het terugbetalen van een forse schadebedrag. Hierdoor kan er een schuld ontstaan wat het alleen maar lastiger maakt voor de jongere om te stoppen met een criminele carrière (Hoeve et al., 2011). Voorts kunnen

jongeren met schulden huisvestingsproblematiek ondervinden, verslavende middelen gebruiken, zich depressief voelen en/of agressief gedrag vertonen (Noorda et al., 2009).

Risicofactoren voor schuldenproblematiek

Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar het ontstaan van het schulden. Er zijn verschillende duidelijke oorzaken voor het ontstaan van schulden onder jongeren. Wel worden er regelmatig tegenstrijdige uitkomsten gevonden en blijk er wat specifieke kennis te ontbreken (Hoeve et al., 2011). Toch kan in het algemeen schuldenproblematiek verklaard

(6)

6

worden vanuit diverse, vaak samenhangende factoren op verschillende niveaus. Deze factoren kunnen zich afspelen op individueel, gezins-, groeps- en maatschappelijk niveau.

Individuele risicofactoren

Op individueel niveau zijn uiteenlopende factoren die schulden onder jongeren kunnen voorspellen. Stressvolle ervaringen (Hoeve et al., 2011), overmoed en vermijdingsgedrag (Barendregt & Rodenburg, 2013) worden in de literatuur vaak gevonden als risicofactoren voor het hebben van schulden. Ook het niet kunnen uitstellen van beloningen wordt

gerelateerd aan het hebben van schulden (Norvilitis et al., 2006). Gezondheid blijkt eveneens vaak gerelateerd te zijn met het hebben van schulden. Zo blijkt uit onderzoek van Jessop en collega’s (2005) dat roken en alcoholgebruik en lichamelijke, sociale en psychische

gezondheid samenhangt met de hoogte van schulden van jongeren. Volgens hun onderzoek zou psychische gezondheid samenhangen met minder schulden. Echter vonden Ross en collega’s (2006) dat psychische problemen juist minder zouden samenhangen met het hebben van schulden. In Nederlands onderzoek wordt leeftijd tevens gerelateerd aan schulden. Zo blijkt uit onderzoek dat hoe ouder de jongeren worden, hoe hoger de schulden oplopen (Oosterbeek & van den Broek, 2009; Van Ommeren et al., 2009; Van Heijst & Verhagen, 2009). Aangezien oudere jongeren langer de tijd hebben om hun schulden te laten te oplopen, ligt het voor de hand dat leeftijd een voorspeller is voor schuldenproblematiek (Norvilitis et al., 2006). Impulsiviteit en sensatiezucht onder jongeren zijn ook onderzocht, maar bleken beiden geen significante risicofactor te zijn voor het hebben van schulden (Norvilitis et al., 2006; Wang & Xiao, 2009). Verder zijn een onachtzame houding (Madern & Van der Schors, 2012; Uffelen, 2008), een verminderd cognitief vermogen (Noorda & Pehlivan, 2009),

externe locus of control (Hoeve et al., 2011) en een gebrekkige financiële kennis en inzicht (Van Heijst & Verhagen, 2009; Haultain, Kemp, Chernyshenko, 2010) wel belangrijke voorspellers voor schuldenproblematiek. Jongeren met deze risicofactoren blijken vaak niet

(7)

7

te weten hoe zij verantwoord met hun geld moeten omgaan in het dagelijkse leven en hebben een vergrootte kans op het ontstaan van schulden. Daardoor kunnen problematische schulden bij hen makkelijker ontstaan (Hoeve et al., 2011).

Een andere relevante risicofactor op dit niveau is schaamte. Schaamte is eveneens van essentieel belang voor het ontstaan van schulden (Noorda et al., 2009). Uit eerder

aangehaalde onderzoeken blijkt dat jongeren wegens schaamte het moeilijk vinden om schuldenproblematiek aan te kaarten bij hun ouders of andere volwassenen in hun directe omgeving. Daardoor trekken de meeste jongeren die schulden hebben te laat aan de bel. Jongeren die hulp zoeken bevinden zich vaak al in een slechte startsituatie door de

problematische schulden die zij hebben opgebouwd. Het lijkt voor veel jongeren een taboe te zijn om hierover te praten. Jongeren praten uit zichzelf niet snel en makkelijk over hun schuldenproblematiek. Ze vertellen pas over hun geldzorgen of schulden als ze iemand vertrouwen, goed kennen en begrip heeft voor hun situatie (Van Heijst & Verhagen, 2009; Madern & Van der Schors, 2012).

Risicofactoren op gezinsniveau

Gezinsfactoren blijken eveneens een belangrijke rol te spelen in het ontstaan van schulden onder jongeren. Het gaat dan om ouders die zelf schulden hebben, éénouderhuishoudens, laag opleidingsniveau van ouders, pedagogische verwaarlozing, gebrekkige financiële opvoeding en armoede (Hoeve et al., 2011; Oosterbeek & van den Broek, 2009). Ook worden

schuldenproblematiek binnen het gezin en een positieve houding van ouders jegens het hebben van schulden genoemd als risicofactoren voor schuldenproblematiek bij jongeren. Ouders van jongeren met schulden kunnen zelf geen voorbeeldfunctie vervullen (Barendregt & Rodenberg, 2013; Noorda & Pehlivan, 2009). Veel van deze ouders zijn daarnaast niet in staat om in de opvoeding aandacht te besteden aan schuldenproblematiek en om de jongeren

(8)

8

vaardigheden aan te leren waarmee ze zich in deze consumptiesamenleving staande kunnen houden (Van der Schors, Madern & Van der Werf, 2013). Het is voor hen moeilijk om jongeren te begeleiden bij het gezond omgaan met geld (Mahrach & Kaplan, 2007; Van Heijst & Verhagen, 2010). Ouders van jongeren met schulden blijken zelf een gebrek aan financiële kennis te hebben of lijken zelfs hun kinderen materieel en financieel te verwennen, waardoor ze niet geleerd hebben om te sparen. Verder noemen Noorda en collega’s (2009) de culturele achtergrond ook als risicofactor op gezinsniveau. In bepaalde culturen wordt al op relatief jonge leeftijd verwacht van de jongeren dat zij ook financieel hun steentje bijdragen aan het gezinshouden, waardoor zij minder geld zouden overhouden voor henzelf en niet aan hun eigen betalingsverplichtingen (zoals studiegeld, zorgverzekering, reiskosten, kleding, telefoonabonnementen etc.) kunnen voldoen. Daarnaast zijn jongeren die opgroeien in bepaalde niet-westerse culturen vaak ook gevoeliger voor eer en status (Noorda et al., 2009).

Risicofactoren op groepsniveau

Ten derde kunnen risicofactoren op groepsniveau (leeftijdsgenoten) bijdragen aan het ontstaan van schulden onder jongeren. Groepsdruk en status lijken daarin een belangrijke rol te spelen. Jongeren vinden het belangrijk om dure merkkleding en luxe accessoires te hebben, zodat ze worden geaccepteerd door hun vriendengroep waar zij veel waarde aan hechten (Barendregt & Rodenburg, 2013; Hoeve et al., 2011). Vooral gedurende de adolescentie maken jongeren zich druk om hun status in een vriendengroep. In het bijzonder de jongeren uit arme milieus zijn statusgevoeliger dan de jongeren die ouder zijn. De statusgevoeligheid verdwijnt geleidelijk naarmate de jongeren ouder worden (Steinberg & Morris, 2001). Voorts past het hebben van schulden bij de hedendaagse jeugd- en straatcultuur waar jongeren in opgroeien. Het is voor veel jongeren vrij gangbaar om geld te lenen om statusmiddelen te verkrijgen en te voldoen aan de eisen van de vriendengroep (Noorda & Pehlivan, 2009).

(9)

9

Risicofactoren op maatschappelijk niveau

Een vierde niveau waarop risicofactoren zich bevinden, is het maatschappelijk niveau. Over factoren op dit niveau die positief samenhangen met schuldenproblematiek bij jongeren is echter minder bekend. In de huidige samenleving wordt meer een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van jongeren bij het nemen van financiële beslissingen (Van Heijst & Verhagen, 2009). De samenleving wordt steeds consumptiever, terwijl van jongeren wordt verwacht dat zij over specifieke vaardigheden beschikken om gezond om te gaan met geld en de confrontaties aan kunnen gaan met de grote verleidingen (Spangenberg & Lampert, 2009; Van Heijst & Verhagen, 2010). Voornamelijk de overgangsfase naar het achttiende jaar kan een turbulente periode met zich mee brengen waarin schulden kunnen ontstaan. De

maatschappij verwacht vaak van de jongeren dat zij vanaf achttien jaar zelfredzaam zijn en zich financieel staande kunnen houden, terwijl dat niet altijd het geval is (Barendregt & Rodenburg, 2013; Hoeve et al., 2011). Volgens Madern en van der Schors (2012) is de toenemende schuldenproblematiek bij jongeren ook te wijten aan de omslag van een spaar- naar een leencultuur, die een veranderende positieve houding jegens het hebben van schulden met zich mee heeft gebracht.

Nadruk op schuldpreventie door professionals

Al deze diverse, samenhangende factoren op verschillende niveaus zijn belangrijk voor het verklaren van schuldenproblematiek onder jongeren. Zoals eerder is beschreven hebben jongeren vaker schulden en neemt de omvang daarvan toe in de huidige samenleving. Dit brengt voor veel jongeren problemen met zich mee. Er zijn dan ook veel onderzoeken gedaan naar de risicofactoren die samenhangen met schuldenproblematiek bij jongeren. Opvallend is dat schuldpreventie bij jongeren relatief weinig is onderzocht. Schuldpreventie is een

(10)

10

financieel vaardig worden en zich zo gedragen dat zij hun financiën op orde houden

(Jungmann & van Iperen, 2011). Het doel van schuldpreventie is om schulden te voorkomen en daarmee ook te voorkomen dat er belemmeringen voor participatie van jongeren kunnen ontstaan (Madern, 2015). In het bijzonder de rollen van beroepsprofessionals zoals docenten op scholen en/of begeleiders uit de zorg- en welzijnssector in het voorkomen van schulden zijn niet vaak onderzocht. Focus op de rollen van deze professionals ten aanzien van schuldpreventie is om meerdere redenen belangrijk. Ten eerste blijkt uit onderzoek dat in onderwijs, welzijn en zorg financiële problemen die bij jongeren spelen, niet altijd voldoende aandacht krijgen (Van Heijst & Verhagen, 2009). Niet alleen professionals zelf geven dit aan, maar ook de jongeren. Verschillende onderzoeken duiden erop dat jongeren vinden dat beroepsprofessionals te weinig aandacht besteden aan hoe schulden voorkomen kunnen worden (Mahrach & Kaplan, 2007; Uffelen, 2008). Veel jongeren zouden behoefte hebben aan ondersteuning bij het verkrijgen van financieel inzicht in de vorm van bijvoorbeeld budgetbeheerlessen. Bovendien gaven jongeren met schulden aan dat de

informatievoorziening over financiën onvoldoende is (Van Heijst & Verhagen, 2009; Pennington de Jongh, 2014). Een tweede reden om te focussen op beroepsprofessionals die met jongeren werken, is hun specifieke kennis en expertise van de wensen en behoeften van de doelgroep (Van Heijst & Verhagen, 2010). Beroepsprofessionals zijn frontliniewerkers die risicovol gedrag van jongeren in een vroeg stadium kunnen waarnemen. Ten derde kunnen ouders in de consumptiesamenleving waarin jongeren opgroeien de financiële opvoeding niet alleen aan (Van Heijst & Verhagen, 2009). Juist in de complexe samenleving van vandaag hebben andere volwassenen, zoals docenten op school of hulpverleners in zorg en welzijn een pedagogische opdracht. Hun invloed is belangrijker dan doorgaans wordt aangenomen. Niet alleen op het gebied van financiën, maar ook bij onderwerpen als seksualiteit, sociale media en criminaliteit (De Winter, 2000; RMO/RVZ, 2009)

(11)

11

Rol van het jongerenwerk

Voor het tijdig signaleren van schuldenproblematiek, het doorbreken van het taboe en het adequaat preventief interveniëren in een vroeg stadium is er in theorie een belangrijke rol weggelegd voor beroepsprofessionals. Aangezien uit onderzoek blijkt dat docenten in het basis- en voortgezet onderwijs aangeven dat zij het leren omgaan met geld vooral zien als de verantwoordelijkheid van ouders en dat chronisch tijdgebrek hen dwingt om zich te beperken tot alleen het afwerken van de verplichte curriculum (Blokhuis & Klooster, 2013), kunnen jongerenwerkers mogelijk een rol spelen in het voorkomen van schulden bij jongeren. Jongerenwerkers zijn jeugdprofessionals die betrokken zijn bij de opvoeding van jongeren (Metz, 2013). Het jongerenwerk is een beroep dat als basisvoorziening is gepositioneerd in de vrije tijd en dat zich bezighoudt met de begeleiding van jongeren bij het volwassen worden in de samenleving (Metz, 2011a). Vooral in de huidige pedagogische civil society hebben jongerenwerkers een taak in het begeleiden van jongeren. De pedagogische civil society staat voor een samenleving waarin de omgeving betrokken is bij de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren (Ketner, Flikweert, & Steketee, 2011; Hilhorst & Zonneveld, 2013). Het jongerenwerk is, omdat zij werkt vanuit de leefwereld van jongeren en

samenwerkt met scholen, politie, hulpverlening, gemeente en informele netwerken, een van de actoren die in de gelegenheid is om de pedagogische civil society vorm te geven en te versterken (Alders & Metz, 2013). Hun taak is dan ook om verschillende jongeren te begeleiden bij het volwassen worden in de hedendaagse samenleving en hun

ontwikkelingskansen in samenwerking met organisaties in de wijk (zoals sportverenigingen en culturele ondernemers) te vergroten (Ketner, Flikweert, & Steketee, 2011).

De doelgroep van het jongerenwerk bestaat voornamelijk uit jongeren in de leeftijd van tien tot drieëntwintig jaar met een lagere sociaaleconomische achtergrond (Metz, 2011a). Hierbij is de behoefte aan ondersteuning leidend. Zo bieden jongerenwerkers zowel

(12)

12

individuele als groepsbegeleiding aan jongeren die behoefte hebben aan ondersteuning bij het ontwikkelen van hun talenten, het zoeken van een passende bijbaan, het organiseren van evenementen en/of het in orde maken van hun eigen administratie. Ook bieden zij

begeleiding aan jongeren die op zoek zijn naar een zinvolle dagbesteding en/of simpelweg behoefte hebben aan ontspanning en plezierbeleving (Abdallah, Kooijmans & Raven, 2013; Koops, Sonneveld & Metz, 2014; Sonneveld & Metz,2015). Aanvullend is er een specifiek jongerenwerkaanbod voor meisjes. Onderzoek wijst uit dat in gemengd jongerenwerk jongens met hun gedrag en stemgeluid zodanig domineren dat meisjes soms wegblijven (Gemmeke et al., 2011). In tegenstelling tot andere openbare voorzieningen als het onderwijs die jongeren met beperkingen of ongewenst gedrag doorverwijzen, richt het jongerenwerk zich daarbij nadrukkelijk op kwetsbare jongeren (Metz, 2011a). Uit de literatuur blijkt dat het jongerenwerk door te werken vanuit de leefwereld van jongeren goed is in het bereiken van jongeren die zich in een kwetsbare positie bevinden (Van Hoorik, 2011; Abdallah, Kooijmans & Raven, 2013). Verder geven jongeren zelf aan dat zij door de laagdrempelige positionering van het jongerenwerk in de vrije tijd daar zichzelf kunnen zijn, kunnen vertellen welke problemen zij ervaren in hun ontwikkeling en vragen hierover kunnen stellen (Koops, Metz, & Sonneveld, 2013; Koops, Sonneveld & Metz, 2014).

Vraag is wel in hoeverre het jongerenwerk zich bewust is van haar

verantwoordelijkheid op het gebied van financiële opvoeding en hoe zij invulling kan geven aan deze rol. Momenteel wordt er in kleine, losstaande en lokale geldprojecten geïnvesteerd, terwijl het vooralsnog ontbreekt aan concrete taken en rollen van jongerenwerkers rondom preventie van geldzorgen en schulden (Nijland, 2016). Er is geen goed zicht op elkaars goedlopende projecten en een gezamenlijke, preventieve (onderbouwde) aanpak ontbreekt. Toch blijkt uit verschillende onderzoeken naar de diverse aanpakken van het huidige jongerenwerk dat zij door haar specifieke kennis van de behoeftes en interesses van de

(13)

13

doelgroep mogelijk op diverse manieren een bijdrage kan leveren aan preventie van schuldenproblematiek bij jongeren, door bijvoorbeeld te signaleren,

voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren, individuele gesprekken te voeren over uitgavenpatroon, het ondersteunen bij praktische zaken (zoals het aanvragen van

studiefinanciering) en door te verwijzen naar andere hulpverlenende instanties (Abdallah et al., 2013; Koops et al., 2013; Pels & De Gruyter, 2014).

Financiële bewustwording

Om te voorkomen dat jongeren schulden maken is het belangrijk om hen financieel bewust te maken. Onder financiële bewustwording wordt verstaan: de mate waarin de jongere beschikt over kennis, vaardigheden en de houding om financieel gezond gedrag te vertonen (Van Heijst & Verhagen, 2010). Financiële kennis, financiële vaardigheden en financiële houding zijn de kernelementen die nodig zijn om jongeren financieel bewust te maken en om hen gezond financieel gedrag te laten vertonen. Gezond financieel gedrag is gedrag dat voorkomt dat er achterstanden in betalingen ontstaan, nu en in de toekomst (Jungmann et al., 2012). Naast dat een jongere financiële kennis moet hebben, moet deze ook beschikken over de vaardigheid om financiële kennis toe te passen om gezond gedrag te vertonen (Van Heijst & Verhagen, 2010. Daarnaast vraagt gezond financieel gedrag een houding die getuigt van zelfvertrouwen, wilskracht en uithoudingsvermogen (Madern, 2015). Echter blijkt uit onderzoek dat de interventies in de praktijk zich primair richten op het aanleren van financiële kennis en vaardigheden (Jungmann et al, 2012). Het aanleren van kennis en vaardigheden staat dus vaak centraal bij preventie, terwijl het activeren van een financiële houding nu te weinig aandacht nog krijgt (Van der Werf, Blanken & Schonewille, 2016).

(14)

14

Effectiviteit van financiële preventieprogramma’s

Internationale onderzoeken van de afgelopen jaren laten zien dat interventies die de financiële competenties beogen te bevorderen weinig opleveren. Belangrijkste representanten van deze bevinding zijn Willis (2011), Fernandes (2014) en Miller en collega’s (2015). Ze verwoorden de conclusies van hun meta-analyses niet op dezelfde manier, maar de gemeenschappelijke deler is dezelfde: de inzet van interventies draagt nauwelijks bij aan het bevorderen van financieel gezond gedrag. Zo verklaren interventies slechts 0,1 procent van het financiële gedrag (Fernandes et al., 2014). Hoewel Miller en collega’s (2015) iets positiever zijn dan de andere onderzoekers, geven zij ook aan dat de effecten van de interventies zeer beperkt zijn. De uitkomsten van deze studies staan dus haaks op de verwachtingen die in de maatschappij leven (Jungmann & Madern, 2016).

In Nederland wordt er nauwelijks onderzoek gedaan naar de effectiviteit van

interventies die financieel gezond gedrag beogen te bevorderen (Jungmann & Madern, 2016). Derhalve weet men in Nederland niet goed wat de effecten zijn. Als er al onderzoek is

uitgevoerd, dan vond dat zelden plaats aan de hand van de gouden onderzoeksstandaard van een controle groep en was dat niet gericht op preventieve interventies die uitgevoerd worden in het jongerenwerk (Jungmann & van Iperen, 2011). Financiële educatieprogramma’s in het voortgezet onderwijs zijn de enige interventies die op kleine schaal degelijk onderzocht zijn. Deze onderzoeken zijn weliswaar niet voorzien van een controlegroep, maar kennen meestal wel degelijke onderzoeksdesigns met een voor- en nameting en soms nog een derde meting in een later stadium. De algemene conclusie van deze onderzoeken luidt dat de huidige

educatieprogramma’s weinig opleveren (Jungmann & Madern, 2016). Enkele onderzoeken bieden echter wel relevante inzichten op over de werking van financiële

educatieprogramma’s ter preventie van schulden bij jongeren.Een meerjarig

(15)

15

positief te beïnvloeden is hiervan een voorbeeld (Van Heijst & Verhagen, 2009). Dat onderzoek leverde zes algemene succesfactoren op, zoals aanpak op maat, positieve toon en woordkeus, meerdere leermomenten, docenten met financiële kennis, gedegen evaluatie en goede communicatie. Aangezien preventieve interventies niet of nauwelijks zijn onderzocht, is nader onderzoek naar de werkzame factoren van schuldpreventie onder jongeren dringend gewenst (Jungmann & van Iperen, 2011).

Relevantie huidig onderzoek

Resumerend kan worden gesteld dat schulden bij jongeren in Nederland een toenemend probleem is. De aandacht voor deze problematiek neemt de laatste jaren dan ook toe. Dit blijkt vooral uit de diverse onderzoeken die zijn gedaan naar de voorspellers van schulden bij jongeren. Deze onderzoeken toonden eveneens aan dat schuldenproblematiek onder jongeren regelmatig samenhangt met andersoortige problemen (Noorda et al., 2009; Hoeve et al., 2011). Hoewel er dus veel onderzoek is gedaan naar de oorzaken en bijkomende problemen van schuldenproblematiek onder jongeren, heerst er in Nederland een tekort aan

wetenschappelijke theorie over de effectiviteit en werkzame factoren van schuldpreventie gericht op de jeugd (Jungmann & Madern, 2016). Naast dat de effectiviteit van preventieve interventies veelal niet is aangetoond, is er vooral ook weinig bekend over welke rol het jongerenwerk kan hebben in het voorkomen van schulden bij jongeren. Dat docenten aangeven dat zij het leren omgaan met geld vooral zien als de verantwoordelijkheid van ouders en geteisterd worden met tijdgebrek in het onderwijs (Blokhuis & Klooster, 2013), terwijl jongeren zelf aangeven dat zij gebrekkig financieel bewust zijn (Mahrach & Kaplan, 2007; Uffelen, 2008), roept de vraag op wat jeugdprofessionals zoals jongerenwerkers kunnen doen om schulden bij jongeren te voorkomen. Derhalve richt dit onderzoek zich op de rol van jongerenwerkers ten aanzien van financiële bewustwording en preventie van schuldenproblematiek onder jongeren. Huidig kwalitatief onderzoek bekijkt de ervaringen en

(16)

16

behoeftes van zowel jongerenwerkers als jongeren, om deze vervolgens te vergelijken met bekende theorieën over financiële bewustwording, schuldpreventie en jongerenwerk.

Vraagstelling

Geconcludeerd kan worden dat er maar weinig bekend is over de rol van jongerenwerk in het voorkomen van schulden onder jongeren. De bekende theorieën zijn te globaal van aard, omdat zij zich op schuldenproblematiek, financiële bewustwording of schuldpreventie in het algemeen richten. Verder is de effectiviteit van preventieve interventies veelal niet aangetoond. Dit gebrek aan kennis bepaalt daarom in het huidige onderzoek een keuze voor een kwalitatieve en inductieve opzet. Dit soort onderzoek is van belang wanneer er nog maar weinig bekend is over een bepaald onderwerp (Boeije, 2014). De bevindingen van huidig onderzoek kunnen worden beschouwd als vertrekpunt voor nader onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van goed onderbouwde theorieën rondom de preventieve jongerenwerkaanbod. De doelstelling van dit onderzoek is dan ook om inzichtelijk te maken wat de ervaringen en behoeftes zijn van zowel jongeren als jongerenwerkers op het gebied van financiële bewustwording en schuldpreventie en wat de rol van het jongerenwerk daarin is.

Uit de probleemstelling en theorievorming zijn de volgende meer specifieke onderzoeksvragen voortgevloeid. De hoofdvraag is onderverdeeld in vier clusters van vragen, namelijk herkenning van risicofactoren voor schuldenproblematiek, bijdrage huidige jongerenwerk aan risicoreductie, financiële bewustwording in het specifiek en preventieve jongerenwerkaanbod in het algemeen. Aangezien de factoren op individueel, gezins- en groepsniveau voor jongerenwerkers makkelijker beïnvloedbaar zijn, richt dit onderzoek zich primair op deze drie niveaus en niet op de maatschappelijke factoren.

(17)

17

Welke rol kan het jongerenwerk hebben vanuit het perspectief van zowel jongeren als jongerenwerkers bij het verkleinen van risicofactoren, het vergroten van financiële bewustwording van jongeren en het voorkomen van schuldenproblematiek?

1. In hoeverre herkennen jongerenwerkers de risicofactoren voor het ontstaan van schulden op:

a. individueel niveau? b. gezinsniveau? c. groepsniveau?

2. Wat doet het jongerenwerk momenteel om deze risicofactoren te verkleinen?

3. Op welke manier kunnen jongerenwerkers bijdragen aan de ontwikkeling van financiële bewustwording door:

a. financiële kennis van jongeren te bevorderen? b. financiële vaardigheden van jongeren te bevorderen? c. financiële houding van jongeren te bevorderen?

4. Hoe zou het jongerenwerk kunnen bijdragen aan het voorkomen van schuldenproblematiek onder jongeren?

Methode

Steekproef

In het kader van het landelijke project ‘Jongeren en Geld’1 van het lectoraat Youth Spot zijn

een aantal Amsterdamse jongerenwerkorganisaties benaderd voor het werven van

jongerenwerkers: Dock, Combiwel, IJsterk, Dynamo, IJdockzz, en Streetcornerwork. Via

1 ‘Jongeren en Geld’ is een landelijk samenwerkingsproject van het lectoraat Youth Spot waar 12

jongerenwerkaanbieders betrokken bij zijn. Het doel van het project is het inzichtelijk maken en verbeteren van bestaande praktijken voor financiële opvoeding in het jongerenwerk, bijdragen aan het vergroten van de financiële zelfredzaamheid van jongeren en hun primaire opvoeders zodat geldzorgen en

(18)

18

elke organisatie zijn ongeveer drie jongerenwerkers doelgericht geworven voor het afnemen van semi-gestructureerde interviews. Totaal zijn er via de teamleiders acht jongerenwerkers geworven voor het huidige onderzoek die werkzaam zijn in verschillende stadsdelen van Amsterdam. Deze jongerenwerkers proberen een bijdrage te leveren aan schuldpreventie door te ondersteunen bij praktische zaken (zoals het zoeken van een zorgverzekering), individuele gesprekken te voeren over uitgavenpatroon, gastlessen te verzorgen,

voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren en groepsgesprekken te voeren gericht op het thema jongeren en geld. Door middel dus van een selecte steekproef werden de

jongerenwerkers geworven. Aangezien de onderzoeksvragen gericht waren op de jongerenwerkers, stonden de interviews met hen in dit onderzoek centraal. De geanonimiseerde kenmerken (zoals functie, organisatie en werkomgeving) van deze jongerenwerkers zijn in een tabel in de bijlage verwerkt.

Daarnaast is er via de jongerenwerkers van de eerder genoemde organisaties doelgericht met acht jongeren individueel gesproken. Dit leverde aanvullende

jongereninformatie op over hun ervaringen met het preventieve jongerenwerkaanbod en hun behoeftes op het gebied van financiële bewustwording. Concreet hebben de deelgenomen jongeren voorlichtingsbijeenkomsten bijgewoond, meegedaan aan zakgeldprojecten en zowel individuele als groepsgesprekken gevoerd gericht op het thema jongeren en geld. Tevens hebben bepaalde jongeren in verband met hun geldzorgen of beginnende schulden praktische ondersteuning gehad bij het bijvoorbeeld aanvragen van toeslagen en/of betalingsregelingen. De informatie die door middel van deze gesprekken is verkregen, fungeert in dit onderzoek meer als achtergrondinformatie om vanuit een jongerenperspectief inzichtelijk te maken hoe het jongerenwerk kan bijdragen aan de bevordering van financiële bewustwording en

schuldpreventie. De verkregen jongereninformatie staat in huidig onderzoek dus minder centraal dan de informatie die verkregen is door middel van de interviews met de

(19)

19

jongerenwerkers. Net als de jongerenwerkers zijn de jongeren wel door middel van een selecte steekproef geworven. Om te voorkomen dat de jongeren sociaal wenselijke

antwoorden zouden geven, zijn zij afzonderlijk van de jongerenwerkers gesproken. Alle acht jongeren woonden in verschillende stadsdelen van Amsterdam en spraken de Nederlandse taal. De jongeren waren tussen de 16 en 23 jaar (M = 18,75, S = 1,3) en waren voornamelijk jongens (75%). Veelal hadden de jongeren een Marokkaanse (37,5%), een Surinaamse (25%) of een Nederlandse achtergrond (25%). De meeste jongeren volgden onderwijs op MBO niveau 3 of 4 (62,5 %). Slechts twee jongeren hadden ook een bijbaan (25%). Verder hadden de deelnemende jongeren bij aanvang van het onderzoek over het algemeen geen schulden, geldzorgen en/of beginnende schulden. Deze kenmerken van de jongeren zijn

geanonimiseerd in een tabel in de bijlage verwerkt.

Procedure

De omvang van de steekproef was afhankelijk van het verzadigingspunt. Dit punt werd bereikt nadat de opeenvolgende interviews geen nieuwe informatie meer opleverde (Boeije, 2014). Gedurende de afnames en tussentijdse analyses bleek de input van de

onderzoeksgroep bestaande uit zestien participanten (acht jongerenwerkers en acht jongeren) voldoende te zijn, omdat er geen nieuwe informatie meer naar voren kwam.

Zowel de jongerenwerkers als de jongeren hebben voor de afname van een semi-gestructureerde interview een informatiebrief ontvangen. In deze brief werden de doelstelling van het onderzoek, de procedure, de vertrouwelijkheid en de vrijwilligheid uitgelegd. Tevens stonden in de brief de contactgegevens van de verantwoordelijke onderzoeker en het lid van de Commissie Ethiek vermeld. Deze brief werd via de email of persoonlijk aan de participant overhandigd. Vervolgens werd het toestemmingsformulier ondertekend door de participanten waarmee zij verklaarden dat zij op een duidelijke wijze zijn ingelicht over de aard en

(20)

20

methode van het onderzoek. Bij 18-minners werd dit toestemmingsformulier ook

ondertekend door ouders. De locatie voor de afname werd bepaald door de participant zelf. Belangrijk hierbij was dat het een rustige en een vertrouwde omgeving was. De meeste afnames vonden plaats op een jongerenwerklocatie, op school of in een horecagelegenheid. Met instemming van de participanten werden de interviews opgenomen middels een opname recorder. Dit was nodig om de interviews te transcriberen.

Instrumenten

Aan de hand van semi-gestructureerde interviews werd de data verzameld. Na een open introductie en kennismaking werden aan de hand van semi-gestructureerde topiclijsten een aantal thema’s besproken met de jongerenwerkers en jongeren, te weten: individuele risicofactoren, gezinsfactoren, groepsfactoren (voorgaande thema’s werden uitsluitend besproken met jongerenwerkers), risico’s verkleinen, ervaringen met de initiatieven van het jongerenwerk, financiële kennis, financiële vaardigheden, financiële houding, preventieve jongerenwerkaanbod en positie jongerenwerk in het opvoedingsveld. De topiclijsten werden gebruikt om te voorkomen dat bepaalde thema’s over het hoofd werden gezien. Niet alle beschreven vragen werden gesteld, de invulling van de participant bleef de leidraad voor het interview. Zowel de topiclijst voor de interviews met de jongerenwerkers als de topiclijst voor de interviews met de jongeren zijn opgenomen in de bijlage.

Er is voor semi-gestructureerde interviews gekozen, omdat deze

dataverzamelingsmethode aansluit bij de onderzoeksvragen. De interviews boden de participanten de ruimte om te praten over hun ervaringen en wensen. Aangezien de interviews individueel en anoniem werden afgenomen, konden de participanten hun privé-belevingen en –opvattingen delen. Daarnaast is er voor semi-gestructureerde interviews gekozen, omdat deze dataverzamelingsmethode respondentvriendelijk is. Op een natuurlijke

(21)

21

wijze kunnen belangrijke gegevens verzameld worden, zonder dat de participant zich

daarvoor hoeft in te spannen. De interviewer noteert immers zelf de antwoorden. Verder kan de interviewer het beantwoordingsproces controleren. Behalve dat de interviewer zeker weet dat de participant zelf de vragen heeft beantwoord, kan hij ook bepaalde vragen uitleggen indien dat nodig is gedurende het interview (Baarda, 2014).

Analyseplan

Nadat de interviews waren getranscribeerd, werd de data gecodeerd en geanalyseerd met behulp van het computerprogramma MAXQDA. Dit is een computerprogramma dat helpt bij het systematisch interpreteren en evalueren van de data. Gedurende het onderzoeksproces werden de dataverzameling en data-analyse met elkaar afgewisseld. Thema’s (en verbanden daartussen) die na de tussentijdse analyses onduidelijk bleven, konden nader toegespitst en verder uitgevraagd worden tijdens de nieuwe dataverzameling (Boeije, 2014). Met behulp van MAXQDA kon er een codeboom gemaakt worden op basis van de diverse codes die gerelateerd waren aan verschillende fragmenten uit de data. De codeboom onderscheidt de verschillende topics en daarbij behorende (sub)categorieën. Er werden drie vormen van coderen gebruikt: open, axiaal en selectief coderen. Ten eerste werd de data open gecodeerd. Alle verzamelde data werd in deze eerste stap zorgvuldig doorgelezen, in categorieën

ingedeeld en met elkaar vergeleken. Ten tweede werd de data axiaal gecodeerd. Hiermee werden de categorieën uit de eerste fase gestructureerd en werd er onderscheid gemaakt tussen de hoofd- en subcategorieën. In de bijlage is de codeboom die in deze tweede fase ontstond schematisch weergegeven. Tot slot werd de data selectief gecodeerd. Tijdens deze laatste fase werden de verbanden tussen de categorieën gezocht en vastgelegd (Boeije, 2014).

(22)

22 Resultaten

Individuele risicofactoren

Jongerenwerkers ervaren vooral een onachtzame houding van jongeren als risicofactor op individueel niveau. Deze houding van de jongeren kenmerkt zich volgens de jongerenwerkers door het nalatig geld uitgeven aan secundaire goederen zoals dure merkkleding, mobiele telefoon, accessoires en/of een scooter. Ook aan verkeersboetes zouden de jongeren veel geld kwijt zijn. De jongeren lijken onvoorzichtig met hun geld omgaan, waardoor ze eerder in de schulden raken. Tevens geven vijf jongerenwerkers aan dat zij ervaren dat jongeren het vooral belangrijk vinden om hun behoeften op korte termijn te bevredigen. Volgens hen vinden jongeren het lastig om beloningen uit te stellen en de lange termijn gevolgen van hun financiële gedrag te overzien en de waarde van hun geld goed in te schatten. Dit maakt dat zij eerder impulsieve keuzes maken in het omgaan met geld.

‘Bij die achttien jarigen zie je dat (rationele financiële keuzes) minder dan bij de oudere jongeren. Die denken veel meer op korte termijn. Gewoon YOLO. Vandaag is vandaag, morgen is morgen. (…) Je ziet gewoon dat de jongeren het lastig vinden om op de lange termijn keuzes te maken die goed uitpakken voor hun portemonnee. ’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Een andere individuele risicofactor die door jongerenwerkers wordt benoemd, is de financiële onwetendheid die zij zien bij jongeren in het omgaan met geld. Jongeren lijken over onvoldoende kennis te beschikken om weloverwogen financiële keuzes te maken. Vooral in de overgangsfase naar het achttiende jaar zijn jongeren financieel kwetsbaar, omdat zij dan met verschillende financiële verplichtingen te maken krijgen (zoals DUO, zorgverzekering, belastingaangifte en toeslagen) waar zij geen kennis over hebben. Door het

(23)

23

gebrek aan financiële kennis kunnen er volgens jongerenwerkers eerder schulden ontstaan bij jongeren.

Daarnaast constateren jongerenwerkers in hun dagelijks werk met jongeren dat een laag opleidingsniveau ook een risicofactor is voor schuldenproblematiek. Laagopgeleide jongeren vinden het volgens de jongerenwerkers moeilijk om een passende (bij)baan te vinden. Op baantjes zoals vakkenvullen kijken veel jongeren neer, omdat die hun status in de vriendengroep kan aantasten of te weinig geld opleveren. Ze zijn dan onzeker of bang dat ze worden uitgelachen door hun vrienden. Hierdoor blijven de jongeren werkloos en hebben ze meestal minder inkomsten.

‘Als ie bij de Albert Heijn gaat werken als vakkenvuller, dan is ie een beetje bang dat ie wordt uitgelachen door zijn vrienden.’(jongerenwerker in Amsterdam-Zuid)

Middelengebruik is door een aantal jongerenwerkers ook als risicofactor genoemd op individueel niveau. Volgens vier jongerenwerkers zouden de jongeren veel van hun geld uitgeven aan het gebruiken van middelen. Het gebruiken van cannabis en het roken van een waterpijp bijvoorbeeld zouden jongeren regelmatig doen wat hen veel geld zou kosten.

‘Als je kijkt naar wat het kost om 1 keer een shisha te roken met een drankje, dat is zo tien euro wat ik begrepen heb van de jongeren. En als je dat zes keer doet per week, dan is dat zo zestig euro per week en eh ongeveer 240 euro per maand. Dat gaat alleen maar naar een shisha en drankje. Zo zie je maar hoe veel geld ze uitgeven.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Andere risicofactoren zoals beperkte financiële vaardigheden, delinquentie en lichamelijke en/of psychische gezondheid zijn door de jongerenwerker niet of weinig genoemd.

(24)

24

Ook op gezinsniveau worden door verschillende jongerenwerkers risicofactoren aangegeven. Risicofactoren op gezinsniveau voor schuldenproblematiek zijn echter wel relatief minder opgenoemd door de jongerenwerkers. Als risicofactor geven ze ten eerste aan dat zij zien dat ouders niet het goede voorbeeld kunnen geven als het gaat om het financieel gezond omgaan met geld. Ouders lijken zelf schulden te hebben of veel waarde te hechten aan luxe goederen (zoals een dure auto) die zij zich eigenlijk niet kunnen veroorloven.

‘Als je gewend bent dat er iets vanuit huis wordt aangeschaft, terwijl de ouders het zich niet kunnen veroorloven, dan ga je dat ook snel doen.’ (Jongerenwerker in Amsterdam-Zuid)

Tevens blijkt uit de interviews dat ouders vanuit het perspectief van jongerenwerkers weinig kennis hebben over de financiële verplichtingen (zoals zorgverzekering, en studiefinanciering) waar jongeren mee geconfronteerd mee worden als ze achttien worden. Hierdoor zijn ze niet in staat om de jongeren financieel op te voeden.

Daarnaast werd benoemd dat het in bepaalde niet-westerse culturen niet gebruikelijk is om over geldzorgen of schulden te praten. Ouders zouden volgens jongerenwerkers niet snel het gesprek met hun kinderen aangaan als het om financiën gaat. Door de schaamte die schulden met zich meebrengen zou er een taboe heersen in bepaalde gezinnen. Hierdoor zouden jongeren het zelf ook moeilijk vinden om met anderen over geld te praten.

‘Er wordt vanuit huis bijna niet over gesproken. Slecht voorbeeld doet slecht volgen. Als je vanuit huis niet over praat, tja dan ga je er zelf ook niet snel over beginnen.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Risicofactoren op groepsniveau

In tegenstelling tot de risicofactoren op gezinsniveau konden jongerenwerkers relatief veel risicofactoren opnoemen op groepsniveau. Groepsdynamiek speelt over het algemeen een belangrijke rol in de setting van het jongerenwerk. Jongerenwerkers lijken daarom sensitiever

(25)

25

voor risicofactoren op sociale groepsniveau dan op gezinsniveau. Zo komt in bijna alle interviews met jongerenwerkers naar voren dat jongeren veel waarde hechten aan de acceptatie in de groep en dat zij behoefte aan status hebben. Die status krijgen jongeren in hun vriendengroepen niet door wat ze doen of waar ze goed in zijn, maar door de dure merkkleding en accessoires die zij hebben.

‘Eh groepsdruk is dus zeker ook een belangrijke factor. Dat was 10 jaar geleden ook, maar nu wordt er ook meer gekeken naar de uiterlijke vertoning. Als je goed kon sporten, dan hoorde je je er ook al bij. Als je ergens goed in was. Nu wordt daar toch anders naar gekeken. Nu moet je gewoon die dingen hebben. Die dure schoenen of horloges. En elke seizoen zijn er weer nieuwe dingen. In de winter moet je dat hebben en in de zomer moet je dat hebben.’ (Jongerenwerker in Amsterdam-Zuid)

Tevens geven jongerenwerkers aan dat het in de vriendengroep van jongeren vrij normaal lijkt te zijn om schulden te hebben. Veel vrienden van de jongeren die begeleid worden door jongerenwerkers lijken ook schulden te hebben. Volgens de jongerenwerkers lijkt het hebben van schulden genormaliseerd te zijn. Het is volgens hen een onderdeel geworden van de jeugd- en straat cultuur waar de jongeren deel van uit maken.

‘Ik denk dat het voornamelijk te maken heeft met het straatleven waar een jongere zich in bevindt. En de vriendenkring waar die zich in bevindt. Dat is waar die door wordt beïnvloed. Op een gegeven moment is een jongere vaker op straat dan thuis. En op straat heerst er wel een cultuur waarin eigenlijk niet gek is om schulden te hebben. Vrienden van jongeren hebben meestal ook dezelfde soort schulden eh bij jongens is dat bijvoorbeeld vooral verkeersboetes.’ (jongerenwerker in Amsterdam Nieuw-West)

Voorts blijkt uit een aantal interviews dat bepaalde jongeren onder dwang schulden te maken. Jongeren worden dan door peers afgeperst om bijvoorbeeld meerdere

(26)

26

Bijdrage huidige jongerenwerk aan risicoreductie

Uit de interviews met de jongerenwerkers blijkt dat de betrokken jongerenwerkorganisaties verschillende activiteiten ondernemen gericht op het thema jongeren en geld. Zo worden er zakgeldprojecten georganiseerd waarbij jongeren geld of spaarpunten (credits) kunnen verdienen door zich in te zetten voor een maatschappelijk doel in hun eigen woonomgeving. Voorbeelden van maatschappelijke doelen waar de deelnemende jongeren zich voor inzetten, zijn het opruimen van zwerfafval of het wegbrengen van de vuilnis van ouderen. Deze projecten zijn er meestal voor de jongere doelgroep in de leeftijd van twaalf tot en met achttien jaar en proberen hun motivatie om gezond om te gaan met geld te versterken. Volgens de jongerenwerkers zullen de jongeren die aan deze projecten deelnemen minder snel een onachtzame houding in het omgaan met geld vertonen. Door deel te nemen aan dit soort projecten maken jongeren verder ook op een laagdrempelige wijze kennis met het arbeidsleven, gaan jongeren de waarde van het geld inzien, leren ze om op tijd te komen en samen te werken.

‘Wij hebben het zakgeldproject waarbij jongeren klusjes kunnen doen voor punten. We zetten jongeren dan in voor een maatschappelijk doel. Zij voelen zich dan nuttig en ze verdienen dan ook geld daarmee. Ze leren ook verschillende competenties, zoals sparen, op tijd komen en samenwerken. Er wordt dus echt iets van je verwacht.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Behalve de zakgeldprojecten worden er ook gastlessen of voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd door jongerenwerkers rondom het thema jongeren en geld. Deze bijeenkomsten worden meestal georganiseerd in jongerencentra en/of scholen in samenwerking met anderen organisaties (zoals Doras) voor jongeren tot en met 23 jaar. Volgens de jongerenwerkers worden de bijeenkomsten niet structureel georganiseerd, maar

(27)

27

vinden incidenteel twee of drie keer per jaar plaats. De bijeenkomsten hebben dus geen reguliere plek in de activiteitenaanbod van het jongerenwerk. Het doel van deze bijeenkomsten is om vooral jongeren (soms ook ouders) te voorzien van relevante financiële informatie. De deelnemende jongeren worden op een educatieve manier voorgelicht over onder andere financiële verplichtingen.

Daarnaast geven jongerenwerkers aan dat zij door hun signalerende functie goed (nieuw) trends bij jongeren kunnen herkennen. Ook zouden zij goed in staat zijn om gedragsveranderingen gerelateerd aan financiën als gevolg van groepsdruk te herkennen (zoals bijvoorbeeld nieuwe, dure kleding kopen). Zij proberen deze signalen dan individueel of in groepsverband spontaan in een vertrouwde, open omgeving met hen bespreekbaar te maken. Op deze manier proberen jongerenwerkers de groepsdruk als risicofactor te verminderen en proberen zij jongeren bewust te maken van hun financiële gedragingen.

Ondanks dat jongerenwerkers verschillende activiteiten ondernemen, vinden zij dit niet goed genoeg. Ze ervaren een aantal belemmeringen om de eerder beschreven risico’s te verminderen. Ten eerste benoemen de jongerenwerkers dat jongeren door schaamte te laat aan de bel trekken. Volgens de jongerenwerkers vertellen jongeren pas over hun geldzorgen en/of beginnende schulden als ze een jongerenwerker goed kennen en met hem of haar een betekenisrelatie hebben. Het vergt wederzijdse vertrouwen en veel tijd voordat een jongeren met een jongerenwerker over zijn of haar zorgen gaat praten. Wanneer die band reeds is opgebouwd, is het in bepaalde gevallen soms al te laat en zijn er al schulden ontstaan.

‘Er zijn ook gewoon jongeren die met eh privé dingen niet naar buiten komen. Ze gaan hun problemen niet vertellen. Wanneer ze naar je toe komen en open kaart gaan spelen, is het eigenlijk al te laat. (…) Ze moeten je echt goed kennen. Ze gaan anders niet gelijk met de

(28)

28

vuile was naar buiten komen. Dat ligt een beetje gevoelig. Ze doen alsof het heel goed gaat, terwijl ze veel problemen hebben.’ (jongerenwerker in Amsterdam-Oost)

Een andere reden waarom jongere te laat aan de bel trekken, is omdat ze in eerste instantie niet inzien dat zij financiële problemen hebben. Volgens jongerenwerkers bagatelliseren jongeren hun geldzorgen of denken ze dat ze onaantastbaar zijn.

‘Er ook eh een gebrek aan bewustwording. Want bij hun is er eigenlijk eh geen probleem. Ze zien het niet als een probleem. Ik heb geen geld dus als ik geen geld heb kunnen ze niks van me pakken. Zo zien ze het zeg maar’ (jongerenwerker in Amsterdam-Oost)

Ten tweede lijkt het voor jongerenwerkers lastig om ouders te betrekken rondom de thema’s jongeren en geld. Er is een lage ouderbetrokkenheid. Jongerenwerkers vinden het moeilijk om in contact te komen of te blijven met ouders als het gaat om schuldpreventie bij hun kinderen. Dit zou komen doordat ouders zelf er financieel slecht voor staan, dat minderjarige jongeren zelf niet willen dat jongerenwerkers hun ouders bij het proces betrekken of dat jongerenwerkers het lastig vinden om zich te bemoeien met de financiële opvoeding.

‘Maar het lastige eh is dat je je ook als jongerenwerker of docent niet te veel kan bemoeien met de opvoeding en zo. Al wordt er wel vanuit de participatiemaatschappij verwacht van ons dat we ons meer bemoeien op bepaalde vlakken.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West).

Ten derde realiseren jongerenwerkers zich dat schuldenproblematiek onder jongeren een groot maatschappelijk probleem is wat niet alleen door hen is te voorkomen. Daarmee bedoelen ze dat ondanks hun inspanningen de verleidingen voor bepaalde jongeren nog steeds soms te groot zijn. Hiermee duiden ze dan op de verleidingen van de consumptiemaatschappij waarin jongeren opgroeien, waarbij bijna alles 24/7 te koop is online en het gemakkelijk is om leningen en telefoonabonnementen af te sluiten.

(29)

29

Jongeren zijn eveneens bevraagd over hun ervaringen met de initiatieven van het jongerenwerk om de risico’s te verminderen. Zij bevestigen dat het jongerenwerk

verschillende activiteiten onderneemt om risico’s voor schuldenproblematiek bij jongeren te verminderen, zoals het organiseren van debatten en voorlichtingsbijeenkomsten gericht op het thema jongeren en geld. Ook geven de jongeren aan dat zij ondersteuning kregen bij verschillende praktische zaken.

‘Toen ik eh achttien was geworden gingen we samen naar de Hema om zo’n map te halen voor mijn administratie. Hij leerde me om al mijn papieren (brieven, facturen etc.) zeg maar in de juiste volgorde te zetten, kan ik mij herinneren.’ (19-jarige jongere uit Amsterdam-oost)

De jongeren zijn zich gelijktijdig wel bewust dat het jongerenwerk het probleem niet alleen kan voorkomen. Wel zou het volgens hen helpen als het huidige jongerenwerkaanbod wat meer zou aansluiten bij de leefwereld van de jongeren. Momenteel vinden zij bepaalde financiële projecten en voorlichtingsbijeenkomsten niet interessant genoeg. Om het

interessanter te maken zouden zij voorstellen om leeftijdsgenoten als ervaringsdeskundigen uit te nodigen. Volgens hen zou dat beter aansluiten bij de leefwereld van de jongeren.

‘Het is saai, het leeft niet bij de jongeren. Eerlijk he, en dat klinkt misschien een beetje faya, maar eh bijna niemand zit daar op te wachten hoor. Denk je nou echt dat jongeren daar serieus aan mee gaan doen? (…) Wil je meer jongeren aantrekken, dan zal je met iets beters moeten komen. Bijvoorbeeld jongeren uitnodigen zoals ik of eh iemand anders die over zijn shitervaringen dan gaat praten. Dan gaat het denk ik meer leven bij die jongeren, als je snapt wat ik bedoel.’ (21-jarige jongere uit Amsterdam-West)

Volgens drie oudere participanten krijgen jongeren ook te weinig financiële informatie als ze achttien worden. Zij geven aan dat het jongerenwerk de jongeren meer van belangrijke informatie zou kunnen voorzien om het risico van financiële onwetendheid bij

(30)

30

jongeren in te perken. Vanuit hun perspectief zou het zinvol zijn om behalve in de vroege adolescentie juist in de cruciale overgangsfase financiële informatie over te dragen. Dat is nodig om jongeren goed voor te bereiden en hen uiteindelijk financieel zelfredzaam te maken.

‘Je krijgt een keer een brief en thats’it. Daarna ben je eenmans. Niemand die je joint. En aan jongerenwerkers denken je dan niet snel. (…) Meer uitleg en informatie had misschien geholpen. Als mensen mij hadden uitgelegd wat ik allemaal moest betalen dan waren die schulden niet ontstaan. Over zorgverzekering en zorgtoeslag en zo. Of hoe het werkt met overschrijvingen. Maar dat waren allemaal dingen die ik niet begreep en die ik niet wist. (…) Je moet het liefst rond de achttiende met jongeren veel praten en bezig zijn. Want als je het te vroeg doet dan vergeten ze het gewoon, begrijp je?’ (20-jarige jongere uit Amsterdam-Zuid)

Financiële bewustwording

In bijna alle interviews met jongerenwerkers wordt aangegeven dat het van belang is om aandacht te besteden aan het financieel bewust maken van jongeren door hun kennis te vergroten. Financiële kennis is volgens hen de basis. Jongeren kunnen pas financieel bewust worden als ze voldoende financiële kennis hebben. Vanuit het perspectief van de jongerenwerkers zou het werkzaam zijn om jongeren kennis te laten maken met financiële basisconcepten zoals rente, belasting, studiefinanciering, toeslagen en hun rechten en plichten als burger. Dan zouden de jongeren over voldoende financiële kennis beschikken wanneer zij de leeftijd van achttien bereiken.

‘Er is bij de jongeren veel gebrek aan kennis. En zonder kennis heb je bijna niks. Dan heb je een probleem als je achttien wordt. (…) Dat ze achttien worden eh is alleen een datum die verschuift op de kalender, maar ze weten dan niet opeens alles over hoe ze dingen moeten doen. Je ziet gewoon dat ze niet weten hoe ze dat moeten aanpakken, omdat ze die kennis niet hebben.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

(31)

31

Volgens zowel jongerenwerkers als jongeren zou het helpen om de kennisoverdracht binnen het jongerenwerk op een interactieve wijze te laten plaatsvinden. Kennis overdragen via informatiemiddelen zoals folders of via voorlichtingsbijeenkomsten zouden niet goed genoeg aansluiten bij de belevingswereld van jongeren (zie ook citaat van jongere op blz. 29). Het zou een goed idee zijn om kennis over te dragen via sociale media platforms (zoals Facebook) als informatiekanalen. Tevens zouden interactieve trainingen beter kunnen werken dan voorlichtingsbijeenkomsten om jongeren financiële kennis te laten vergaren.

‘Ik zou meer een workshop geven met een quiz over eh hoe je rijk kan worden. Dan wel op een legale manier he (participant lach). Zodat de jongeren lekker actief meedoen en zelfs misschien iets kunnen winnen als ze de vragen goed hebben.’ (jongerenwerker in Amsterdam-Noord)

Uit de interviews blijkt dat jongerenwerkers eveneens het belang inzien van het aanleren van vaardigheden om hen financieel bewust te maken. Bijna alle jongerenwerkers geven aan dat het belangrijk is om daar in het jongerenwerkaanbod aandacht aan te besteden. Vaardigheden zoals sparen, budgetteren en het vergelijken van prijzen (van bijvoorbeeld zorgpremies) zijn door hen benoemd. Het aanleren van deze vaardigheden is nodig om de jongeren financieel bewust te maken. Een enkele participant is echter van mening dat de nadruk niet gelegd moet worden op het sparen, omdat jongeren volgens hem in de werkelijkheid deze vaardigheid nauwelijks kunnen toepassen.

‘Eh de vraag is of je wel altijd kan sparen. Vaak zijn de prijzen heel hoog van de producten (boodschappen, kleding, zorgverzekering, studiekosten etc.) en de zijn inkomsten laag. Dus kun je wel sparen als jongere of student in deze tijden’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

(32)

32

Waar jongerenwerkers veel waarde hechten aan het aanleren van vaardigheden zoals sparen en budgetteren, vinden jongeren het juist belangrijk dat ze leren om belastingaangifte te doen of brieven te schrijven naar instanties.

Ook bij het aanleren van financiële vaardigheden vinden zowel jongerenwerkers als jongeren het belangrijk dat het op een interactieve, praktische manier gebeurt. Jongeren leren dan beter de vaardigheden aan en vinden het ook interessant om het toe te passen.

‘Dat je ze dan ook bepaalde casussen geeft waarmee zij dan kunnen oefenen met het maken van verantwoorde keuzes. Dat je ze er alleen maar laat oefenen. Dat je ze dus niet alleen kennis of informatie geeft, want dat is niet voldoende. Maar dat je ze er ook mee laat oefenen zodat ze hun vaardigheden kunnen ontwikkelen. Of je zou ook eh een rollenspel met ze kunnen doen. Dat zouden ze volgens mij ook wel leuk vinden.’ (jongerenwerker in Amsterdam-Noord)

Jongerenwerkers lieten tevens in de interviews blijken dat zij het belangrijk vinden dat jongeren een gemotiveerde en zelfverzekerde houding aannemen. Voor jongeren is dit nodig om materiële verleidingen de baas te blijven en verantwoorde financiële keuzes te maken, zodat ze minder snel schulden krijgen. Jongerenwerkers proberen op verschillende wijzen hieraan positief bij te dragen. Zo blijken jongerenwerkers jongeren ontwikkelingsgericht te benaderen door de nadruk te leggen op hun mogelijkheden in plaats van hun beperkingen. Hierdoor krijgen jongeren volgens hen uiteindelijk meer zelfvertrouwen in het maken van financiële keuzes en worden ze gestimuleerd om hun kwaliteiten verder te ontwikkelen.

‘Maar je ziet als jongerenwerk ook de kansen. Je probeert jongeren positief op te voeden. Je vergroot voor hen de kansen. Je kan daar veel invloed op hebben door hen aan te spreken op hun sterke kanten. Dat werkt veel beter bij deze doelgroep. Vanuit daar moet je hen begeleiden. ’ (jongerenwerker in Amsterdam-Zuid)

(33)

33

Tegelijkertijd gaan jongerenwerkers de confrontaties niet uit de weg wanneer zij constateren dat jongeren financiële onverstandige keuzes maken. Zij gaan in gesprek met jongeren om samen terug te blikken op het proces, zodat ervan geleerd kan worden. Tevens worden jongeren op hun verantwoordelijkheid aangesproken en proberen jongerenwerkers hen meer vooruit te laten denken.

‘Je kan jongeren vaak wel aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Helemaal al adolescenten. Die willen dat. Die willen zo behandeld worden. Dan mag dat. Dan gaan we ook zo het gesprek aan. (…) Je probeert hen te overtuigen en hun langer termijn te laten nadenken. Van ey wil je altijd zo’n spookjongere blijven. Wat als je later een gezin wil bouwen en een huis wil. Dat is altijd anders. Ik noem dus voorbeelden, ik laat ze nadenken. Bij sommige gaat het lampje dan branden en bij sommige dan niet.’ (jongerenwerker in Amsterdam-Zuid)

Andere jongeren vragen weer om een andere benadering van de jongerenwerkers. Deze jongeren zijn minder gevoelig voor de gesprekken met de jongerenwerkers en leren pas door het zelf te ervaren.

‘Het is soms even wachten. Sommige jongeren moeten gewoon twee rondjes riool. Als er niet klaar voor zijn, tja dan kan je praten met ze wat je wil, maar ze luisteren toch minimaal. (…) Maar je kan niet alle jongeren helpen, sommige willen gewoon niet luisteren. Daar moeten ze gewoon een paar keer voor hard vallen.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Jongeren benoemen zelf dat het zou kunnen helpen als jongerenwerkers eigen zelf meegemaakte ervaringen met financiën als voorbeelden zouden gebruiken tijdens de gesprekken. Dan kunnen de jongeren zich beter identificeren met de financiële situaties van jongerenwerkers en kunnen ze daar lering uit trekken.

(34)

34

In het preventieve jongerenwerkaanbod voor schuldenproblematiek bij jongeren is het van belang om volgens jongerenwerkers aandacht te besteden aan een aantal elementen. Ten eerste is het belangrijk dat er binnen het jongerenwerk een uniforme, structurele en preventieve aanpak wordt gehanteerd. Uit de interviews blijkt dat er momenteel vrijwel geen uniformiteit is in het aanbod van het jongerenwerk. Elke organisatie heeft volgens de jongerenwerkers zijn eigen visie of inzicht op het gebied van preventie van schuldenproblematiek bij jongeren. Mede daardoor gebeurt er teveel versnipperd en in kleine lokale projecten die jongeren incidenteel financieel bewust proberen te maken. Echter beseffen jongerenwerkers dat er meer nodig is om jongeren financieel bewust te maken. Gedragsverandering is volgens hen niet van de een op de andere dag te realiseren door een paar gesprekken met ze te voeren. Daarom is er behoefte aan een uniforme, effectieve aanpak zodat het jongerenwerk meer haar toegevoegde waarde kan bewijzen voor schuldpreventie bij jongeren.

‘Dat komt omdat er geen uniformiteit in zit in wat er gebeurt. Het is nergens hetzelfde. Iedereen doet iets en iets anders. (…) Nu worden verschillende lokale projecten uitgevoerd, die misschien wel werken of misschien niet werken. Die projecten worden ingezet wanneer het hard genoeg waait.’ (jongerenwerker in Amsterdam-Zuid)

Ten tweede is het van belang om als jongerenwerk domeinoverstijgend samen te werken met andere organisaties zoals scholen en/of hulpverleningsinstanties. Uit de interviews blijkt dat het huidige jongerenwerk nauwelijks samenwerkt met instanties uit andere domeinen (gezin en onderwijs). In het vrijetijdsdomein gaat het jongerenwerk te werk om maatschappelijke problemen zoals schulden bij jongeren te voorkomen, maar dit kan zij niet alleen aan omdat zij niet alle jongeren bereikt. Daarvoor is het volgens jongerenwerkers belangrijk om goed samen te werken waarbij het jongerenwerk, het gezin en de school gezamenlijk aandacht besteden aan het thema jongeren en geld. Financiële opvoeding zou

(35)

35

volgens hen moeten plaatsvinden in een pedagogische infrastructuur waarbij ouders, docenten en jongerenwerkers vanuit hun eigen perspectieven elkaar zonder overlap aanvullen. Dat zou kunnen helpen om schulden te voorkomen, omdat jongeren er dan regelmatig vanuit verschillende invalshoeken ermee in aanraking komen.

‘En ik denk dat je binnen al die domeinen net een andere insteek hebt om over schulden te praten, dat dat veel meer beklijft. Dat op het moment er niks thuis aan wordt gedaan, dat je het wel elders ontvangt. Ehm niet alle scholen doen er structureel iets aan. Eh school is school. Dus als ze het daar niet krijgen, dan bereik je die jongeren sowieso wel als je het ter sprake laat komen in het jongerenwerk. Maar als ze het op alle drie de gebieden wordt gedaan, dan bereik je het helemaal. Dat is helemaal goed.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Binnen dit opvoedingsveld kan (zoals ook blijkt uit voorgaande citaten) het jongerenwerk signaleren wat er onder de jongeren leeft, interactieve trainingen geven, gesprekken voeren over uitgavenpatroon, ondersteunen bij praktische zaken en doorverwijzen. Tevens kan het jongerenwerk volgens de participanten als bruggenbrouwer fungeren door het gezin, de school en de jongeren met elkaar te verbinden. Aangezien de leefwereld van de jongeren het vertrekpunt vormt voor jongerenwerkers en zij het sociale netwerk vaak goed kennen, kunnen zij eventuele kloven rondom financiële preventie overbruggen.

‘Jongerenwerk en scholen kunnen elkaar aanvullen. Jongerenwerk kent de leefwereld. Je zit dichterbij. Ook vaak qua leeftijd. Ik herken mij in die kids. Ik begrijp wat ze mee maken. Jongerenwerk kan de verschillende werelden in de verschillende domeinen met elkaar verbinden. Dus vrije tijd met school en gezin. Je kan natuurlijk hier veel aandacht besteden aan geldzaken, maar als er niks verandert in de thuissituatie en op school. Je zou dus goed moeten samenwerken. Daar ligt een kracht.’ (jongerenwerker in Amsterdam-Noord)

(36)

36

Ten derde is vanuit het perspectief van zowel jongerenwerkers als van jongeren belangrijk om binnen het jongerenwerk op een ontspannende manier aandacht te besteden aan financiële bewustwording. De eerder geschetste uniformiteit zou niet ten kosten moeten gaan van de informele sfeer en laagdrempeligheid van het jongerenwerk. Het jongerenwerk moet voor jongeren vrijetijdsbesteding blijven waarin zij plezier beleven en kunnen ontspannen.

‘Anderen gaan naar een buurthuis om te chillen. Dan moet je ze niet soort van eh afschrikken door met allerlei lessen te komen en zo. Want dan wordt het net als school. Het moet wel relaxed blijven, anders gaan ze niet meer komen.’ (18-jarige jongere uit Amsterdam-Zuid).

Om jongeren toch financieel bewust te maken zou er volgens de jongerenwerkers actief en spelenderwijs gebruik gemaakt kunnen worden van muzisch-agogisch middelen gerelateerd aan het thema jongeren en geld, zoals sport, spel, muziek, koken en theater.

‘Maar aan de andere kant moet je jongeren niet plat gooien met schoolse dingen. Je moet zorgen voor ontspanning, maar dat betekent niet dat je niet iets educatiefs kan doen. Je zou creatieve projecten kunnen doen. Met bijvoorbeeld debatteren of filmen. Dat je jongeren een film laat maken en daar het thema geld aan koppelen. Ga is mensen interviewen over geld. Of dat je andere interessante thema’s zoals sport en muziek of eh koken eraan koppelt. Dus vanuit een creatieve insteek. Daar zijn jongerenwerkers wel goed in. Dus wel in de vrijetijdsbesteding en talentontwikkeling blijven natuurlijk.’ (jongerenwerker in Amsterdam-West)

Discussie

In deze studie is onderzoek gedaan naar de rol van het jongerenwerk in het verminderen van de risico’s en het financieel bewust maken van jongeren om schulden te voorkomen. Dit kwalitatief onderzoek heeft zowel de ervaringen en behoeftes van jongerenwerkers als van jongeren bekeken om inzichtelijk te maken hoe het jongerenwerk kan bijdragen aan

(37)

37

schuldpreventie. Hiervoor zijn semi-gestructureerde interviews gehouden met totaal acht jongerenwerkers en acht jongeren. De hoofdvraag is onderverdeeld in vier clusters van vragen.

Herkenning van de risicofactoren op individueel, gezins- en groepsniveau

Allereerst is er ingegaan op de herkenning van de risicofactoren voor het ontstaan van schulden door jongerenwerkers. Uit de resultaten blijkt dat jongerenwerkers een deel van de verschillende factoren herkennen op individueel niveau. Risicofactoren die jongerenwerkers noemen zijn een onachtzame houding, het moeilijk uitstellen van beloningen, impulsiviteit, financiële onwetendheid, laag opleidingsniveau, schaamte en middelengebruik. Verschillende onderzoeken tonen aan dat een aantal van deze factoren belangrijke voorspellers zijn voor het ontstaan van schulden. Zo laten onderzoeken zien dat een onachtzame houding (Madern & Van der Schors, 2012; Uffelen, 2008), het moeilijk uitstellen van beloningen (Norvilitis et al., 2006), gebrekkige financiële kennis (Van Heijst & Verhagen, 2009), schaamte (Noorda et al., 2009) en middelengebruik (Jessop et al., 2005) schuldenproblematiek bij jongeren kunnen voorspellen. Als het gaat om impulsiviteit en een laag opleidingsniveau dan blijkt er echter óf geen samenhang gevonden te worden óf een positief verband te worden gevonden (Norvilitis et al., 2006; Wang & Xiao, 2009;). Het opleidingsniveau blijkt namelijk een rol te spelen bij het leengedrag van de jongeren. Hoe hoger de jongeren studeren, hoe vaker zij geld gaan lenen (Oosterbeek & Van den Broek, 2009). Overigens hebben jongerenwerkers ook een aantal individuele risicofactoren niet of nauwelijks benoemd. Voorbeelden hiervan zijn delinquentie en gebrekkige financiële vaardigheden, terwijl diverse onderzoeken wel laten zien dat deze risicofactoren kunnen samenhangen met schuldenproblematiek (Hoeve et al., 2011; Madern & Van der Schors, 2012). Lichamelijke, psychische en (licht)verstandelijke beperkingen zijn eveneens door jongerenwerkers nauwelijks genoemd. Dit is opvallend aangezien uit eerdere onderzoek van Hartland (2011) blijkt dat jongerenwerkers regelmatig

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De spare parts bij de TD zouden beter uitgewerkt kunnen worden. Soms moet er 2 weken gewacht worden op een cruciaal deel waardoor er veel storingen voorkomen tijdens productie. Door

Een deel van de problemen moet bestuurlijk/politiek opgelost worden, maar de wetenschap zou een bijdrage kunnen leveren door met oplossingen te komen voor nieuwe,

We zien dat we binnen dit kader te maken hebben met grofweg drie verschillende groepen bewoners: bewoners die geen financiële vragen hebben omdat zij zich niet bewust zijn van

► Sparen of uitgeven: Een derde (33%) van de vmbo- leerlingen zegt het meeste van het geld uit te geven, twee op de vijf leerlingen geven de helft uit en sparen de andere helft

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken be- kend dat zij in de periode van 28 februari 2015 tot en met 6 maart 2015 de volgende aanvragen voor een

Postmes vertelt dat het riool in principe water- dicht zou moeten zijn.. Dit is echter lang niet altijd

Naast de effecten van waargenomen vatbaarheid, waargenomen ernst, voordelen, nadelen en informatie op de intentie tot het terugbrengen van medicijnrestanten naar de

De verwachting is dat door het project jongeren zich meer bewust zijn van- en meer inzicht hebben gekregen in hun financiële gedrag, dat hun huidige financiële situatie is verbe-