• No results found

Hoofdstuk 4: Hypothese toetsen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoofdstuk 4: Hypothese toetsen"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoofdstuk 4

Hypothese toetsen

V-1. a. 1 5 ( 10) 1 ( 10) 1 (50, , 10) 0,4164 P R   P R  binomcdf  b. 1 5 ( 10) (50, ,10) 0,1398 P M  binompdf  c. 4 5 ( 40) 1 ( 40) 1 (50, , 40) 0,4437 P R   P R   binomcdfV-2. a. 1 3 ( 11) (20, , 11) 0,0247 P X  binompdf  b. 1 3 ( 7) (20, , 7) 0,6615 P X  binomcdf  c. 1 3 ( 7) ( 6) (20, , 6) 0,4793 P X  P X  binomcdf  d. 1 3 ( 5) 1 ( 5) 1 (20, , 5) 0,7028 P X   P X   binomcdf  e. P(3 X 6)P X( 6)P X( 2) 0,4618 f. P(2 X 8)P X( 7)P X(  1) 0,6582 V-3. a. P X(  1) binompdf(4, 0.07, 1) 0,2252

b. Voer in: y1binompdf(4, 0.07, )x en kijk in de tabel:

0,7481 0,2252 0,0254 0,0013 0,00002 V-4. a. 1 12( ) 12 6 2 E X    en 1 24( ) 24 6 4 E X    b. 1 6 (2 ) (12, , 2) 0,2961 P zessenbinompdf  c. 1 6 (4 ) (24, , 4) 0,2139 P zessenbinompdfV-5. a. n5 en 1 6 p b. Voer in: 1 1 (5, , )6

ybinompdf x en kijk in de tabel: 0,4019 0,4019 0,1608 0,0322 0,0032 0,0001 c. 1 6 ( ) 5 0,83 E X    en 1 5 6 6 ( )X 5 0,83     

V-6. Nou die kloppen!

V-7. a. E Y( ) 2500 0,8 2000   en ( )Y  2500 0,8 0,2  20 b. E K( ) 20 0,5 10   en ( )K  20 0,5 0,5  2,24 c. E G( ) 100 0,25 25   en ( )G  100 0,25 0,75  4,33 V-8. a. P X( 9)P X( 8)binomcdf(10, 0.95, 8) 0,0861

8,61% van de verkochte dozen zal niet aan de garantie voldoen.

b. P X( 8)P X( 7)binomcdf(10, 0.95, 7) 0,0115 : Een kleiner percentage dozen voldoet niet aan de gegeven garantie.

(2)

V-9.

a. P X( 9)binomcdf(20, 0.60, 9) 0,1275

b. P X( 12) 1 P X( 11) 1 binomcdf(20, 0.45,11) 0,1308

1.

a. De steekproef is niet representatief: het zijn klanten, de eerste 25, alleen vrouwen,

alleen met een winkelwagentje, …

b. Op verschillende tijdstippen, een buurtonderzoek doen.

2.

a. Niet representatief. Het is in een stad en ‘s morgens, als veel volwassenen al naar

hun werk zijn.

b. Nee, niet alle jongeren tussen 12 en 18 jaar zitten op een havo-vwo school.

c. Op Schiphol komen alleen vakantiegangers die met het vliegtuig op vakantie gaan.

d. Mensen die zich niet veilig voelen in hun leefomgeving komen misschien hun huis

niet uit, dus dan ook niet in een warenhuis.

3.

a. Voer in L1: 145 155 165 175 185 195 en in L2: 4 96 502 660 220 18

1-var Stats L1, L2: x 172 en  8,48

b. Nu is x174,5 en  13,12

Zowel het gemiddelde als de standaardafwijking wijken nogal af van de populatie. De steekproef is niet representatief.

4.

a. De modale leeftijd (grootste frequentie) is 12 jaar.

b. mediaan (301e waarneming): 14

Q1 (151e waarneming): 13 en Q3 (451e waarneming): 16 kwartielafstand: 3

c. 200 199 198 197 196 600 599 598 597 596 ( 5) 0,00398 P X        d. 200 5 600 ( 5) ( ) 0,00412 P X    5.

a. De steekproef van 10 sinaasappels is klein ten opzichte van de paar duizend.

b. P R(  1) binomcdf(10, 0.05,1) 0,9139

c. In de steekproef van 100 sinaasappels mag hij 5 rotte verwachten.

(3)

6.

a. Je mag 0,08 2017 161  dagelijks rokende leerlingen verwachten.

b. P X( 3)P X( 2)binomcdf(20, 0.08, 2) 0,7879

c. P X( 4) 1 P X( 4) 1 binomcdf(20, 0.08, 4) 0,0183 7.

a. n100, p0,30

b. Er zullen naar verwachting 100 0,30 30  mensen merk A aanschaffen.

c. Bij 32 kopers zijn er meer naar verwachting, dus die 30% zal wel goed zijn.

29 kopers van merk A ligt dicht in de buurt van de te verwachtte waarde, dus geen twijfel.

d. Het lage aantal kan een toeval zijn als die 30% waar is. Er is reden om te twijfelen.

8.

a. Ja, het kan toevallig zijn.

b. P X( 25)binomcdf(100, 0.30, 25) 0,1631

c. P X( 10)binomcdf(100, 0.30, 10) 0,0000016 . De kans dat er 10 of minder kopers zijn van het merk is zo onwaarschijnlijk klein, dat de kans van 0,30 niet waar zal zijn. De concurrent krijgt gelijk.

9.

a. Ho :p0,45 en H p1: 0,45

X is het aantal mensen uit de omliggende plaatsen: X is Bin(100, 0.45)-verdeeld. b. P X( 25)binomcdf(100, 0.45, 25) 0,000029

c. Op een doordeweekse dag zullen er eerder mensen uit Alkmaar komen.

d. Mensen buiten Alkmaar zullen eerder op zaterdag naar de bouwmarkt komen dan

op een doordeweekse dag.

10.

a. Ho:p0,15 en H p1: 0,15

X is het aantal blikken dat niet meer eetbaar is: X is Bin(200, 0.15)-verdeeld.

b. 30 blikken is het te verwachtte aantal in een steekproef van 200. Bij minder blikken

dan 30 is het percentage niet eetbare blikken kleiner dan 15%.

c. Het kan toeval zijn.

d. Er zijn in totaal 3000 blikken met bedorven erwten (als de directie gelijk heeft). Het

kan dus ook toeval zijn als de steekproef uit alleen maar niet eetbare blikken bestaat.

e. P X( 35) 1 P X( 34) 1 binomcdf(200, 0.15, 34) 0,1850

f. P X( 50) 1 P X( 49) 1 binomcdf(200, 0.15, 49) 0,00015 . De kans is erg klein; de gebeurtenis dus erg onwaarschijnlijk. De directie zal wel geen gelijk hebben.

11.

a. Nogal tijdrovend werk.

b. Ho:p0,40Je mag dan 400 oppositiestemmers verwachten.

c. ja: 398 is iets minder dan 400. Bij slechts 300 stemmers is het erg onwaarschijnlijk.

d. X: binomiaal verdeeld met n1000 en p0,40.

(4)

12.

a. P X( 400)binompdf(1000, 0.40, 400) 0,0257 . De kans op precies 400 stemmen is klein.

b. P X( 384)binomcdf(1000, 0.40, 384) 0,1585 0,16  .

c. Als de kans op hoogstens 384 oppositiestemmers al kleiner is dan 0,16 dan is de

kans op hoogstens 380 oppositiestemmers zeker kleiner dan 0,16. d.

e. Bij 374 oppositiestemmers of minder.

f. P X( 363)binomcdf(1000, 0.40, 363) 0,00897 0,01 

g. Bij 0,16 kan het toeval zijn, maar bij een kans van 0,01 is het wel erg

onwaarschijnlijk.

13.

a. 90% van de 50 is 45. Dus 47 is zeker niet significant. Alleen uitkomsten kleiner dan

45 kunnen significant zijn.

b. P X( 35)binomcdf(50, 0.90, 35) 0,000074 . De kans op hoogstens 35 goede artikelen is zo klein dat de uitkomst wel erg onwaarschijnlijk is. Als de uitkomst van

35 toch optreedt is het uitgangspunt p0,90 niet aannemelijk meer. De kans zal

wel kleiner zijn dan 0,90.

c. P X( 44)binomcdf(50, 0.90, 44) 0,3839 . Deze kans is nog redelijk groot. d. P X( 41)binomcdf(50, 0.90, 41) 0,0579  , dus geen reden om het proces bij

te stellen.

f. Hoe kleiner het significantieniveau, hoe minder snel je Ho gaat verwerpen.

14.

a. Ho:p0,60 en H p1: 0,60

X is het aantal vrouwen dat een dochter zou willen. X is Bin(227; 0.60)-verdeeld.

b. P X( 119)binomcdf(227, 0.60, 119) 0,0123

c. De kans is kleiner dan 0,05, dus de nulhypothese wordt verworpen. Minder dan

60% van de vrouwen wil het geslacht beïnvloeden.

15.

a. Ho:p0,05

b. X is binomiaal verdeeld met n50 en p0,05

c. Als er te veel zakjes met een te laag gewicht in de steekproef voorkomen, dan zal

de kans op een zakje met een te laag gewicht groter zijn dan 5%. c. P X( 6) 1 P X( 5) 1 binomcdf(50, 0.05, 5) 0,0378 0,01 

De bedrijfsleider zal er vanuit gaan dat hoogstens 5% een te laag gewicht heeft.

16. P X( 15) 1 P X( 14) 1 binomcdf(300, 0.03, 14) 0,0390 0,05 

Dit wijkt niet significant af, dus de conclusie verandert niet. Ho accepteren.

X 384 383 382 381 380 379 378 377 ( ) P Xx 0,1585 0,1434 0,1292 0,1160 0,1038 0,0926 0,0823 0,0728 x 376 375 374 373 372 371 370 ( ) P Xx 0,0643 0,0565 0,0495 0,0432 0,0375 0,0325 0,0280

(5)

17.

a. Nee, je toont dan aan dat onder de lijders aan een bepaalde maagziekte veel

mensen zitten met bloedgroep A. b. Ho:p0,424 en H p1: 0,424

X is het aantal personen met bloedgroep A. X is Bin(238, 0.424)-verdeeld. ( 120) 1 ( 119) 1 (238, 0.424, 119) 0,0076 0,05

P X   P X   binomcdf  

Ho verwerpen. De kans dat iemand bloedgroep A heeft lijkt groter te zijn.

c. Hij wil meer zekerheid krijgen.

18.

a. Ho:p0,50 en H p1: 0,50

X is het aantal voorstanders van een autovrije binnenstad. X is Bin(100, 0.50)

b. P X( 57) 1 P X( 56) 1 binomcdf(100, 0.50, 56) 0,0967

Deze uitslag is niet significant voor bijvoorbeeld 10% significantieniveau. c. P X( 269) 1 P X( 268) 1 binomcdf(500, 0.5, 268) 0,0489 0,05 

Deze uitslag wijkt significant af, dus er zullen er meer voorstanders zijn.

19.

a. Het aantal keer kop kan meer of minder zijn dan het te verwachtte aantal van 25.

b. H p1: 0,50

c. P X( 18) 0,0325 en P X( 32) 1 P X( 31) 0,0325

d. P X( 17)P X( 33) 0,0164

Dus verwerpen bij   2 0,0164 0,0328 . Bijvoorbeeld bij  5%.

20.

a. Voer in: y1binomcdf(100, 0.50, )x : bij 41 keer of minder kop is de munt niet

zuiver.

( ) 1 ( 1) 0,05

P Xg  P X   g

Voer in: y1binomcdf(100, 0.50,x1): bij 59 of meer keer kop is de munt onzuiver.

b. Bij een significantieniveau van 1% verwerp je Ho als de overschrijdingskans kleiner

wordt dan 0,005; dat is bij 36 of minder keer kop en bij 64 of meer keer kop.

21.

a. Het is niet duidelijk of het marktaandeel meer of minder is dan 23%. De organisatie

gaat dus tweezijdig toetsen: Ho: p0,23 en H p1: 0,23.

b. De importeur zal beweren dat het marktaandeel minstens 23% zal zijn. Nu zal er

eenzijdig getoetst gaan worden: Ho:p0,23 en H p1: 0,23.

22. a. 2 2 1 3 3 : : o H pen H p .

X is het aantal gezinnen met een computer. X is Bin(15, 2

3 )-verdeeld.

2 1

3 2

( 12) 1 ( 11) 1 (15, , 11) 0,2093

P X   P X   binomcdf   . Geen reden om

de bewering in twijfel te trekken.

(6)

23.

a. De verhouding van het mengsel kan naar beide kanten afwijken.

b. Er moeten meer korrels van B zijn dan van A.

c. 1

5158 31,6 . Je mag ongeveer 32 korrels A verwachten.

d. P A( 43) 1 P A( 42) 1 binomcdf(158, 0.20, 42) 0,0176 0,025  . De

steekproef wijkt significant af; Ho verwerpen. Er zitten meer korrels A dan de

gewenste verhouding in de steekproef.

e. P A( 17)binomcdf(127, 0.20, 17) 0,0353 0,025  . Dit is geen reden om te denken dat het onvoldoende gemengd is.

f. P A l(  ) binomcdf(120, 0.20, ) 0,025ll 15

( ) 1 (120, 0.20, 1) 0,025 34

P A r  binomcdf r   r

Het aantal korrels van soort A mag liggen tussen 15 en 34 opdat de mengverhouding wordt goedgekeurd.

24.

a. 10 bossen met 7-up hebben een langere levensduur.

b. Die kans is 0,50.

c. Ho :p0,50 en H p1: 0,50 d. T is Bin(15, 0.50)-verdeeld.

e. P T( 10) 1 P T( 9) 1 binomcdf(15, 0.50, 9) 0,1509 0,05 

Ho wordt niet verworpen: 7-up verlengd de levensduur niet.

25. Ho:p0,50 en H p1: 0,50

X is het aantal keer dat het cijfer van de herkansing lager is. X is Bin(26, 0.50)-verdeeld.

( 17) 1 ( 16) 1 (26, 0.50, 16) 0,0843 0,05

P X   P X   binomcdf  

Op grond van dit resultaat mag je niet concluderen dat de herkansing moeilijker is.

26.

a. De kippen moeten wel meer eieren leggen, anders heeft het preparaat geen zin.

b. Ho:p0,50 en H p1: 0,50

X is het aantal dagen dat de kippen meer eieren leggen. X is Bin(18, 0.50)-verdeeld.

( 12) 1 ( 11) 1 (18, 0.50, 11) 0,1189 0,05

P X   P X   binomcdf  

Het preparaat heeft geen significant positief effect.

27.

a. Ho:p0,50 en H p1: 0,50

X is het aantal keer dat de bloeddruk is gestegen. X is Bin(9, 0.50)-verdeeld.

( 7) 1 ( 6) 1 (9, 0.50, 6) 0,0898 0,05

P X   P X   binomcdf  

Ho accepteren; het preparaat heeft geen invloed op de bloeddruk.

b. In dat geval is de alternatieve hypothese: H p1: 0,50. De overschrijdingskans is

dan kleiner dan 10% en dan moet Ho verworpen worden; het preparaat werkt

bloeddrukverhogend.

c. Nee.

(7)

28.

a. De score van het monster kan meer of minder zijn dan 82.

b. P S( 89,5)normalcdf(89.5, 1 99, 82, 4) 0,0304 0,025E   . Ho accepteren; de

score van 90 is niet significant groter dan 82.

c. Nu is H1: 82. De overschrijdingskans is kleiner dan 0,05. Ho wordt nu

verworpen.

29.

a. Het gemiddelde is Norm( , 1225)-verdeeld.

b. Ho: 65 en H1: 65

c. P G( 60,2)normalcdf( 1 99, 60.2, 65, 2.4) 0,0228 E  ( 60,2)

P G  , dus Ho verwerpen. Er zal een correctie toegepast worden.

30.

a. Als men het gebied open stelt voor wandelaars verwacht men dat het aantal nesten

kleiner zal worden. Dus Ho: 15,3 en H1: 15,3

b. P X( 12,6)normalcdf( 1 99, 12.6, 15.3, E 3,95) 0,0608 0,10  . Dus de openstelling is van invloed op de broedintensiteit.

31. a. P G( 175,0)normalcdf(175.0,1 99, 174.0,E 625) 0,2023 b. P G( 175,0)normalcdf( 1 99,175.0,176.0, E 625) 0,2023 c. P G( 175,0)normalcdf( 1 99, 175.0, 176.0, ) 0,01 E   solver:  0,43 6 0,43 13,96 194,8 n n n   

n moet minstens 195 zijn.

32. a. 1 1 1 6 6 : : o H pen H p .

X is het aantal keer een 6. X is Bin(100, 1 6).

b. 1

6

( 10) (100, , 10) 0,0427 0,025

P X  binomcdf   De dobbelsteen is zuiver.

c. 1 6 ( 20) 1 ( 19) 1 (100, , 19) 0,2197 0,025 P X   P X   binomcdf   De dobbelsteen is zuiver. 33.

a. De gemiddelde snelheid is normaal verdeeld met  82,3 en  3,8.

b. Ho:p0,50 en H p1: 0,50

X is het aantal personen dat harder rijdt dan 82,3 km/u. X is Bin(100, 0.5)-verdeeld. ( 56) 1 ( 55) 1 (100, 0.5, 55) 0,1356 0,025 P X   P X   binomcdf   . Niet significant. c. Ho: 82,3 en H1: 82,3 3,8 100 ( 83,1) (83.1, 1 99, 82.3, ) 0,0176 0,025

(8)

34.

a. De kans verandert; het is een trekking zonder teruglegging.

b. Hij gaat ervan uit dat a15, dus wil hij de partij graag.

c./d. 8 7 6 15 14 8 7 6 5 15

23 22 21 20 19 23 22 21 20 19

( 2) ( 2) ( 1) ( 0) 10 5

P X  P X  P X  P X              

8 7 6 5 4

23    22 21 20 19 0,2076 0,10 , dus niet significant, hij koopt de partij.

35.

a. 16% van de onderzochte personen is bijziend: 0,16 15000 2400  .

27,3% van 612 ‘slimme’ mensen is bijziend: 0,273 612 167  .

167 van de 2400 bijziende mensen heeft een IQ groter dan 128; dat is 167

2400100% 6,96% .

b. P IQ( 128)normalcdf(127.5, 1 99, 100, 16) 0,0428E  .

Je mag dan 642 personen verwachten met een hoog IQ. Het verschil is 30 personen.

c. Ho:p0,16 en H p1: 0,16

( 167) 1 ( 166) 1 (612, 0.16, 166) 0

P X   P X   binomcdf  dus overtuigend

significant.

T-1.

a. De gasten van het hotel.

b.

-c. X is binomiaal verdeeld met n20 en p0,8

d. Ho:p0,8 en H p1: 0,8

c. We verwachten dat 16 mensen wit brood eten. Als er veel minder dan 16 mensen

wit brood eten (en dus meer mensen bruin) hebben we reden om te twijfelen aan die 80%. Als er dus 18 mensen wit brood eten (dat is 90%) hebben we absoluut geen reden om te twijfelen en dus hoeven we de overschrijdingskans niet uit te rekenen.

d. P X( 10)binomcdf(20, 0.80, 10) 0,0026 T-2.

a. Ho:p0,05 en H p1: 0,05

b. X is het aantal exemplaren die niet deugen. X is Bin(100, 0.05)-verdeeld.

Als Ho verworpen wordt, krijgt de consumentenorganisatie gelijk.

c. P X( 8) 1 binomcdf(100, 0.05, 7) 0,1280

d. De kans is redelijk groot, dus niet significant. Minstens 95% deugd.

e. P X( 9) 1 P X( 8) 1 binomcdf(100, 0.05, 8) 0,0631

Bij een significantieniveau van 5% wordt Ho niet verworpen. Maar als  10%

(9)

T-3.

a. Ho:p0,10 en H p1: 0,10

b. X is het aantal afgekeurde ballen. X is Bin(150, 0.10)-verdeeld ( 23) 1 ( 22) 0,0256 0,05

P X   P X    dus Ho verwerpen. Er is reden genoeg

om actie te ondernemen.

c. P X( 18) 1 P X( 17) 0,2419 , dus dan is er geen reden om actie te ondernemen. T-4. a. 1 1 1 12 12 : : o H pen H p

b. X is het aantal mensen dat in mei jarig is. X is Bin(80, 1

12)-verdeeld. 1 12 ( 11) 1 ( 10) 1 (80, , 10) 0,0678 0,05 P X   P X   binomcdf   . Er is geen reden om Ho te verwerpen. c. 1 12 ( 2) (80, , 2) 0,0326 0,05

P X  binomcdf   . Nu is er wel reden om te twijfelen.

d. 1 12 ( ) 1 ( 1) 1 (150, , 1) 0,05 19 P Xr  P X    r binomcdf r  r  1 12 ( ) (150, , ) 0,05 6 P X  l binomcdf ll

Bij een aantal van 7 t/m 18 jarigen in de maand mei wordt er niet getwijfeld aan de bewering.

T-5.

a. Je vergelijkt middel A met middel B. Dus een tekentoets:

1

: 0,50 : 0,50

o

H pen H p

b./c. P X( 14) 1 P X( 13) 1 binomcdf(22, 0.50, 13) 0,1431 0,05 

Er is geen verschil in werkzaamheid.

d. P X( 15) 1 P X( 14) 1 binomcdf(22, 0.50, 14) 0,0669 0,05  . Ook dan is er nog geen significant verschil.

T-6.

a. Ho: 180,1 en H1:  180,1

X is de gemiddelde lengte van de 16 dienstplichtigen. X is Norm(180,1; 7,216 1,8) b. P X( 182,6)normalcdf(182.6,1 99,180.1,1.8) 0,0824 0,05E  

Het resultaat is niet significant.

c. P X( 182,6)normalcdf(182.6, 1 99, 180.1,E 7,2n) 0,05 solver: 7,2n 1,52 4,74 22,4 n n  

De steekproef moet minstens uit 23 dienstplichtigen bestaan.

T-7.

a. Als de grootte van het verschil juist van belang is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vervolgens wordt gekeken naar het belang van de verschillende foodtrends binnen de foodservice kanalen en of dit verschilt voor hedonistische en functionele kanalen.. Daarna wordt

consumentensurplus wordt gevormd door alle groene staafjes samen.

In 1986 zijn nakomelingen van de hybride lariks zaadgaard Vaals en materiaal van de hy- bride lariks uit de Belgische zaadgaard Halle, twee Nederlandse herkomsten van Japanse

- Een onderzoek te doen naar de haalbaarheid, juridisch en financieel, de Schelfhorst vrij te waren van bebouwing, en indien mogelijk als natuur te behouden, alvorens de raad

Omdat afgeleiden van sin 2x en cos 2x opnieuw (lineaire combi- naties van) sin 2x en cos 2x opleveren, proberen we voor een particuliere oplossing een functie van de vorm A sin 2x +

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In alinea 8 van tekst 3 is er sprake van dat boeren een andere behandeling krijgen dan een fabrikant van chipmachines. 1p 26 Welke conclusie kan naar aanleiding van deze

de omvang van de totale bevolking daalt eerst een aantal jaren en stijgt vervolgens, zoals bij c = 1000;.. de omvang van de totale bevolking stijgt direct vanaf het begin, zoals bij