• No results found

Kasklimaat in lelie onder verticale luchtcirculatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kasklimaat in lelie onder verticale luchtcirculatie"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kasklimaat in lelie onder verticale luchtcirculatie

Casper Slootweg en Hans Kok

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit

(2)

© 2009 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving.

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave.

Projectnummer: 32 360 893 00; PT nummer 13113.21

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit

Adres : Prof. Van Slogterenweg 2, 2161 DW Lisse : Postbus 85, 2160 AB Lisse Tel. : 0252 - 462121 Fax : 0252 - 462100 E-mail : infobollen.ppo@wur.nl Internet : www.ppo.wur.nl

(3)

Inhoudsopgave

pagina SAMENVATTING... 5 1 INLEIDING ... 7 2 MATERIAAL EN METHODE ... 9 3 RESULTATEN ... 13 3.1 Sensor-check ... 13 3.2 Temperatuur en VPD in de kas... 15 3.3 De planttemperatuur ... 21

3.4 Gemiddeld effect in de hele meetperiode ... 23

(4)
(5)

Samenvatting

In de wintermaanden is het klimaat in kassen met belichte lelies niet altijd optimaal. Door de hoge luchtvochtigheid is de verdamping minimaal wat zich vertaalt in bladeren met gebrekverschijnselen, bladverbranding en een verhoogde kans op papierblad. Verticale luchtcirculatie is een methode om

luchtlagen boven- en onderin de kas met elkaar te mengen. Door verticale luchtcirculatie wordt warme lucht van het bovennet, maar ook van de lampen het gewas in geblazen, waardoor het microklimaat rondom de plant zou kunnen verbeteren.

In maart 2009 is onderzoek uitgevoerd naar het effect van verticale luchtcirculatie in een praktijkkas met een leliegewas van 130cm hoog. Boven het gewas waren ventilatoren opgehangen. Om het directe effect van de ventilatoren, met en zonder het gebruik van het ondernet, op de temperatuur en luchtvochtigheid in het gewas te meten, werden de ventilatoren en het ondernet tijdens de meetperiode regelmatig aan en uit geschakeld. Er werd op 4 hoogtes temperatuur en RV gemeten. De planttemperatuur werd met twee infrarood camera’s gemeten. Elke 5 minuten werd een meting gedaan en opgeslagen. Uit de metingen van temperatuur en RV werd het vochtdeficiet berekend.

Het gebruik van de ventilatoren om een verticale luchtstroom te bewerkstelligen, heeft in dit onderzoek beperkt effect gehad. Bij uitgeschakeld ondernet is gezien dat de warmte van bovenin de kas tot op knopniveau het gewas in kon worden geblazen. De luchtstroom drong echter slecht door in het zeer dichte lelie-gewas. In een jonger en/of meer open gewas zal de luchtstroom beter door kunnen dringen.

Het vochtdeficiet tussen het gewas werd door het gebruik van de ventilatoren nauwelijks beïnvloed, waardoor geen effect van deze toepassing op het risico van bladproblemen mag worden verwacht.

(6)
(7)

1

Inleiding

In de wintermaanden is het klimaat in kassen met belichte lelies niet altijd optimaal. Door de hoge luchtvochtigheid is de verdamping minimaal wat zich vertaalt in bladeren met gebrekverschijnselen, bladverbranding en een verhoogde kans op papierblad.

Onderzoek van WUR Glastuinbouw, Hoogendoorn Growth Management en praktijkproeven in Gerbera en Matricaria hebben laten zien dat verticale luchtcirculatie een beter kasklimaat tot gevolg kan hebben en een besparing op energie kan opleveren (Bontsema, pers. mededeling).

Een gewas in stilstaande lucht met een hoge luchtvochtigheid verdampt niet veel. Dit kan leiden tot een verstoorde huidmondjesregulatie, waarbij in latere periodes met een lage luchtvochtigheid papierblad op kan treden door een te sterke verdamping, omdat de huidmondjes dan niet meer (kunnen) sluiten. Een te lage verdamping kan ook leiden tot te weinig opname van essentiële voedingselementen (bijvoorbeeld Calcium), dat ook tot bladproblemen (o.a. bladverbranding) kan leiden. Bovendien is condensatie mogelijk en de plant kan gaan gutteren (‘zweten’).

Gewone ventilatoren die boven het gewas hangen bewegen de lucht uitsluitend horizontaal. De warme lucht boven het gewas kan zich maar moeilijk mengen met koudere vochtige lucht in het gewas. Dit is anders bij verticale luchtcirculatie. Bij verticale luchtcirculatie wordt een ventilator hoog boven het gewas opgehangen. Dankzij de speciale schoepenconstructie worden luchtlagen boven- en onderin met elkaar gemengd en in het gewas gebracht. Dit heeft als voordeel dat het microklimaat in het gewas verbetert. Normaal gesproken wordt in het gewas een minimum buistemperatuur van het ondernet aangehouden om het gewas op te warmen en de lucht in beweging te krijgen. Bij verticale luchtcirculatie worden de, door het bovennet, bijbelichting en/of zonnestraling opgewarmde bovenste luchtlagen gemengd met de lucht dieper in het gewas. De minimum buistemperatuur wordt minder belangrijk. Aantrekkelijk is dat de ventilatoren een lage energie-input vragen.

In het hieronder beschreven verkennende onderzoek is het effect van het gebruik van ventilatoren die een verticale luchtstroom veroorzaken, op de tempratuur en het vochtdeficiet op verschillende hoogtes in het gewas onderzocht, om een indruk te krijgen van de doordringing van de luchtstroom in het gewas. Uit de metingen van temperatuur en RV is het vochtdeficiet berekend, omdat dit, samen met de stand van de huidmondjes, de verdamping bepaald. Er waren twee planttemperatuur meters beschikbaar, waarmee de temperatuur van het gewas van boven af is gemeten, om het effect van de luchtstroom op het bovenste, veel verdampende, blad te meten.

Om het effect van het gebruik van ventilatoren goed te kunnen beoordelen is er voor gekozen om de metingen uit te voeren in een kas waarin de ventilatoren regelmatig aan en uit gezet werden. Bij metingen in twee kassen of twee kasafdelingen (één met en één zonder ventilatoren) kunnen andere teeltfactoren (kasconstructie, ligging, gewasstand, klimaatregeling) te veel invloed hebben op het klimaat tussen het gewas om het effect van de ventilatoren te kunnen meten. Omdat in de praktijk vaak gebruik wordt gemaakt van het ondernet van de verwarming om een lagere luchtvochtigheid en een luchtstroom in het gewas te realiseren, is het effect van de ventilatoren met en zonder het gebruik van het ondernet gemeten. In de beschrijving van de resultaten is het effect van de ventilatoren op het klimaat in een relatief korte periode voor en na het inschakelen bekeken, om de invloed van schommelingen in het kasklimaat als gevolg van de andere omstandigheden (instraling, buitentemperatuur, aan- en uitschakelen van de bijbelichting) zoveel mogelijk uit te sluiten.

(8)
(9)

2

Materiaal en methode

Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van 24 t/m 30 maart 2009, in een kasafdeling van de firma Imanse in Lisserbroek. De metingen zijn gedaan in een gewas van de cultivar ‘Fairytale’, plantdatum 16-12-2008, maat 20-22, met een hoge plantdichtheid van 8 bollen per bak (60x40cm). Verwarming vond plaats met een combinatie van onder- en bovennet. Belichting met assimilatielampen vond plaats van 17.00 tot 24.00 uur. De hoogte van het gewas op het moment van de metingen was 130 cm. Een indruk van het gewas is te zien op Foto 1.

Foto 1. Het gewas waarin de metingen plaatsvonden.

Boven het gewas zijn ventilatoren (Nivolator, Nivola, Lisse. 48 stuks per hectare, capaciteit 8000 m3 per

uur) opgehangen. Deze ventilatoren konden via de klimaatcomputer gestuurd worden. Als de ventilatoren aan stonden draaiden ze op de hoogste stand.

De ventilatoren en het ondernet werden tijdens de meetperiode aan en uit geschakeld volgens onderstaande Tabel 1.

(10)

Tabel 1 Stu ing van ventilatoren en onderne tijdens de meetperiode . r t

Datum Tijd Ventilatoren Ondernet

24 maart 14.00 Aan Aan

24 maart 17.00 Uit Aan

24 maart 21.00 Aan Aan

25 maart 00.00 Uit Aan

25 maart 04.00 Aan Aan

25 maart 08.00 Uit Aan

25 maart 10.00 Aan Aan

25 maart 12.00 Uit Aan

25 maart 14.00 aan Aan

25 maart 17.00 Uit Aan

25 maart 21.00 Aan Aan

26 maart 00.00 Uit Aan

26 maart 04.00 Aan Aan

26 maart 08.00 Uit Aan

26 maart 10.00 Aan Aan

26 maart 12.00 Uit Aan

26 maart 14.00 aan Aan

26 maart 17.00 Uit Aan

26 maart 21.00 Aan Aan

27 maart 00.00 Uit Aan

27 maart 04.00 Aan Aan

27 maart 06.00 Aan Uit 27 maart 08.00 Uit Uit 27 maart 10.00 Aan Uit 27 maart 12.00 Uit Uit 27 maart 14.00 aan Uit 27 maart 17.00 Uit Uit 27 maart 21.00 Aan Uit 28 maart 00.00 Uit Uit 28 maart 04.00 Aan Uit

28 maart 07.00 Aan Aan

28 maart 08.00 Uit Aan

28 maart 10.000 Aan Aan

28 maart 12.00 Uit Aan

28 maart 14.00 aan Aan

28 maart 17.00 Uit Aan

28 maart 21.00 Aan Aan

29 maart 00.00 Uit Aan

29 maart 04.00 Aan Aan

29 maart 08.00 Uit Aan

29 maart 10.00 Aan Aan

29 maart 12.00 Uit Aan

29 maart 14.00 Aan Aan

29 maart 14.30 Aan Uit 29 maart 17.00 Uit Uit 29 maart 21.00 Aan Uit 30 maart 00.00 Uit Uit 30 maart 04.00 Aan Uit 30 maart 08.00 Uit Uit

(11)

De metingen werden uitgevoerd met een datalogger van Growlab, met Growlab sensoren.

Voor de start van de metingen bij de teler is een sensor-check uitgevoerd. Hiermee werden de sensoren gecontroleerd op afwijkingen ten opzichte van elkaar, door ze enige tijd dicht naast elkaar in een ruimte zonder instraling te laten loggen.

Er werd op 4 hoogtes temperatuur en RV gemeten. De planttemperatuur werd met twee Heimann infrarood camera’s gemeten. De camera’s hingen op verschillende hoogtes, waardoor dus het gemeten oppervlak verschilde. De hoogtes waarop de sensoren hingen staan in Tabel 2. Foto 2 toont de opstelling in het gewas.

Tabel 2 Hoogte van sensoren.

sensor plaats hoogte

Temperatuur en RV 1 onderin 10cm

Temperatuur en RV 2 midden 60cm

Temperatuur en RV 3 knophoogte 110cm Temperatuur en RV 4 boven gewas 190cm Planttemperatuur 1 camera op knophoogte 110cm Planttemperatuur 2 camera boven gewas 190cm

Foto 2. Links sensor 1 en 2 (onde in en halverwege het gewas), rechts sensor 3 en 4 (knophoogte en boven he gewas). r t

Elke 5 minuten werd een meting gedaan en opgeslagen. Uit de metingen van temperatuur en RV werd het vochtdeficiet (VPD) in g/m3 lucht berekend.

Uitdraaien van de klimaatcomputer van de teler (buitentemperatuur, temperatuur ondernet, schermstand en raamstand) werden gebruikt om er zoveel mogelijk zeker van te zijn dat klimaatverschillen in de

(12)
(13)

3

Resultaten

3.1 Sensor-check

De uitkomsten van de vergelijking van de sensoren voor temperatuur en RV staan in Figuur 1 en Figuur 2.

19.5 20 20.5 21 21.5 22 1: 22: 5 8 5: 53: 1 8 10: 23: 3 8 14: 53: 5 9 19: 24: 1 8 23: 54: 3 9 4: 24: 5 8 8: 55: 1 8 13: 25: 3 9 17: 55: 5 8 22: 26: 1 9 2: 56: 3 9 7: 26: 5 9 11: 57: 2 0 16: 27: 3 9 20: 58: 0 0 1: 28: 1 9 5: 58: 4 0 T e m p er at u u r 1 2 3 4

Figuur 1. Temperatuurmetingen van de 4 senso en tijdens de sensor vergelijking. r

20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 1: 22: 58 5: 43: 18 10: 03: 37 14: 23: 55 18: 44: 15 23: 04: 35 3: 24: 55 7: 45: 13 12: 05: 32 16: 25: 52 20: 46: 12 1: 06: 31 5: 26: 50 9: 47: 09 14: 07: 29 18: 27: 49 22: 48: 08 3: 08: 27 7: 28: 46 RV 1 2 3 4

(14)

De uitkomsten van de vergelijking van de sensoren voor planttemperatuur staan in Figuur 3. 20 20.5 21 21.5 22 22.5 23 1: 22 :5 8 6: 23 :2 1 11 :23: 43 16 :24: 05 21 :24: 28 2: 24 :5 0 7: 25 :1 2 12 :25: 35 17 :25: 57 22 :26: 19 3: 26 :4 2 8: 27 :0 4 13 :27: 27 18 :27: 49 23 :28: 11 4: 28 :3 4 Te m p e ra tuu r I R IR 2207 IR 2206

Figuur 3. Temperatuurmetingen van de planttemperatuur sensoren tijdens de sensorvergelijking.

Uit Figuur 3 blijkt dat sensor IR 2206 steeds bijna een halve graad meer aangaf dan de andere sensor. Uit berekeningen blijkt dit gemiddeld 0.42 ± 0.15 te zijn; een vrij vaste afwijking. De metingen bij de teler zijn hiervoor gecorrigeerd.

(15)

3.2 Temperatuur en VPD in de kas

Onderstaande figuren van de metingen tonen steeds het vochtdeficiet en de temperatuur, van een half uur vóór het aanschakelen van de ventilatoren (de verticale lijn in de figuur) tot een half uur na het inschakelen. Zo kan het effect van de ventilatoren op het klimaar boven- en onderin het gewas worden beoordeeld.

15 15.5 16 16.5 17 17.5 18 18.5 19 13:3 1:41 13:3 6:42 13:41 :42 13:46 :41 13:51 :41 13:56 :41 14:01 :42 14:06 :42 14:1 1:42 14:1 6:41 14:2 1:41 14:26 :42 14:31 :42 T e m p er at u u r T onder T mid T knop T boven

Figuur 4. Het verloop van de tempe atuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 25 maa om 14.00 uur. Het onderne was ingeschakeld.

r rt t 0 1 2 3 4 5 13:3 1:41 13:36 :42 13:41 :42 13:46 :41 13:51 :41 13:5 6:41 14:01 :42 14:06 :42 14:11 :42 14:16 :41 14:2 1:41 14:26 :42 14:31 :42 V P D g /m 3 lu c h t VPD onder VPD mid VPD knop VPD boven

Figuur 5. Het verloop van Het vochtdeficiet op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóó inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 25 maa t om 14.00 uur. He onde net was ingeschakeld.

r

r r t r

Temperatuur (Figuur 4) en vochtdeficiet (Figuur 5) zijn in het midden van het gewas (op 60cm hoogte) het hoogst, als gevolg van het warme ondernet op die hoogte. Onderin het gewas zijn temperatuur en vochtdeficiet het laagst. De schommeling in temperatuur en VPD zijn het gevolg van variaties in instraling.

(16)

14 15 16 17 18 19 20:3 1:37 20:36 :37 20:41 :38 20:4 6:38 20:51 :37 20:5 6:37 21:01 :37 21:06 :38 21:1 1:38 21:16 :36 21:21 :36 21:2 6:36 21:31 :37 te m p e ra tuur T onder T mid T knop T boven

Figuur 6. Het verloop van de tempe atuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 25 maa om 21.00 uur. Het onderne was ingeschakeld.

r rt t 0 1 2 3 4 20:3 1:37 20:3 6:37 20:4 1:38 20:46 :38 20:5 1:37 20:5 6:37 21:01 :37 21:0 6:38 21:1 1:38 21:16 :36 21:2 1:36 21:2 6:36 21:31 :37 VPD g /m 3 l u c h t VPD onder VPD mid VPD knop VPD boven

Figuur 7 Het verloop van het vochtdeficiet op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóó inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 25 maa om 21.00 uur. Het onderne was ingeschakeld.

. r

rt t

Door het ontbreken van natuurlijke instraling in de avond zijn temperatuur (Figuur 6) en VPD (Figuur 7) stabiel. Temperatuur en vochtdeficiet zijn in het midden weer het hoogst en onderin het laagst. Er is geen effect te zien van het aanschakelen van de ventilatoren om 21.00 uur. Onder deze omstandigheden zorgen de ventilatoren dus niet voor een menging van de luchtlagen.

(17)

14 15 16 17 18 19 20 3:28 :22 3:33 :20 3:38 :20 3:43 :21 3:48 :21 3:53 :20 3:5 8:2 0 4:03 :20 4:08 :21 4:1 3:2 1 4:18 :21 4:23 :20 4:2 8:2 0 Tem p er at uu r T onder T mid T knop T boven

Figuur 8. Het verloop van de tempe atuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 27 maa om 04.00 uur. Het onderne was ingeschakeld.

r rt t 0 1 2 3 4 5 6 3:28:2 2 3:33 :20 3:38 :20 3:43 :21 3:48: 21 3:53: 20 3:58:2 0 4:03 :20 4:08 :21 4:13 :21 4:18: 21 4:23: 20 4:28: 20 VPD g /m 3 VPD onder VPD mid VPD knop VPD boven

Figuur 9 Het verloop van het vochtdeficiet op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóó inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 27 maa om 04.00 uur. Het onderne was ingeschakeld.

. r

rt t

Temperatuur en vochtdeficiet om 4 uur in de nacht zijn zeer stabiel (Figuur 8 en Figuur 9).

Tussen het gewas, op de hoogte van het ondernet is de temperatuur 4 graden hoger dan op alle andere meetpunten. Het vochtdeficiet is op de hoogte van het ondernet ook veel hoger. Het aanschakelen van de ventilatoren om 04.00 uur leidde niet tot een verandering in verschillen in temperatuur en VPD tussen de meetpunten.

(18)

15 16 17 18 19 20 13:29 :03 13:34 :03 13:39 :03 13:44 :03 13:49 :04 13:54 :04 13:59 :03 14:0 4:0 3 14:09 :04 14:1 4:0 4 14:19 :03 14:24 :03 14:29 :03 T e m p er at u u r T onder T mid T knop T boven

Figuur 10. Het verloop van de temperatuur op de verschillende mee punten, vanaf een half uur vóó inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 27 maar om 14.00 uur. Het onderne was uitgeschakeld.

t r t t 0 1 2 3 4 5 6 7 13:29: 03 13:34 :03 13:39 :03 13:44 :03 13:49 :04 13:5 4:04 13:59 :03 14:04: 03 14:09 :04 14:14 :04 14:19 :03 14:24 :03 14:2 9:03 VPD g /m 3 VPD onder VPD mid VPD knop VPD boven

Figuur 11. Het verloop van het vochtdeficiet op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 27 maa t om 14.00 uur. He onde net was uitgeschakeld. r r t r

In Figuur 10 en Figuur 11 is te zien dat er overdag om 14.00 weer wat schommeling in temperatuur en VPD gemeten is. Deze schommeling is voornamelijk boven het gewas te zien, als gevolg van instraling.

Het is duidelijk te zien dat het ondernet hier uit stond. Temperatuur en vochtdeficiet waren boven het gewas het hoogst en onderin het gewas het laagst.

Het aanschakelen van de ventilatoren heeft geen duidelijk effect gehad op de verschillen van temperatuur en luchtvochtigheid op de verschillende meethoogtes.

(19)

14 15 16 17 20:29 :00 20:3 3:59 20:38 :59 20:43 :59 20:4 9:00 20:54 :00 20:59 :00 21:0 3:59 21:08 :59 21:1 4:00 21:1 9:00 21:23 :59 21:2 8:59 Te m p e ra tuur T onder T mid T knop T boven

Figuur 12. Het verloop van de temperatuur op de verschillende mee punten, vanaf een half uur vóó inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 27 maar om 21.00 uur. Het onderne was uitgeschakeld.

t r t t 0 1 2 20:29 :00 20:3 3:59 20:38 :59 20:43 :59 20:49 :00 20:54 :00 20:59 :00 21:0 3:59 21:08 :59 21:14 :00 21:1 9:00 21:23 :59 21:28 :59 VPD g /m 3 VPD onder VPD mid VPD knop VPD boven

Figuur 13. Het verloop van het vochtdeficiet op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 27 maa t om 21.00 uur. He onde net was uitgeschakeld. r r t r

Figuur 12 en Figuur 13 laten zien dat de temperatuur en het vochtdeficiet in de avond een stijging vertoonden.

Na het aanschakelen van de ventilatoren om 21.00 uur stijgt de temperatuur boven het gewas, op knophoogte en in het midden gestaag door, terwijl de temperatuur onderin het gewas afvlakt; dit zou een effect van de ventilatoren kunnen zijn, die de warmte van het bovennet in het gewas brengen. Het effect is echter niet sterk. Het vochtdeficiet midden in het gewas vertoont een trage stijging na 21.00 uur.

(20)

12 13 14 3:28 :56 3:33 :56 3:38 :55 3:43 :55 3:48: 55 3:53: 56 3:58: 56 4:03 :55 4:08 :55 4:13 :55 4:18 :56 4:23 :56 4:28 :56 Te m p e ra tu u r T onder T mid T knop T boven

Figuur 14. Het verloop van de temperatuur op de verschillende mee punten, vanaf een half uur vóó inschakeling van de ventilatoren tot een half uur erna op 28 maar om 04.00 uur. Het onderne was uitgeschakeld.

t r t t 0 1 2 3:28: 56 3:33: 56 3:38: 55 3:43 :55 3:48: 55 3:53: 56 3:58: 56 4:03: 55 4:08: 55 4:13: 55 4:18: 56 4:23: 56 4:28: 56 VPD g /m 3 VPD onder VPD mid VPD knop VPD boven

Figuur 15. Het verloop van het vochtdeficiet op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 28 maa t om 04.00 uur. He onde net was uitgeschakeld. r r t r

Bij uitgeschakeld ondernet is te zien dat de ventilatoren de warmte van het bovennet naar beneden blazen. De temperatuur boven het gewas liep na het inschakelen van de ventilatoren duidelijk op (Figuur 14). Ook de temperatuur op knopniveau liep wat op. Lager in het gewas was geen effect van de ventilatoren meer te zien.

Het vochtdeficiet steeg door het inschakelen van de ventilatoren alleen boven het gewas (Figuur 15). Tussen het gewas is geen verandering van de luchtvochtigheid gemeten.

(21)

3.3 De planttemperatuur

Bij ingeschakeld ondernet is geen effect van het gebruik van de ventilatoren op de gemeten

planttemperatuur gevonden. Zowel overdag als in de nacht volgde de planttemperatuur het patroon van de luchttemperatuur op knophoogte (Figuur 16 en Figuur 17).

16 17 18 19 20 21 22 13:3 1:4 1 13:3 6:42 13:4 1:42 13:4 6:41 13:5 1:4 1 13:5 6:4 1 14:0 1:42 14:0 6:42 14:1 1:4 2 14:1 6:41 14:2 1:41 14:2 6:42 14:3 1:4 2 P lan tt e m p er a tu u r IR laag IR hoog T knoph

Figuur 16 Het verloop van de planttemperatuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 25 maa t om 14.00 uur. Het onde net was ingeschakeld.

. r r r 14 15 16 17 3:28: 22 3:33 :20 3:3 8:20 3:43: 21 3:48 :21 3:5 3:20 3:58: 20 4:03 :20 4:0 8:21 4:13: 21 4:1 8:21 4:2 3:20 4:28: 20 P lan tt e m p er at u u r IR laag IR hoog T knoph

Figuur 17 Het verloop van de planttemperatuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 27 maa t om 04.00 uur. Het onde net was ingeschakeld.

.

(22)

Ook bij uitgeschakeld ondernet volgde de planttemperatuur de luchttemperatuur op knophoogte (Figuur 18 en Figuur 19). 16 17 18 19 20 13:2 9:03 13:34 :03 13:3 9:03 13:44 :03 13:4 9:04 13:54 :04 13:5 9:03 14:04 :03 14:0 9:04 14:14 :04 14:1 9:03 14:24 :03 14:2 9:03 P la n tt e m pe ra tuur IR laag IR hoog T knoph

Figuur 18 Het verloop van de planttemperatuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 27 maa t om 14.00 uur. Het onde net was uitgeschakeld

. r r r . 12 13 14 15 3:28 :56 3:33: 56 3:38: 55 3:43 :55 3:48: 55 3:53 :56 3:58 :56 4:03: 55 4:08 :55 4:13 :55 4:18: 56 4:23 :56 4:28 :56 IR laag IR hoog T knoph

Figuur 19 Het verloop van de planttemperatuur op de verschillende meetpunten, vanaf een half uur vóór inschakeling van de ventilatoren tot een half uu erna op 28 maa t om 04.00 uur. Het onde net was uitgeschakeld

.

r r r .

(23)

3.4 Gemiddeld effect in de hele meetperiode

In de gehele meetperiode hebben de ventilatoren even lang aan en uit gestaan. Per 24 uur stonden ze 12 uur aan en 12 uur uit. Tussen 8 uur en 17 uur, de dagperiode stonden ze 4 uur uit en 5 uur aan; dit is de periode van instraling, waarbij er minder gestookt werd. Waarschijnlijk daardoor was de gemiddelde temperatuur op hoogte van het ondernet in de tijd dat de ventilatoren draaiden, over de hele periode wat lager en die boven het gewas als gevolg van de instraling wat hoger (Figuur 20).

13 13.5 14 14.5 15 15.5 16 16.5 17 17.5 18

onder mid knop boven

T e m p er at u u r V uit V aan

Figuur 20 De gemiddelde temperatuur op de verschillende meethoogtes, ove de gehele meetperiode, verdeeld in de periodes dat de ventilatoren uit o aan gestaan hebben

. r

f .

Het gemiddelde vochtdeficiet was in de periodes dat de ventilatoren draaiden iets hoger dan als ze uit stonden, behalve op de hoogte van het ondernet. De verschillen zijn echter minimaal.

0 0.5 1 1.5 2 2.5 3 3.5 4

onder mid knop boven

V o ch td ef ic ie t V uit V aan

Figuur 21. Het gemiddelde vochtdeficiet op de verschillende meethoogtes, ove de gehele meetperiode, verdeeld in de periodes dat de ventilato en uit o aan gestaan hebben

r

(24)
(25)

4

Conclusie en discussie

Het gebruik van ventilatoren om een verticale luchtstroom te bewerkstelligen, heeft in dit onderzoek beperkt effect gehad. Bij uitgeschakeld ondernet is gezien dat de warmte van bovenin de kas tot op knopniveau het gewas in kon worden geblazen. De luchtstroom drong echter slecht door in het zeer dichte lelie-gewas. Het vochtdeficiet tussen het gewas werd door het gebruik van de ventilatoren nauwelijks beïnvloed, waardoor het risico op papierblad door een te hoge luchtvochtigheid en slechte mineralenopname door te weinig verdamping niet werd verminderd. Om beide genoemde risico’s daadwerkelijk te verminderen is een forse verlaging van de luchtvochtigheid noodzakelijk en die werd in deze opzet niet gehaald.

De metingen zijn gedurende een relatief korte periode in één seizoen uitgevoerd, maar omdat de luchtvochtigheid tussen het gewas in de proef erg hoog was en zo weinig effect van de ventilatoren is gevonden, mag worden verwacht dat het effect ook in andere tijden van het jaar gelijk is.

De metingen zijn in een zeer dicht gewas, vlak voor de oogst, gedaan. In een jonger of meer open

leliegewas zal de luchtstroom beter door kunnen dringen en zal het effect van verticale luchtcirculatie groter zijn. In een jong en/of open gewas zal er echter ook zonder het gebruik van ventilatoren al een betere menging van de lucht plaatsvinden door diffusie en convectie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze studie worden de resultaten van BOAM niet vergeleken met een andere behandeling, maar wordt naar het verschil tussen de baselinefase en de behandelfase gekeken, waardoor

de indruk geven vertraagde reacties te zijn, zoals die fotomorfogenetische invloeden welke in de primordia van het groeipunt afwijkende structuren teweegbrengen waarvan de

The main objective was addressed through the completion of four sub-objectives: firstly, by determining farmers‟ perceptions of drought based on the knowledge they have on

The current study identified the following operational competencies: communication and behaviour management, interpersonal relationships, planning and assessment,

De volgende rassen werden in dezo proof opgeaoMeni 1 Dubbele witte zonder draad.. 4

Deze controle kan ofwel gebeuren in het regionaal ziekenhuis Heilig Hart in Leuven ‘s ochtends tussen 8u00 en 9u30, ofwel in het Life Expert Centre, schipvaartstraat

De hogere kosten voor de productie van het local-for-local product worden niet gecompenseerd door lagere afzetkosten. Het local-for-local product zal daardoor een hogere

“Waar de schenker ons meer vrijheid laat om zijn fondsen toe te kennen, kie- zen we graag voor domeinen waar nog niet veel onderzoek gebeurt: geriatrie, niet-farma