• No results found

Demystificatie van de Algerijnse vrouw?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Demystificatie van de Algerijnse vrouw?"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Demystificatie van de Algerijnse vrouw?

Literaire representaties van de maatschappelijke positie van vrouwen in Algerije (1945 - 1999)

Rebecca Meershoek (10190007)

Scriptie Master Geschiedenis

Dr. N. G. Pas (begeleider)

Dhr. dr. C. M. Lesger (tweede lezer)

27 juni 2017

(2)

Zoals een heldere plek aan de hemel verdwijnt in de nevel.

- Yasmina Khadra in De Lammeren Gods

(3)

Inhoudsopgave

Paginanummer: Inleiding 1

Demystificatie van de Algerijnse vrouw? Onderzoeksvraag, afbakening, bronnen

1. Historiografie en theorie 7 1.1 Historiografie

1.2 Marnia Lazreg: voorbij het religieus paradigma

2. (De)Kolonisatie (1940 - 1962) 16 2.1 Ontembare woestelinge

2.2 De bloedige ster 2.3 Deelconclusie

3. Onafhankelijkheid (1962 - 1978) 26 3.1 Het object van verlangen

3.2 Ma zocht geen ruzie meer met God 3.3 Deelconclusie

4. Radicalisering (1978 - 1999) 34 4.1 Leven in de nevel

4.2 De dwaalwegen van de barbarij 4.3 Deelconclusie Conclusie 43 Bibliografie 46 Primaire bronnen Secundaire literatuur Websites Bijlagen 51

Bijlage 1: Koloniale ansichtkaarten Bijlage 2: Abstract in English Bijlage 3: Abstract en français


(4)

Inleiding

Demystificatie van de Algerijnse vrouw?

Al voor de Franse kolonisatie van Algerije was de Algerijnse vrouw een gewild lustobject. Op ansichtkaarten, in boeken, films en andere uitingen van kunst is de gesluierde vrouw met haar

doordringende, gekwelde ogen overal te vinden. Tijdens de Franse kolonisatie van Algerije stuurden de Franse mannen regelmatig ansichtkaarten en foto’s uit Algerije naar Frankrijk met daarop erotisch getinte 1

foto’s van schaars geklede Algerijnse vrouwen. Door vrouwen uit Algerije op deze manier uit te beelden, werden ze neergezet als lustobjecten. De foto’s geven tegelijkertijd de totale overheersing weer waar de Fransen naar streefden in Algerije. “The model, in selling the image of her body (dispossession through

remuneration), sells at the same time, by virtue of her exemplariness, the image of the body of Algerian women as a whole” . De boodschap van de ansichtkaarten was dat de Orient veroverd was door Frankrijk. 2

Door de lichamen van de Algerijnse vrouwen te claimen, werd de hele samenleving geclaimd. 3

Ook tegenwoordig worden vrouwen uit Algerije, net als vrouwen uit de rest van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, nog steeds in verband gebracht met de clichés over hun mysterieuze, onderdrukte levens. Het bestaande beeld is gevormd tijdens de kolonisatie en is sindsdien door sociale en feministische wetenschappers altijd braaf bevestigd. “Fancy and fact mix to create a notion of massive difference. The

language used to define women in North Africa and the Middle East creates and sustains their irremediable difference from other women.” Algerije en haar inwoners waren in ieder opzicht “anders” dan de Fransen 4

zelf en met name de vrouwen in Algerije waren het object van de fantasie van mannen en vrouwen. Dit leidde tot eindeloos gevarieerde mystificatie van Algerijnse vrouwen. Tot op de dag van vandaag worden zij daarmee geconfronteerd. Gek genoeg is dit beeld vrijwel alleen gebaseerd op koloniale bronnen van de Fransen. Stemmen van Algerijnse mannen of vrouwen zelf zijn schaars. 5

Het is niet gebleven bij fantasieën over Algerijnse vrouwen. De westerse academici hebben een 6

oordeel gevormd over de vrouwen in Algerije. De Algerijnse vrouw wordt onderdrukt, zo wordt

verondersteld, en zij is ondergeschikt aan de mannen in haar samenleving. De oorzaak daarvan ligt bij de Islam, een religie die afwijkt van de religie’s in het westen. In deze veronderstellingen blijft onduidelijk wie precies bedoeld wordt met de Algerijnse vrouw. Komt zij uit de grote stad of van het platteland, is ze van een hoge klasse of juist niet, is zij islamitisch, is ze geletterd, is ze gekleurd? Door te spreken over de Algerijnse vrouw op de manier zoals dat gebeurde in de Franse koloniale literatuur blijven al deze vragen onbeantwoord en blijft de Algerijnse vrouw een gemystificeerde verschijning.

Voor een selectie van koloniale ansichtkaarten en foto’s van Algerijnse vrouwen, zie bijlage 1, afbeeldingen afkomstig

1

uit Malek Alloula, The Colonial Harem (Minneapolis, 1986), p. 62-64, 93, 94, 114. Aloulla, The Colonial Harem, p. 118.

2

Ibidem, p. 118-120.

3

Marnia Lazreg, Eloquence of Silence: Algerian Women in Question (New York, 1994), p. 13.

4

Ibidem, p. 13.

5

Met “het westen” wordt hier en in de rest van dit onderzoek verwezen naar de manier waarop deze term gebruikt

6

wordt door Samual Huntington in zijn beroemde boek Clash of Civilizations and the Remaking of New World Order (New York, 1996). Hier omschrijft hij de verschillende culturele blokken in de wereld, waaronder het westerse en het arabische blok, die volgens Huntington na de Koude Oorlog tegenover elkaar zijn komen te staan als machtsblokken en voor de moderne conflicten zorgen.

(5)

De Algerijnse sociologe en antropologe Marnia Lazreg zet zich vanaf het einde van de jaren tachtig van de twintigste eeuw fel af tegen verschillende aspecten van de bestaande literatuur over vrouwen in Algerije.

“Silence in Algeria is both deadening and eloquent. It is deadening by the sheer weight of the concepts that

have condemned Algerian women to an irremediable caricatural existence. It is eloquent in that it has led to actions that women have taken throughout their history, the time design they clung to, the changes they continue to make in their lives as their voices are persistently quelled.” 7

Lazreg bekritiseert bovenal het beeld dat door westerse academici gevormd is van vrouwen in Algerije. Dit komt doordat er altijd gerefereerd wordt aan de Algerijnse vrouw als entiteit zonder haar te specificeren en doordat de oorzaak van de onderdrukking van vrouwen in Algerije uitsluitend wordt gezocht in de Islam zonder daarbij naar andere factoren te kijken. Als Algerijnse vrouw herkende zij zich niet in het bestaande beeld en dit leidde ertoe dat zij dit beeld in haar publicaties wil rechtzetten. Het is te simpel, zo veronderstelt Lazreg, om de ongelijkheid te wijten aan de impact van de Islam. Dat is een achterhaalde veronderstelling een verouderd paradigma dat voortkomt uit het koloniale tijdperk. Lazreg noemt dit het religieus paradigma. Verder levert Lazreg kritiek op de manier waarop door feministische academici gekeken wordt naar de vrouwen uit de Derde Wereld, in dit geval de Algerijnse. Ze verwijst hiermee naar de manier van het bedrijven van vrouwengeschiedenis die gebruikelijk is geworden in de jaren zestig en zeventig.

Deze periode wordt gekenmerkt door de opkomst van vrouwengeschiedenis als een discipline. Deze feministen streden niet zozeer voor meer rechten voor vrouwen in het dagelijks leven, maar voor een plek voor vrouwen in de geschiedenis. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw vinden er dus verschillende 8

ontwikkelingen plaats in de vormgeving van de feministische wetenschap, maar wat betreft vrouwen in Algerije blijft men hangen in het paradigma. Deze feministische stroming in de academische wereld kwam op aan het einde van de jaren zestig en probeerde het gewone dagelijkse leven van vrouwen te ontdekken. Men wilde verbanden leggen tussen verschillende gebeurtenissen in het algemeen en specifiek op het gebied van vrouwenrechten. Vanaf de jaren zeventig proberen deze academische feministen van vrouwen een object te maken in historisch onderzoek. Er wordt naar vrouwen in de geschiedenis gezocht en met deze informatie proberen zij vrouwen in de geschiedenis te schrijven. Een van de meest vooraanstaande historici van deze stroming is Joan Wallach Scott. De methode die deze stroming gebruikt is ‘bottom up’ ofwel vanuit onderen naar de samenleving kijken. Vrouwen worden als agents gezien en niet meer alleen als slachtoffer. Aan 9

vrouwen wordt een stempel gegeven op basis van ‘experiences’ waarmee een nieuwe subjectiviteit wordt gegeven aan vrouwen:

“…the process of studying ‘other’ women results in constructing for them a new subjectivity. This new

subjectivity may intersect with the one experienced by the women in question. However, there is no guarantee

Lazreg, Eloquence of Silence, p. 224.

7

Marnia Lazreg, Women’s Experience and Feminist Epistemology: A Critical Neo-rationalist Approach, in Kathleen

8

Lennon, Margaret Whitford (red), Knowing the Difference: Feminist Perspectives in Epistemology (1994), p. 53-54. Sara M. Evans, Feminisms’ History and Historical Amnesia, Modern Intellectual History (2013), vol. 10, no. 2, p.

9

(6)

that it does, and it often does not. I have yet to understand myself, to find myself, in the studies done by feminists about Middle Eastern women. This means that there is no mechanism (epistemological or otherwise) whereby women can move from one type of experience to another.” 10

De feministische literatuur breidt zich steeds verder uit en ontwikkelt zich. In de jaren tachtig ontstaat er bijvoorbeeld steeds meer interesse in interdisciplinariteit van vrouwenstudies. Dit is ook de periode waarin de eerste werken van Lazreg gepubliceerd worden met daarin veel kritiek op de huidige feministische geschiedschrijving. Deze kritiek, niet alleen van Lazreg, maar ook uit de rest van de Derde Wereld, blijft toenemen. Het voornaamste punt van kritiek is dat met het gebruik van de term ‘Third World Women’ de vrouwen in eenzelfde kader geplaatst worden, terwijl hun levens onvergelijkbaar zijn. Er kan 11

niet gesproken worden over vrouwen uit de Derde Wereld alsof zij allemaal hetzelfde zijn. Net zoals er niet gesproken kan worden over de Algerijnse vrouw, omdat ook binnen Algerije immens grote verschillen zijn tussen bijvoorbeeld vrouwen uit verschillende regio’s, klassen en families. Lazreg is niet de enige, maar wel een van de eerste en meest vooraanstaande auteurs die zich zo fel afzet tegen de manier waarop in de bestaande feministische academische literatuur over Algerijnse vrouwen geschreven wordt.

In de eenentwintigste-eeuwse literatuur over vrouwen in de Derde Wereld wordt allereerst het begrip Derde Wereld niet meer gebruikt. Ook wordt geprobeerd om een stem te geven aan ongehoorde vrouwen in deze gebieden zonder daarbij te generaliseren. Daarnaast zijn er historische omstandigheden waarin religie dikwijls veel impact heeft, zonder dat dit betekent dat alleen religie als oorzaak gezien moet worden. Het werk van Lazreg heeft voor grote veranderingen gezorgd in het schrijven over Algerijnse vrouwen. “In demystifying the dichotomous notion that a woman is either “Algerian” whatever that means, or

“Westernized”, (Algerian) feminists expose the ideological nature of prevailing conceptions of women.” 12

De mystificatie van Algerijnse vrouwen die voortkomt uit het kolonialisme is te plaatsen in de bredere traditie van het Oriëntalisme zoals gedefinieerd door Edward Saïd in 1978. Ondanks dat zijn boek inmiddels tamelijk omstreden is, belicht zijn theorie belangrijk binnen dit onderwerp. “Because of

Orientalism, the Orient was not (and is not) a free subject of thought or action.” . De “Orient”, het oosten, 13

wordt gerepresenteerd door de westerse wetenschap die bepalend is voor het bestaande beeld van de Orient. Het beeld is gevormd door de koloniale machten en sindsdien niet in twijfel getrokken. Saïd geeft drie betekenissen van Orientalism die samen het geheel vormen. Orientalism gaat over de Orient, wordt

vormgegeven door de dichotomie tussen de Oriënt en de Occident (het westen), en Orientalisme is tenslotte een westerse manier van domineren, herstructureren en het verkrijgen van autoriteit over de Oriënt zoals tijdens het koloniale tijdperk. Dit gebeurde ook met Algerije al voor de kolonisatie en leidde tot een 14

mystificatie van zowel Algerijnse mannen als vrouwen. Voor de Algerijnse vrouwen geldt veel meer dan voor de mannen dat zij tot op heden niet aan de mystificatie hebben weten te ontsnappen.

Lazreg, Women’s Experience and Feminist Epistemology, p. 53.

10

Joan Wallach Scott, Feminism’s History, Journal of Women’s History (2004), vol. 16, no. 2, p. 10-29.

11

Lazreg, Eloquence of Silence, p. 205

12

Edward Saïd, Orientalism (New York, 2014), p. 3.

13

Ibidem, p. 2-4.

(7)

Onderzoeksvraag, afbakening en bronnen

Het doel van dit onderzoek is om een antwoord te vinden op de vraag hoe de maatschappelijke positie van vrouwen in Algerije literair wordt gerepresenteerd tussen 1945 en 1999. Voor deze analyse is eerst aan het werk van Marnia Lazreg een theoretisch kader ontleend dat in de hoofdstukken daarna zal gelden als richtlijn voor de analyse van de primaire bronnen. Voor de rest van de hoofdstukken is de Algerijnse geschiedenis van 1940 tot 1999 in drie perioden verdeeld, namelijk: (de)kolonisatie, onafhankelijkheid en radicalisering. Deze perioden bakenen de hoofdstukken af en maken het mogelijk om de bronnen in de tijd te plaatsen. Het is van belang om onderscheid te maken tussen deze perioden om een genuanceerd antwoord te vinden op de hoofdvraag en de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden te kunnen bestuderen.

Zoals gebleken is, moet voor onderzoek naar de beeldvorming van de positie van Algerijnse vrouwen en factoren die deze positie beïnvloeden rekening gehouden worden met de invloed van religie, zonder deze voorafgaand als gegeven en enige verklarende factor te laten gelden. Hierom vormen naast religie als invloedrijke factor op de maatschappelijke positie van vrouwen twee andere belangrijke factoren de rode draad, namelijk het kolonialisme en het traditionalisme. Met de werken van Lazreg als theoretisch kader zijn de volgende twee deelvragen opgesteld die in de drie perioden als richtlijn voor de analyse van de bronnen gebruikt zal worden.

De eerste deelvraag gaat over hoe de maatschappelijke positie van de vrouwen die in de romans 15

voorkomen wordt verbeeld. Met deze vraag wordt de maatschappelijke positie van de belangrijke

vrouwelijke karakters in de romans ieder op zichzelf geanalyseerd en naast de andere karakters geplaatst. Het is daarbij van belang om vrouwen uit verschillende klassen, gebieden en gezinnen van elkaar te

onderscheiden. Ook zal er gekeken worden in hoeverre vrouwen als object of subject gezien worden, hoe de ruimte waarin zij zich begeven is vormgegeven en hoe zij zich daar gedragen, de mate van agency 16 17

waarover ze beschikken, hun invloed op het verloop van de gebeurtenissen in de roman voorzover die hun maatschappelijke positie bepalen.

De tweede deelvraag is drieledig en betreft de manier waarop de volgende factoren invloed hebben op de maatschappelijke positie van vrouwen. Hier zijn drie factoren vastgesteld, namelijk: religie,

kolonialisme en patriarchaat/traditionalisme. Ondanks dat de invloed van religie op de maatschappelijke positie van vrouwen geen gegeven is, is deze factor belangrijk voor het beeld van vrouwen. Hierbij zal gekeken worden naar de mate waarin die religie de overhand heeft in de roman. Kleding speelt hierbij een belangrijke rol. Het kolonialisme is de tweede factor. Deze is gekozen om zo dicht mogelijk bij de analyse van Lazreg te blijven. De verwachting is dat deze factor in eerste instantie van grote invloed zal zijn, en

In de rest van dit onderzoek zal ook met de term “positie” gerefereerd worden naar de maatschappelijke positie, zoals

15

deze hier vormgegeven is.

Ondanks het debat rondom het gebruik van publieke en private ruimte met betrekking tot genderverhoudingen is in

16

dit onderzoek gekozen deze begrippen te gebruiken. Hierbij worden de bevindingen in Ted Kylian, Public and Private, Power and Space, in Andrew Light en Jonathan Smith, The Production of Public Space, Roman & Littlefield (1998). Hierin veronderstelt hij dat deze twee begrippen geen uitersten zijn van elkaar en dat ruimtes niet per definitie publiek of privaat zijn. Daarnaast is aanwezigheid in de publieke ruimte niet hetzelfde is als vertegenwoordiging en hiermee doelt hij op machtsverhoudingen. Wanneer er in dit onderzoek gesproken wordt over toetreding tot de publieke ruimte, zal blijken dat gerefereerd wordt naar de vertegenwoordiging van vrouwen in de publieke ruimte.

Met “agency” wordt hier en in de rest van dit onderzoek verwezen naar de mate waarin een individu

17

zelfbeschikkingsrecht heeft en eigen keuzes kan maken zoals de term ook wordt gebruikt in Peter Burke, History and

(8)

gedurende het verloop van de twintigste eeuw aan invloed zal afnemen. Ten slotte is de derde belangrijke factor de invloed van het patriarchaal traditionalisme. Hierbij wordt gekeken naar invloeden van tradities die verder terug gaan dan de koloniale periode. Dit kunnen bijvoorbeeld inheemse tradities zijn. Belangrijk is om hierbij deze factor zoveel mogelijk te onderscheiden van religie.

In het eerste hoofdstuk is de historiografie en theorie van dit onderzoek uitgewerkt. Aan de hand van het theoretisch kader van het eerste hoofdstuk zullen vervolgens de romans die bij de betreffende perioden horen, geanalyseerd worden. Hiermee wordt de representatie van de maatschappelijke positie van vrouwen in de drie verschillende perioden van de Algerijnse geschiedenis aan de hand van de romans benaderd. In het tweede hoofdstuk wordt voor de periode van kolonisatie en dekolonisatie van 1940 tot 1962 geanalyseerd hoe de positie van vrouwen in Algerije literair wordt verbeeld. In het derde hoofdstuk gebeurt dit voor de periode van onafhankelijkheid. Het vierde hoofdstuk zal tenslotte hetzelfde doen voor de periode van radicalisering die uiteindelijk leidde tot de burgeroorlog.

Voor dit onderzoek worden de volgende vijf romans als primaire bronnen gebruikt: Rachid Boudjedra, De Verstoting (Houten, 1986)

Mohammed Dib, Het Grote Huis (Amsterdam, 1956) Yasmina Khadra, De Lammeren Gods (Amsterdam, 1999) Malika Mokeddem, De Ontheemde (Baarn, 1993)

Kateb Yacine, Nedjma (Amsterdam, 2013)

De datum betreft de datum van publicatie van de roman in het Nederlands. Dit betekent dat ze al eerder zijn uitgekomen in het Frans. De volgorde van de oorspronkelijke publicatie in het Frans is Mohammed Dib, Kateb Yacine, Rachid Boudjedra, Malika Mokeddem en tenslotte Yasmina Khadra. De keuze voor romans als primaire bron komt voort uit de bijzondere rol die Algerijnse romans hebben gespeeld in de geschiedenis. Zij dienden als uitlaatklep waar de media en andere informatievoorzieningen niet voldeden vanwege restricties van hogerhand. De romans bieden de bijzondere mogelijkheid om meningen te uiten die op andere manieren niet mogelijk zijn. Hierom geven de romans een beeld dat in andere bronnen uit dezelfde tijd wellicht niet gevonden zou worden.

Het is belangrijk bewustzijn te creëren van het feit dat romans niet bij voorbaat als identieke reflectie van de werkelijkheid beschouwd kunnen worden. Dat wil niet zeggen dat ze daarom niet van waarde kunnen zijn voor historisch onderzoek. Romans zijn fictief, maar leveren wel degelijk een bijdrage aan beeldvorming en herinneringen, en zijn daar tot op zekere hoogte ook een uiting van. Het is daarom van belang om niet zozeer de gebeurtenissen in de romans te bestuderen, maar de beeldvorming van de personages rondom en door de gebeurtenissen. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de achtergrond van de auteur en diens perspectief, de tijd waarin de roman tot stand gekomen is en waarop de roman reflecteert en ten slotte ook eventuele bijbedoelingen die de auteur heeft met de roman.

De romans die hier gebruikt worden, zijn in het Frans geschreven door Algerijnse auteurs en geven daarom een beeld van hoe vrouwen in Algerije door deze auteurs verbeeld worden. Er zijn relatief weinig romans naar het Nederlands vertaald voor de jaren negentig. Vanaf het einde van de jaren negentig is er een opleving in vertalingen in het algemeen en ook in Nederland. Bekende Algerijnse auteurs voor wie dit geldt zijn Rachid Boudjedra, Malika Mokeddem en Yasmina Khadra. Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt

(9)

van romans aan de hand van de beschikbaarheid van de roman in het Nederlands, de populariteit van de roman, de inhoud van de roman, de auteur en diens achtergrond. Ze spelen zich af in de twintigste eeuw tussen 1945 en 1999 in Algerije. Door de uiteenlopende auteurs, onderwerpen en momenten van publicatie hoop ik een goed beeld te kunnen geven van de Algerijnse romans in het algemeen.

Ten slotte dient het gebruik van het begrip “Algerijnse vrouw” toegelicht te worden. Het gebruiken van de generaliserende term “Algerijnse vrouw” bij onderzoek doen naar deze vrouwen kan problematisch zijn. Het mystificeert en unificeert vrouwen in Algerije die niet met elkaar vergeleken kunnen worden omdat zij zoveel van elkaar verschillen. Deze term zal in dit onderzoek worden gebruikt om naar vrouwen uit Algerije te verwijzen, omdat het een overkoepelende term is. Bij het gebruik zal zoveel mogelijk gedefinieerd worden om wat voor vrouw of vrouwen het gaat aan de hand van factoren zoals afkomst, opleiding, leeftijd, religieuze overtuiging en toewijding en klasse. Op deze manier zal het generaliserende effect van de term Algerijnse zoveel mogelijk vrouwen worden beperkt. 


(10)

1. Historiografie en theorie 1.1 Historiografie

Het oudste belangrijke werk over vrouwen in Algerije komt van Germaine Tillion. Tillion is een sociologe en antropologe uit Frankrijk. Zij werd in eerste instantie bekend om haar verzetswerk in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog en het daarop volgende verblijf in Ravensbrück, het Duitse concentratiekamp voor vrouwen. Daarvoor had ze van 1934 tot 1940 al onderzoek gedaan in de Aurès regio in Algerije. Vanaf 1954 ging zij onderzoek in Algerije doen voor de Franse regering. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Algerije had ze een bijzondere positie: ze onderhandelde met de Algerijnse strijders. In 1956 werd haar boek

L’Algérie en 1957 gepubliceerd. In dit boek doet Tillion verslag van de situatie in Algerije, de oorlog en wat

de Franse invloed volgens haar met de samenleving daar heeft gedaan. Het boek was op het moment van publicatie controversieel, omdat het vernieuwend was. Zij schreef bijvoorbeeld als een van de eersten over de terreur door Frankrijk in Algerije. 18

In een later boek in 1966, Le Harem et les Cousins, richt Tillion zich op vrouwen in Algerije van het platteland in Kabilië en doet weer een voor die tijd provocatieve veronderstelling. De oorsprong van het onderdrukken van de vrouwen in deze gebieden komt volgens haar niet voort uit de Islam, zoals door de Fransen toen werd beweerd. De verklaring moet volgens haar gezocht worden in de plattelandse samenleving waarin waarde wordt bepaald door de relatie met mannen en de mannelijke lijn in de familie van belang is. Dit type samenleving heeft een Mediterraanse herkomst in combinatie met Islam. Wanneer vrouwen ook recht hebben op erfenis, wordt het uithuwelijken aan een “cousin” ineens veel aantrekkelijker. Door middel van endogamie, het trouwen binnen familiale kringen, konden familie-eigendommen binnen de familie gehouden worden. Hier was al sprake van lang voor de opkomst van de Islam. Door middel van religie werd geprobeerd om de positie van vrouwen te verbeteren door bijvoorbeeld rechten aan vrouwen te geven op het gebied van eigendom bij erfenis. Bij vergelijking van vrouwen in Algerije met Europese vrouwen komt wel naar voren dat dit type samenleving vaak samenging met Islamitische samenlevingen. Tillion sluit een correlatie tussen beide niet uit. Haar standpunt over de Islam was voor deze tijd uitzonderlijk, maar toch kreeg het boek weinig aandacht. Pas rond de jaren tachtig kwam haar werk weer in de belangstelling en verscheen een Engelse vertaling van dit boek. Ook werd er nadien steeds meer naar dit werk gerefereerd door andere auteurs, maar hierover later meer. 19

Een van de meest besproken Algerijnse auteurs die tijdens de oorlog over Algerije schreef is Frantz Fanon. Fanon was tot 1956 psychiater in Algerije en raakte tegelijkertijd betrokken bij de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd als redacteur van het tijdschrift van het FLN. Zijn bekendste boek is The Wretched

of the Earth uit 1961, gepubliceerd tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. In dit boek bespreekt hij

hoe geweld een belangrijke rol speelt bij dekolonisatie en geeft hij tegelijkertijd een stem aan de zogenaamde Verwijzing naar Germaine Tillion, Algeria: the Realities, Knopf (Michigan, 1958), in David Gordon, Women of

18

Algeria: an essay on change, Harvard University Press (Massachusets, 1968), p. 73-74, Mongin Olivier, Lucidité,

obstination, amitiés: les vies politiques de Germaine Tillion (2015), Esprit, p. 58-69 en To meet Germaine Tillion, http:// www.germaine-tillion.org/biography/, geraadpleegd op 17 juni 2017.

Le Harem et Les Cousins, reviewed by J.H., Archives de sociologie des religions, 11e Année, No. 22 (1966), p. 225,

19

Diane L. Allen, The Journal of Modern African Studies 10, no. 4 (1972), p. 659-62, Germaine Tillion, Le Harem et les

Cousins, Editions de Seuil (Parijs, 1966), p. 199-212, en Elizabeth Fernea, International Journal of Middle East Studies,

(11)

Derde Wereld. Niet lang hiervoor schreef hij een ander boek over Algerije, A Dying Colonialism, dat werd gepubliceerd in 1959. Het hoofdstuk Algeria Unveiled uit dit boek gaat over de rol van vrouwen in het verzet. Over vrouwen in Algerije zegt Fanon hier twee belangrijke dingen. Allereerst over de “veil” die zij 20

dragen en de vaak onbegrepen betekenis hiervan. Het dragen van een veil was voor Algerijnen een symbool dat veranderde van een in eerste instantie traditioneel gebruik naar een instrument in de strijd in de

Revolutie. Via vrouwen in Algerije en probeerden de Fransen door te dringen tot de Algerijnen. Zij meenden namelijk dat vrouwen in Algerije onderdrukt werden door het dragen van een veil. De veil symboliseerde in de ogen van de Fransen het objectiveren en vernederen van de vrouwen en dat vonden zij “barbaars” en achterhaald. De Fransen wilden vrouwen in Algerije voor zich winnen en dachten dit te bereiken door hun optiek van vrijheid te bieden. Dit zou vervolgens de Algerijnse mannen wakker schudden en op die manier zou de gehele Algerijnse cultuur domesticeren en assimileren met de Franse cultuur. De agressiviteit die 21

kwam kijken bij het ontsluieren van de schaarse vrouwen die wilden meewerken met de Fransen, zorgde er in de praktijk voor dat menig vrouw juist teruggreep op de Algerijnse tradities en de hoofddoek. Fanon schrijft in het essay ‘To the colonialist offensive against the veil, the colonized opposes the cult of the veil. 22

Daarnaast waren er vrouwen die inzagen dat zij, door ongesluierd over straat te gaan, minder aandacht trokken van de Fransen. Tijdens de Revolutie veranderde de betekenis van het dragen van een hoofddoek voor vrouwen in Algerije. Vanaf 1955 werden vrouwen op steeds grotere schaal actief in de Revolutie en werd de sluier ook steeds meer gebruikt als instrument in de oorlog. Door zonder sluier over straat te gaan, konden bijvoorbeeld in een koffer, wapens of documenten verstopt worden. Fransen

beschouwden ongesluierde vrouwen als geassimileerde vrouwen, en zouden hen minder snel aanhouden en controleren. Dit zorgde ervoor dat tijdens de Algerijnse dekolonisatie, vrouwen plotseling veel belangrijke rollen toegewezen kregen. Vrouwen hadden steeds belangrijkere posities in het verzet tegen de Fransen en zij waren uiteindelijk een doorslaggevende factor bij de bevrijding van Algerije. Vanuit het Algerijnse

perspectief veranderde hierdoor dus de positie van de vrouw. Fanon zegt dat vrouwen door hun bijdrage aan de dekolonisatie niet alleen Algerije bevrijdden, maar ook zichzelf van hun ondergeschikte positie. 23

Het hoofdstuk van Fanon is dus wat betreft de positie van vrouwen optimistisch over de toekomst, maar bevestigt eveneens dat voor de oorlog religie een onderdrukkende factor was voor vrouwen. De oorlog veranderde de omstandigheden en gaf een nieuwe betekenis aan het dragen van bedekking. Het geeft echter tegelijkertijd aan dat die bedekking in eerste instantie onderdrukkend was, omdat de betekenis ervan

veranderde. Vanaf de jaren negentig ontstaat kritiek van feministen over de manier waarop Fanon Algerijnse vrouwen benadert. In zijn analyse ontbreekt nuance wanneer hij het heeft over abstracte begrippen zoals vrijheid en onderdrukking. Het perspectief van deze begrippen waar hij de vrouwen vanuit benadert is onduidelijk. Bovendien levert zijn objectiverende benadering van het vrouwelijk lichaam bij aan het mystificeren van de vrouwen in Algerije.

Onder “veil” vallen gebruikelijk vier stijlen van bedekking, namelijk: hijab, jilbab, niqab en khimar. Met “veil”

20

wordt hier en in de rest van dit onderzoek voornamelijk verwezen naar de hijab die in Algerije tot uiting komt in een witte sluier. Voor meer over veiling, zie Marnia Lazreg, Questioning the Veil: Open letters to Muslim women (Princeton, 2009), p. 12-14.

Frantz Fanon, A Dying Colonialism, Algeria Unveiled, origineel Frans uit 1959, p. 42-44.

21

Ibidem, p. 46-47.

22

Rita A. Faulkner, Assia Djebar, Frantz Fanon, women, veils, and land, World Literature Today, vol. 70, no. 4 (1996),

23

(12)

Na de onafhankelijkheid is de Algerijnse Fadéla M’Rabet een belangrijke stem vanwege haar publicatie in 1965: La femme algérienne. Haar werk past in de feministische traditie waar veel kritiek werd geleverd op de genderverhoudingen. In haar boek wordt hard uitgehaald naar de mannen in Algerije. Haar boek is voornamelijk gebaseerd op eigen ervaringen en mist hierdoor volgens critici een zekere sociale, analytische diepgang. M’Rabet schrijft dat vrouwen in Algerije, ondanks dat zij volgens de wet gelijk zijn aan mannen, op het moment van schrijven nog steeds behandeld worden als ondergeschikt en als een object. Mannen zien vrouwen als iets dat zij bezitten en kunnen slechts op erotische wijze handelen als het gaat om vrouwen. Ondanks de verschillen, veronderstellen zowel M’Rabet als Tillion dat er een probleem is met 24

betrekking tot het beeld van vrouwen in Algerije. Zij zoeken de oorzaak van dit probleem niet direct in de religie, maar wel in de cultuur die beïnvloed is door religie. Beide werken kregen veel anti-feministische reacties, zoals de beschuldiging cultureel imperialist te zijn. Tegelijkertijd waren de Fransen veel positiever en steunden zij de veronderstellingen van Tillion en M’Rabet. 25

Na de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog verschijnt in 1968 Women of Algeria van de hand van de westerse historicus David Gordon. Gorden heeft veel publicaties over Algerije op zijn naam staan. De periode waarin dit boek gepubliceerd werd maakt het van grote waarde. Zijn boek kwam namelijk tot stand in 1966, vlak na de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Het boek probeert vlak na de oorlog een overzicht te geven van de geschiedenis van vrouwen in Algerije. Hij maakt daarbij regelmatig onderscheid tussen de vrouwen uit de hoge en lage klassen, maar is in zijn conclusie toch generaliserend. Gordon onderscheidt in dit essay grofweg vier perioden voor ‘the drama of Algeria’s women’. Deze perioden betreffen de periode tot de Franse bezetting, de Franse bezetting, de revolutiejaren en de ontwikkelingen van een onafhankelijk Algerije. Hij analyseert hoe de positie van de vrouw in Algerije aan verandering onderhevig is geweest in deze vier perioden. Daarnaast bekritiseert Gordon de thesis van Fanon dat de dekolonisatie heeft bijgedragen aan de bevrijding van vrouwen, met het oog op wat er daarna heeft plaatsgevonden. Vrouwen waren namelijk niet bevrijd, zo stelt Gordon, want hun rechten en vrijheden werden na de dekolonisatie vrijwel geheel teruggedraaid. Dat kwam doordat de politiek teruggreep op de extreem traditionalistische ideeën over onder anderen vrouwen, wat te maken had met de afkeer van al het Franse en westerse. Tegelijkertijd hadden vrouwen in de oorlog kunnen proeven van de vrijheid, waardoor het wegnemen ervan na afloop extra pijnlijk was. 26

Gordon is het oneens met de voorspelling van Fanon over wat er na de oorlog zou gebeuren met vrouwen in Algerije. Hij zegt dat de oorlog de situatie voor vrouwen nog erger maakte omdat ze even hadden kunnen proeven aan de vrijheid maar het toen weer moesten inleveren. Volgens Gordon is er in Algerije een constante dichotomie tussen traditionalisme en modernisme, ook wat betreft de positie van vrouwen. Vrouwen zijn volgens Gordon slaven van de Algerijnse samenleving en de heersende tradities. Het waren 27

uitzonderlijke omstandigheden waarin vrouwen even konden genieten van beperkte vrijheden, maar door het teruggrijpen op de Algerijnse cultuur werden zij direct na de oorlog weer opgesloten. Daarmee past Gordon nog duidelijker dan Tillion en M’Rabet in de traditie waarin de ondergeschiktheid van vrouwen wordt

David Gordon, Women of Algeria: an essay on change, Harvard University Press (Massachusets, 1968), p. 70-73.

24

Ibidem, p. 70-74.

25

Diane L. Allen, Review, The Journal of Modern African Studies, vol. 10, no. 4 (1972), p. 661-662.

26

Gordon, Women of Algeria, p. 81-83.

(13)

verklaard door de tradities en religie van het land en waar de dichotomie tussen een traditioneel Algerije en een modern Algerije alomtegenwoordig is.

In 1972 maakt de historicus Alf Andrew Heggoy als een van de eersten een belangrijk onderscheid tussen de Europese en de Algerijnse kijk op vrouwen in een gekoloniseerd en onafhankelijk Algerije. Dit is vernieuwend in de historiografie en biedt in bepaalde opzichten een nieuwe kijk op de kwestie van vrouwen in Algerije. In zijn artikel kijkt Heggoy onder anderen naar huwelijken tussen Fransen en Algerijnen en deze noemt hij “intermarriages”. Hij veronderstelt dat dit er weinig zijn voor twee groepen mensen die zo lang met elkaar hebben samengeleefd. De oorzaak moet volgens Heggoy gezocht worden bij religieuze en culturele misvattingen tussen de twee groepen. Intermarriage zegt namelijk iets over de mate van assimilatie waarvan in Algerije weinig sprake was.

Toch vervalt Heggoy ook in het oude paradigma: dat er zo weinig assimilatie was met de Fransen in Algerije komt volgens hem door de Islam. De slechte positie van vrouwen in Algerije heeft hier ook mee te maken. Omdat er sprake was van Europees onbegrip met betrekking tot de Islamitische tradities, konden de twee groepen niet goed mengen. Het onbegrip tussen de twee samenlevingen komt door onbegrip tussen Europeanen en de Islam. De Algerijnse (islamitische) tradities vormden beperkingen voor vrouwen in Algerije, maar beschermden deze vrouwen tegelijkertijd ook tegen grotere gevaren en gaven aan deze vrouwen specifieke rechten. Tijdens de koloniale periode werden de Algerijnse mannen door de Fransen overheerst in de publieke sfeer en daardoor werden zij teruggedrongen naar de private sfeer. Binnenshuis waren zij nog de baas en dat wilden zij laten zien. Dit zorgde volgens Heggoy voor een verstevigde positie van de Islamitische tradities binnenshuis en een verslechterde positie voor de vrouwen. Het verschil tussen 28

Algerije en bijvoorbeeld Nederlands-Indië, waar een groot deel van de inheemse bevolking ook Islamitisch was, is dat Algerije werd gezien als een onderdeel van Frankrijk in plaats van als een kolonie. Hierdoor vestigden hele gezinnen zich in Algerije, terwijl in Nederlands-Indië vooral jonge mannen zich vestigden, waardoor intermarriage sneller voorkwam.

In een artikel uit 1974 reageert Heggoy op een standpunt van Gordon in deze kwestie, namelijk dat de positie van vrouwen voor en na de onafhankelijkheid slecht was. Hiervoor beroept hij zich onder anderen op een werk van Pierre Bourdieu uit 1962, waarin hij zegt dat vrouwen in de Algerijnse tradities relatief 29

juist veel rechten en vrijheid hadden ten opzichte van andere Arabische landen. Een voorbeeld hiervan is dat vrouwen in een huwelijk niet gekocht werden, maar dat een huwelijk diende als manier om nieuwe

connecties te maken tussen families. Vrouwen hadden hierdoor een bepaalde waarde, omdat zij iets konden betekenen voor de familie. Heggoy maakt dus enerzijds een onderscheid tussen de Europese manier van het 30

kijken naar de positie van vrouwen en de Algerijnse, wat een moderne benadering is voor die tijd. Bovendien geeft hij al aan dat de vrouwen in Algerije lang niet zo onderdrukt werden in de tradities als altijd gedacht werd. Er is een groot verschil tussen de Islam in Noord-Afrika en die in het Midden-Oosten, maar toch wordt Algerije in de historiografie vaak tot de Arabische wereld gerekend. Heggoy merkt dit verschil op, maar toch houdt hij het religieuze paradigma in stand door de onderdrukking van vrouwen hieraan te blijven koppelen.

Alf Andrew Heggoy, Cultural disrespect: European and Algerian views on Women in Colonial and Independent

28

Algeria, Muslim World, Vol.62, no. 4 (1972), p. 323-334, 327-328, 333-334.

Heggoy verwijst in zijn artikel naar Pierre Bourdieu, The Algerians, Beacon Press (Boston, 1962).

29

Alf Andrew Heggoy, Research Notes on the Evolution of Algerian Women, African Studies Review, vol. 17, no. 2

30

(14)

Ondanks dat verschillende historici hebben gepoogd een vernieuwende kijk te bieden op

beeldvorming van de maatschappelijke positie van vrouwen in Algerije, blijven ze tot de jaren tachtig steeds uiteindelijk terugvallen op de generaliserende veronderstelling dat de Islamitische tradities die vrouwen in Algerije onderdrukken. De eerste die het denken in dit paradigma expliciet benoemt en hier bewust mee breekt is Marnia Lazreg. Lazreg is een sociologe die zelf van oorsprong uit Algerije komt. Ze is daar opgegroeid, maar na haar studie naar Frankrijk en vervolgens naar de Verenigde Staten gegaan. Hier zag ze van dichtbij hoe er buiten het Midden-Oosten over vrouwen in deze regio gedacht en geschreven wordt. Het sloot niet aan bij hoe zij dat zelf had ervaren en dit spoorde haar aan om hierover te schrijven. Wat haar zo bijzonder maakt, is dat zij in al haar werken vanuit een interdisciplinair en nieuw kader kijkt naar de positie van vrouwen in Algerije.

Het concept van het religieuze paradigma wordt door Lazreg geïntroduceerd in een publicatie uit 1988, The Perils of Writing as a Woman on Women in Algeria. Hierin wordt vooral kritisch teruggeblikt op hoe er naar Algerijnse vrouwen gekeken is. Ze is het niet alleen oneens met de eeuwige religieuze oorzaak die gegeven wordt aan de ondergeschiktheid van Algerijnse vrouwen, maar ook met het over een kam scheren van alle Algerijnse vrouwen in de bestaande historiografie. In haar artikel Gender and Politics uit 1990 wordt door Lazreg het religieus paradigma verder uitgewerkt, samen met haar eigen perspectief op vrouwen in Algerije. Ze voegt hier bijvoorbeeld aan toe dat het paradigma voortdurend als voornaamste oorzaak wordt gegeven, dan wel in positieve, dan wel in negatieve zin. In 1994 publiceert Lazreg vervolgens het boek The Eloquence of Silence: Algerian women in question, waarin het onderwerp van de voorgaande artikelen nog verder uitgewerkt worden. Haar onderzoek in dit boek gaat verder dan voorgaande

onderzoeken, omdat zij interdisciplinair onderzoek verricht en een stem geeft aan vrouwen in Algerije. Als bronnen voor haar onderzoek heeft ze interviews, persoonlijke ervaringen, primaire bronnen uit de archieven in Aix-en-Provence en secundaire literatuur gebruikt. Deze combinatie van bronnen maakt haar onderzoek vrij uniek. In een recensie schrijft Eleanor Mary Ann Tétreault dat de titel van het boek ironisch is omdat Lazreg met haar boek de stilte van de vrouwen Algerijnse vrouwen wil aantonen omdat zij gelimiteerd worden in het spreken, terwijl Lazreg zelf een Algerijnse vrouw is en haar boek de conversatie aangaat. 31

Aan het einde van de jaren tachtig wordt dit nieuwe paradigma steeds meer erkend en wordt verder gekeken dan de bestaande opvattingen over vrouwen in Algerije. In literatuur die hierna verscheen over Algerijnse vrouwen zijn duidelijke veranderingen te herkennen. Onder de directie van twee vooraanstaande Noord-Afrikaanse auteurs, Fatima Sadiqi en Moha Ennaji, wordt in 2011 bijvoorbeeld het boek Women in

the Middle East and North Africa: Agents of Change gepubliceerd. Fatima Sadiqi is onder anderen

hoogleraar Genderstudies aan de Universiteit van Fez in Marokko. Haar publicaties richten zich in het bijzonder op de positie van vrouwen in de Arabische wereld. Moha Ennaji is een van de bekendste en 32

belangrijkste Marokkaanse academici op het gebied van Gender en Noord-Afrika, de mede-oprichtster en presidente van het Midden-Oosten Instituut en auteur van verscheidene publicaties over Noord-Afrika. 33

Zoals de titel van het boek al weergeeft, behandelt dit boek de positie van vrouwen in het Midden Oosten en

Mary Ann Tétreault, Reviewed work: The Eloquence of Silence: Algerian women in Question by Marnia Lazreg

31

(1995), Middle East Journal, vol. 49, no. 2, p. 358-359.

Fatima Sadiqi, Universität Zürich, https://www.aoi.uzh.ch/de/genderstudies/personen/sadiqi.html, geraadpleegd op 6

32

februari 2017.

Moha Ennaji, Middle-East Institute, http://www.mei.edu/profile/moha-ennaji, geraadpleegd op 6 februari 2017.

(15)

Noord-Afrika. Het boek bestaat uit hoofdstukken van verschillende auteurs die zich richten op verschillende landen in deze regio’s waarin vrouwen een progressieve rol hebben. Er wordt steeds gekeken hoe vrouwen iets fundamenteel hebben veranderd en wat voor invloed dat heeft gehad op de samenleving. Ondanks dat 34

het boek de vrouwen uit het Midden-Oosten lijkt te generaliseren, blijkt uit de hoofdstukken dat er wel degelijk wordt ingegaan op de specifieke gevallen in de verschillende Midden-Oosterse landen.

Zahia Smail Salhi heeft het hoofdstuk Algerian Women as Agents of Change and Social Cohesion geschreven. Salhi focust op politieke gender studies in het Midden Oosten en haar naam komt veel naar voren bij het onderwerp vrouwen en Algerije. Zoals de titel al verklapt, wordt hier geschreven over vrouwen in Algerije als actieve participanten (agents of change), in de Algerijnse samenleving en dat hun geschiedenis niet te verklaren is vanuit een typische, Algerijnse vrouw. Vrouwen uit verschillende lagen van de

samenleving en uit verschillende plekken van het land, gebruikten wat beschikbaar was om hun positie te verbeteren. Doordat dit per vrouw verschilde, verschillen ook de resultaten. Het belangrijkste statement van Salhi is dat ondanks de vele uitdagingen, vooroordelen en soms slechte omstandigheden, vooruitgang is bereikt dankzij het doorzettingsvermogen van de vrouwen en de wil om zichzelf en de samenleving te veranderen. Deze manier van naar vrouwen in Algerije kijken is een voorbeeld van de hedendaagse 35

onderzoeken naar Algerijnse vrouwen en is voor Lazreg in de historiografie van vrouwen in Algerije niet op deze manier terug te vinden. De opvattingen van Salhi over Algerijnse vrouwen, maar ook de opvattingen uit andere hoofdstukken van het boek, zijn duidelijk beïnvloed door die van Lazreg. Beiden zien het belang van vrouwen los van de vooroordelen die bestaan en onderzoeken hun positie door ze als individuen te

analyseren. Verder richt Salhi zich niet alleen op religie, maar ook op economische, sociale en politieke oorzaken.

1.2 Marnia Lazreg: voorbij het religieus paradigma

‘The study of women in Algeria, like that of women in the Middle East, generally takes place within a

paradigm that gives religion a privileged explanatory power.’36

Het moge duidelijk zijn dat Lazreg met haar publicaties aan het einde van de twintigste eeuw een nieuw kader heeft gevormd voor het onderzoeken van vrouwen in de Arabische, Islamitische wereld. Met behulp van dit kader wil ik in de volgende hoofdstukken Algerijnse romans als bronnen gebruiken voor mijn eigen onderzoek naar religie en de positie van vrouwen in Algerije. Daarom zal hieronder eerst aan de hand van de publicaties van Lazreg het theoretisch kader uitgewerkt worden.

Het religieus paradigma van onderzoek naar vrouwen in Algerije houdt in dat de positie van vrouwen in het Midden-Oosten op zo’n manier bevoordeeld wordt onderzocht dat dit paradigma telkens weer wordt bevestigd. Zo werkt dit gegeven als een vicieuze cirkel en leek deze verklaring ten tijde van de publicaties van Lazreg een onveranderlijk gegeven. Lazreg veronderstelt echter dat het hier om een vooroordeel gaat.

Fatima Sadiqi en Moha Ennaji (ed), Women in the Middle East and North Africa: Agents of Change, Routledge

34

(Oxon, 2011), p. 9. Ibidem, p. 148-172.

35

Marnia Lazreg, Gender and Politics in Algeria: Unraveling the Religious Paradigm, in Signs, vol. 15, no. 4 (1990), p.

36

(16)

Dit vooroordeel gaat uit van de Islam als voornaamste oorzaak van de positie van vrouwen in Algerije, dan wel in positieve, dan wel in negatieve zin. Eigenlijk trapt iedereen in de valkuil van het religieus paradigma, zelfs wanneer er gezegd wordt dat er bewustzijn is van dit paradigma. Het paradigma heeft ook geleid tot labels die aan vrouwen in Algerije gegeven worden, namelijk Islamitische, Arabische of Midden-Oosterse vrouwen. Er wordt gesproken over het Midden Oosten, of over Arabische vrouwen, maar niemand gaat dieper in op hoe verschillend al die vrouwen zijn, en dat er daarom niet gesproken kan worden van een Algerijnse vrouw, omdat die niet bestaat. Algerije is het grootste land van Afrika met grote interne

verschillen. Er moet dus niet alleen een onderscheid gemaakt worden tussen Noord-Afrika en de Arabische 37

wereld, maar ook tussen de gebieden binnen Algerije die net zoveel van elkaar verschillen.

Vooral Amerikaanse feministen zitten vast in traditionele veronderstellingen. In haar onderzoek naar de feministische theorie kwam Lazreg tot drie grote bevindingen. De eerste bevinding is dat de meeste feministische literatuur over Noord-Afrikaanse en Midden-Oosterse vrouwen geproduceerd wordt door vrouwen die zichzelf geen feminist willen noemen. Hun werk vindt echter toch legitimiteit door de behoefte aan informatie over dit onderwerp. De tweede bevinding is dat niet-westerse feministen de westerse kennis wel willen uitbreiden, maar nauwelijks in twijfel trekken. De derde bevinding is tenslotte dat de

niet-westerse feministen hun kennis voornamelijk gebruiken om de gaten in kennis te vullen die overbleven bij de westerse feministen. Uit de combinatie van deze drie bevindingen met de case-study van Algerije, trekt Lazreg de conclusie dat er sprake is van continuïteit tussen de traditionele bevindingen die tot stand kwamen tijdens het koloniale tijdperk en de manier waarop ten tijde van de publicaties van Lazreg over dit onderwerp geschreven wordt. Dit heeft vervolgens gezorgd voor het zogeheten religieuze paradigma. 38

“If feminism is seen as a critical intellectual movement, “Eastern” feminism should attempt to bring about that intellectual renaissance that men have so far failed to carry out.” 39

De conclusie van Lazreg is dat niet alleen in Algerije, maar ook daarbuiten vrouwen continu tot object worden gemaakt en als voorwerp gebruikt worden voor films, boeken en andere uitingen van kunst. De Algerijnse kwestie moet daarom volgens haar gebruikt worden als les voor de rest van de wereld en oosterse feministen moeten daarbij het voortouw nemen.

Lazreg heeft in haar boek Eloquence of Silence vijf grote bevindingen gepresenteerd met betrekking tot Algerijnse vrouwen, namelijk dat Algerijnse vrouwen geen context in zichzelf zijn, dat het kolonialisme geen welwillend regeringssysteem was dat in de behoeften van vrouwen voorzag, dat religieuze waarden met vlagen invloed hebben gehad op vrouwen, dat de Algerijnse zaak aantoont dat cultuur identiek is aan het concept van vrouwen omdat vrouwen gezien worden als de belichamingen van de culturele authenticiteit en tenslotte dat de rechten van vrouwen niet geïmplementeerd of beschermd kunnen worden zonder dat de staat daarin actief participeert maar dat de staat tegelijkertijd vrouwen kan en zal gebruiken om hun politieke belangen te behartigen. 40

Marnia Lazreg, Feminism and Difference, : The Perils of Writing as a Woman on Women in Algeria, Feminist

37 Studies, p. 87-88. Ibidem, p. 82-83. 38 Ibidem, p. 101. 39

Lazreg, The Eloquence of Silence, p. 223-226.

(17)

Lazreg vindt het belangrijk dat de invloed van religie niet in zijn geheel achterwege gelaten wordt bij het onderzoeken van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Algerije. In Algerije is het westerse idee van een scheiding tussen kerk en staat nu eenmaal niet helemaal van toepassing en het valt niet te ontkennen dat religie in veel gevallen een rol speelt. Toch moeten onderzoekers altijd in het achterhoofd houden dat Algerije geen theocratie is en dat er daarom ook naar andere oorzaken gezocht moet worden die verder reiken dan alleen religie. Door ruimte te geven aan andere meningen die niet alleen de Islam als oorzaak van de maatschappelijke positie van de vrouwen zien, wil Lazreg het paradigma van de religie doorbreken. 41

In haar boek The Eloquence of Silence probeert Lazreg de eerste stap te zetten naar een onderzoek dat verder kijkt dan alleen religie. Door een uitgebreide historische context van Algerije te geven vanaf 1800, stuit zij op een aantal oorzaken. Eigenlijk leiden al deze oorzaken haar terug naar een specifieke periode in de geschiedenis, namelijk de Franse koloniale onderdrukking. ‘The history of Algeria’s struggle for

independence and of its postcolonial experience highlights the ways in which political leaders can use religion, in this case Islam, as a tactical strategy to secure goals and to guard against organized

opposition.’ Vrouwen waren in deze strijd een symbool van het conflict. Door te pleiten voor de rechten 42

van vrouwen, konden onafhankelijkheidsstrijders steun krijgen op grote schaal. Na de onafhankelijkheid waren de rechten van vrouwen ineens een minder belangrijk politiek agendapunt en raakte dit onderwerp op de achtergrond. Om de positie van de vrouw slechts te wijten aan religie en de impact van de Islam, is veel te gemakkelijk. In de meeste gevallen zijn het verschillende factoren die door omstandigheden gevormd zijn. 43

Voor verder onderzoek naar vrouwen in Algerije zijn van bovenstaande bevindingen vooral de tweede en derde van belang. In tegenstelling tot wat veel historici uit de westerse wereld menen, bracht het koloniale tijdperk geen bevrijding van vrouwen. De Fransen brachten modernisering naar een groot deel van Algerije, maar tegen een hoge prijs. Met een westers perspectief werd de gehele samenleving aan haar wortels onttrokken. De moderne samenleving waar naar gestreefd werd, zou voor vrouwen bevrijding brengen van de tradities die hen achtervolgden. Maar tijdens het koloniale tijdperk werden vrouwen juist geobjectiveerd en verslechterde hun maatschappelijke positie. De Fransen zagen de vrouwen in het algemeen als lustobjecten en de manier om hieraan te ontsnappen was door zich te verstoppen achter sluiers. Een voorbeeld dat Lazreg hierbij geeft is dat van de groep vrouwen die als entertainers werkten voor het koloniale tijdperk. Wat deze entertainers deden, lijkt in zekere zin op prostitutie, maar was veel meer gereguleerd en gelimiteerd door de Algerijnse staat en bood een uitweg en bescherming voor deze vrouwen als zij bijvoorbeeld weduwe waren geworden, of wilden scheiden van hun man. Onder de koloniale invloed verslechterde de situatie van deze entertainers en kwamen zij min of gedwongen terecht in de daadwerkelijke prostitutie. De entertainers verloren daardoor hun vrijheid om zelf te kiezen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de grootschalige opkomst van het sekstoerisme in Algerije in het koloniale tijdperk. Vrouwen, zo stelt Lazreg, werden in dit geval niet bevrijd door de Fransen, maar net als de rest van Algerije werden zij

gekolonialiseerd. 44

Er moet over Algerijnse vrouwen geschreven worden zonder dat ze een onderdrukt of passief subject zijn. Lazreg ‘seeks to convey the complexity of women’s lives, which so far has been flattened out by

Lazreg, Gender and Politics in Algeria, p. 755-757.

41

Ibidem, p. 779.

42

Ibidem, p. 797-780.

43

Lazreg, The Eloquence of Silence, p. 55-59.

(18)

the assumption of unmitigated powerlessness.’ Daarmee wil ze niet zeggen dat dit per definitie niet het 45

geval is, er zijn nu eenmaal genoeg voorbeelden die aantonen dat dit wel zo is. Het onderzoek naar Algerijnse vrouwen moet echter van twee kanten bekeken worden. Zo moeten positieve voorbeelden niet direct als exceptioneel of klasse-gebonden bestempeld worden en negatieve voorbeelden niet als normatief of representatief voor een gehavende cultuur. Haar boek moet een nieuwe ruimte openen voor Algerijnse vrouwen. Het moet aantonen dat er niet een typische vrouw is die representatief is voor alle vrouwen in Algerije, maar dat de situatie anders was voor iedere vrouw specifiek. Er moeten lessen getrokken worden uit de geschiedenis, maar er moet niet in dezelfde termen gedacht blijven worden, omdat vrouwen daar op dit moment nog steeds in gevangen zitten. Algerijnse vrouwen moeten volgens Lazreg niet alleen vechten voor hun rechten, maar ook tegen de geschiedschrijving. 46

Zoals ook al uit het eerder besproken artikel van Lazreg bleek, moet er op een zo objectief mogelijke manier gekeken worden naar religie als oorzaak van de positie van vrouwen, zonder daarbij te vervallen in het zogeheten religieuze paradigma. Religie is een factor die op bepaalde momenten voor bepaalde vrouwen van invloed is geweest op hun positie, maar die niet altijd een even grote invloed heeft gehad en niet altijd negatief is geweest. In de oorlog voor de onafhankelijkheid van Algerije konden vrouwen namelijk buiten hun familie stappen en actief deelnemen aan de oorlog. Hun bijdrage was van groot belang voor de uiteindelijke overwinning en religieuze, traditionele autoriteiten waren geen factor die hen in dit proces tegenhielden. Daarnaast was religie voor de Fransen de grote oorzaak van alle conflicten tussen de Fransen en de Algerijnen in het koloniale tijdperk. Religie was daardoor dat geworden waarop door Algerijnen na de oorlog teruggevallen werd, iets om de oorspronkelijke cultuur te hervinden. Zo blijkt dat religie wel invloed had op de positie van vrouwen, maar dat er verder gekeken moet worden naar bovenliggende oorzaken. 47

Volgens Lazreg is het noodzakelijk om vrouwen in Algerije in de context van de geschiedenis plaatsen om haar positie te begrijpen. Er is veel veranderd binnen Algerije in de afgelopen twee eeuwen en daardoor valt er niet te spreken over een Algerijnse vrouw, maar kunnen Algerijnse vrouwen slechts benaderd worden vanuit heel veel verschillende perspectieven. Er zijn vrouwen in Algerije die onderdrukt worden, maar er zijn ook genoeg voorbeelden van vrouwen waarbij dat niet het geval is en waarbij de geschiedenis in hun voordeel heeft gewerkt. Daarbij zijn allerlei factoren van invloed. Het is te makkelijk om aan te nemen dat ze onderdrukt worden en vervolgens binnen dat kader vrouwen in Algerije te onderzoeken. Academici moeten zich onttrekken aan dit paradigma en dan pas vrouwen in Algerije onderzoeken. Religie is daarin volgens Lazreg meer een instrument om politieke macht te verkrijgen dan een oorzaak op zichzelf.

Lazreg, The Eloquence of Silence, p. 1.

45

Ibidem, p. 1-5.

46

Ibidem, p. 13-15 en p. 224-225.

(19)

2. (De)Kolonisatie

“De ware Nedjma was een woestelinge, en haar opvoeders besloten langzaamaan alle obstakels voor haar

weg te nemen; maar die klakkeloze vrijheid, buiten haar wereld en haar tijd, werd haar wreedste obstakel…” 48

Vanaf 1830 is Algerije een kolonie en vanaf 1848 een integraal onderdeel van Frankrijk. De Franse

kolonisatie had in cultureel opzicht vooral grote invloed op de Algerijnse elite doordat deze zich de Westerse cultuur in grote mate eigen maakte. Voor een aantal Algerijnse vrouwen betekende dit dat de elite voor hen toegankelijk werd. Dit gold echter alleen voor een klein deel van vrouwen in Algerije, voor de overgrote meerderheid leidde de Franse kolonisatie vooral tot het terugvallen op extreme, conservatieve en islamitische principes om zich tegen de Fransen te verzetten. Onder de Algerijnse nationalisten was vreemd genoeg vaak veel steun voor emancipatie van vrouwen in de samenleving, omdat zij gezien werden als de ware bewakers van de Algerijnse tradities en identiteit. Deze emancipatie was beperkt, omdat het Algerijnse nationalisme, zoals gebruikelijk voor bevrijdingsideologie, vooral draaide om de bevrijding van de Fransen. 49

De Franse bezetter wilde de inheemse bevolking die niet tot de elite behoorde zoveel mogelijk verfransen en om dit te bereiken werd in eerste instantie veel geweld gebruikt. In het begin van de kolonisatie werden dorpen platgebrand, families geterroriseerd en vrouwen onder toeziend oog van hun familie verkracht. Dit zorgde er vaak voor dat de vrouwen verstoten werden uit hun families, omdat na verkrachting de vrouw haar eer had verloren. Deze vrouwen werden compleet afgezonderd van de samenleving en van het publieke leven. Ook de inheemse vrouwen werden vernederd door de Fransen, omdat zij allemaal Fatma genoemd werden, een synoniem voor werkmeid. Dit had al snel als gevolg dat vrouwen zich waar mogelijk probeerden te verzetten tegen koloniale invloed en teruggrepen op de Algerijnse tradities en culturele waarden. De Fransen zagen na verloop van tijd in dat dit een gevaar was voor hun missie, omdat zij juist trachtten de Franse en Westerse invloed te verspreiden. 50

Na de jarenlange Franse overheersing vochten de Algerijnen tussen 1954 en 1962 een oorlog voor onafhankelijkheid. Volgens het FLN, de belangrijkste verzetsbeweging tijdens de dekolonisatie, werd dankzij de onafhankelijkheid in 1962 de oorspronkelijke identiteit van Algerije hervonden. Al vanaf 1955 51

begonnen Algerijnse vrouwen actief deel te nemen aan de oorlog. Nadat een aantal leiders van

vrouwenbewegingen zich openlijk tegen de Fransen keerden, volgden andere vrouwen, onder hen veel studentes. Voor deze vrouwen betekende het deelnemen aan de oorlog dat zij uit de private sfeer braken en zich in publieke sfeer konden gaan manifesteren. Bovendien was het een officieel standpunt van het FLN dat de rechten van vrouwen in het bevrijde Algerije zouden worden gewaarborgd door hun deelname aan de oorlog. Wat op dat moment door velen over het hoofd gezien werd, was het pragmatische karakter van deze

Kateb Yacine, Nedjma (Amsterdam, 2013), p. 192.

48

Martin Evans en John Phillips, Algeria: Anger of the dispossessed, Yale University Press (New Haven, 2007), p. 1-3

49

en David C. Gordon, Women in Algeria: an Essay on Change, Harvard University Press (Massachusetts, 1968), p. 35-36.

Zahia Smail Salhi, Algerian Women, Citizenship, and the ‘Family Code’ (2003), Gender and Development, vol. 11,

50

no. 3, p. 27-29 en Catherine Lloyd, From taboo to transnational political issue: Violence against women in Algeria,

Women’s Studies International Forum, 29, p. 456-457.

Evans en Phillips, Algeria: Anger of the dispossessed, p. 6-7.

(20)

uitspraak van het FLN. In principe was, ook volgens het FLN, de positie van de vrouw ondergeschikt aan haar familie en de man, maar tijdens de oorlog werd hun deelname zonder toestemming van familie geprezen in plaats van afgekeurd omdat het belang zo groot was. Dit was vooral propagandistisch van aard, niet alleen op nationale schaal als middel in de strijd. Ook op internationaal niveau werd de vrouwenparticipatie

gebruikt als bewijs voor gelijke rechten voor vrouwen in Algerije. 52

Vrouwen in Algerije hadden tijdens de Algerijnse oorlog dus twee belangrijke rollen, namelijk die van slachtoffer en die van deelnemer. Aan de ene kant werden vrouwen in Algerije veelal geterroriseerd door de Franse militairen. Velen werden verkracht en daarmee volgens de moslimtradities van hun waardigheid ontdaan. Vrouwen waren vaak slachtoffer van de Franse pogingen de orde te herstellen in het land. De andere belangrijke rol van vrouwen was die van deelnemer. Vrouwen droegen bij aan de Algerijnse oorlog als verpleegster in het leger en soms zelfs als soldaat. Vrouwen waren spionnen en terroristen, maar ook hielpen zij door rebellen te helpen onderduiken en te voeden. Deze vrouwen werden gezien als heldinnen en droegen bij aan de verbeelding van de oorlog in de rest van de wereld. Veel van deze heldenverhalen zijn tijdens of na de oorlog gepubliceerd. In eerste instantie konden vrouwen wapens smokkelen onder hun sluiers. Later in de oorlog lieten hun sluiers juist achterwege omdat ze merkten dat zij op die manier langs de Franse militairen konden komen zonder gecontroleerd te worden. Een “moderne” vrouw zonder sluier werd als ongevaarlijk gezien door de Franse bewakers. Ondertussen droegen zij dan bommen of wapens met zich mee. 53

In dit hoofdstuk worden de romans Het Grote Huis van Mohammed Dib en Nedjma van Kateb Yacine behandeld en zal een antwoord gezocht worden op de deelvraag hoe de maatschappelijke positie van Algerijnse vrouwen wordt verbeeld in romans in de periode van een koloniaal Algerije waar het verzet tot stand komt. Het theoretisch kader dat in het hoofdstuk hiervoor vastgesteld is, zal eerst worden gebruikt om te laten zien wat voor positie de vrouwelijke personages innemen in de romans. Vervolgens zal uitgelicht worden welke factoren een rol spelen bij de uitgebeelde positie van de vrouwelijke personages in de romans. Beide romans spelen zich af in het koloniale Frankrijk, maar zijn vlak voor of tijdens de oorlog tot stand gekomen. Het zijn de twee meest vooraanstaande romans waarin voor het eerst over Algerije wordt geschreven vanuit het perspectief van Algerijnen zelf.

Mohammed Dib is geboren in 1920 in het westen van Algerije in Tlemcen. Zijn vader overleed toen hij tien was, waardoor het leven voor hem en zijn moeder een strijd om te overleven werd. Zijn

betrokkenheid bij het manifesto Fraternité algérienne leidde tot zijn verbanning in 1959 door de koloniale autoriteiten. Vervolgens vestigde hij zich in Frankrijk en richtte hij zich verder op het schrijven. Het Grote

Huis van Dib is het eerste deel van zijn beroemde trilogie en kwam al uit voor zijn vertrek uit Algerije. De

roman is vertaald in twaalf verschillende talen en wordt nog steeds herdrukt. De hoofdpersoon is de jongen Omar en de gelijkenissen tussen het leven van de hoofdpersoon en de auteur zijn groot. Het verhaal speelt zich grotendeels af in de Dar-Sbitar, het grote huis, dat symbool staat voor het land Algerije. Het huis bevindt zich in een klein dorp Tlemcen, in het westen van Algerije, waar vooral arme gezinnen wonen. Omar woont

Fatima Sadiqi (red.), Women in the Middle East and North Africa: Agents of Change (2001), p. 115 en Lazreg,

52

Eloquence of Silence, p. 130.

Sadiqi, Women in the Middle East and North Africa, p. 51-56.

(21)

samen met zijn alleenstaande moeder en twee zusjes en ze kunnen nauwelijks rondkomen. Dit verklaart het constante verlangen van Omar naar eten, het belangrijkste thema van de roman. 54

De tweede roman is geschreven door Kateb Yacine. Yacine is geboren in 1929 in Constantine en overleden in 1989 in Grenoble. Hij was een van de meest gerespecteerde literaire figuren uit Noord-Afrika. De bloedige onderdrukking van de beroemde opstand in Sétif in 1945 maakte een einde aan de Frans-koloniale schoolcarrière van Yacine. Yacine was destijds zestien jaar oud en actief betrokken bij deze opstand. Hij werd hier direct geconfronteerd met het Franse kolonialisme en het gebruik van repressie en geweld. Deze ervaring speelt een grote rol in zijn romans. Zijn debuutroman Nedjma kwam uit in 1956 te midden van de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog, maar gaat over de periode vlak daarvoor. Het verhaal draait om vier vrienden die verliefd zijn op dezelfde vrouw Nedjma. Het verhaal speelt zich af in het oosten van Algerije in de periode tussen 1945 en het begin van de Algerijnse oorlog. Nedjma is de dochter van een Frans-joodse moeder en Algerijnse vader. Haar ongelukkige huwelijk met Kamel is het gevolg van een uithuwelijking binnen haar clan. De liefde voor Nedjma is wat de vier vrienden verbindt en tegelijkertijd wat ze uiteen drijft. 55

2.1 Ontembare woestelinge

In Het Grote Huis van Mohammed Dib is de Dar Sbitar een plek waar vooral arme gezinnen wonen en de levensstandaarden laag zijn. De vrouwen in dit boek komen dus uit lage klassen van de stad Tlemcen in het westen van Algerije. Omar’s vader is afwezig waardoor zijn moeder Aïni alleen voor het gezin moet zorgen. Dat leidt ertoe dat zij als vrouw aan het hoofd van dit gezin staat. De afwezigheid van de vader van Omar is volgens zijn moeder de oorzaak van al het kwaad dat hen overkomt. Ook in de andere gezinnen binnen de Dar-Sbitar zijn het voornamelijk de vrouwen die een dominante rol spelen. Als er iets gebeurt in het huis zijn ze sterk aanwezig, terwijl de volwassen mannelijke bewoners vrijwel afwezig zijn. Dit zorgt ervoor dat de vrouwen, ook als hun echtgenoot nog wel in leven is, een prominente rol hebben in wat er zich afspeelt in het huis. Zodra er echter een situatie buitenhuis is, nemen de mannelijke personages het over. De vrouwen blijven achter in de private sfeer en moeten voor het gezin en het huishouden zorgen. In de publieke sfeer, waar de mannen in de roman zich bevinden wordt bijvoorbeeld verzet voorbereid tegen de Fransen. Bij een van die bijeenkomsten blijkt ook dat deze uitsluitend voor mannen is. 56

In de context van de verbeelding van vrouwen speelt het huis dus een belangrijke rol. Heel opvallend is dit wanneer Aïni door de andere bewoners van de Dar-Sbitar veroordeeld wordt voor het slaan van haar kinderen. Op het plein wemelt het ineens van de vrouwen die boos en verontwaardigd zijn en zich ermee bemoeien.

James Kirkup, Mohammed Dib: Novelist and Poet Exiled from his Native Algeria, Independent, http://

54

www.independent.co.uk/news/obituaries/mohammed-dib-36500.html, geraadpleegd op 14 juni 2017 en Mohammed Dib, Het Grote Huis.

Kateb Yacine: Algerian Author, Encyclopaedia Britannica, https://www.britannica.com/biography/Kateb-Yacine,

55

geraadpleegd op 14 juni 2017 en Leticia Villasenor, Kateb Yacine’s Nedjma: The Dismembering of Algeria’s “Etoile de Sang” (2015), A Journal of African Studies, vol. 38, no. 2, p. 153.

Mohammed Dib, Het Grote Huis (Amsterdam, 1956), p. 116.

(22)

“In lange tijd was er niet zo’n herrie geweest. Het onweer had al een paar dagen gebroeid, dat was niemand

ontgaan. Van tijd tot tijd flitsten een paar scherpe woorden. Maar dat had de vrouwen niet opgelucht. Ze waren over hun zenuwen heen, hun bloed kookte. En nu was, aan het eind van de siësta, het onweer losgebroken. Het moest er van komen, anders werden ze nog stapelgek.” 57

De vrouwen hebben zich verzameld op het plein en schreeuwen naar Aïni. Het zijn alleen maar vrouwen die naar buiten zijn gekomen om hun boosheid te laten blijken. Mannen zijn er niet of lijken zich er niet mee te bemoeien. Dit laat zien dat binnen het huis de vrouwen van groot belang zijn en hun mannen in de private sfeer eigenlijk niet aanwezig zijn en lijkt een bevestiging van het patroon dat de vrouw opgesloten is in de huiselijke sfeer en de mannen zich waarschijnlijk met zaken buitenshuis bezighouden. De Dar-Sbitar is namelijk niet gewoon een huis, maar staat met alle bewoners en taferelen die zich afspelen symbool voor het land Algerije. In deze context functioneert het huis van binnen in feite als een klein dorp met een groot plein waarop de bewoners samenkomen en vrouwen de dienst uitmaken. In deze benadering wordt een

uitzonderlijke positie gegeven aan de vrouwen, die op die manier onderdeel uitmaken van het publieke leven. In Het Grote Huis hebben vrouwen, in beperkte mate, agency.

Daar tegenover staat dat er grote verschillen zijn tussen de levens van Omar en zijn zusjes. Omar gaat naar school en leert daar bijvoorbeeld Frans. Verder zwerft hij over straat en zoekt hij naar eten. Zijn jongere zusjes daarentegen moeten hun moeder helpen met geld verdienen en werken in een tapijtfabriek. Het geld dat zij voor hun werk krijgen, geven zij aan hun moeder. Het verschil tussen het levenspad van een jongen en een meisje is groot, want doordat de meisjes niet naar school gaan zullen ze ook nooit iets anders kunnen bereiken dan huisvrouw worden. Daarnaast wordt het als normaal gezien dat Omar een groot deel van de tijd niets uitvoert, of in ieder geval niets nuttigs, terwijl zijn zusjes hard moeten werken om hun moeder te helpen.

Het belangrijkste vrouwelijke karakter in de roman is de moeder van Omar, Aïni. Aïni is geen standaard vrouwelijk karakter. Ze is vaak boos en wordt ook agressief, vooral als er weinig te eten is. In 58

een artikel van Algerian Scientific Journal Platform zegt de Algerijnse Benzerdjeb Alachaher dat Aïni alle hoop heeft verloren en dat ze accepteert dat ze inferieur is. Haar karakter wil volgens Alachaher niet in opstand komen maar probeert haar leven zoveel mogelijk vorm te geven binnen de gegeven

omstandigheden. Dit is een voorbeeld van een te makkelijke veronderstelling die voortkomt uit het 59

paradigma waarvan Lazreg spreekt.

Door verder te kijken naar het vrouwelijke personage dan alleen de oppervlakte laat de roman van Dib juist zien hoe vrouwen een actieve bijdrage leverden aan het verzet tegen de overheerser. Het karakter Aïni speelt hierin een hoofdrol. Om haar gezin te voorzien van eten begint zij met het smokkelen van goederen over de grens met Marokko. Ze legt uit dat de Fransen geen bedekte vrouwen controleren, waardoor zij gemakkelijk onder haar sluier spullen kan meesmokkelen.

Dib, Het Grote Huis, p. 100.

57

Stereotype vrouwelijke eigenschappen zoals passief, geen mening, zorgzaam, lief.

58

Benzerdjeb Fazilet Alachaher, The Presentation of Children in Mohamed Dib’s Work in Darsbitar, Algerian Scientific

59

(23)

“Talloze mannen en vrouwen waren aan dit handeltje verslaafd geraakt. De vrouwen, met hun haïks, hadden

meer kans er ongemerkt door te komen. Want de grenspolitie vroeg haar nooit om een grenspapier. (Wie heeft ooit een Moorse zich aan een formaliteit zien houden?) 60

Dit geeft ook weer dat deze scene zich afspeelt voordat de situatie escaleert in Algerije, omdat de Fransen later tijdens de onafhankelijkheidsoorlog juist de “westers” geklede vrouwen niet controleren. 61

Bovenstaande passage laat zien hoe vrouwen zoals Aïni uit de in dit geval huiselijke sfeer komen en actief worden in de publieke ruimte. Winifred Woodhull is een professor Franse taal en literatuur die sinds de jaren negentig veel heeft geschreven over vrouwen in Algerije. Zij past in dezelfde beweging als Lazreg die proberen om Algerijnse vrouwen individueel te begrijpen en in hun tijd te plaatsen. Woodhull veronderstelt dat de roman het fenomeen van vrouwelijk verzet aan de ene kant weergeeft en tegelijkertijd helpt om deze manier van in verzet komen vorm te geven. De roman werpt licht op de specifieke sleutelpositie van vrouwen in het historische proces van dekolonisatie. Dat is een duidelijk ander beeld dan het geëikte beeld van vrouwen uitsluitend als de bewaarders van de tradities van de onafhankelijke nieuwe staat binnen het huis, worden ze hierdoor actief in het verzet in de publieke sfeer. 62

De rol van vrouwen in het verzet komt veel uitgebreider naar voren in de controversiële film La

Bataille d’Alger uit 1966 van de Italiaanse filmmaker Gillo Pontecorvo. De film speelt zich af in de periode

van 1954 tot 1957 tijdens de onafhankelijkheidsoorlog en laat zien hoe het verzet en de guerrillastrijd zich ontwikkelen in Algiers. Vrouwen spelen bij de verschillende aanslagen belangrijke rollen omdat zij in staat zijn de bommen mee te smokkelen langs de controleposten. In eerste instantie doen zij dit met behulp van hun witte sluiers. Wanneer de Fransen dit doorkrijgen, kleden zij zich zoals de Fransen in Algerije waardoor ze ook in tweede instantie langs de controleposten weten te komen met wapens. De film laat zien hoe de vrouwen onmisbaar zijn tijdens het verzet en deel uitmaken van de verzetsbewegingen.

Tegenover het harde en sterke vrouwelijke karakter van Aïni staat het zwakke karakter van de oma van Omar. Zijn oma trekt, tot grote ergernis van Aïni, bij hen in huis omdat zij te ziek en zwak is om voor zichzelf te zorgen. De hulpeloosheid van de oma komt naar voren in de volgende passage:

“Grootmoeder mompelde onverstaanbare woorden en hield niet op met kreunen. Ze klaagde. Omar meende

uit haar verwarde woorden op te maken, dat men haar in de steek liet. Ze zei, dat ’s nachts honden om haar heen slopen en dat men haar niet wilde geloven. De dieren vraten aan haar benen, zodra in huis het duister was ingevallen.” 63

Aïni vindt dat grootmoeder niet moet klagen en dat er maar snel een einde moet komen aan haar leven. De oma van Omar heeft haar hele leven gewerkt als slaaf, maar is volgens Aïni het leven niet meer waard nu zij niet meer werkt. Het beeld van een werkende vrouw dat hier gegeven wordt, geeft de indruk dat een vrouw die thuis blijft een uitzondering is vanuit het perspectief van Aïni.

Dib, Het Grote Huis, p. 122.

60

Ibidem, p. 81.

61

Winifred Woodhull, Mohammed Dib and the French Question (2000), Yale French Studies, no. 98, The French

62

Fifties, p. 72-73.

Dib, Het Grote Huis, p. 139.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op vraag van de bisschoppen werd voor dit jaarrapport onderzocht hoeveel vrouwen werkzaam zijn in de verschillende geledingen van de Kerk: op het interdiocesane niveau, binnen

[r]

De feministische radioprogramma’s Radioweekblad en Hoor Haar en hun plaats in de

Omdat dit idee vrouwen bladen maken vrouwen zich steeds eeuwenlang de toegang tot onderwijs meer zorgen over hun uiterlijk en zijn en maatschappelijke posities heeft ze

Voor zover deze maatregelen gericht zijn op het verhogen van het inkomen van de verzorgers van kinderen, moeten ze worden afgestemd op en meegewogen met de in de

Of: 'Vertrouw nooit een vrouw, zelfs al heeft ze je zeven zonen gegeven' (Japan)? Ook de visie dat ze met harde hand geregeerd moet worden maakt duidelijk wie hier als subject en

Net als in OPEC, indien de suggestie van de Algerijnse minister wordt overgenomen, lijken de gasproducerende landen nu te spelen met de gedachte de kosten van

With regards to the contract / treaty approach and the cause of action limb of the triple identity test, Wegen and Markert stated that holding a distinction of legal basis to