• No results found

Kunstmestvervangers onderzocht; Ammoniak- en lachgasemissies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kunstmestvervangers onderzocht; Ammoniak- en lachgasemissies"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Informatieblad Mest van bedreiging naar kans

Kunstmestvervangers onderzocht;

Ammoniak- en lachgasemissies

Inleiding

Bij toediening van mineralenconcentraten aan de bodem kunnen emissies van ammoniak (NH3) en lachgas (N2O) optreden.

Het mineralenconcentraat bestaat uit een ammoniumoplossing met een laag gehalte aan organische stikstof en een hoge pH. De combinatie van de aanwezigheid van ammonium en een hoge pH leidt tot een risico op ammoniakemissie. Dit risico kan beperkt worden door het concentraat emissie-arm toe te dienen.

Bij lachgasemissie wordt verwacht dat het risico bij mineralenconcentra-ten lager is dan bij Kalkammonsalpeter (KAS), omdat een nitraathoudende meststof, zoals KAS, een hoger risico op lachgasemissie heeft dan een ammoniumhoudende meststof, zoals mineralenconcentraten.

Uitvoering

Er zijn incubatieproeven uitgevoerd om inzicht te krijgen in het risico op ammoniak- en lachgasemissie bij toediening van mineralenconcentraten aan grondmonsters van bouwland- en grasland. Hierbij is een vergelijking gemaakt met andere meststoffen (kunstmest, mest en de dikke fractie uit mestscheiding). De producten zijn zowel oppervlakkig toegediend als ingewerkt. Er zijn producten uit vier verschillende installaties getest (A, B, C en D). De ammoniak- en lachgasemissies zijn op verschillende tijdstip-pen na bemesting met een gasmonitor bepaald.

Laboratoriumonderzoek geeft een indruk van de verschillen in gasvormige emissies tussen meststoffen, maar geeft geen kwantitatieve schatting van de emissies die onder veldomstandigheden optreden.

Resultaten

De ammoniakemissie was laag indien de mest werd ingewerkt, hetgeen ook bekend is van veldmetingen. De ammoniakemissie bij oppervlakkige toediening van mest, concentraat en de dikke fractie was het hoogst vlak na toediening en nam daarna sterk af in de tijd (zie Figuur 1 als voor-beeld). De lachgasemissie had een korte piek direct na toediening en was daarna vergelijkbaar met de lachgasemissie uit onbehandelde mest (Figuur 1).

In Figuur 2 staan de totale ammoniak- en lachgasemissies gegeven in de incubatieproef met bodemmonsters van bouwland.

Meting ammoniak- en lachgasemissie onder gecontroleerde omstandigheden; bodemmonsters grasland. 0 2500 5000 7500 10000 0 2 4 6 8 10 12 14 16 VDM A concentraat A dikke fractie A NH3-emissie, mg N m-2 uur-1 Tijd, dagen

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 0 2 4 6 8 10 12 14 16 VDM B onderwerken concentraat B onderwerken dikke fractie B onderwerken N2O-emissie, mg N m-2 uur-1

Tijd, dagen

Figuur 1. Ammoniakemissie na oppervlakkige toediening van me st (VDM), concentraat en dikke fractie van installatie A en lachgasemissie na inwerken van producten uit installatie B.

(2)

Voor meer informatie:

Gerard Velthof Eduard Hummelink BO-12.02 infoblad nr 09. februari 2010 Alterra, Postbus 47 Alterra, Postbus 47

6708 PB, Wageningen 6708 PB, Wageningen Tel.: 0317-486503 Tel.: 0317-484529

e-mail: gerard.velthof@wur.nl e-mail: eduard.Hummelink@wur.nl

Cluster BO-12.02 Verduurzaming Veehouderijketen. Gefinancierd door Ministerie LNV. http://www.kennisonline.wur.nl/BO/BO-12.02

0 200 400 600 800 1000 1200 1400 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 klei zand veen

Lachgasemissie bij toediening mest, mg N m-2

Lachgasemissie bij toediening concentraat, mg N m-2 1 : 1 lijn

Meting ammoniak- en lachgasemissie onder gecontroleer-de omstandigheden; bodemmonsters bouwland.

Figuur 3. Relatie tussen lachgasemissie na toediening mest en na toediening van concentraat; bodemmonsters van grasland op zand, veen en kleigrond.

In Figuur 3 wordt de lachgasemissie uit concentraat vergeleken met die uit mest, na toediening aan bodemmonsters van grasland.

Conclusies

Uit de incubatieproeven wordt het volgende geconcludeerd:

• Bij oppervlakkige toediening was de ammoniakemissie uit concentraten van twee installaties lager dan die uit de ingaande mest; de emissie uit concen-traten van twee andere installaties was hoger dan die uit de ingaande mest (Figuur 2).

• Emissiearme toediening leidde tot een forse reductie van de ammoniakemis-sie van concentraten, net zoals bij mest (Figuur 2).

• De ammoniakemissie uit emissiearm toegediende concentraten was vergelijk-baar met die uit oppervlakkig toegediende KAS en lager dan die uit oppervlak-kig toegediende ureum (Figuur 2). Oppervlakoppervlak-kige toediening is de gangbare toedieningstechniek voor kunstmest en emissiearme toediening is de voorge-schreven toedieningstechniek voor concentraten.

• Concentraten die emissiearm waren toegediend leidden meestal tot een ho-gere lachgasemissie dan emissiearm toegediende mest en een vergelijkbaar of hogere lachgasemissie dan oppervlakkig toegediende KAS (Figuren 2 en 3).

0 100 200 300 400 500 KAS Ureum mest A conc entra at A dikke fracti e A mest B conc entra at B dikke fracti e B mest C conc entra at C dikke fracti e C mest D conc entra at D dikke fracti e D oppervlakkig inwerken Ammoniakemissie, mg N m-2 0 100 200 300 400 500 KAS Ureum mest A conc entra at A dikke fracti e A mest B conc entra at B dikke fracti e B mest C conc entra at C dikke fracti e C mest D conc entra at D dikke fracti e D oppervlakkig inwerken Lachgasemissie, mg N m-2 Figuur 2. Totale ammoniak- en lachgasemissie bij oppervlakkige en emissie-arme toediening van mest, concentraat en dikke fractie (resultaten incubatieproef met grondmonsters van bouwland).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Woelen van (matig) verdicht blijvend gras- land gaf in ons onderzoek een langer duren- de verbetering van de bodemstructuur en beworteling, maar geen hogere grasop- brengst

Het veranderpercentage voor het eerste jaar per pachtprijsgebied (stap 6) wordt berekend uit het verschil van de gemiddelde pachtnorm 2007-2014 na correctie (stap 5) en de kolom

Wageningen University & Research Business Unit Glastuinbouw Violierenweg 1, 2665 MV, Bleiswijk www.wur.nl/glastuinbouw..

Met deze vier cluster management ontwikkelingssporen kan, naast en in samenhang met de vele activiteiten die al ondernomen worden, de ontwikkeling van een biobased economy in

Op korte termijn zijn voor deze soort maatregelen nodig omdat de trendmatige ontwikkeling sinds 2003/2005 afnemend was (van meer dan 900 (974) naar 653 broedpaar).. Om weer op

De reactie van het gras op sportvelden op bemesting met stikstof in de late herfst is afhankelijk van de weersomstandigheden en van het optreden van schimmelziekten in de herfst-

Dat betekent dat voor 1971 alleen kan wor- den beschikt over het aantal inwoners naar geslacht; alle overige gegevens per onderdeel van de gemeenten, zoals ze voor de onderha-

Per gebied verschilt het aantal soorten dat gemiddeld per bedrijf wordt geteeld (figuur 5.2). In Aalsmeer bv. Uit de enquête blijkt ook dat bedrijven, gespecialiseerd in potplanten