• No results found

Lapilli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lapilli"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 29(1),2008 19

Lapilli

Larsvanden Hoek+Ostende

Geen

grijze

muizenmeer

Tot

royalty

heb ik het nooit

geschopt.

Sterker nog, het boek heb ik nooit

uitgekregen.

Het

gaf

veruit het besteoverzicht

vandie

tijd,

maarik raakte verstrikt in de technische ter-men,en

uiteindelijk

leken al die beestenvoor

mij

opelkaar. En datwasook het

algemene

beeld. De Mesozoïsche we-reld werd overheerst door de dinosauriërsen

lange tijd

was

er

bijna

geen

plaats

voorde

zoogdieren.

Alleen als kleine

grijze

muizen die ’s nachts op insecten

jaagden

wistenzete overleventothet

tijd

wasomde wereldovertenemen.

Mijn

fascinatievoor onzeverrevoorouders bleef

echter,

en ik ben

altijd

de nieuwe vondsten

blijven volgen.

Vondsten die de laatste

jaren

alleenmaarsterktoenamen,ensteeds mooier werden. Niet alleenmaarlosse

kiesjes,

maar

com-plete skeletten,

soms zelfs metafdrukkenvan de haren. Het Chinese

Liaoning,

vooralbekendvan

zijn gevederde

dinosauriërs,

heeft

bijvoorbeeld

ookeenaantalzeerfraaie

zoogdierfossielen opgeleverd.

In Naturevan 13 decemberzetZhe-Xi Luo al die nieuwe vondsten

opeen

rijtje,

enrekent definitiefafmethet verhaal vande

grijze

muizen

(lit. 1). Zijn

overzichtsartikel komt opeenmomentdater een

hevige

discussie woedtoverde aardvande evolutievande

zoogdieren.

Moleculair

biolo-genhebbenlatenzien datdeeerste

opsplitsing

binnen de

zoogdieren

al 100

miljoen jaar geleden,

verin het

tijdperk

vande

dinosauriërs, plaatsvond.

Ze bleven onbeduidende

wezentjes,

totze nahet

verdwijnen

vande dinosauriërstot bloei konden komen. Maar

paleontologen

zien daar niets van.Soorten uit het Mesozoïcum

zijn volgens

henop geen enkele

wijze

onderteverdelen inrecente

groepen. Detwee

kampen

staan

kennelijk onverzoenlijk

tegenoverelkaar.

Zhe-Xi Luo is zelfeen

paleontoloog,

enhet is dan ook

dui-delijk

in welk

kamp hij

staat.Maar dooreensalles opeen

rijtje

tezetten, wordt

duidelijk

dat het idee dat

zoogdieren

stilletjes

ineen

hoekje

zatenvoor geenmeter

klopt.

Keer op keer zochten de Mesozoïsche

zoogdieren

de

mogelijk-heden

opdie de evolutie hen bood. En dat leiddetot bees-ten die leefden als bevers

(

Castorocauda

),

watermollen

(

Hadrocotherium

),

dassen

(Repenomanus ),

schubdieren

(Fruitafossor)

of zelfs als

vliegende

eekhoorns

(

Volatico-therium).

Niet alleen

dat,

het

gebeurde

ook in

golven,

met steedseenandere groep dieaanhet

experimenteren sloeg.

Met het

verdwijnen

vande dinosauriërsnamalleen deruim-te toewaarbinnenzekonden

experimenteren.

Maar verder waserniets nieuws onder dezon.De

zoogdieren

dedenop datmomentietswatzein de 160

miljoen jaar

daarvoor ook al keer op keer

behoorlijk

succesvol

gedaan

hadden:ze

be-nuttende

ecologische

ruimte dooreenradiatie.

Helaas biedt het artikel geen

oplossing

voorde

strijd

met de

DNA-biologen.

Er

zijn

wat

openingen

omdichter

bij

el-kaartekomen. Kenmerkenwaarvaniknogleerde dat die

onherroepelijk eenmalig

ontstaan waren,

blijken

nuin de

experimenteerdrang

vanvroege

zoogdieren

meermaals

uit-gevonden

te

zijn.

Dat wist ik al welvoor het

tribospheni-sche

gebit,

de

typische

basisvormvande

zoogdiertand.

Dat werd losvan elkaar op het

Noordelijk

en

Zuidelijk

Half-rond ontwikkeld. Maar ook de overgangvandelenvande onderkaaknaar

gehoorbeentjes,

een

typisch

zoogdierken-merk,

is nietzo

rechtlijnig verlopen

als

je

ineerste instan-tiezoudenken.

Wemoeten andersnaarhun evolutiegaan

kijken,

en zul-len zeker daarin ook de denkbeeldenvanandere

disciplines

moeten verweven.Maar op zich ben iknuvooral

blij

met

de

emancipatie

vanMesozoïsche

zoogdieren.

Geen

grijze

muizen

meer,maar eenindrukwekkende variëteitaan inte-ressante levensvormen. Alsnuiemandweer eenboekgaat

schrijven

omalonze kennisoverde vroege

zoogdieren

te

bundelen,

denk ik dat ik het wel uitlees.

Een

belangrijke

stap

terug

“Stammen

olifantsspitsmuizen

dan afvande olifan-ten?” Devraagovervielme een

beetje.

Erwaseennieuwe soort

olifantsspitsmuis

ontdekt in

Tanzania,

enikwas

ge-vraagd

omdaarvoorRadio 1commentaaropteleveren. In het

persbericht

warende onderzoekers

uitgebreid ingegaan

op de Affotheria. Dat iseen

onderverdeling gebaseerd

op

DNA,

waarin de verschillende

zoogdieren

van Afrikaan-se

origine

worden

gegroepeerd. Olifanten, gouden mollen,

zeekoeien, klipdassen

en

olifantsspitsmuizen,

hoe verschil-lendzeook

zijn, lijken

in het verledeneen

gemeenschappe-lijke

voorouder

gehad

te hebben. Een mooi voorbeeld hoe

DNA-analyses

eenverrassend resultaat kunnengeven. Het mooiste

staaltje

is echter wel de

afstamming

van de walvissen. Aan de handvanDNAwas

bepaald

dat deze het meest verwant warenmetde

evenhoevigen,

enin het

bij-zondermethet

nijlpaard.

Ook hier werdmeteeneenmooie Zomer in Zwitserlandmet

mijn

eerste

vriendinnetje.

Iedere

middag

zatikvoor detent met

mijn

neusin het boek ‘Mesozoic

Mammals,

the first two-thirds of mammalian

history

’. Eenvan

mijn docenten,

Paul

Sondaar,

hadmeooit

uitgelegd

daterin de

paleontologie

een

rangen-en-standen-systeem

gold.

Het volk werkteaanhoefdierenenhun fos-sielen

lagen

overal door de collectie. De adel deed de roof-dierenenhadeenmooie kastvoorhun

objecten.

Primaten

inclusiefmens warenvoorbehoudenaande

royalty,

enhun fossielen werden

opgeborgen

ineenkluis.

Terloops

merkte Paul

daarbij

opdatvoorkleine

zoogdieren

hetzelfde

gold,

daarwarende

knaagdieren

voervoorhet

volk,

enwerkte de adelaan insecteneters. Het

koningsmaal

voordeze

(2)

AFZETTINGEN WTKG 29(1),2008 20

groepvan

gemaakt.

Waarvan oudsher

gesproken

wordt van de

Artiodactyla (evenhoevigen)

en Cetacea

(walvis-sen), gebruiken

cladistennu steevast de

Cetartiodactyla.

Toegegeven,

walvissenen

nijlpaarden zijn

allebei dieren die

goed

in hetvetzittenenveelvanwater

houden,

maar de linktussendetweewasvoorveel

paleontologen

moei-lijk

te

verkroppen.

Grootwas dan ook de commotietoenHansThewissenin 2001 kwam meteen

beschrijving

van het skeletvan de walvis

Pakicetus,

dietotdantoealleenvanschedels be-kendwas

(lit. 3).

Hans iseenNederlandse

paleontoloog,

die in de

Verenigde

Staten onder andere furore maaktemet deeerste

beschrijving

van eenwalvismetpoten,

Ambulo-cetus.

Zijn beschrijving

vanhet skeletvanPakicetus liet zien dat het diereen

sprongbeen

hadmeteendubbele rol-ler. En dit

type sprongbeen

wordt alleenmaar

gevonden

in de

evenhoevigen.

De

Cetartiodactyla,

of althans de

nau-we

verwantschap

tussenCetaceaen

Artiodactyla,

zatvanaf datmoment

gebakken.

Het

enige

waarHansen

zijn

colle-ga’s

opdatmoment nog geenantwoordop konden geven, wasde vraaguitwelke groepvan

evenhoevigen

de walvis-senontstaanwaren. Want de

nijlpaarden,

die dus door het DNAwarenaangewezen,

zijn

geen

optie

voor

paleonto-logen.

De vroege evolutievanwalvissen vond

plaats

zo’n 50

miljoen jaar geleden

op het Indiase

subcontinent,

ter-wijl

deeerste

nijlpaarden

15

miljoen jaar geleden

in Afri-ka verschenen.

Zes

jaar

nade

beschrijving

vanPakicetus komt Hans The-wissenmetnieuwe

opvallende

gegevens,die verder licht werpen opde evolutievande walvissen

(lit. 2).

Samenmet AmerikaanseenIndiase

collega’s bespreekt hij

vondsten

van

Indohyus

uit Kashmir. Dit

diertje

wordt

gerekend

tot de

Raoellidae,

eenEocene familievan

evenhoevigen

die alleen bekend is uit ZuidAzië. Met alle nieuwe gegevens, maarzonder deze

Indohyus,

leverteen

fylogenetische

ana-lyse

eenboomwaar

DNA-wetenschappers

welmeeuitde voetenkunnen. Ook hier worden de

nijlpaarden

als naas-te verwantvande walvissen

aangeduid,

alhoewel de

ver-wantschappen

tussen de oudste

evenhoevigen

zeer

ondui-delijk zijn.

Maar alsweook

Indohyus

erin

betrekken,

ver-andert dit beeld. Het

diertje

komtte staanaande basisvan de walvissen. Zo sterk

zelfs, datje

zoukunnen overwegen omhemtotde Cetaceaterekenen. Maar Thewissenende

zijnen

willenzoverniet gaan. Er

zijn

onder andere in het

gebit

eenaantal

kenmerken,

waardoor het

diertje

toch echt

bij

de

evenhoevigen

hoort.

Zo’n stamboom is

natuurlijk

mooien

aardig,

maar er

zijn

ook verder

aanwijzingen

dat

Indohyus

eenstadium is in de overgangvan landnaarwater. De

wetenschappers wijzen

erop, dat de bottenvan

Indohyus

verzwaard

zijn,

doordat de holte in het middenvan de beenderen deelsmetbot is

opgevuld.

Dit kenmerk kennenwe vooralvan dieren die

(deels)

in hetwater

leven,

zoals

bijvoorbeeld

nijlpaar-denenzeekoeien. Het

helpt

ze omdeopwaartsekrachtte

overwinnen,

en zo overde bodemtekunnen

lopen,

of al-thans

rustig

tekunnen

blijven drijven.

Ook

isotopenanalyse

duidt erop dat

Indohyus

zich

goed

thuis voelde in het

wa-ter.De waarden die hetteamvond vielen

duidelijk

buiten de waardenvoor

typische

landbeesten. Bovendienwasde variatie in

gevonden isotopenwaarden

ook

klein,

ietswat

typisch

ook

gevonden

wordt

bij

dieren die veel in het wa-ter

verblijven.

Almetal

lijkt

deeerstestapin de evolutienaarde

walvis-sendusgezette

zijn

dooreen

diertje

dat niet

erg

goed

kon zwemmen,maarwel veel

tijd

doorbrachtin hetwater. Mis-schien wel als

strategie

om

bepaalde

roofdierente

ontlopen,

of misschien vond het

zijn

voedsel in

ondiepe

meren. De evolutienaarechte walvissenwasnietzozeereenkwestie

van eenovergangvanlandnaarwater,maarzathem veel meerin de

voeding. Indohyus

had immers nog kiezen die meerleken op dievanandere

evenhoevigen, terwijl

Pa-kicetus al

typische

walvistanden

kreeg.

Jammer genoeg

brengt

de nieuwe stamboom weliswaar veel aanhet lichtoverde evolutievan

walvissen,

maar

blijft

de vroege evolutie vande

evenhoevigen

nog in nevelen ge-huld. En is het dus ook niet

duidelijk

hoenu

werkelijk

het verbandmetde

nijlpaarden ligt. Maar,

ikmoethet tocheven

kwijt, Indohyus,

die ongeveer degroottevan eenwasbeer

had,

leek dus in deverste vertenietopeen

nijlpaard.

Literatuur

1 Luo, Z.-X.,2007. Transformationand diversification in

early

mammal evolution. Nature

450,

pp. 1011-1019. 2

Thewissen, H.,

Noelle

Cooper, L., Clemente, M.T.,

Ba-jpai,

S. &Tiwari, B.N., 2007. Whales

originated

ffom

aquatic artiodactyls

in the Eocene

epoch

of India. Na-ture

450,

pp. 1190-1194.

3

Thewissen,

J.G.M.,

Williams,

E.M., Roe,L.J. &

Hus-sain, S.T.,

2001. Skeletons of terrestrialcetaceansand the

relationship

of whalesto

artiodactyls.

Lars van denHoekOstende, Nationaal Natuurhistorisch

Museum,Postbus 9717,2300 RALeiden,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The proportion of CTPAs positive for PE after CDS implementation was almost double that prior to introduction of the diagnostic algorithm (phase 1 v. 69.3%; p=0.015) During phases

Wanneer de gewone stoel geen wielen heeft scheelt dat daarnaast nog de tijd en fysieke belasting die nodig is voor het aanschuiven aan de tafel en het later

Andere methoden maken koeling niet overbodig, maar dragen bij aan houdbaarheid bij koeling:. • Pasteuriseren (vaste of

A balance between functional density and modularity can be achieved by bitstream specialisation, a term used by Bruneel (2011) who proposed different techniques to adapt

As a result of the increase in confidence, sense of belonging and other personal qualities, the participants experienced that learning to improvise through

Die invloedsfeer van die PU vir CHO was altyd oral merk- baar en die Universiteit was nie verskonend oor sy stand- punte nie. Eerder kan die aard van die Universiteit se

Graph 4.13 Moderator Dilution: Time vs Reactivity Coefficient of Soluble Boron, Moderator Temperature Reactivity Coefficient, Total Reactivity Coefficient and Power Neutron Flux. 4.7

Let us first give an alternative interpretation of (*). Thus there is a natural quotient space Ap whose points are the lines on p on whose lines are the sets of lines