• No results found

Ophokplicht en biologische hennen: stoffig op stok

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ophokplicht en biologische hennen: stoffig op stok"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ophokplicht en biologische hennen: stoffig op stok

Biologische hennen zijn op grond van Europese regels gewend om een derde deel van hun leven buiten door te kunnen brengen. Desalniettemin bleken de kippen in het algemeen wel wat, maar niet ernstig te lijden onder het ophokken. Met name de vrees voor een golf van ernstige verenpik­ kerij bleek vooralsnog ongegrond, al

meen goed in de hand door afleiding met bijvoorbeeld extra strooisel, meer voerbeurten en gevarieerder voer, en ook wel met gedempt licht. De ver­ beterde opfok en de opkomst van rustiger rassen hebben waarschijnlijk ook een handje geholpen. Waar al eerder problemen met verenpikken bestonden, werd dat wel wat erger, Ophokplicht is een noodoplossing, maar blijft

waarschijnlijk een steeds terugkerende realiteit zolang de vogelgriep rondwaart onder trekvogels en inenting nog geen gemeengoed is. Vooral voor de biologische pluimveehouderij staat daarbij

veel op het spel. Daarom brachten Wageningse onderzoekers meteen al in 2005 zo goed mogelijk de gevolgen in kaart die ophokken had voor bio­ logische leghennen. Die vallen mee, al wordt het binnen vaak wel een zorgwekkend stoffige boel. moet daarbij worden aangetekend

dat minder dan twintig procent van de onderzochte hennen een onbehan­ delde snavel had – het onderzoek werd gedaan voordat in maart 2006 het toucheerverbod van kracht werd.

Vooral in het begin van de ophok­ periode hielden pluimveehouders het gedrag van hun hennen in het alge­

Kennisflits Dierenwelzijn

LNV programma dierenwelzijn

(2)

Wie wat waar

Het volledige onderzoeksrapport Effecten ophokplicht biologisch legpluimvee: stofhappen! door Aize Kijlstra en Joop van der Werf, rapport nr. 06/100502, verscheen in februari 2006. Het is online onder meer te vinden in het archief van www.biologischeveehouderij.nl.

tekst & vormgeving Rik Smits/Peptalks.nl Dit project wordt door LNV gefinancierd uit het onderzoeksprogramma Dierenwelzijn

maar nergens was sprake van ernstig kannibalisme.

Gek genoeg was de toestand van hennen die ter afleiding bijvoorbeeld extra strooisel kregen, gemeten aan hoe goed ze in de veren zaten, niet beter dan elders. Juist waar niets extra’s gedaan werd, zagen de die­ ren er in het algemeen wat beter uit. Dat kan eraan gelegen hebben dat boeren vooral welzijnsbevorderende maatregelen namen als hun kippen al wat problemen hadden, en niet of minder wanneer hun dieren in bla­ kende welstand verkeerden. In elk geval hielden de meeste boeren op den duur op met het verstrekken van extraatjes, omdat ze merkten dat het verenpikken ook zonder bijzondere afleiding wel meeviel.

Stof

Het ernstigste gevolg van het ophok­ ken was de slechte lucht waarin de hennen moesten leven. Gemiddeld troffen de onderzoekers 4,5 milligram stof per kubieke meter lucht aan, met uitschieters tot 9,6 milligram, terwijl zo’n 3,6mg/m³ voor pluimveestallen normaal is. Uit oogpunt van gezond­ heid is een gehalte lager dan 3,4mg/ m³ wenselijk, maar tweederde van de onderzochte kippen – en hun verzor­ gers – had het dus slechter, soms veel slechter. Dat is een punt van belang, omdat stof niet alleen slecht is voor de longen van mens en dier,

maar ook als drager van ziektekie­ men kan dienen.

Veel of weinig strooisel, extra strooisel en speelgoed of niet, voor het stofgehalte maakte het allemaal weinig uit. Blijkbaar zijn andere stof­ bronnen, zoals huidschilfers, mest en voederresten belangrijker. Hoeveel daarvan in de lucht zweefde, hing vooral af van twee dingen: het soort kip en de inrichting van de stal. Brui­ ne hennen veroorzaakten aanzien­ lijk meer stof dan blijkbaar rustiger witgevederde rassen. Verder steeg het stofgehalte met het aantal kippen per vierkante meter bodemoppervlak. Vooral voliërestallen, met meerdere leefetages boven elkaar en dus veel kippen per vierkante meter, plus veel gefladder tussen de verdiepingen, scoorden slecht met een gemiddelde van 6,9mg/m³. Mechanische venti­ latie maakte een en ander er niet beter op.

Indrukken en metingen

De eerste indrukken kwamen uit een telefonische enquete onder 63 biolo­ gische pluimveehouders, een maand na het ingaan van de ophokplicht op 22 augustus 2005. In november en december, toen de dieren dus al maanden vast zaten, bezochten de onderzoekers zelf 37 van de eerder geënqueteerde bedrijven en deden daar objectieve metingen.

De bedrijven die aan die tweede

fase meededen waren tezamen goed voor 214.195 dieren, bijna de helft van het totaal aantal biologisch gehouden leghennen in Nederland. Alleen al door die omvang geeft het onderzoek een vrij betrouwbaar beeld van wat ophokken teweegbrengt.

Mitsen en maren

Daar staan weer een paar mitsen en maren tegenover. We noemden al het inmiddels ingegane toucheerverbod, waardoor de uitkomsten ten aanzien van verenpikken weinig zekerheid verschaffen over volgende ophok­ periodes. Iets dergelijks geldt ook voor het feit dat de gemiddelde toe­ stand van het verenkleed niet meer dan een mager zesje waard was. Dui­ delijk werd wel dat witte kippen het wat dat betreft beter deden dan brui­ ne, en jonge hennen beter scoorden dan oudere. Maar of de algemeen matige score ook met het ophokken te maken had, viel niet vast te stel­ len. Dat had alleen gekund wanneer tegelijkertijd ook vergelijkbare niet­ opgehokte koppels bekeken waren, en die waren tijdens de ophokplicht niet voorhanden.

Tot slot moet gezegd dat het onder­ zoek vooral de toestand op grotere bedrijven weergeeft. Veel kleintjes, met minder dan 350 hennen, ont­ trokken zich onder de verwarrende tijdelijke regelgeving van 2005 als hobbyhouder aan de ophokplicht, of stopten al dan niet tijdelijk

Aantallen Nederlandse bedrijven met biologisch legpluimvee in het jaar 2005, gerang­ schikt naar omvang.

Stof in de stal. In wit en bruin de gebie­ den waarin gevonden stofwaarden lagen

voor verschillende dichtheden witte, respectievelijk bruine kippen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat klinkt basaal, maar drukt politici nog eens extra met de neus op de feiten dat zij allereerst zelf actie dienen te ondernemen om iets te doen aan de onvrede en het feit dat

In the search for some methodological guidelines for congregational analysis for the South African context there will, firstly, be a discussion of a number of theological points

After cooling to 0-5 °C in an ice water bath, 56 mL hydrogen peroxide (30% solution) was added dropwise at such a rate that the reaction mixture never warmed to more than 35

Carrot (Daucus carota L.), an important vegetable crop, is cultivated worldwide for the fresh market and processing industry. In South Africa carrot is one of the four major root

The chapter contains a number of textual problems, but the ancient versions, the Septuagint, Peshitta, Vulgate, and Targum can help the reader to solve these

2.2 Primary Snoek fishing spots around the Cape peninsula (Isaacs, 2013)………….10 Figure 3.1 Map outlining the sampling sites [Phillipi, Strand (A & B) and Saldanha] located

The correlation between the metallicity gradient and the central velocity dispersion, which is absent in normal elliptical galaxies, suggests that the position of the galaxy in

“Ik kom al bijna twee jaar bij een moeder bij wie het lang heeft geduurd voordat ik een vertrouwensband met haar had. Ze redt het zelf allemaal wel, vindt ze. Elke keer