GEOCOMmunicatie
10
over
aardverschuivingen
in deHimalaya’s,
gehinderde paleontologen,
fossielebladeren,
bozeCreationisten,
biochemisch onderzoek vaneen levend
fossiel en een
reusachtige
krokodilA.J.+(Tom)
vanLoon*Inleiding
Aardverschuivingen
in deHimalaya’s
deelsgevolg
vanbevolkingsdruk
De
Alpen zijn
niet hetenige gebergte
datgepaard
gaat
ondereentoenemende drukvanmenselijke
ac-tiviteit;
datgeldt,
naaruit onderzoek van twee Indiasegeologen blijkt,
ookvoordeHimalaya’s,
waardebevol-kingsdruk
vele malengeringer
isenhet toerisme nogre-latief
beperkt
is Degeologen
starttenhunonderzoeknaaraanleiding
van een enormeaardverschuiving
dieop 12september
1995plaatsvond nabij Lugar
Bhattiendie dedoodvan65 personen veroorzaakte.
Kartering
vandever-schovenaardmassa,
voornamelijk
bestaande uit losse aarde Alweer de tiende GEOCOMmunicatie! Dat betekent dat ik inmiddels 2jaar lang
deze rubriek hebverzorgd.
Arti-kelenverzamelen,
opgeschiktheid
beoordelenen samen-vatten.Een heleklus,
maarwel leuk. Jemoetzoiets ech-terniet alleen doen omdatje
het zelf leukvindt,
maarook - envooral- omdatje
erde lezers eenplezier
meedoet.En is dat nog wel zo? Je
moetje
eraltijd
vanbewustblij-vendater na
verloop
vantijd
eenzekereroutinematigheid
gaat
ontstaan. Dan gaatnatuurlijk
voor delezers de pret erwataf. Alsauteurkunje
zelfmoeilijk
beoordelen wan-neerdat stadium wordtbereikt;
als hetzoveris,
is het bo-vendientelaat. Kortom:dit‘jubileum’ lijkt
me eenprach-tige gelegenheid
om deestafettestokover tedragen.
En misschien(hopelijk zelfs)
staateral iemandtepopelen
om een frisse wind doorAfzettingen
telaten waaienmetsoortgelijke stukjes,
maarvanuitzijn/haar eigen
voorkeurenmet
zijn/haar eigen stempel.
Ikzoudattoejuichen, juist
omte voorkomen dat iedereenuitgekeken
raaktopdeze rubriek.Daarvoor isgeologisch
nieuws toch teleuk.Wie wil hetvan me ovememen? Daarvoormoeten tochlief-hebbers
zijn?
Anders zitten de redactieende lezers noglanger
aan me vast.Want zelfblijf
ik wel de literatuurdoornemen,
enikblijf
hetsamenstellenvandit soortbij-dragen
nogsteeds leukvinden. Delezerszijn
dus gewaar-schuwd: alsergeen liefhebberszijn
omditvan me overtenemen-enals de redactie niet
ingrijpt
- danzouik anders
enstenen
(maar
wel met eenhoog watergehalte),
geeft
aandat hetgaatom
bijna
eenmiljoen
kubiekemeterma-teriaal. Diemassa
gleed omlaag
over eenpuinwaaier
op de linkeroevervande rivier deBeas,waarbij
zo’n 30.000m3aan het eindvande
puinwaaier
totstilstand kwamendaareen ‘bult’ vormdevan 15 m
hoog
en 150mlang,
waarachter zich inmiddelseen meerheeft
gevormd.
Deverschuiving,
dieplaatsvond
naenkeledagen (3-6
sep-tember)
vanhevige regenval,
wasvolgens
de onderzoe-kers niet alleeneengevolg
vannatuurlijke
omstandighe-den zoals
doordrenking
van detoplaag
metwater,maarookvan een
kunstmatig
steilergemaakt profiel,
dattot stand kwambij
deaanleg
van eenwegoverhet onderstegedeelte
vandepuinwaaier.
In combinatiemet eenhoge
waterstandvandeBeasleiddedat tot voldoende instabili-teit om een
afglijding
in gangte zetten.Hetbewegende
materiaalnamopzijn
tochtomlaag
nog veelmeeronder-grond
metzich mee.In hetzelfde
gebied
kwamen in dezelfdeperiode
veelmeeraardverschuivingen
voor, die echter-veelalvanwege hun
plaats
vangebeuren
-geen slachtoffers eisten. Relatief steile
hellingen spelen
echtereenbelangrijke
rol. Zo ble-ken vooral in de buitenbochtenvanmeanderende rivierenveel
afglijdingen
voortekomen. De onderzoekerszijn
in dat verbandongerustoverdetoekomst,
omdat het wegen-netsteeds verder wordtuitgebreid, waarbij
meerinstabieletrajecten
zullenontstaanalsgevolg
vanweginsnijdingen.
Ze
wijzen
erop dat zowel de
frequentie
als de omvangvan de
aardverschuivingen
in het dal sinds het middenvandezeeeuw sterk
zijn toegenomen.
Datschrijven
ze toeaande steeds verdervoortschrijdende
socio-economi-scheontwikkeling,
detoenamevanhet toerismeendestij-gende bevolkingsdruk.
De
hevige regenval zorgde
ookvoor grote overstromin-gen, onder andere in hetManali-gebied,
waartalrijke
grotegebouwen
werdenweggespoeld. Dergelijke
overstromin-gen doen de roepom
maatregelen,
bijv.
in devorm vankanalisering
toenemen.Daarbij
moetonvermijdelijk
aande hele infrastructuur worden
gewerkt,
watgemakkelijk
kan leidentot deaanleg
van nieuwe wegen opplaatsen
waar
dat,
vanuit hetoogpuntvanpreventie
vanaardver-schuivingen,
ongewenstis. Deonderzoekers menendanook dat op de
langere
termijn gerichte
overheidsmaat-regelen nodig zijn
om deschadelijke
effectenvan
moge-lijk
nogmeer ennoggrotereaardverschuivingen
zogoed
mogelijk
tebeperken.
Referentie:
5Geologisch
onderzoek in Amerikaans‘National
monument’ op de tochtIn 1996 werd aande toch al indrukwekkende
lijst
vanAmerikaanse ‘Nationalmonuments’eennieuwe locatie
toegevoegd:
het Grand Staircase-Escalante Natio-nal Monument. Dit 7700 km2grote woestijnachtige
ge-biedligt
in het door canyons doorsnedengedeelte
vanUtah,
enomvatondermeerarcheologische vindplaatsen,
bijzondere
ecosystemenenfossielrijke afzettingen.
De reden dat de
regering
Clinton hettot‘Nationalmonu-ment’
verklaarde,
was dat diemaatregel
wetenschappe-lijk
onderzoekzoubevorderenentegelijk
eeneind maken aandebedreiging
die doormijnbouw
in denabije
omge-ving
bestond. Diemijnbouw
werd doorveelpartijen
niet als eenechtebedreiging
ervaren ental vanpartijen
be-schuldigden
Clinton ervangezwicht
tezijn
voorde pres-sievanmilieu-actiegroepen.
De critici
lijken
hetgelijk
aanhunzijde
tekrijgen,
nuheternaaruit ziet dat ook
wetenschappelijk
onderzoekeer-der zal worden belemmerd dan bevorderd. Zo heeft de
regering
eenplan
ontwikkeldomtoegangswegenafte slui-ten en om normalegraafwerkzaamheden
te verbieden. Vooralgeologen
- enin hetbijzonder paleontologen
-
lij-ken daarvan de
dupe
teworden,
enhebben dan ookmet klemtegendezemaatregelen geprotesteerd. Daarbij
isvanbelang
dat hetafgelegen gebied
een vande laatste streken ophetvastelandvandeVerenigde
Staten isdat nognau-welijks geologisch
in kaart isgebracht.
Wel is sinds 1880 bekend dat detrapvormige morfologie
dieop talvanplaat-sen
langs
de canyons bestaat(en
waaraanhetmonumentzijn
naamdankt)eenuniekegelegenheid
biedtom‘om-laag
in detijd’
tewerken. Degeologen
vinden het extrawrang datClinton daaraan zelfsherinnerde
bij
debekend-making
dathij
hetgebied
tot ‘National monument’ had verklaardendaarbij
weesopde“uitzonderlijke
mogelijk-hedenvoor
geologen,
paleontologen,
archeologen,
ge-schiedkundigen
enbiologen”. Merkwaardig
is ook dat in het nieuweplan
iedere activiteit die hetaardoppervlak
aantastzouworden verboden inmeerdan de helftvanhethele
gebied.
Alleen opeenaantalstrengbeperkte
locatieszounog mogen worden
gezocht
naarfossielen,maardan zouhet weluitsluitendom‘unieke’ of ‘extreemhoogwaar-dige’
fossielenmogen gaan.Hoeje
moetbewijzen
dat die opeenlocatie voorkomen alsje
nieteersteen vooronder-zoek maguitvoeren,
wordtnietduidelijk gemaakt.
Daar-bij wijst
devertebraten-paleontoloog
Jeffrey
Eaton(We-ber State
University)
erop dat vaaktonnen aardemoetenworden
gezeefd
omkleine-maarpaleontologisch
wel zeerbelangrijke
- vondstentekunnendoen(bij
de WTKGwetenweook alles van dat vele
zeefwerk!). Daarbij
is bovendiensoms zwaar materieelvereist, datvolgens
de nieuweplannen
ookal niet meergebruikt
zou mogen worden.De
huidige
‘baas’ van hetgebied, Jerry Meredith,
zegt dat het zeker niet debedoeling
isomgeologisch
onder-zoek tebemoeilijken.
Maarhij
voegtdaaraantoe daterkritischer dan
gewoonlijk
naaronderzoeksvoorstellen zal wordengekeken, uitgaande
van hetprincipe
dat natuur-beheervoorop staat endatwetenschappelijk
onderzoekpas daarna
volgt.
Depaleontoloog
David Gillette(Mu-seum van
Arizona)
vreestdan ook dater eenbeoordelings-instantie zal
gaan komen die “de deur open zullen stellen
voor volstrekt
onnodige
bureaucratie”.Hij
staat niet al-leen inzijn
zorg: erzijn
almeerdan 6000commentarenop de
plannen binnengekomen.
Maar Meredithtoontzich nogweinig toeschietelijk
tegenoverpaleontologen
die onderzoek willen doen. Als dat al wordttoegestaan, dan kunnenzevolgens
hem beter gaanlopen
enhunspullen
ineenrugzak
vervoerendanmeteenautoefficiëntaandeslag
gaan.Referentie:
4Zon enschaduw beïnvloedden kenmerken van fossiele bladeren
Vooral in de
afgelopen
tienjaar
isbij
recenteplanten
onderzoekverrichtaandeverschillen tussende veelaanzonlicht
blootgestelde
endemeerin de schaduwblij-vende bladeren. Ook
sommige
bladerenuit het Tertiair vertonen somsdergelijke
verschillen,vooral inmorfologie
encuticula. De evolutionaire
ontwikkeling
vandezever-schillen
begon
echterkennelijk
veeleerder,
wanthetzelfde is nuvastgesteld
voor bladerenvan fossieleplanten
uit het Jura. Hetgaat daarbij
omtweesoortenpteridospermen,
Komlopteris
nordenskioeldiienCtenozamitescycadea.
Hetonderzoek,uitgevoerd
dooreenHongaarse biologe
ende Nederlandsepaleobotanica
JohannavanKonijnen-burg-van Cittert,
van het InstituutvoorAardweten-schappen
vande UniversiteitvanUtrecht,
betrof groten-deels materiaalvanhetHongaarse
MuseumvoorNatuur-lijke Historie,
datoverigens
voor eenbelangrijk
deel slechtsfragmentarisch
was.Hetging daarbij
om 173exem-plaren
vandeeerstgenoemde
soorten50exemplaren
vande tweede.
De aandacht werd
primair gericht
op degroottevan debladeren,
de cuticula(lengte
enbreedtevande cellen in deepidermis;
grootte van de stomata), en het aantal stomataperoppervlakte-eenheid.
Degevonden
waarden werden statistisch verwerkt. Het bleek datbij Komlopreris
nordenskioeldiiduidelijk
twee groepenbladerenwaren te onderscheiden.Bij
deeerstegroep is de cuticula
(het
was-laagje)
dik(gemiddeld
18,8pmaande bovenkanten16,5 |irnaandeonderzijde
vandebladeren), bij
de tweedegroep ishij
dunner(16,5
pm en12,5 pm).
De cellenvan deepidermis zijn bij
deeerstegroep kleiner
(gemiddeld 41,1
pm
lang
en24,6
pmbreed)
danbij
de tweedé groep(57,3
pmen30,7 pm).
Ook destomata(huidmondjes)
verschil-lenaanzienlijk: bij
deeerstegroepzijn
zeaanzienlijk
klei-ner
(62,9
pmlang, 53,0
pmbreed, poriën 20,8
pmlang)
dan
bij
de tweede groep(82,1
pm,66,0
pm en27,6pm).
De onderzoekers concluderen dat deeerstegroep bestaat uit veelaan dezon
blootgestelde
bladeren,terwijl
de tweede groepjuist
uit schaduwbladerenbestaat.Bij
Ctenozamitescycadea
werdenvergelijkbare
verschil-lenaangetroffen.
Ook daar hebben dezonnebladereneendikker
waslaagje
enis het aantalhuidmondjes
per opper-vlakte-eenheidgroter.De onderzoekers
wijzen
erop datvergelijkbare
verschil-lentussen zonne- enschaduwbladerenookbij
diverse re-centeplantensoorten
wordenaangetroffen.
Denogal
uit-eenlopende eigenschappen
vandebladeren,
ookwat be-treft hunmacromorfologie,
kunnenervolgens
de onder-zoekersgemakkelijk
toe hebbengeleid
dat veel fossiele bladerenzijn toegeschreven
aan verschillende soorten,terwijl
zevandezelfdeplant afkomstig
kunnenzijn.
Datzou
bij
naderebestudering
kunnen leidentoteenaanzien-lijke
revisievandepaleobotanische
taxonomie. Ookwij-zende onderzoekers erop datmetdeze maniervan
onder-zoek de
paleo-ecologische interpretatie
vanveel soorten kan worden verbeterdendat daarmee ook de reconstruc-tievan deomstandigheden
gedurende
bijv.
het Meso-zoïcum kan wordenverfijnd.
Referentie:
1Creationisten
meteigen
wapens bestredenDNA-onderzoek maakt steeds
duidelijker
hoe dedi-verse
planten-
endiersoorten op aarde aan elkaar verwantzijn.
Veelmoeilijker
ishet-omdathet DNAvaakonvoldoende
volledig
isgefossiliseerd
- omook deevo-lutionaire
ontwikkeling
van hetplanten-
endierenrijk
te reconstrueren. Tochbeginnen
daarnudeeerstegegevensoverbeschikbaartekomen. Daaruit
blijkt
- netzoals datbij
derecenteplanten
endieren hetgeval
is- dat dever-meende
verwantschappen (die
ondermeer ingeslachts-en soortnamen tot
uitdrukking komen)
nietaltijd
correctzijn.
Tochbevestigen
de thans beschikbare gegevens ingrote lijnen,
maarvoorlopig
nogslechtsvoor eenrelatiefjong
deelvandeaardgeschiedenis,
datdeevolutie alszo-danig
zichkennelijk
heeftvoltrokkenvolgens
dezelfdeprincipes
die dewetenschap
in de laatste tientallenjaren
heeft aangenomen.Daarbij
spelen
uiteraard depale-ontologie,
de leervande fossieleplanten
endieren,endebiostratigrafie,
de leervandekarakterisering
vanopeen-volgende gesteentepakketten
door hunfossielinhoud,
eenbelangrijke
rol.Ondanks alle
overtuigende bewijzen
voorevolutiezijn
ernog steeds groepenmensendie, vooral op basisvan het
scheppingsverhaal
in deBijbel,
evolutieafwijzen.
Dezezogeheten
creationisten hebben insommige
statenvandeVerenigde
Statenzelfs kansgezien
om hunscheppings-verhaalnaastde evolutietheorieals
gelijkwaardig
telatenonderwijzen.
Protestendaartegen
vandezijde
vande ‘of-ficiële’wetenschap
hebbenweinig
of nietsuitgemaakt.
Een nieuweaanpak
levert misschien meerresultaat op, omdat de creationistenmethuneigen
wapens worden be-streden. Een aantalwetenschappers
enonderwijzers
heeft zichnamelijk verenigd
in FLAT(Families
forLeaming
AccurateTheories)
enwilnudat opeenschoolin Kansas ook hun ‘theorie’alsgelijkwaardig
wordt onderwezen. Ze stellen in huntheorie datdeaardeniet rondis,
maarvlak of devormheeftvan een
piramide. Daarbij
baserenzezichop
Openbaringen
7:1 (Daarnazag ik vierengelen
staanaande vier hoeken deraarde...).
Ook andereweten-schappelijke
feitenzegt FLAT niettewillen erkennen. Zozouhetgetal pi
geen eindeloosaantalcijfers
achter dekommahebben,maar
precies
3zijn;
datvolgt
uit het Eer-steBoek derKoningen
7:23(Voorts
maaktehij
dezee, vangietwerk,
tien elvanrandtotrand, geheel rond, vijf
elhoog, terwijl
eenmeetsnoervandertig
el haar rondom konomspannen).
Uiteraard is het debedoeling
vanFLATom meteendergelijke aanpak
aanhetgrotepubliek duidelijk
temaken dat deBijbel
niet alswetenschappelijk
boek isbedoeld,
en dat daarom hetberoep
van de creationistenopde
Bijbel
voorwat betrefthunontkenning
vandeevo-lutietheorie
wetenschappelijk
niet serieus kan wordenge-nomen.Enkele creationisten hebben inmiddels laten we-ten datze zich door FLAT
belachelijk
gemaakt
voelen. Ze houden nietteminvastaanhunstandpunt
dat de aarde niet ouder kanzijn
dan 10.000-60.000jaar.
Waaromzeniet ineenvlakke of
piramidevormige
aardegeloven,
heb-benzeechter nog nietduidelijk gemaakt.
Referentie:
2Levend fossiel
geeft
taxonomischestatusgeochemisch prijs
InhetGrootBarrière Rif komteen
merkwaardig
or-ganisme
voor dat de naam Astrosclerawilleyana
draagt.
Hetgaat
om eenaandeondergrond vastgehecht
dier,
dat in talvanopzichten
gelijkenis
vertoontmeteenverderreeds
lang uitgestorven, nogal mysterieuze,
groep: destromatoporoïden.
Deplaats
waarAstrosclera in hetdierenrijk
moestwordeningedeeld,
heeft dan ooknogal
watdiscussieslosgemaakt,
maarvrij algemeen
werdeenindeling bij
de sponzen aangenomen.Ommeer
duidelijkheid
tekrijgen
overdeprecieze
taxono-mischestatus hebben Duitsepaleontologen
enbiogeo-chemici de
lipiden (van
vetzurenafgeleide verbindingen)
van het dier onderzocht. Ze deden dat ookbij Agelas
oroides,
een spons(behorend
tot de klasse derDemo-spongiae: demosponzen)
uit de MiddellandseZee. Beideblijken
carbonzurentebevattenmetlange
ketensmet 24-26 koolstofatomen. Verder bleek dat beide diereneengrote verscheidenheidaanvertaktecarbonzurenbevatten,
waar-bij
de ketensgewoonlijk
15tot25koolstofatomen bevat-ten. Soms bevinden devertakkingen
van deketens zichaande uiteinden
(iso-
enante-iso),
maarveel vakermeer naarhet midden(met
een clustervan methyl-hexadeca-enmethyl- octadeca-isomeren,
en eentweede clustermetmethyl-docosa-
enmethyl-tetracosa-isomeren).
De karak-teristiekenvan de isomerenen depatronenwaarin dezevoorkomen,
komenzosterkonderling
overeendat de ge-slachtenAstrosclera enAgelas
welnauw aanelkaar ver-want moetenzijn.
De onderzoekers concluderen hieruit datAstrosclera,
netals de taxonomisch veelgemakkelij-ker intedelen
Agelas, bij
dedemosponzen
moetwordeningedeeld.
Of dat dan ookzou moetengelden
voor alle fossielestromatoporoïden,
latenzeoverigens
in het mid-den.Deonderzoekers menendat de
complexe mengsels
van dekenmerkende isomerensamenhangen
metbacteriën diein
symbiose
metdemosponzen
leven. Ze hebben de meng-selsvergeleken
metde koolwaterstoffen die voorkomen in oudeafzettingen,
enkomen tot de conclusie dat de in derecente soortenaangetroffen
verbindingen
kunnen worden beschouwd alslipiden
diemogelijk voorlopers zijn
vande in het midden vertaktemonomethylalkanen
die vaak in fossiele sedimentenen in aardolie wordenaangetrof-fen.
Op
basis van dezebevindingen
hebbenze eenwerk-hypothese opgesteld
die inhoudt dat devoor devorming
vandeze
bijzondere mengsels
vanlipiden
verantwoorde-lijke
bacteriën in hetgeologische
verledeneenwijde
ver-spreiding
moetenhebbengehad,
endatzenog steedsover-leven in marieneecosystemenwaarin
specifieke
sponzen-soortenzijn vertegenwoordigd.
Referentie:
6Krokodil
wedijvert
metdinosauriërsTemiddenvande dinosauriërs,in het
Campanien,
leefde in Noord-Amerikaeenreusachtige krokodil,
Deinosuchus. Met
zijn lengte
van8-10 m enzijn gewicht
van2500-5000
kg
washij
3-5 keergroter
dan degrootste
krokodillen diewe nunogkennen. De fossielebeenderen
van deze
reusachtige
krokodilzijn onderzocht,
waarbij
ondermeerde in
bepaalde
beenderenaanwezige
groei-ringen zijn geanalyseerd.
Door dieanalyses
tekoppelen
aandeafmetingen, hoopten
de onderzoekers iets overdegroeisnelheid
van dezereuzensoort teweten te komen. Voorvergelijkingsdoeleinden zijn
beenderengebruikt
van twee relatiefcomplete
exemplaren
uit de Judith River Formation(Montana)
en deAguja
Formation(Texas).
Overigens
warendezeexemplaren
ookweerniet echtcom-pleet,
zodat hunoorspronkelijke lengtes
moesten wordengeschat (8,43
en9,10 m).
De onderzoekers kwamentot debevinding
dat de beideonderzochte minofmeercom-plete exemplaren
vanDeinosuchus resp. 50en51jaar
oudwaren
(elk plus
of mintweejaar),
wataanzienlijk
ouder is dan in het wild levende krokodillen momenteelgewoon-lijk bereiken;
het is ookaanzienlijk
ouder dan bekend isvoorverwante fossiele
geslachten.
Bij
het onderzoek kwamen heelwataannameskijken (is
degroottevan eenindividu
altijd afhankelijk
vanzijn
leef-tijd; stopt
degroei bij
eenbepaalde leeftijd;
is degroei
regelmatig; etc.).
Dewatdit betreftgemaakte
keuzeszijn
uiteraard nietwillekeurig.
Deonderzoekershebbenbijv.
in veelgevallen teruggegrepen
opkarakteristieken vanhuidige
verwanten(Alligator mississippiensis
enCrocodylus porosus).
Op
basis vandewaarnemingen
endezeaannameskomen de onderzoekers tot de conclusie dat individuen van Deinosuchustijdens
huneerste5-10levensjaren,
netals veel anderekrokodillen,
perjaar
ca 30cmgroeiden.
Waar degroei
daarnabij
veelsoortenvrijwel geheel
stopt,ging
die
bij
Deinosuchuskennelijk
noggedurende
enkele tien-tallenjaren
door. BotkenmerkenvanDeinosuchusgevenErwas dus
sprake
van eenbetrekkelijk langzame,
maarlang
aanhoudendegroei.
Dat is anders danbij
dinosauriërs, waarvoor(althans bij
enkelesoorten)
isvastgesteld
daterin deeerste
levensjaren sprake
was van een zeerhoge
groeisnelheid.
Referentie:
3Geraadpleegdeliteratuur
1
Barbacka,
M. &Konijnenburg-van Cittert,
J.H.A. van, 1998. Sun and shade leaves intwo Jurassicspecies
ofpteridosperms.
Review ofPalaeobotany
andPalyno-logy 103,
p. 209-221.2 Dalton, R.,1999. ‘FLAT Earthers’ in battle with
crea-tionism. Nature398,p. 453.
3
Erikckson,
G.M. &Brochu,
C.A.,
1999. How the ‘terror crocodile’ grewsobig.
Nature398,
p. 205-206. 4Malakoff,
D., 1999.Proposed
access rulessplit
com-munity.
Science283,
p. 1619.5
Sah,
M.P. &Mazari, R.K.,
1999.Anthropogenically
acceleratedmassmovement, KuluValley,
Himaschal Pradeh, India.Geomorphology
26,
p. 123-138. 6Thiel, V., Jenisch, A., Wörheide, G., Löwenberg,
A.,Reitner,J. &
Michaelis, W.,
1999.Mid-chainbranched alkanioic acids ffom“living
fossil”demosponges:
alink to ancient
sedimentary
lipids?
Organic
Geo-chemistry 30,
p. 1- 14.*A.J.