• No results found

To stay well with the husband: een feministisch-antropologisch onderzoek naar het verzet van plattelandsvrouwen in Zimbabwe tegen machtsongelijkheid in arbeid en huwelijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "To stay well with the husband: een feministisch-antropologisch onderzoek naar het verzet van plattelandsvrouwen in Zimbabwe tegen machtsongelijkheid in arbeid en huwelijk"

Copied!
166
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Patricia Brunklaus

TO STAY WELL WITH THE HUSBAND

Een feministisch-antropologisch onderzoek naar het verzet van

plattelandsvrouwen in Zimbabwe tegen machtsongelijkheid in

arbeid en huwelijk.

(2)

TO STAY WELL WITH THE HUSBAND

Een feministisch-antropologisch onderzoek naar het verzet van plattelandsvrouwen in Zimbabwe tegen machtsongelijkheid

in arbeid en huwelijk

Patricia Brunklaus maart 1991

Doctoraalscriptie

(3)
(4)

VOORWOORD

Deze scriptie is de uitwerking van mijn doctoraal leeronderzoek en de afronding van mijn studie culturele antropologie/ niet-westerse sociologie. In 1989 onder-zocht ik de machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Kaje Kache, een dorpje in het Hurungwe district in het noorden van Zimbabwe. Na anderhalve maand in Harare, waar ik de beginselen van de Shona-taal leerde, informatie verzamelde over het onderzoeksgebied, contacten legde met vrouwenorganisaties en een tolk vond die mij bij het veldwerk wilde assisteren, vertrok ik in mei naar Hurungwe. Het veldwerk nam ruim drie maanden in beslag. Gedurende deze periode woonden mijn tolk en ik bij een boerengezin met een vader, moeder en negen kinderen.

Op deze plaats wil ik alle mensen bedanken die geholpen hebben bij het tot stand komen van deze scriptie. Bij Eveline Mungairi woonde ik drie maanden en samen brachten we, pratend over onze levens, heel wat nachtelijke uurtjes in de keukenhut door omringd door slapende kinderen. Haar echtgenoot, Macken-zie Mungairi hielp mij de reden van mijn verblijf aan de officiële vertegenwoordi-gers van de streek uit te leggen. Hun kinderen, die bijna van mij zelf leken, lieten zien wat voor leven arme plattelandskinderen leiden. De vrouwen in Kaje Kache en hun echtgenoten leverden een belangrijke bijdrage aan het onderzoek. Tendai Samuriwo, mijn tolk, was onvermoeibaar in het vertalen en uitschrijven van alle interviews. Emily Chikwekwe van de Association of Women 's Clubs maakte het mogelijk door te volharden in haar belangstelling voor de vrouwen-club van Kaje Kache, dat haar leden cursussen kunnen volgen en wellicht een project kunnen starten. De mensen aan het thuisfront wil ik niet vergeten: Anna Aalten begeleidde mij vóór en tijdens het onderzoek, Sjaak van de Geest bij het schrijven van de scriptie. Ina de Boer zorgde voor de mooie uitgave. De studie-vriendinnen gaven mij veel kracht en wijsheid in de laatste studiejaren: samen legden we de weg af van de eerste blokken feministische antropologie, via vele discussies over wat feministische onderzoek inhoudt, naar het eindresultaat van de scriptie.

(5)
(6)

1 26°

",

0 ' \ \ -... l. ··~. ' / I r: / 1 28' , / / _./· ~--; - - - 2 6 ...

0_ó'l_,-J__

... ""\...\

.. MBABWE

50 100 km 1 1 staatsgrens ® hoofdstad e plaats : - - - - verharde weg • - - - onverharde weg spoorweg rivier + bergtop

+

vliegveld 22' ·~ ir 1 q: ZUID-AFRIKA 11 , 1 32°

~'1\

"

( lnyangani + 2594 f"

( .. f\_

(7)

ZIMBABWE 0 50 !00 km ~~ \ -- ·-~ Admm1strnt1eve mdehng ~ MASHONALAND ... " .. " \. ' <. ' ' ' MATABELELAND NORTH MASHONALAND WEST ·-, \ ._ ..

-·-

... '>..·--•. -.-··-. -··-v-ZIMBABWE O 50 llJO km ' - - - - ' - - - - ' Muta~~" \ 1 ZIMBABWE NatuurhJke regio's en

(8)

INLEIDING

Mijn eerste kennismaking met het platteland van Zimbabwe was in 1981. Eén jaar na de oorlog bouwden we met een groep vrijwilligers in het kader van de wederopbouw een lagere school in Kaje Kache, een ver afgelegen dorp in het Hurungwe district in het noorden van het land. Net als in veel andere Tribal Trustlands hadden de mensen hier veel te lijden gehad van de oorlog, omdat de streek een doorgangsgebied voor ZAPU-soldaten was, die komende van de oplei-dingskampen in Zambia, aansluiting zochten bij het bevrijdingsleger. Vanaf 1978 hadden soldaten van het Smith-regiem, die deze guerrillas trachtten op te sporen, hun kampement in het gebied opgeslagen. De bevolking van Kaje Kache was bang geweest voor de ZAPU-soldaten, omdat die zich onbehoorlijk gedroegen: mannen en vrouwen werden gemolesteerd, hutten werden leeggeroofd en (pluim)vee werd gestolen. Maar de angst voor de soldaten van Smith was groter. Vanuit een commandopost op zo'n 15 kilometer naar het zuiden ondernamen zij aanvallen op de vrijheidsstrijders, waarbij ze veel in Kaje Kache verwoestten. Om de bevolking ervan te weerhouden de guerrilla's te steunen, stelden de soldaten van Ian Smith 'voorbeelden' door mensen te verminken en te vermoorden.

Na de bevrijding begon de bevolking, aangespoord door de zwarte meerder-heidsregering, aan de wederopbouw van hun land. In Kaje Kache hielpen mannen, vrouwen en kinderen mee aan de bouw van de lagere school. Mannen en vrouwen groeven sleuven en haalden bouwzand uit de rivier; kinderen droegen in de schoolpauzes water aan; mannen mengden beton en stortten de vloeren, vrouwen sleepten bakstenen aan en pleisterden de muren. De taakver-deling tussen mannen en vrouwen leek vast te liggen en pogingen om vrouwen ook eens te laten metselen mislukten. De bestaande ideeën over de arbeidsdeling leken alleen af en toe op zijn kop gezet te worden door de Europese vrijwillig-sters die 'onvrouwelijke' dingen deden, zoals een vrachtauto rijden, beton mengen of metselen. '

Ook de denkbeelden over zwart en wit leken door de nauwe samenwerking enigszins te veranderen. Voor de mensen van Kaje Kache, wier contact met blanken tot dan toe had bestaan uit segregatie en oorlog, gaf het

(9)

zij-aan-zij-wer-ken met ons een gelegenheid om te zien dat ook blanzij-aan-zij-wer-ken met hun handen kunnen werken. Voor ons, Europeanen, werd duidelijk dat de apartheid de levens van deze mensen diepgaand had beïnvloed. Een illustratie hiervan waren de vrouwen waarmee ik eens tussen de middag op de bouwplaats zat te eten. Zij vroegen of ik wel zeker wist of ik sadza (stevige maïspap) kon verdragen, omdat

zij meenden dat blanken er van binnen anders uit zagen dan zwarten.

Uit deze wederzijdse nieuwsgierigheid groeide vriendschap, die reden was om mijn doctoraal leeronderzoek in Kaje Kache te doen en die een stevige basis vormde voor het wederzijdse vertrouwen, dat zo noodzakelijk is in antropologisch onderzoek. Het onderwerp van het onderzoek werd aangedragen door de vrouwen die deel uitmaakten van de vrouwenclub in Kaje Kache. Zij vroegen steun bij het starten van een project, waarmee ze hun situatie wilden verbeteren. Een zinnige bijdrage van mijn kant daaraan, leek mij te onderzoeken waarom deze vrouwen een project wilden en op welke problemen zij daarbij zouden stuiten. Daarnaast wilde ik de club in contact brengen met een landelijke vrouwenorganisatie, die de vrouwen met mijn informatie verder op weg kon helpen. Als onderzoeksgroep koos ik 33 leden van de vrouwenclub, die zich bereid hadden verklaard om mee te werken. Het centrale thema werd: machtsre-laties tussen mannen en vrouwen en het verzet van vrouwen hiertegen, waarbij ik me concentreerde op de deelgebieden van arbeid en huwelijk. Ik koos voor dit thema vanwege mijn belangstelling voor de feministische antropologie. Daarbij kwam mijn verbazing over het feit dat er nog altijd projecten worden opgezet voor vrouwen in de Derde Wereld, waar dezen weinig of niets aan hebben of erger nog waardoor hun situatie verslechtert. Debet hieraan is, volgens mij, de geringe aandacht voor de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen als wezenlijk onderdeel van de slechte situatie waarin veel vrouwen in de Derde Wereld zich bevinden. Andere manco's zijn dat er in literatuur over vrouwen in Derde-Wereldlanden nog weinig gekeken wordt naar de relatie met hun man en vooral de gevolgen daarvan en dat de vrouwen om wie het gaat amper aan het woord worden gelaten. Hierdoor weten we weinig van wat deze vrouwen zelf van hun situatie vinden en wat zij als een mogelijke weg tot verbetering zien. Verder wordt door deze tamelijk eenzijdige benadering de

(10)

indruk gewekt, dat de situatie van vrouwen overal in de Derde Wereld vrijwel identiek is, waarvoor dan 'standaardoplossingen' worden bedacht en toegepast.

Een feministisch-antropologische benadering van de situatie van vrouwen in Derde-Wereldlanden kan deze bezwaren overwinnen. Met het concept gender1, dat de basis van dit paradigma vormt (Aalten 1986: 41), kan de positie van vrouwen worden geanalyseerd zonder dat men in stereotypen of universele waarheden hoeft te vervallen. Hoewel theoretisering van gender nog steeds in volle gang is en over de toepassing ervan geen algehele overeenstemming bestaat2, kan dit begrip de achtergrond van machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen verduidelijken aan de hand van verschillen die tussen vrouwen onderling bestaan.

Naast de toepassing van gender heb ik nog een andere manier gebruikt om de verschillen tussen de onderzochte vrouwen naar voren te brengen: ik laat veel vrouwen aan het woord en geef aan waar zij van mening verschillen.

De citaten van de mensen uit Kaje Kache worden weergegeven in het Engels. Meestal zijn dit vertalingen uit het Shona en is met de Engelse vertaling getracht om zo dicht mogelijk bij de Shona versie te blijven. Enkele citaten zijn directe weergaven van wat in het Engels is gezegd. Meestal zijn dit citaten van mannen. Verder komen in de tekst een aantal Shona-woorden voor die in bijbehorende noten worden uitgelegd.

De scriptie is als volgt opgebouwd: in het eerste hoofdstuk zet ik de theoretische achtergrond van het onderzoek en de probleemstelling van de scriptie uiteen en leg ik de toegepaste concepten uit. Verder bespreek ik hoe ik het onderzoek verricht heb, hoe ik aan mijn materiaal ben gekomen en welke problemen ik daarbij heb ondervonden.

Hoofdstuk 2 tot en met 5 bevatten de uitwerking van het veldwerk. Hoofd-stuk 2 geeft eerst een algemeen beeld van Kaje Kache en de economische situatie van de huishoudens uit het onderzoek. Daarna wordt de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen besproken, waarbij gelet wordt op de waardering van arbeid en de gevolgen daarvan. Hoofdstuk 3 gaat over de gevolgen van de arbeidsdeling: zeggenschap over land, inkomen en bezit. Centraal staat de vraag

(11)

of vrouwen meer zeggenschap krijgen over de opbrengst van hun arbeid door hun acties om toegang te krijgen tot land en krediet. In hoofdstuk 4 staat de sociale constructie van de gender-identiteit centraal zoals die tot uiting komt in het huwelijk. De ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen, zoals die in de hoofdstuk 2 en 3 duidelijk zijn geworden, hangen immers nauw samen met de betekenis die men geeft aan mannen en vrouwen, mannelijkheid en vrouwelijkheid. De denkbeelden hierover komen sterk tot uiting binnen het huwelijk aan de hand van de bruidsprijs, polygynie, seksualiteit en geweld. In hoofdstuk 5 behandel ik de vrouwenclub en de strategieën die vrouwen met elkaar ontwikkelen om zich in hun relatie tot hun man staande te houden. In dit hoofdstuk wordt ook gekeken naar de wens van deze vrouwen om een project te starten en naar wat dit project hun zou kunnen opleveren.

In hoofdstuk 6 tenslotte, ga ik terug naar mijn theoretische uitgangspunten, die ik relateer aan de bevindingen uit de hoofdstukken 2 tot en met 5, om zo tot conclusies en aanbevelingen te komen. Het geheel wordt afgesloten met een nawoord waarin de ontwikkelingen worden beschreven, die plaats vonden in de club na mijn vertrek uit Kaje Kache.

(12)

HOOFDSTUK 1 TIIEORETISCHE UITGANGSPUNTEN EN VELDWERK

1.1 Probleemstelling

Eén van de veronderstellingen, waarmee ik in Kaje Kache kwam, was dat vrouwen van de club een project wensten omdat zij, gedreven door een bepaalde dosis feministisch bewustzijn, hun positie ten opzichte van mannen wilden versterken. Onder feministisch bewustzijn versta ik: "het zich bewust zijn van gender-ongelijkheid en het verlangen om die ongelijkheid te beëindigen" (Bujra 1978: 14). Tijdens de oorlog was gelijkheid tussen mannen en vrouwen immers voor veel vrouwen een belangrijk motief geweest om deel te nemen aan de vrijheidsstrijd (Zanu 1979: 25-7, Mies & Reddock 1982: 123-4, Kriger 1986: 11-2) en in het onafhankelijke Zimbabwe wordt gelijkheid tussen mannen en vrouwen door de regerende Zanu partij gepropageerd (zie paragraaf 3.3). Daarnaast blijkt uit onderzoek, dat vrouwen op het platteland allerlei ideeën hebben om hun positie te verbeteren. Op veel plaatsen zijn projecten van en voor vrouwen in volle gang (ZWB 1981, Muchena 1982, Jórgensen 1982 en A WC 1989). Mijn eerste contacten met de vrouwenclub maakten echter duidelijk, dat van een gemeenschappelijk feministisch-bewustzijn geen sprake was. Op het eerste gezicht wekte de club de indruk haar leden alleen een gezellig-middagje-uit te bieden, een mogelijkheid tot sociaal contact voor vrouwen die elkaar doorgaans weinig zagen en waar zij de kunst van het breien, naaien en koken van elkaar konden afkijken. De ideeën voor een project, die bij een enkeling leefden, kwamen alleen ter sprake in verband met mijn aanwezigheid en dan nog met de verwachting dat ik een keuze zou maken en het project voor hen zou starten3

Hoewel men zich in de club nauwelijks leek bezig te houden met de ongelij-ke relaties tussen mannen en vrouwen, werd snel duidelijk dat er een soort 'verborgen agenda' bestond: vrouwen in de club stonden elkaar bij als zij problemen met hun echtgenoot hadden, gaven elkaar adviezen over wat te doen als zij ruzie hadden met hun man en leerden elkaar 'to stay well with the husband', waarvan goed kunnen koken, breien en naaien een onderdeel vormde. Ik noem dit een 'verborgen agenda', omdat de vrouwen dit nooit expliciet

(13)

noemden als doelstelling van hun club, noch tegenover hun echtgenoten noch tegenover andere buitenstaanders. Na deze vaststelling leek het zinnig me niet uitsluitend te richten op de oorspronkelijke onderzoeksvraag, namelijk waarom vrouwen een project wilden starten, maar vooral op machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het werk en het huwelijk. In het werk, omdat vrouwen in Kaje Kache daar bijna al hun tijd aan besteedden en omdat arbeidsdeling een aanknopingspunt vormt om machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen te zien. In het huwelijk, omdat de relatie met de echtgenoot een belangrijk onder-werp was in de club en omdat huwelijk door veel antropologen wordt gezien als een belangrijk systeem waarin de gender-ideologie van een samenleving wordt geproduceerd en doorgegeven (Ortner & Whitehead 1981b: 1). Naast het constateren van machtsongelijkheid op deze twee terreinen heb ik tevens gekeken naar de acties van 'verzet' van de onderzochte vrouwen, met andere woorden, hoe bieden zij weerstand aan die ongelijkheid? De probleemstelling die ik wil behandelen is de volgende:

Hoe ziet de machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen :in Ka.je Kache eruit :in huwelijk en arbeid en levert verzet van vrouwen hiertegen hun meer zeggenschap op?

1.2 Gender en macht

Het begrip gender, de opvatting dat de sociale, culturele en historische context bepaalt wat mannen en vrouwen zijn, vormt het theoretisch uitgangspunt van de feministische antropologie om machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen te onderzoeken. Op basis van denkbeelden omtrent gender-verschillen geven mensen invulling aan hun eigen identiteit, richten zij relaties tot elkaar in en verklaren zij de wereld om hen heen. Gender is derhalve geen statisch begrip: haar betekenis is afhankelijk van de tijd en de samenleving waarin mensen leven. Dit impliceert dat de invulling van gender niet als bekend mag worden veronder-steld, maar steeds opnieuw onderzocht dient te worden (Aalten 1986:44). Als sociale constructie is gender in vrijwel iedere samenleving een hiërarchisch

(14)

organisatieprincipe, waarvan de uitkomst, machtsongelijkheid, in het nadeel van vrouwen is (Beneria 1987:12).

Gender wordt op verschillende wijzen uitgelegd en toegepast (cf. Moore 1988: 13-38). In deze scriptie gebruik ik het analytisch model dat Sandra Harding in haar boek "The science question in feminism" (1986) voorstelt: gender als sociale constructie wordt door drie cultuur-historische processen gevormd. Als eerste proces noemt zij gender-symboliek, waardoor natuurlijke en sociale gebeurtenissen worden gesymboliseerd met dualistische gender-metaforen, zoals objectiviteit tegenover subjectiviteit, rationaliteit tegenover emotionaliteit, cultuur tegenover natuur, geest tegenover lichaam en hard tegenover zacht. Naast verwijzing naar de sekseverschillen, zijn deze metaforen van dichotome aard: de ene helft negatief, de andere positief. Hierdoor verscherpen zij de tegenstelling tussen mannelijk en vrouwelijk in het denken. Het tweede proces noemt Harding de gender-structuur. Aan sociale activiteiten wordt de waarde mannelijk of vrouwelijk gegeven op basis waarvan arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen tot stand komt. Het derde proces is de sociale constructie van de gender-identi-teit, de definitie van vrouwelijkheid en mannelijkheid in een samenleving, gebaseerd op waarden, normen en ideeën omtrent de sekseverschillen (p. 17-18, 52-57). Deze drie processen die aan de basis liggen van "gendered social life" (p. 17), beïnvloeden elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Verder worden ze beïnvloed door andere organisatieprincipes die in een samenleving gelden, zoals bijvoorbeeld klasse, huidskleur, leeftijd of religie. Hierdoor kan de sociale constructie van gender per samenleving verschillen (p.17-18, 28).

Analyse van de drie processen waardoor gender wordt geconstrueerd geeft de mogelijkheid om het belang en de invloed van gender-verschillen als organisa-tieprincipe in een maatschappij te onderzoeken. Ook geeft het de mogelijkheid om de verschillen tussen vrouwen onderling te onderscheiden. Hoe gender in de praktijk kan worden onderzocht is echter een ander verhaal. Harding geeft aan dat het problematisch kan zijn de drie processen tegelijkertijd te observeren (p. 18). Zelf meen ik dat het onderzoeken van het eerste proces, de gender-symbo-liek, onmogelijk is zonder een grondige kennis van de betreffende samenleving en haar taal. In mijn onderzoek heb ik dan ook voornamelijk de sociale

(15)

construc-tie van gender onderzocht op de twee andere terreinen: de gender-structuur en de gender-identiteit.

Vanwege de belangrijke relatie die tussen gender en macht bestaat (Scott 1986: 1067-69) en vanwege de complexiteit van het begrip macht (Pastel-Coster 1987b: 18-9) geef ik hier een definitie van het begrip macht, die ik aan Fogelberg (1981) ontleen: "de mogelijkheid van een persoon, een groep of een sociale categorie om zeggenschap en invloed te krijgen over eigen acties en ideeën en over die van anderen" (p. 6)4

• Om macht te onderzoeken maakt zij de volgende

driedeling: 1) Sociaal-economische macht, die wordt bepaald door deelname aan het produktieproces en door toegang tot en zeggenschap over hulpbronnen. Deze hulpbronnen kunnen materieel (land, agrarische produkten, geld en arbeid) zijn, lichamelijk (zoals de vrouwelijke sexualiteit en vruchtbaarheid, kracht, enz.) en immaterieel (kennis en informatie). 2) Politiek-juridische macht, die wordt verkregen door juridische handelingsbevoegdheid, toegang tot politieke organen en door beslissingsbevoegdheid in zaken die van belang zijn voor de groep, het huishouden, de familie of de gemeenschap. 3) Ideologische macht die bestaat uit de mogelijkheid om zeggenschap uit te oefenen over ideeën en waarden en die aan anderen op te leggen. Deze drie dimensies van macht kunnen betrekkelijk zelfstandig opereren, maar in samenhang versterken zij elkaar (p. 6-9).

1.3 Nut van het onderzoek

Naast het verzamelen van materiaal voor de afstudeerscriptie formuleerde ik als onderzoeksdoel, dat er een koppeling tussen wetenschap en maatschappij moest plaats vinden: vrouwen van de club moesten van mijn aanwezigheid in Kaje Kache kunnen profiteren5

• Met dit theoretische uitgangspunt bleek ik in het veld

ook mijn ambivalente positie te kunnen oplossen. Vóór mijn vertrek naar Kaje Kache had ik contact gelegd met de Association of Women's Clubs (AWC), een

landelijke vrouwenorganisatie, die had toegezegd om - als de vrouwen van de club dat wilden - advies en steun te komen geven bij de keuze, de opzet en uitvoering van een project. Ik zou de A WC in contact brengen met de vrouwen van Kaje Kache en deze mijn informatie doorgeven. Zo kwam ik tegemoet aan

(16)

de verwachtingen van de clubleden omtrent mijn steun aan een project en mijn eigen tegenstrijdige gevoelens tussen "begrijpen en helpen oplossen" (Schrijvers 1987a: 61 ). Het contact tussen de club en de A WC heeft inmiddels plaats gevonden (zie epiloog). Verder zal ik de belangrijkste bevindingen van mijn onderzoek doen toekomen aan de A WC en aan de vrouwenclub van Kaje Kache.

Met de gegevens in deze scriptie wil ik niet de indruk wekken dat ze zonder meer van toepassing zijn op andere plattelandsvrouwen in Zimbabwe. Er zijn hooguit parallellen te trekken.

1.4 "Bewuste partijdigheid" als principe en strategie

Binnen de feministische antropologie bestaat de opvatting, dat men door bewust partij te kiezen voor vrouwen (Mies 1983: 122-3) meer inzicht krijgt in het verzet van vrouwen. De keuze voor onderzoek onder en vooral vóór vrouwen (als politieke stellingname) wordt zo omgezet in een onderzoeksmethode die een dieper inzicht in de situatie van vrouwen oplevert en een link legt naar actie tot verandering (Schrijvers 1987: 83). Ook wordt hierdoor de onvermijdelijke afstand tussen onderzochten en onderzoeker verkleind (Schrijvers 1987: 60). Behalve het strategische (of methodische aspect) kan "bewuste partijdigheid" ook worden uitgelegd als een principiële stellingname: als feministisch wetenschapper kies je er bijna vanzelfsprekend voor om onderzoek onder vrouwen te doen en daarmee de wetenschappelijke kennis over vrouwen te vergroten6• In de praktijk heeft dit

ertoe geleid, dat veel onderzoek dat gedaan is vanuit feministisch perspectief, uitsluitend vrouwen in het onderzoek heeft betrokken.

In mijn onderzoek waren de twee genoemde aspecten van "bewuste partijdig-heid" aanvankelijk nauw met elkaar verbonden. Principiële partijdigheid beteken-de dat ik uitdrukkelijk had gekozen voor onbeteken-derzoek onbeteken-der vrouwen die in georganiseerd verband hun positie trachtten te verbeteren. Daarnaast wilde ik op de eerste plaats vrouwen ondervragen. Ik vreesde dat, als ik met mannen net zulke goede contacten zou opbouwen als met vrouwen, deze laatsten mij geen vertrouwelijke informatie over hun huwelijksrelatie zouden toevertrouwen, uit angst dat ik het zou doorvertellen7

(17)

echter strategisch beter om óók echtgenoten van de onderzochte clubleden te ondervragen, omdat dit kon voorkomen dat deze mannen achterdochtig werden en hun vrouw zouden verbieden om aan het onderzoek deel te nemen8

• Om verschillende redenen (zie paragraaf 1.8) heb ik slechts dertien van de 28 echtgenoten bij het onderzoek betrokken. Hun informatie over het huwelijk en de relatie tot hun vrouw is echter veel geringer dan die van hun vrouwen. Dit kwam gedeeltelijk doordat ik bleef vasthouden aan de oorspronkelijke uitgangs-punten van onderzoek, voor een deel door mijn eigen positie als vrouw. Het is tamelijk ongehoord om als vrouw een man vragen te stellen als: "Hoe groot was de bruidsprijs die U voor uw vrouw heeft betaald?", "Waarom houdt U er meerdere vrouwen op na?" en "Gebruikt U geweld tegen uw vrouw?". Het overkwam me dan ook meerdere malen, dat mannen aan wie ik dit soort vragen stelde een agressieve houding aannamen. Hierdoor durfde ik soms dezelfde vragen niet zomaar aan andere mannen te stellen. Met een aantal van hen heb

ik echter wel rustig kunnen praten. Tijdens het onderzoek, maar vooral bij de uitwerking ervan, heb ik het als een gemis ervaren dat ik niet met alle mannen op dezelfde, uitvoerige manier heb kunnen spreken als met vrouwen. Dit had de informatie over de positie van vrouwen in Kaje Kache meer kunnen nuanceren en verdiepen. Doordat ik er naar gestreefd heb, om zoveel mogelijk een inside view van de levens van de onderzochte vrouwen te geven (die, waar mogelijk, is aangevuld met de informatie van mannen), hoop ik er toch redelijk in geslaagd te zijn de positie van deze vrouwen te beschrijven.

1.5 Voorbereiding van het veldwerk

Ter voorbereiding van het veldwerk bracht ik de eerste zes weken van mijn onderzoek in de hoofdstad Harare door. Omdat er in Nederland nauwelijks actuele informatie over vrouwenorganisaties en -projecten te vinden was en informatie over het district Hurungwe helemaal ontbrak, diende ik deze in Zimbabwe te verzamelen. Bovendien wilde ik onderzoeken of één van deze organisaties bereid was om zogewenst de vrouwenclub van Kaje Kache verder op weg te helpen met het opzetten van een project. Ook wilde ik meer Shona leren

(18)

om de mensen in Kaje Kache enigszins te kunnen verstaan. Daarnaast zou het inschakelen van een tolk bij het onderzoek in ieder geval nodig zijn, daar ik van mijn eerdere verblijf in Kaje Kache wist, dat slechts enkele vrouwen daar wat Engels spraken. In Nederland had ik mij voorgenomen om een studente te zoeken van de School of Social Works9

in Harare, die als counterpart samen met mij het onderzoek zou kunnen doen en die tevens als tolk kon optreden. Verder moest ik tijdens mijn verblijf in Harare ook een onderzoeksvergunning zien te bemachtigen, iets wat de moeilijkste opgave bleek. Na zes weken in de stad had ik weliswaar geen counterpart gevonden, maar wel een zeer ondernemende jonge vrouw als tolk, die haar talen goed sprak en over bijzonder veel geduld en doorzettingsvermogen bleek te beschikken. Zij vond het een uitdaging om drie maanden met mij op het platteland te wonen. Met mijn taallessen was ik zo opgeschoten, dat ik gesprekken kon volgen en me met Shona redelijk kon behelpen. Mijn speurtocht naar informatie had ook het een en ander opgeleverd: onderzoeken van de Universiteit over de landbouwsituatie in Hurungwe en over vrouwen en land. Verder werd mijn vermoeden bevestigd, dat er weinig informa-tie over dit district bestond. De bezoeken aan de vele vrouwenorganisainforma-ties hadden als concreet resultaat de toezegging van de Association of Women's Clubs opgeleverd (zie paragraaf 1.3). Een onderzoeksvergunning heb ik ondanks allerlei pogingen niet kunnen bemachtigen. In de hoop dat mensen in Kaje Kache mij 'in bescherming' zouden nemen, ben ik zonder officiële toestemming het veld ingegaan. Vermeldenswaardig is tenslotte dat ik in deze voorberei-dingstijd ook nog naar Kaje Kache ben gereisd om te zien of ik daar welkom was en om afspraken te maken over mijn verblijf. Half mei vertrokken mijn tolk en ik bepakt en bezakt naar Kaje Kache, waar we na twee dagen reizen aankwamen in de mus ha 10 van het gezin om er drie maanden te wonen.

(19)

1.6 Onderzoeksgroep en onderzoeksmethoden

Van aanvang af had ik bepaald dat de onderzoeksgroep zou bestaan uit de leden van de vrouwenclub. De club was dan ook steeds het praktische vertrekpunt van onderzoek en het orgaan waar ik op terug kon vallen als er problemen rezen. Om vrouwen te selecteren voor het onderzoek vroeg ik op de kennismakingsbij-eenkomst wie bereid was om mee te werken. De meeste aanwezigen stemden toe en zo kreeg ik een lijst met dertig namen. Na twee weken geïnterviewd te hebben, bleek mijn onderzoeksgroep maar betrekkelijk representatief te zijn, daar er veel, nieuwe leden op de lijst stonden (zie paragraaf 5.2) en een aantal 'oude' leden niet. Samen met de bestuursleden veranderden we de lijst, waardoor de onderzoeksgroep uiteindelijk uit 33 vrouwen kwam te bestaan. Al deze vrouwen werkten :met hun man of alleen in de landbouw, allen waren getrouwd (geweest) en hadden kinderen. Hun leeftijd liep uiteen van 67 tot 25 jaar en het opleidingsniveau van géén tot zes jaar lager onderwijs. Hun lidmaatschap van de club varieerde vanaf de oprichting tot enkele weken.

De twee belangrijkste :methoden van onderzoek waren het afnemen van interviews en participerende observatie. Mijn doel was o:m hoofdzakelijk kwalita-tieve informatie te verzamelen en, indien van toepassing, als aanvullende informatie op enkele thema's, kwantitatieve gegevens. Beide onderzoeksmetho-den, die elkaar goed aanvulonderzoeksmetho-den, heb ik van het begin tot het einde gehanteerd. Daarnaast heb ik nog andere technieken gebruikt, zoals het bijwonen van de clubbijeenkomsten, het interviewen van een aantal echtgenoten van de onder-zochte vrouwen, gesprekken :met onderwijzers en vertegenwoordigers van het district. Gedurende de hele veldwerkperiode heb ik naast formele en informele gesprekken met leden van de onderzoeksgroep, veel informele gesprekken gehad met mensen uit Kaje Kache en omgeving over hun leven, de ontwikkelingen in Zimbabwe en over de spirituele wereld van de voorouders. Een onuitwisbare indruk :maakten op :mij de nachtelijke bijeenkomsten, die ik mocht bijwonen11

,

waar de voorouders zich :manifesteerden via de zogenoemde spirit mediums. Hierdoor kreeg ik een betere indruk van de wereld waarin de :mensen van Kaje Kache leven.

(20)

1. 7 Participerende observatie

Participerende observatie was voor mij enerzijds een middel om vertrouwen te kweken, anderzijds om te ervaren hoe het leven voor vrouwen in Kaje Kache is, zodat ik hun verhalen beter zou kunnen begrijpen en beter in staat zou zijn relevante vragen te stellen.

Mijn tolk en ik woonden drie maanden lang bij een boerengezin. Dat ik introk bij dit gezin, dat tot de armere uit Kaje Kache behoorde (met veel kleine kinderen, zonder koeien en zonder bakstenen huis), werd me door het bestuur van de club niet in dank afgenomen. Zij hadden liever gezien dat ik bij één van hen introk. Na verloop van tijd, toen ik ook een keertje bij de voorzitster had gelogeerd, verstomde dit protest. Dat ik voor dit specifieke gezin koos kwam door de moeder, die ik in 1981 had leren kennen als een zeer ondernemende en openhartige vrouw, die bovendien wat Engels sprak. Het bleek een goede keuze: niet alleen gaf zij mij steeds, gevraagd en ongevraagd, informatie en advies, maar ook liet zij mij de vrijheid om mijn eigen weg te gaan. Zij werd allengs een uitstekende sleutelinformante en een betrouwbare vriendin.

'Onze' musha bestond uit drie slaaphutten, de keukenhut, een opslaghut en

een wasruimte. Met de oudste dochter deelden mijn tolk en ik een slaaphut, waar amper een tafel kon staan. 's Avonds en in het weekend was dit onze werkruimte, waar we - nog al eens onder het wakend oog van de kleine kinderen - de interviews en aantekeningen uitwerkten. Na het werk en tijdens het eten zaten wij in de keukenhut, waar we met de kinderen speelden, met bezoek praatten of waar ik later op de avond gesprekken voerde met mijn gastvrouw. Hoewel het leven in een gezin, zonder enige vorm van privacy, me af en toe zwaar viel, waren de voordelen groot: de gezelligheid, de hoeveelheid informatie, maar vooral de 'bescherming' die deze setting bood. Door mijn verblijf in een gezin waren mijn activiteiten controleerbaar. Dit bleek naderhand van essentieel belang (zie paragraaf 1.9).

Het wonen in een gezin gaf me veel informatie over hoe het is te leven met weinig middelen en zeer beperkte mogelijkheden. Het gaf me tevens de gelegen-heid om in aanraking te komen met het leven van vrouwen. Door samen met

(21)

vrouwen de was te doen, in de moestuin te werken, te koken, voor de kinderen te zorgen, hout en water te halen en door mee te helpen in de velden met het binnenhalen van de katoen en de maïs kreeg ik enigszins een idee hoe het voelt om vrouw te zijn in Kaje Kache. Deze kennis kon ik weer gebruiken in de interviews en in informele gesprekken.

Een onderdeel van de participerende observatie bestond uit wandelingen. De vrouwen van de onderzoeksgroep woonden in alle uithoeken van Kaje Kache. Door onze tochten kregen we een goed beeld van de streek en leerde de streek ons kennen. Onderweg kwamen we altijd wel mensen tegen, die een praatje wilde maken, waardoor we voor een grotere groep mensen een vertrouwd beeld werden.

Aan het meedoen, meewerken en wonen, zat voor mij ook nog een andere kant. Zoals ik al in de inleiding aanstipte speelt racisme in Zimbabwe nog steeds een belangrijke rol en ook al is de scheiding tussen blank en zwart officieel opgeheven, in het dagelijks leven bestaat zij voort. Veel zwarte Zimbabweanen zeggen, dat blanken niet met hun handen kunnen werken en altijd veel geld hebben, een opvatting die zij baseren op hun eigen of andermans ervaringen van het werken bij blanken. De realiteit is immers dat het merendeel van de blanken dienstpersoneel heeft en in de dure wijken van de steden of op grote farms woont. Als blanke onderzoek doen in een zwarte gemeenschap, die zo afgelegen is dat er haast nooit blanken komen, brengt het risico mee, dat men net als andere blanken wordt ingeschat en niet wordt vertrouwd. Door deel te nemen aan allerlei (werk-) activiteiten, weinig uit te geven aan eerste levensbehoeften en het steeds 'zichtbaar zijn' trachtte ik dat risico zo klein mogelijk te houden.

1.8 Interviews

Met 33 vrouwen heb ik een uitgebreid interview gehouden. Hiervoor bezochten we hen thuis. Het interviewen was een onderdeel van een hele dag die we bij een vrouw doorbrachten. Meestal praatten we eerst over van alles en nog wat, aten we, keken we rond in de musha of bezochten we de velden, onderhielden

(22)

kreeg ik meer achtergrond-informatie en had de vrouw de gelegenheid om wat aan mij te wennen. De interviews waren semi-gestructureerd: ik werkte met een standaard vragenlijst, gegroepeerd rond bepaalde thema's, zoals: persoonlijke gegevens (b.v leeftijd, aantal kinderen, onderwijs), werk, land, inkomen en bezit, huwelijk, kinderen, ideeën over mannen en vrouwen, over de inzet van de regering en het district en over de vrouwenclub. De ondervraagde kon hierop zoveel of zo weinig antwoorden als ze zelf wilde. Vaak gaven antwoorden aanleiding om verder te vragen of soms ging een vrouw direct haar huwelijksperi-kelen vertellen. Doel was altijd om op alle vragen een antwoord te krijgen. De interviews duurden twee à drie uur. Ze werden in het Shona afgenomen en opgenomen op de band. Alle interviews werden volledig in het Shona uitgeschre-ven en in het Engels vertaald.

Het probleem dat ik in paragraaf 1.4 noemde, namelijk het vertrouwen van de vrouwen behouden terwijl ik ook hun echtgenoten ondervroeg, loste ik op door de vrouwen altijd alleen te ondervragen. Dit kon omdat we eerst de man interviewden (waarbij zijn vrouw aanwezig was). Als we dan aan het interview met de vrouw begonnen, was de man gerust gesteld daar hij wist welke onder-werpen aan de orde kwamen en Het ons dan zonder bezwaar alleen. Om te voorkomen dat een vrouw zich 'geremd' voelde door aanwezigheid van vriendin-nen, (schoon)zussen of schoonmoeder, die konden overbrieven wat zij mij verteld had, legden wij haar van te voren uit dat het in het interview om persoonlijke zaken ging. Vaak verzocht zij dan zelf de aanwezige belangstellenden om weg te gaan.

Soms zeiden vrouwen aan het begin van het interview, dat zij bang waren om fouten te maken of dat zij zich onwennig voelden met de microfoon. De uitleg dat er geen foute antwoorden mogelijk waren of wat proefopnames met de cassetterecorder stelden hen meestal gerust.

Dat ik niet alle echtgenoten van de onderzochte clubleden heb ondervraagd had verschillende redenen, zoals tijdgebrek of langdurige afwezigheid van een man en gebrek aan tijd van mijn kant. Daarnaast waren er ook minder aan- en bewijsbare redenen. Na verloop van tijd leek een aantal mannen mij te ontwij-ken. Het schoolhoofd weet dit aan de 'feministische' ondertoon van de

(23)

inter-views, waardoor ik voor een aantal mannen een bedreiging zou vormen. Of misschien kwam het doordat na verloop van tijd duidelijk werd, dat ik me vooral interesseerde in vrouwen en 'vrouwenzaken' en er meestal de voorkeur aan gaf met vrouwen samen te zijn. Het kan ook zijn, dat sommige mannen vonden dat de nieuwigheid na een maand van mij af was en mijn bezoek aan hun misha voor hen geen reden meer was om thuis te blijven. Aannemelijk is ook, dat de interesse van de geheime politie in mijn aanwezigheid in Kaje Kache (zie volgende paragraaf) sommigen bang had gemaakt om met mij om te gaan. Opmerkelijk was dat de meeste vrouwen daarentegen mij erg ter wille waren en openhartig over hun persoonlijke situatie vertelden. Een aantal liet na afloop van zo'n gesprek weten "het prettig gevonden te hebben over zaken als arbeidsdeling en de verhouding tussen man en vrouw gesproken te hebben, omdat zij daar vaak over nadachten, maar zelden over praatten".

1.9 Problemen in het veld

Aan het begin van het veldwerk maakte ik op verscheidene clubbijeenkomsten duidelijk wat ik in Kaje Kache kwam doen, in de wetenschap dat de aanwezige vrouwen dit verder zouden vertellen aan familieleden en buren. Toch deden er na enkele weken allerlei geruchten de ronde (waarin een racistische ondertoon te bespeuren viel) over wat ik allemaal in Kaje Kache kwam doen. Deze geruchten kwamen niet uit de misha van clubvrouwen, maar uit die van mensen die niets met mij of het onderzoek te maken hadden. Het gevolg was dat ik na vier weken in het veld de geheime politie op bezoek kreeg, die mij er zelfs van beschuldigde voor Zuid-Afrika te spioneren. Dit versterkte het gepraat over mij, maar zonder het te weten werd ik verdedigd door leden van de club, die duidelijk maakten dat ik niets onoorbaars deed. Zo werd ik gedurende mijn verblijf steeds door clubleden (en soms ook door hun echtgenoten) in bescherming genomen. Dat zij dit deden en konden doen, kwam volgens mij doordat ik een gast van de gehele club was en het tegen de regels zou zijn mij te laten vallen. Daarbij hoopten vrouwen om via mij wat verder te komen met een project. Verder meen ik dat mijn 'zichtbaar zijn' er erg aan heeft bijgedragen, dat vrouwen het voor me

(24)

konden opnemen. Al met al heeft dit laatste er zeker voor gezorgd dat ik mijn veldwerk kon afmaken.

Een ander probleem was de taalkloof en het werken met een tolk. Onder-vraagden richtten zich soms rechtstreeks tot mijn tolk, omdat men dacht dat ik hen niet voldoende verstond. Ook gebeurde het dat mijn tolk te veel eigen initiatief toonde. Verder gaf het verschil in culturele afkomst (zij kwam uit de stad) wel eens aanleiding tot fricties tussen haar en de vrouwen van de club. Maar alle nadelen ten spijt, zonder tussenkomst van mijn tolk had ik nooit zoveel informatie van vrouwen zelf kunnen verzamelen.

(25)

HOOFDSTUK 2 ARBEIDSDELING EN WAARDERING VAN ARBEID

2.1 Kaje Kache

Kaje Kache ligt in het district Hurungwe, in de Mashona Land West Provincie, 270 kilometer ten noorden van Harare. Het grootste gedeelte van Hurungwe is

Communal Land. Deze Communal Lands, waar 57% van de totale bevolking

leeft (Moyo 1987: 187), worden gekenmerkt door een systeem van gemeenschap-pelijke zeggenschap over het land: officieel is het land eigendom van de staat, maar de boeren hebben land in bruikleen om te wonen en te bebouwen. Dit wordt hen toegewezen door de Sabukhu12

, de plaatselijke leider. De meeste

gebieden, die nu Communal Land zijn, waren voor 1980 Tribal Trust Land (ook

wel reserves genoemd), de thuislanden voor de zwarte bevolking. Ze liggen in het

laag- of middenveld, waar weinig regen valt en de gronden niet erg vruchtbaar zijn (de natuurlijke regio's IV en V, zie kaart). De problemen zijn er talrijk. De voornaamste zijn: overbevolking, afwezigheid van mannen in bijna de helft van alle huishoudens door arbeidsmigratie, verarmde grond en weinig of geen toegang tot de benodigde produktiemiddelen als zaden, kunstmest en pesticiden en trekkracht (Moyo 1987: 187).

Om beter vat te krijgen op deze problemen werd in 1984 het bestuur in de

Communal Lands gedecentraliseerd om zo de boeren op lokaal nivo meer

beslis-singsbevoegdheid te geven13 (Tidemand 1987: 7-13). Hoewel de nieuwe politieke structuur ook in Kaje Kache is doorgevoerd, lijken daar de Sabukhu nog

voorna-melijk de dienst uit te maken. Zij hebben de mensen land toegewezen en verzorgen nog een deel van de traditionele rechtsspraak. Het gebied van Kaje Kache is verdeeld onder zeven Sabukhu. In de grootste sabukhu wonen zo'n 75

huishoudens, in de kleinste zo'n veertig. In heel Kaje Kache wonen zo'n vijtbon-derd huishoudens met ongeveer 3500 mensen.

Als zodanig is Kaje Kache eigenlijk geen dorp te noemen, eerder een streek. Het centrum bestaat uit twee winkeltjes, een maïsmolen, een lagere school en huizen voor de onderwijzers. Van het centrum strekt Kaje Kache zich uit in een

(26)

straal van acht kilometer in alle windrichtingen. Hoe verder je van het centrum komt, hoe beboster en eenzamer de omgeving eruit ziet.

Kaje Kache ligt vrij geïsoleerd. Het is bijna de laatste halte van de bus uit Karoi (een busreis van twee en half uur). Behalve de bus (éénmaal per dag) is er geen andere verbinding met de stad. Niemand heeft een auto en zelden komt er verkeer door het dorp. Hoewel de grote hoogspanningslijn (de lijn van Kariba naar Harare) het gebied doorkruist is er geen electriciteit. Midden door Kaje Kache loopt een cattle fence, dat ervoor zorgt dat de koeien aan hun kant van het hek blijven en de tse-tse vlieg zich niet verder verspreid. In het noorden grenst Kaje Kache aan een wildpark. Daar dit park niet is omheind, gebeurt het nog al eens dat er in Kaje Kache wilde beesten rondlopen. In 1987 was er sprake van een leeuwenplaag en eerder van een olifantenplaag. Tijdens mijn onderzoek werd er behalve een waterbuffel geen groot wild gesignaleerd. Mannen van Kaje Kache stropen in het wildpark. Meestal zijn alleen koedoes en allerlei herten hun doelwit. Soms jagen zij op neushoorns en olifanten, waarvan het ivoor illegaal wordt verhandeld. De belangrijkste reden om te jagen is echter het vlees, dat behalve een aangename aanvulling op het eenzijdige dieet, ook een aardige bron van verdienste is. De jagers roken het vlees direct nadat zij het geschoten hebben en bieden het te koop aan in Kaje Kache.

2.2 Migratie naar Kaje Kache

In 1957 werd Hurungwe door de toenmalige blanke regering opengesteld als Tribal Trust Land, maar vooral de laatste decennia hebben veel families uit overbevolkte streken zich er gevestigd (Stanning 1989: 5). De immigratie cijfers voor Kaje Kache bevestigen dit patroon. Van de 33 ondervraagde families is 27% vóór 1970 naar Kaje Kache gekomen en 73% heeft zich er tussen 1970 en 1989 gevestigd. De redenen die 91 % van hen voor hun komst geeft, is de druk op het land in hun vorige woonplaats en de geruchten dat er in Kaje Kache genoeg ruimte en goede grond zou zijn om te boeren.

We moved to this place because we wanted to plough. In Guruve there are so many people. These days there is not even firewood for cooking and only small acres around your own yard. We heard from Kaje Kache from other people and we followed them.

(27)

We realized that the area (in Gweru) was not helping us, so we choose this good place where we could live happily together with our family and also have enough land to plough.

Opvallend is dat 51 % naar Kaje Kache getrokken is uit andere delen van Hurungwe. De laatste vijf jaar is echter ook in Kaje Kache de druk op land zo toegenomen, dat er nog nauwelijks nieuwe families worden toegelaten.

We got land here because it had been recently opened and there where not so many

people, so they used to hear from others saying go to Hurungwe and so many people from all sides moved to this place. Now not everyone can come to the Sabukhu and ask for land, because the places are full and these days he is not giving anyone land.

De grote toeloop van gezinnen heeft in 1987 tot onrust in het gebied geleid. Tweehonderd families zijn toen van hun land verdreven, omdat zij beschouwd werden als squatters; daar zij zich gevestigd hadden op land dat zou toebehoren aan het wildpark, dat aan Kaje. Kache grenst. De mensen werden met geweld van hun land verdreven en hebben zich in de uithoeken van Kaje Kache geves-tigd.

Ondanks de toenemende druk op het land, hebben de huishoudens in Kaje Kache aanzienlijk meer land tot hun beschikking dan in andere delen van Hurungwe. Jane Stanning, die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de maïsproduktie in het zuiden van het district, stelt dat de gemiddelde hoeveelheid land per huishouden (zes tot acht personen) daar vier hectare is (Stanning 1989:

5). In Kaje Kache is dit zes hectare, terwijl het aantal mensen dat er afhankelijk van is gelijk is. De gemiddeld hoeveelheid land die een huishouden in Kaje Kache ter beschikking heeft, ligt ver boven de door de regering vastgestelde norm van 4,85 hectares14

Het gebruik van de term huishouden voor bewoners van het platteland is vaak lastig, omdat het door de ingewikkelde verwantschapsstructuur en polygynie een moeilijk af te bakenen eenheid is. In het geval van Kaje Kache acht ik het juist om een huishouden te definiëren als een samenstelling van een vrouw, man en hun kinderen. Als zodanig zijn het zelfstandig producerende eenheden met eigen land en andere produktiemiddelen, die in hun levensonderhoud voorzien door naast hun dagelijkse voedsel ook gewassen voor de markt verbouwen. De meeste van de onderzochte huishoudens zien er werkelijk zo uit. In vier gevallen hebben mannen twee vrouwen en maken derhalve deel uit van twee huishou~

(28)

dens. Soms maakt een bejaarde moeder of vader deel uit van zo'n huishouden, maar zij hebben geen eigen land en helpen nauwelijks mee met werk.

Dat huishoudens zelfstandige eenheden zijn, komt goed tot uitdrukking in de ligging van hun 'dorpjes' (misha). Veel huishoudens hebben in een eigen musha met daarom heen de velden. Enkele delen een grotere musha met andere, vaak van familieleden, maar voeren daar wel een zelfstandige huishouding. Sommige

misha liggen vlak bij elkaar, enkel gescheiden door een stuk veld, de meeste echter liggen vrij eenzaam, van de buren gescheiden door bos en veld. Het komt vaak voor dat familieleden in dezelfde sabukhu wonen, maar dit is geen regel.

De term huishouden is in deze scriptie van belang om de verschillende eenheden van produktie van elkaar te onderscheiden. Verder is ze niet bedoeld als een basiseenheid van analyse op zich, maar als omhulsel van de individuen, die met elkaar het huishouden vormen. Waarom, zal ik hieronder toelichten.

2.3 Toelichting op arbeid en arbeidsdeling

Alvorens in te gaan op de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen in Kaje Kache, wil ik de term 'arbeid' definiëren, daar deze nog al eens tot verwarring leidt. Binnen de gangbare economische theorieën (de neo-klassieke en de marxistische) wordt een onderscheid gemaakt tussen produktieve en niet-produk-tieve arbeid. Men stelt, eenvoudig gezegd, dat arbeid produktief is, als zij een 'zichtbare' economische bijdrage levert aan het proces van kapitaalaccumulatie en betaald wordt. Niet-produktieve arbeid heeft geen direct zichtbare economi-sche waarde en wordt niet betaald. Een gevolg van deze opvatting is dat deze vorm van arbeid niet alleen economisch, maar ook maatschappelijk ondergewaar-deerd wordt. In de jaren zeventig stelden socialistisch-feministen uitvoerig aan de orde dat de scheiding tussen huishoudelijk werk (dat als niet-produktief wordt beschouwd) en arbeid in loondienst kunstmatig is, omdat huishoudelijk werk juist de arbeidskosten van de produktie voor de markt drukt. Deze kunstmatige scheiding heeft ertoe geleid dat het werk van vrouwen ondergewaardeerd wordt en onzichtbaar is geworden in het totale economische leven. Om hier verande-ring in te brengen pleit Lourdes Beneria (1981) ervoor het begrip economische

(29)

activiteit anders te definiëren en wel zo dat het niet alleen de produktie voor de markt omvat, maar ook alle activiteiten die gericht zijn op zelfvoorziening. Alle arbeid die bijdraagt aan de algemene behoeftebevrediging dient beschouwd te worden als actieve arbeid:

... (A)ctive labor should be defined in relation to its contribution to the production of goods and services for the satisfaction of human needs (Beneria 1981: 17).

Zo'n definitie van arbeid maakt huishoudelijke werk zichtbaar als onderdeel van het gehele economische produktieproces en kan de maatschappelijke waardering voor huishoudelijk werk verhogen.

Verder wijst Beneria erop, dat huishoudelijk werk op het platteland in de Derde Wereld zeer produktief is. In tegenstelling tot het westen, waar huishou-delijk werk voornamelijk bestaat uit het omzetten van het gezinsinkomen in goederen en diensten voor gebruik, produceert men hier bijna alles zelf. De verschillende stadia van de voedselproduktie, voornamelijk het werk van vrouwen en kinderen, zijn daar een goed voorbeeld van. Bovendien zijn huishoudelijk en agrarisch werk in de Derde Wereld dermate geïntegreerd dat de gangbare definities van economische activiteit en produktieve arbeid eigenlijk niet gebruikt kunnen worden. In deze agrarische samenlevingen berust het voorzien in het bestaan voornamelijk op het relatief hoge produktieve huishoudelijke werk van vrouwen (cf. Beneria 1981: 20). Op grond van bovenstaande versta ik onder produktieve arbeid zowel werk dat direct wordt omgezet in geld, zoals de verbouw van marktgewassen als al het huishoudelijke werk.

Dit uitgangspunt heeft gevolgen voor de vaak gepostuleerde opvatting binnen de sociale wetenschappen, dat het huishouden de kleinste eenheid van analyse vormt, of voor de marxistische aanname dat het huishouden een harmonieuze eenheid van consumptie en produktie is. Immers, huishoudelijk werk beschouwen als produktieve arbeid betekent dat er ook binnen de huishoudelijke sfeer sprake is van produktierelaties, die tegengesteld aan elkaar kunnen zijn (cf. Beneria 1981, Bozzoli 1983). Anders gezegd, ook binnen het huishouden spelen machts-verhoudingen een rol bij de verdeling van arbeid en bij de beslissing over de opbrengsten daarvan. Waar de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen (de gender-structuur) op gebaseerd is en waarom bepaalde arbeid mannelijk of

(30)

vrouwelijk wordt genoemd is niet erg eenduidig en verschilt per samenleving. Ik meen dat de waarde die men hecht aan verschillende soorten arbeid hierbij van groot belang is. Niet alleen de economische waarde is hierbij van betekenis. Ook de symbolische betekenis van en ideeën over arbeid geven een maatschappelijke waarde, die van invloed is op wie welk werk doet. Om machtsverschillen tussen mannen en vrouwen duidelijk te maken is het daarom niet voldoende om alleen de gender-structuur te beschrijven. Vooral trachten te achterhalen welke waarde bepaalde arbeid heeft en waarom, kan inzicht geven in de oorzaak van deze verschillen. Het huishouden als een collectieve economische eenheid beschouwen is daarbij in zoverre nuttig, omdat het een deel van de context is waarbinnen de machtsrelaties tussen mannen en vrouwen zich afspelen en waardoor de gender-structuur mede vorm krijgt. Maar harmonieus is zij geenszins zoals ik in dit en het volgende hoofdstuk zal laten zien.

2.4 Inkomenssituatie van de huishoudens

Volgens Stanning is Hurungwe een "grain surplus area" en het gebied een "high to medium potential communal farming area" (Stanning 1989: 4). Ook in Kaje Kache is maïs het dominante voedselgewas en met katoen het belangrijkste marktgewas. Verder verbouwen sommige huishoudens zonnebloemen en aardno-ten voor de verkoop. Daarnaast verbouwt men gewassen voor eigen verbruik zoals pinda's, bonen, sorghum, suikerriet, pompoenen en groenten.

Als gemiddeld inkomen uit de oogst voor het de periode juni 1985 tot mei 1986 geeft Stanning voor het zuiden van Hurungwe een bedrag van $ 76515

(Stanning 1989: 12). Dit cijfer is voor Kaje Kache veel hoger: Voor de oogstperiode van 1988 is het gemiddelde inkomen $ 2450 en voor 1989 $ 2366. De grotere hoeveelheid beschikbare grond kan de hogere inkomens uit de landbouw in Kaje Kache verklaren. Verder kan dit verschil gezocht worden in het gegeven, dat boeren in Kaje Kache naast maïs veel katoen als marktgewas verbouwen. In 1988 verdiende men gemiddeld $ 1210 aan de maïsproduktie en $ 1239 aan katoen. In 1989 was dit $ 1049 voor maïs en $ 1317 voor katoen16

• Hoewel de onderzochte periode te klein is om een trend aan te geven, zou deze verschuiving een

(31)

indicatie kunnen ZIJn, dat men meer katoen dan maïs gaat verbouwen. Een aantal boeren had heel duidelijk overwogen om in 1989 meer katoen te gaan verbouwen dan voorheen, daar katoen op de markt meer geld opbrengt en het goedkoper en gemakkelijker te transporteren is dan maïs. Volgens de landbouw-voorlichter van Agritex17

, die in Kaje Kache werkzaam is, verdringt de katoen de maïsverbouw. Naar zijn zeggen is de maïsverbouw vanaf 1986 met 15% gestegen en die van katoen met 25%. Een nadeel van de verbouw van katoen is dat het binnen drie jaar de bodem uitput. Zelfs als er wisselbouw met maïs wordt toegepast, iets wat bijna alle boeren doen, wordt de opbrengst van de maïs steeds lager.

De meeste van de onderzochte huishoudens zijn voor hun inkomen afhanke-lijk van wat zij jaarafhanke-lijks aan de Grain en Cotton Marketing Boards18 verkopen. Een maand nadat de maïs of katoen bij het desbetreffende depot is afgeleverd, ontvangt men een cheque met het bedrag voor de afgeleverde produkten minus het krediet dat men heeft uit staan19

• Daar de boeren nauwelijks kijk hebben op

het door hen genomen krediet en de rentes daarvan, is het voor voor hen moeilijk te zien hoeveel de oogst precies heeft opgebracht. Om toch een schat-ting te kunnen maken van de inkomens uit de landbouw heb ik samen met één van hen uitgerekend wat een zak maïs en een baal katoen netto opbrengt. Aangezien men wel weet hoeveel zakken/balen geoogst en verkocht zijn, kan er een rekensom gemaakt worden om een grove indicatie van de inkomens te krijgen. Tabel 1 geeft het inkomen uit de landbouw in 1988 en 1989 van de 33 onderzochte huishoudens weer. Deze grove berekening laat zien dat bijna de helft van deze huishoudens minder dan $ 2000 aan de landbouwproduktie verdient. Volgens mijn berekening is $ 2000 het absolute minimum, dat een gemiddeld gezin per jaar nodig heeft om rond te komen. Om deze verschillen in inkomen enigszins te controleren ben ik na gegaan hoeveel stuks vee de huishou-dens bezitten. De aankoop van koeien is in Kaje Kache namelijk een logische stap als er een jaar goed verdiend is en kan beschouwd worden als een vorm van sparen. De huishoudens die meer dan $ 2000 per jaar verdienen hebben gemid-deld dertien stuks vee. Die met een inkomen lager dan $ 2000 per jaar hebben er gemiddeld vijf. Het verschil in het aantal grazende 'spaarbankboekjes'

(32)

bevestigt de inkomensverschillen tussen de 17 huishoudens uit de hogere categorieën en de 16 uit de laagste.

Tabel 1 Inkomens 1988 1989 $ 5000 - $ 9000 12,1% (4)* 12,1% (4) $ 4000 -$ 5000 9,0% (3) 3,0% (1) $ 3000 - $ 4000 "°' A 4rr1 /Cl'\. Ll+, /0 l ö) -11 lö,.l/O n t"\.l"'rl l //"'\. OJ $ 2000 - $ 3000 9,0% (3) 18,2% (6) $ 0 -$ 2000 45,5% (15) 48,5% (16) n=33

*

Het getal tussen haakjes is het aantal huishoudens

Dit inkomensoverzicht - hoe grof dan ook - laat zien, dat er binnen een groep, die op het eerste gezicht homogeen lijkt te zijn20

, onderling tamelijk grote

economische verschillen bestaan. Dit verschil tussen arm en 'rijk' wordt versterkt doordat de huishoudens met een hoog inkomen uit de landbouw niet alleen meer geld hebben om te investeren in landbouwwerktuigen, zaden, kunstmest en pesticiden (waardoor zij hun produktie kunnen verhogen), maar vaak ook wat kapitaal hebben om er één of ander winstgevend handeltje op na te houden. De huishoudens uit de hoogste inkomenscategorieën doen dit dan ook. In één huishouden koopt men kleren in om deze met winst door te verkopen aan mensen in Kaje Kache, die geen geld hebben voor een busrit naar de stad. In een ander houdt men er een zeer grote groententuin op na waar met gehuurde arbeidskracht allerlei groenten worden verbouwd voor de verkoop. In weer andere huishoudens fokt men slacht- of legkippen, wat goed is voor een jaarlijkse netto winst van $ 1000. In de laagste inkomens-categorie komt men niet toe aan

(33)

dergelijke ondernemingen. De uiterst noodzakelijk investeringen in de landbouw (zaden, een minimum aan kunstmest en pesticiden), het levensonderhoud en schoolgeld voor de kinderen vergen alle geld. De meeste families uit de lagere inkomenscategorieën (ook die boven de $ 2000) hebben zelfs vanaf maart tot eind augustus/ september helemaal geen geld meer. Niet alleen de geringe verdiensten, maar ook het eenmalige inkomen maakt het moeilijk om te budget-teren en geld opzij te leggen voor de laatste zes maanden tot de oogst weer verkocht kan worden. Als gevolg van deze geldloze periode is de dagelijkse voeding erg eenzijdig is. Behalve de maïs die achtergehouden is om zelf te eten, heeft men geen geld om andere etenswaren, zoals groenten of vlees, zout, suiker, thee en melk te kopen. Gebrek aan geld betekent ook dat het schoolgeld voor de kinderen ($1 per kind per trimester) in het laatste trimester niet betaald kan worden met als gevolg, dat deze kinderen regelmatig van school worden gestuurd en achterraken op school. Zij, die geen geld meer hebben, trachten het te lenen en moeten dit later met rente terug betalen.

De economische verschillen tussen de huishoudens lijken structureel. Huis-houdens met een inkomen boven de $ 2000,- weten dit te handhaven, terwijl zij

die minder verdienen niet boven deze grens uitkomen. De economische welstand is vaak ook te zien in de staat waarin de musha verkeert: de rijkere huishoudens hebben één of meer gemetselde huizen en een wc, de armere wonen in lemen hutten zonder sanitaire voorziening. Verder heb ik de indruk dat kinderen uit rijkere huishoudens gemakkelijker doorstromen naar het middelbaar onderwijs21

'Rijk' of arm kan van invloed zijn op de positie van vrouwen binnen en buiten het huishouden. Hier zal ik in de volgende hoofdstukken regelmatig op terugko-men.

2.5 Arbeidsdeling in de landbouw

Het werk van de huishoudens in Kaje Kache valt volgens bewoners van Kaje Kache op te delen in: 1) werk in de landbouw en het hoeden van het vee en 2) het werk in de musha en in de groententuin. Het werk in de landbouw betreft het verbouwen van de marktgewassen katoen en maïs en van voedselgewassen

(34)

zoals bonen, pinda's, suikerriet, pompoenen en sorghum. Het bewerken van het land start in november als de eerste regens vallen en eindigt met het oogsten in de maanden juni en juli. Het werk in de velden wordt door vrouwen, mannen en kinderen gedaan. Het hoeden van vee wordt meestal aan kinderen overgelaten, maar ook mannen en vrouwen doen dit werk. In de musha en de moestuin doen vrouwen en dochters bijna alle werk. Een nauwkeurige analyse van de arbeidsde-ling tussen mannen en vrouwen leert dat de arbeid op de velden veel minder genderspecifiek is dan dat in de musha.

In de velden werken mannen en vrouwen samen22

• De uren die zij aan dit

werk besteden ontlopen elkaar nauwelijks. Tijdens de oogsttijd (die samen viel met het onderzoek) werkten zowel mannen als vrouwen drie tot acht uur in het veld23

• Aangenomen kan worden, dat de werktijden tijdens het seizoen dat er

gewied wordt veel langer zijn. Dit blijkt uit andere onderzoeken, die gedaan zijn in Zimbabwe naar arbeid in de landbouw (cf. van Andel en Kruik 1989: 52; McCalman 1981: 24) en uit opmerkingen van mensen in Kaje Kache:

When harvesting we work from morning till noon. During weeding time I go back in the afternoon and return home in the evening (vrouw uit Kaje Kache).

Hoewel er een verdeling van taken bestaat in sommige stadia van het agrarische produktieproces, is deze niet erg strikt. Het ploegen noemt men dikwijls als de taak van mannen, maar in de praktijk lopen vrouwen ook achter de ploeg:

I plough with the plough, I exchange with my husband. He doesn't have a special job, we do the same work, we help each other.

My husband and son will be walking with the plough and I and my daughter follow behind sowing. The small children will follow covering up the holes. My husband's special work is to walk with the plough.

Naast ploegen wordt het ontginnen van een nieuw veld als typisch mannenwerk genoemd, maar als en man afwezig is of een vrouw er alleen voorstaat neemt zij dit als vanzelfsprekend voor haar rekening. Deze laatsten - gescheiden vrouwen, weduwen of zij wier man elders werkt - zijn er het beste bewijs van dat geen enkele taak in landbouw zo genderspecifiek is, dat vrouwen het werk niet mogen of kunnen doen. Zij hoeven geen hulp van andere mannen in te roepen voor bepaald werk en doen alles zelf:

(35)

I'll be weeding together with my husband. I also hold the plough. When he is not there I do the ploughing. We do the same work in the fields, but when he is not here I'll be working alone. He is away very aften (getrouwde vrouw wier man elders werkt).

I am ploughing with my son. I fenced the garden myself. I cut the trees to clear the field like a man (getrouwde vrouw wiens man gehandicapt is).

De arbeidsdeling in de landbouw (zowel in soort werk als in inspanning) tussen man en vrouw is tamelijk gelijk. Maar niet in alle huishoudens is het landbouw-werk evenredig verdeeld. Zo kan het voorkomen, dat een man en een vrouw ruzie met elkaar hebben en daarom weigeren de ander te helpen. Zij willen (moeten) dan tijdelijk alleen werken.

He doesn't work in my field. I work by myself. Por these past four years things have not been going well, but we used to work nicely together.

I was sowing maize and cotton and weeded in the cotton in bis field. Then I stopped,

becal!~e I was angry. We are always fighting, he didn't give me enough money.

Maar ook gebeurt het dat een man zijn vrouw(en) dwingt om in zijn velden te werken zonder haar (hen) mee te helpen in haar (hun) eigen veld. Of dat een man zijn kinderen alleen voor hemzelf laat werken en hen verbiedt om ook voor hun moeder te helpen.

My wives have to work together with me in my field. They work half-half, because they will be doing their own work also. They have to work one week in my fields, the other week they can go and work in their own fields. lt goes on and on. I don't work in their fields.

My children are not working in my fields, because the father stops them from going there. There is nothing the children can do about it. He is forcing them. If you force a child, it will not refuse, but the children are more scared of their father than of me,

amai.

Een andere mogelijke oorzaak van ongelijke arbeidsdeling in de landbouw zou de afwezigheid van mannen kunnen zijn. In Kaje Kache echter, zijn de meeste mannen wel permanent of semi-permanent aanwezig. Van de 33 onderzochte huishoudens 1s de echtgenoot in 21 gevallen permanent aanwezig. In drie huishoudens is de man ongeveer een kwart jaar afwezig om elders geld te verdienen en werkt hij in de overige negen maanden mee in de landbouw. In negen huishoudens komt het werk volledig neer op de vrouwen. Dit zijn de vijf huishoudens van de gescheiden vrouwen, in drie huishoudens is de man zo goed als permanent afwezig24

(36)

De mannen, die drie maanden per jaar elders werken, komen uit de hogere inkomenscategorieën. Dit geldt ook voor drie mannen die permanent elders werken. Deze zes mannen huren met het geld dat zij elders verdienen tijdens de drukke tijd in de landbouw arbeidskracht in. Zo kopen zij als het ware hun werkdeel af en trachten zij de produktie te verhogen. Dit betekent dat in de (semi)

f

emale headed households vrouwen door de afwezigheid van hun man niet

harder hoeven te werken in de landbouw. Alleen voor de groep gescheiden vrouwen geldt dat zij een zwaardere taak hebben dan andere vrouwen, ook al krijgen zij soms hulp van familieleden of buren.

2.6 De terugkeer van mannen in de landbouw

Het is opmerkelijk dat zoveel mannen in de landbouw werken en dat de 'arbeids-deling tussen mannen en vrouwen er tamelijk gelijk is. Het aantal

f

emale headed households (daar waar de man permanent afwezig is) is veel kleiner dan de

schatting van Mayo (1987), die stelt dat in de Communal Lands bijna de helft van de huishoudens

f

emale headed zijn (p. 187). Ook andere onderzoekers

stellen, dat het aandeel van vrouwen in de landbouw in Afrika bezuiden de Sahara veel hoger ligt dan dat van mannen25

• Men geeft hier een aantal

verkla-ringen voor. Bijvoorbeeld dat vrouwen altijd al verantwoordelijk geweest voor de voedselproduktie, waardoor dit ook wel gezien wordt als een traditionele arbeidsdeling:

."(I)t has been observed that men lack commitrnent of subsistence food production because they feel it is not their responsibility (Chimedza 1988: 5).

Een andere, wat beter te achterhalen verklaring is, dat door de arbeidsmigratie van mannen26 de verantwoordelijkheid voor de landbouw en de

voedselvoorzie-ning geheel op de schouders van vrouwen is neer gekomen. Het is niet mijn bedoeling om al te diep in te gaan op deze verklaringen. Wat ik ermee wil aangeven is, dat de situatie in Kaje Kache aan het veranderen is.

De vraag is, waarom mannen zich weer (semi-) permanent in Kaje Kache hebben gevestigd. Immers, alle mannen uit de 33 huishoudens zijn ooit in loondienst (meestal bij de blanken) geweest en de mannen uit de 24 male headed

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

of taxation system of a Member State the previous taxation rate of a particular tax shall not always be taken into the account but taxation of different groups of

Toen MacGillavry – ‘Mac ’ voor collega’s – dit werk in 1949 in de Verenigde Staten presenteerde, bleek dat haar Amerikaan- se collega’s David Harker en John Kasper haar voor

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

Deze twee jongens (waar blijven eigenlijk de jonge vrouwen?) zullen zich gedurende de gehele cam- pagne inzetten voor een goed verkiezingsresultaat. Als zij en

wij hier te doen hebben met een motiveering, welke een specifiek r. Zij zijn van geestelijk-zedelijken aard. ethiek en de protestantsche ethiek fundamenteele

De professionals op geaggregeerd niveau hebben we gevraagd met een overstijgende blik op deze problematiek van Den Haag (in zijn geheel) te reflecteren vanuit hun professionele