• No results found

Verschillen in determinanten van betrokkenheid bij Poolse en Nederlandse vaders : de rol van geloof en kostwinnerschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verschillen in determinanten van betrokkenheid bij Poolse en Nederlandse vaders : de rol van geloof en kostwinnerschap"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verschillen in Determinanten van Betrokkenheid bij Poolse en Nederlandse Vaders De rol van geloof en kostwinnerschap

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam M. P. Prusicka (10564543) Begeleiding: Prof. Dr. R. Keizer Tweede beoordelaar: Dr. F. van Rooij Amsterdam, juni 2015

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Inleiding ... 4

Aanleiding tot het onderzoek ... 5

Theoretisch kader ... 7 Operationalisering ... 10 Methode ... 11 Procedure ... 11 Instrumenten ... 12 Analyses ... 14 Resultaten ... 15 Beschrijvende analyses ... 15 Regressieanalyses ... 16 Discussie ... 20 Conclusie ... 20

Beperkingen en sterktes van het onderzoek ... 22

Suggesties voor nader onderzoek ... 24

(3)

Abstract

Differences in determinants of father involvement by Polish and Dutch fathers. As a contribution to limited research of cross-national variation in determinants of father

involvement (participation of father in routine care, e.g. dressing child, and 'urgent care', staying home with an ill child), this study compares the effect of the number of working hours and religiosity on father involvement in Poland (N=879) and Netherlands (N=178) .

Data from the Generations and Gender Survey (GGS) were used and logistic regressions conducted. Dutch fathers were more than Polish fathers involved in 'urgent care' but father didn't differ in their contribution to routine tasks. However, the effect of working hours and religiosity on father involvement didn't vary by country. Suggestions for the future

cross-national research on father involvement are made.

Keywords: father involvement, religiosity, working hours, contextual determinants, Poland, Netherlands

(4)

Verschillen in Determinanten van Betrokkenheid bij Poolse en Nederlandse Vaders Het beeld van de ideale vader is de laatste twintig jaren sterk veranderd. Er wordt steeds vaker gesproken over het belang van betrokkenheid van vaders bij de opvoeding van zijn kinderen. Ten einde het begrip betrokkenheid te verhelderen heeft Lamb (2000) een definitie voorgesteld waarin hij onderscheid maakte tussen drie dimensies van betrokkenheid: 1) interactie met de kinderen tijdens dagelijkse activiteiten en zorgtaken (Eng. engagement), 2) bereikbaarheid die staat voor de hoeveelheid tijd die vader spendeert in de nabijheid van de kinderen zonder directe interactie (Eng. accessibility), en 3) het gevoel van

verantwoordelijkheid voor onder andere zorg voor, monitoring en materiële voorziening van de kinderen (Eng. responsibility). In de discussies rondom de rol van hedendaagse vaders werd de focus gelegd op de verschuiving van de rol van 'provider', die valt onder de derde dimensie, naar de rol van een opvoeder die samen met moeder bijdraagt aan de zorg voor de kinderen (de twee overige dimensies, met de meeste nadruk op engagement). Deze

verandering op het niveau van het gezin heeft te maken met de vooruitgang op het

maatschappelijke niveau - de modernisering van de samenleving, die door één van de meest invloedrijke theoretici van dit proces (Inglehart, 2009) werd omgeschreven als een keten van economische, culturele en politieke ontwikkelingen en een wereldwijde trend. Een van de kenmerken van de modernisering is de groei van gendergelijkheid die zich onder andere kan uiten in de emancipatie van mannen in hun vaderlijke rol. Dat zou betekenen dat des te moderner de maatschappij is, des te meer de vaders in deze maatschappij direct in de

opvoeding van en zorg voor kinderen zijn betrokken. Er is echter nog weinig bekend over de invloed van de veranderingen in de samenleving op de betrokkenheid van vaders (Cabrera, Fitzgerald, Bradley, & Roggman, 2014).

(5)

Aanleiding tot het Onderzoek

Betrokkenheid van vaders heeft positieve effecten voor zowel de kinderen als voor beide ouders. In de gezinnen met betrokken vaders vertonen kinderen minder

gedragsproblemen, zijn ze beter cognitief ontwikkeld en presteren ze beter op school (Lamb, 2000; Sarkadi, Kristiansson, Oberklaid, & Bremberg, 2008). Betrokken vaders zelf zijn gezonder, ervaren minder stress en gebruiken minder alcohol en drugs (Allen & Daly, 2007; Ravanefra, 2008) en hun partners zijn gelukkiger en meer tevreden met de relatie en

seksleven (Barker et al., 2011).

Het is daarom niet alleen vanuit een wetenschappelijk, maar ook vanuit een beleidsmatig en maatschappelijk oogpunt belangrijk om te weten welke factoren bepalend zijn voor de betrokkenheid van vaders.

Een grote bijdrage op dit onderzoeksgebied was een voorstel van Doherty, Kouneski en Erickson (1998) tot een conceptueel model van determinanten die betrokkenheid van vaders beïnvloeden. In dit ecologisch model zijn een aantal variabelen opgenomen die

onderscheiden kunnen worden in factoren binnen het gezin (vaderfactoren , moederfactoren, relationele factoren, kindfactoren) en factoren buiten het gezin (contextuele factoren). Tot de eerste groep factoren behoren onder andere persoonlijkheid en leeftijd van de vader,

gezondheid van de moeder, temperament van het kind en kwaliteit van de relatie van de ouders (Cabrera, Fagan, Wight, & Schadler, 2011; Mehall, Spinrad, Eisenberg, & Gaertner, 2009; Paulson, Dauber, & Leiferman, 2011; Saleh & Hilton, 2011). Factoren buiten het gezin zijn bijvoorbeeld eisen van de werkplek, nationale context waarin vader leeft (Cabrera, Hofferth & Chae, 2003; Hook & Wolfe, 2012).

Terwijl de eerste groep factoren (binnen het gezin) in de laatste twintig jaren door meerdere onderzoekers zijn bestudeerd, werd pas recentelijk een belangrijke rol aan de

(6)

context buiten het gezin toegekend (Cabrera et al., 2014). Het huidige onderzoek draagt bij aan de tot nu toe beperkte wetenschappelijke kennis van deze contextuele determinanten van het betrokken vaderschap, door te bestuderen welke invloed het wonen in een bepaald land op het gedrag van een vader heeft. Enkele studies op dit terrein tonen een cross-nationale diversiteit aan, zowel in de tijdsintensiteit en vormen van betrokkenheid van de vader als in het effect van determinanten op het vadersgedrag (Hook & Wolfe, 2012; Sayer, Gauthier ,& Furstenberg, 2004; Smith & Williams, 2007). Uit onderzoeken bleek namelijk dat in Canada en Italië een laag opleidingsniveau van de vader een sterker negatief effect op de

betrokkenheid bij zijn kinderen had dan in Duitsland en geen effect op de betrokkenheid van vaders in Noorwegen (Sayer, Gauthier, & Furstenberg, 2004) en dat de werkgelegenheid van beide ouders minder invloed op de betrokkenheid van vaders in Noorwegen en Duitsland had dan in de Verenigde Staten en Groot Brittannië (Hook & Wolfe, 2012).

In dit onderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen twee landen die beide tot de grotere context van de Europese Unie behoren, maar daarnaast ook twee verschillende clusters binnen de EU representeren, namelijk het postcommunistische Polen en het Westerse Nederland (Plomien, 2009). De vergelijking van de context tussen die twee landen lijkt extra interessant omdat er veel economische en culturele uitwisseling tussen beide landen

plaatsvindt (http://www.rijksoverheid.nl).

Het doel van deze studie is om te onderzoeken in hoeverre Poolse en Nederlandse vaders verschillen in de mate waarin de determinanten hun betrokkenheid bij de opvoeding van kinderen, afhankelijk van de context van het land, beïnvloeden. Ik richt mij specifiek op twee determinanten: religiositeit, omdat het een belangrijke onderdeel van Poolse cultuur is

(Gerber, 2010) en het aantal werkuren, omdat het betrekking heeft op eenvoor Nederland uniek en door werknemers veel benut recht op deeltijdwerk (den Dulk, 2013).

(7)

Theoretisch Kader

Als theoretisch uitgangspunt van dit onderzoek dient het ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) waarin de omgevingsfactoren die het gedrag van het individu beïnvloeden in vier categorieën worden onderverdeeld, te weten: 1) microsystemen - de directe omgeving van het individu, bijvoorbeeld het gezin, 2) mesosystemen - de relaties tussen het gezin en andere microsystemen bijvoorbeeld de school of de kerk, 3) exosystemen - sociale systemen waarin het kind geen actieve rol speelt maar die wel het oudergedrag beïnvloeden zoals eisen en cultuur van de werkplek van de ouder en 4) macrosystemen - culturele, religieuze, economische en politieke systemen die samen de context van het land vormen. In dit onderzoek wordt belicht in hoeverre verschillen in cultuur, beleid, economie en religiositeit tussen Nederland en Polen tot verschillen in betrokkenheid van Nederlandse en Poolse vaders hebben kunnen leiden en of de effect van determinanten: religiositeit en het aantal werkuren op de betrokkenheid van vaders tussen beide landen verschilt.

Cultuur. Volgens Hofstede (1998) zijn de verschillen in de attitudes en gedrag met betrekking tot de rolverdeling in het gezin gerelateerd aan de scores van landen op

masculiniteit. Met masculiniteit wordt bedoeld de mate waarin het in de maatschappij van mannen wordt verwacht om assertief, ambitieus en competitief te zijn en van vrouwen om voor niet-materiële levenskwaliteit te zorgen. In de context van de zorg voor de kinderen, ligt de verantwoordelijkheid voor de materiële voorziening van het gezin in masculiene

maatschappijen bij mannen en de verantwoordelijkheid voor de zorg voor kinderen bij vrouwen. Dit wordt een traditionele rolverdeling genoemd. Feminiene maatschappijen worden door een meer gendergelijke rolverdeling gekenmerkt. Uit de interculturele vergelijking van landen blijkt dat Polen een meer masculiene en Nederland een meer feminiene cultuur heeft (Kolman, Noorderhaven, Hofstede, & Dienes, 2003). Dat zou

(8)

betekenen dat in Poolse gezinnen vaders meer als kostwinnaars worden gezien en moeders als degenen die voor de kinderen zorgen. In Nederland zou de rolverdeling binnen gezinnen meer gelijk zijn. Uit de literatuur blijkt inderdaad dat er in de Poolse samenleving sterke patriarchale tradities aanwezig zijn, terwijl in Westerse landen, onder andere Nederland, de ontwikkeling richting egalitarisme binnen gezinnen plaatsvindt (Gerber, 2010; Plomien, 2009).

Deze culturele verschillen hebben ook hun uitwerking op het beleid van beide landen op het gebied van gezin en werk. Het Poolse gezinsbeleid wordt in de literatuur geclassificeerd als de implicit familialism model en wordt gekenmerkt door het weigeren van de steun voor de participatie van moeders op de arbeidsmarkt en tegelijkertijd van de betrokkenheid van vaders bij de opvoeding (Plomien, 2009; Szelewa & Polakowski, 2008).

Hoewel ook in het Nederlandse beleid bijna geen aandacht werd besteed aan het

bevorderen van betrokken vaderschap en gendergelijkheidheid binnen gezinnen, toch worden de emancipatie van vrouwen en vooral het bevorderen van hun arbeidsparticipatie als

prioritaire doelstellingen genomen (http://www.rijksoverheid.nl). Dat uit zich vooral in de relatief korte periode van ouderschapsverlof voor moeders (drie maanden) en het stimuleren van het gebruik van kinderopvang, door aan gezinnen, afhankelijk van hun inkomsten, een vergoeding hiervoor te verstrekken (http://www.rijksoverheid.nl; Versantvoort &

Goudswaard, 2009). Door het stimuleren van de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt wordt dus ook indirect de relatieve betrokkenheid van vaders bevorderd, omdat de beide werkende ouders dan eerder de opvoedingstaken meer gelijk zouden moeten verdelen.

Uit deze argumenten volgt de algemene hypothese dat Nederlandse vaders meer dan Poolse vaders betrokken zullen zijn bij de dagelijkse opvoeding van hun kinderen (H1).

(9)

2011). Daarnaast is de situatie op de arbeidsmarkt minder stabiel en liggen netto lonen relatief lager, waardoor zowel Poolse mannen als vrouwen in sterkere mate dan Nederlandse mannen en vrouwen gedwongen worden, of omwille van materiële zekerheid er naar streven, om fulltime te werken (Kotowska, 2005). In Nederland werken voornamelijk de vrouwen parttime (OECD, 2011), waardoor vrouwen ook het leeuwendeel van de zorg op zich nemen. Echter, vanwege de economische welvaart en het relatief hoge inkomen in Nederland hoeven Nederlandse vaders minder lange werkweken te maken dan Poolse vaders. Dat gaat gepaard met grotere tijdrestricties voor de participatie van Poolse vaders in de zorg en opvoeding van de kinderen. Als gevolg hiervan is de verwachting dat het aantal werkuren van de vader in Nederland minder sterk de vaderlijke betrokkenheid bepaalt dan in Polen (H2).

Religie. Ook speelt religie een rol in het vormgeven van vaderschap. In Polen lopen de uitspraken over deze rol uiteen, wat bijdraagt aan de algemene discussie over de invloed van religie op het vaderschap (DeMaris, Mahoney, & Pargament, 2011). Aan de ene kant wordt de Poolse katholieke kerk gezien als de bewaker van traditionele familiewaarden (Gerber, 2010), en aan de andere kant wordt de bijdrage van de katholieke kerk aan de promotie van

vaderlijke betrokkenheid, wellicht als gevolg van contacten met de Westerse kerk, erkend (Wejnert & Djumabaeva, 2005).

In tegenstelling tot het religieus homogene Polen, waar nog steeds veel waarde aan het geloof wordt gehecht (Gerber, 2010), wordt de Nederlandse samenleving gekenmerkt door secularisatie en religieuze diversiteit, met populaties van onkerkelijken (47%), katholieken (26%), protestanten (16%) en islamieten (5%) (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2014b). Bovendien blijkt uit het onderzoek van Vermeer (2011) dat de religiositeit van Nederlandse ouders (zowel vaders als moeders) bijna geen invloed op hun opvoedingsgedrag heeft.

(10)

Op basis van bovengenoemde bevindingen wordt verwacht dat het effect van religiositeit op de betrokkenheid van vaders sterker zal zijn voor Poolse dan voor Nederlandse vaders (H3).

Overige determinanten. Om zo goed mogelijk de relatie van contextuele determinanten met de betrokkenheid van vader te bestuderen, werd in dit onderzoek gecontroleerd op het effect van overige factoren op micro- en mesoniveau die het gedrag van vaders kunnen beïnvloeden. De potentiële determinanten van de betrokkenheid van de vader die in het onderzoek worden meegenomen zijn: leeftijd van de vader, zijn opleidingsniveau, het aantal kinderen dat de vader heeft, relatie-satisfactie, aantal werkuren van de moeder, leeftijd van het kind en status van de relatie van vader en moeder. Uit de onderzoeken bleek namelijk dat oudere, hoger opgeleide vaders met minder kinderen in het algemeen meer betrokken zijn dan wanneer ze jonger, lager opgeleid en ongetrouwd zijn en jongere kinderen hebben (Castillo, Welch, & Sarver, 2011; Flouri & Buchanan, 2010; Hohmann - Marriott, 2011; Saleh & Hilton, 2011; Yeung, Sandberg, Davis-Kean, & Hofferth, 2001). Bovendien zijn vaders meer betrokken bij de zorg voor de kinderen wanneer ze meer tevreden met hun relatie zijn, minder kinderen hebben en wanneer hun partner meer uren werkt (De Luccie, 1995; Flouri &

Buchanan, 2010; Rienks, Wadsworth, Markman, Einhorn & Etter, 2011). Operationalisering

Met betrokkenheid van vader wordt in dit onderzoek bedoeld de directe interactie van vader met zijn kinderen tijdens verzorgingsmomenten. Het is interessant om juist op de zorgactiviteiten te richten omdat uit studies blijkt dat vaders vaker tijdens speelmomenten met kinderen interacteren en de verzorging aan hun moeder laten (Combs-Orme & Renkert, 2009). Verder wordt in deze studie onderscheid gemaakt tussen twee soorten zorg te weten zogenaamde 'urgent care' (bijvoorbeeld tijdens ziekte van het kind) en logistieke zorg

(11)

(bijvoorbeeld kind wassen, verschonen) omdat ze allebei andere eisen met zich mee brengen zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid te besteden tijd, kennis en verantwoordelijkheid.

Om de invloed van religie op de betrokkenheid van vaders te meten wordt gekeken naar hun religiositeit. Hiermee wordt bedoeld de participatie van vaders in religieuze diensten (Cornwall, Albrecht, Cunningham, & Pitcher, 1986). Deze operationalisering lijkt relevant voor het doel van deze studie omdat uit het onderzoek van Bartkowski en Xu (2000) bleek dat religieuze vaders die vaker aan de kerkdiensten meededen meer betrokken bij de opvoeding van hun kinderen waren.

De invloed van de economische determinant van betrokkenheid wordt verondersteld weerspiegeld te zijn in de hoeveelheid uren die vaders werken.

Methode

In deze studie wordt een kwantitatieve benadering gehanteerd. Er wordt een cross-sectioneel design gebruikt waarbij twee groepen, Poolse en Nederlandse vaders, met elkaar worden vergeleken op de determinanten van hun betrokkenheid bij de opvoeding van hun kinderen.

Bij de keuze van deze steekproef is gekeken of de vaders met elkaar vergelijkbaar zijn. Daarom werd besloten om alleen die vaders in de steekproef mee te nemen die in een relatie met de inwonende moeder van de kinderen zijn. Daarnaast werd de onderzoeksgroep beperkt tot de vaders van jonge kinderen en de leeftijdsgrens voor de kinderen van de vaders werd tot en met 6 jaar gesteld. De deelnemers in deze studie waren in totaal 1057 vaders in de leeftijd 19 tot 58 jaar met een gemiddelde leeftijd van 34.98 (SD = 6.36) waarvan 178 (16.8%) Nederlands en 879 (83.2%) Pools.

Procedure

(12)

Generation and Gender Survey (GGS), wave 1, verkregen van Gender and Generation Program (GGP) Data Archive (United Nations [UN], 2005). De GGS is een longitudinale studie die werd verricht in 19 landen om de invloed van de contextuele factoren van landen op de relaties tussen ouders en kinderen en tussen partners beter te kunnen begrijpen. De data gebruikt voor de doel van deze studie werden verzameld tussen 2002 en 2004 in Nederland en tussen 2010 en 2011 in Polen.

Werving. De random gekozen potentiële respondenten waren uitgenodigd om deel te nemen aan de studie via een brief en persoonlijk tijdens een huisbezoek. De vragenlijsten werden afgenomen bij landelijk representatieve steekproeven tijdens face-to-face interviews. Beide vragenlijsten waren gebaseerd op de richtlijnen van de internationale commissie van Generation and Gender Programme (Vikat et al., 2007).

Instrumenten

De beschrijving van de instrumenten wordt gemaakt op basis van de Nederlandse versie van de vragenlijst en het bijhorende codeboek (NKPS, 2005). Gezien het feit dat er

verschillende antwoordopties waren in de Nederlandse en Poolse versies van de vragenlijsten, werden voor het uitvoeren van de analyses enkele variabelen gehercodeerd.

Betrokkenheid van de vader. De betrokkenheid van de vader wordt gemeten met twee items uit de Division Childrearing Tasks schaal (NKPS, 2005). Beide items worden ingeleid met vragen: 'Hoe zijn de opvoedingstaken bij u thuis verdeeld tussen u en uw partner?' en 'Kunt u van elk van de volgende zaken aangeven wie dat meestal doet?' De twee

opvoedingstaken die zijn meegenomen in deze studie waren: 'Kind wassen, helpen met aankleden' en 'Thuis blijven bij ziekte van kind, 's nachts uit bed gaan'. Er zijn vijf

antwoordopties : 1 = altijd respondent, 2 = vaak respondent, 3 = gelijk respondent als zijn partner, 4 = vaak partner, 5=altijd partner). Het gaat hier om een relatieve mate van de

(13)

betrokkenheid - een bijdrage die een vader heeft in de zorg voor de kinderen. Beide afhankelijke variabelen werden van te voren gehercodeerd naar een dichotome variabele 'betrokken vader versus niet betrokken vader'. Categorie 'betrokken vader' verwees naar de vader die altijd, meestal of even veel als de moeder bijdraagt aan de zorgtaken rondom kinderen. Categorie 'niet-betrokken vader' verwees naar de vader die altijd of meestal zorgtaken aan de moeder van kinderen overlaat.

Werkuren. Als een indicator van werkuren wordt het aantal uren die vaders in de afgelopen week hebben gewerkt gebruikt.

Religiositeit. Religiositeit wordt gemeten met het item 'Hoe vaak ongeveer bezoekt u tegenwoordig vieringen van een kerk of geloofsgemeenschap?' met vier antwoordopties: 1 = (vrijwel) nooit, 2 =één of enkele keren per jaar, 3 = één of enkele keren per maand, 4 = één of enkele keren per week.

Controlevariabelen. De respondenten werden daarnaast gevraagd om een aantal demografische kenmerken van zichzelf en hun familieleden aan te geven. De demografische gegevens die als controlevariabelen werden meegenomen waren: leeftijd van de vader en van zijn jongste kind, het totaal aantal kinderen van de vader inclusief biologische, geadopteerde, inwonende en uitwonende kinderen, opleidingsniveau en de relatiestatus van de vader en het aantal werkuren van zijn partner. Het hoogst genoten opleidingsniveau van de vader werd gemeten volgens De Internationale standaardclassificatie van het onderwijs (ISCED - International Standard Classification of Education) met zeven antwoordopties 0 -

kleuteronderwijs, 6- tertiair onderwijs (tweede graad) en werd in de analyses behandeld als een variabele op de De relatiestatus kon met vijf antwoordopties aangegeven worden: 0-nooit getrouwd, 1 - getrouwd, 2 - gescheiden, 3 - weduwe en 4 - onbekend, die vervolgens in twee categorieën: 1 - getrouwd, 0 - ongetrouwd werden gehercodeerd. Met het aantal

(14)

werkuren van de partner werd bedoeld het aantal uren gewerkt in de afgelopen week. Als een laatste controlevariabele werd de relatie-satisfactie meegenomen. Op een likertschaal konden respondenten aangeven hoe tevreden ze zijn over hun relatie. De antwoordopties verschilden per land; in Polen liepen ze van 0 - helemaal niet tevreden tot 10 - helemaal tevreden en in Nederlands van 1 - helemaal tevreden to 5 - helemaal ontevreden. Voor het uitvoeren van de analyses werden de Nederlandse antwoordopties gehercodeerd volgens de schaal gebruikt in Polen.

Analyses

Om te kijken of Poolse en Nederlandse vaders van elkaar verschillen met betrekking tot hun mate van betrokkenheid en de kenmerken die de betrokkenheid zouden kunnen

beïnvloeden werd gebruik gemaakt van de t-toets (voor de vergelijking van gemiddelden) en chi-kwadraat toets (voor de vergelijking van proporties). Ter beantwoording van de

onderzoeksvraag werden twee binaire hiërarchische logistische regressieanalyses uitgevoerd, afzonderlijk voor de relaties met betrokkenheid tijdens ziekte en betrokkenheid bij het aankleden.

In stap 1 van de analyses werd gekeken of de afhankelijke en onafhankelijke variabelen, na controle voor het effect van controlevariabelen, met elkaar samenhangen. Daarnaast werd gekeken naar de invloed van de interactie tussen aantal werkuren van vader en zijn land van afkomst (stap 2) en religiositeit van vader en zijn land van afkomst (stap 3) om te bepalen of het effect van die twee variabelen per land verschilt.

Om vergelijkende analyses voor Poolse en Nederlandse vaders te kunnen uitvoeren werd de variabele land van afkomst van te voren naar de dichotome variabele (dummy variabele) voor Nederland en Polen gehercodeerd.

(15)

Resultaten Beschrijvende analyses

In het onderzoek zijn de gegevens gebruikt van vaders die alle items met betrekking tot deze studie hebben beantwoord. Van alle 1057 respondenten kwamen 178 vaders uit

Nederland (16.8%) en 879 vaders uit Polen (83.2%).

Uit de analyses met gebruik van de Chi-kwadraat toets is gebleken dat een hoger percentage Nederlandse vaders betrokken was in de 'urgente' zorg voor de kinderen dan Poolse vaders (61.2% en 37.4% respectievelijk, χ2

(1) = 34.57, p<.001). Wat betreft logistieke zorg waren 37.5% van Poolse en 44.4% van Nederlandse vaders betrokken en het verschil tussen die percentages bleek niet significant te zijn. Poolse vaders waren vaker getrouwd met de moeder van hun kinderen dan Nederlandse vaders (92.3% en 84.8% respectievelijk, χ2

(1) = 10.00, p<.01. Wat betreft de opleiding had een hoger percentage Nederlandse vaders een hoger opleidingsniveau dan vaders in Polen (χ2(5) = 150.13, p<.001).

De resultaten van de t-toets zijn in Tabel 1 weergegeven. Tabel 1

Resultaten van de T-toets voor de Verschillen in de Gegevens van Nederlandse en Poolse Vaders Nederland (n=178) Polen (n=879) Variabelen M SD M SD t Religiositeit 0.62 0.91 2.03 0.89 -19.10*** Aantal Werkuren 40.49 13.54 41.17 15.89 -0.53 Leeftijd 38.71 5.81 34.23 6.19 8.89*** Aantal Kinderen 2.04 0.94 1.81 0.95 3.05** Relatie-satisfactie 9.24 1.28 9.19 1.34 0.40

(16)

Aantal Werkuren Partner 24.14 8.83 22.95 19.76 0.79 Leeftijd van het Jongste Kind 2.72 1.81 2.64 1.88 0.53 Noot. ***p<.001, **p<.01

Uit de t-toets bleek dat Nederlandse en Poolse vaders verschilden in de mate van religiositeit, leeftijd van de vader en aantal kinderen per gezin (zie Tabel 1). Poolse vaders waren gemiddeld meer religieus, jonger en vaker getrouwd met de moeder van hun kinderen dan Nederlandse vaders. Nederlandse vaders hadden daarentegen gemiddeld meer kinderen dan Poolse vaders.

Regressieanalyses

Het hoofddoel van deze studie was om de verschillen tussen determinanten van betrokkenheid bij de opvoeding van kinderen bij Nederlandse en Poolse vaders te toetsen. Ten eerste zouden de verschillen in de relaties tussen de religiositeit en betrokkenheid worden onderzocht; ten tweede zouden de verschillen in de relaties tussen het aantal werkuren van vaders en hun betrokkenheid worden getoetst.

Er zijn twee hiërarchische logistische regressieanalyses uitgevoerd om de effecten van religiositeit en het aantal werkuren van vaders afzonderlijk op de betrokkenheid tijdens ziekte en betrokkenheid bij het dagelijkse zorgtaken (aankleden en wassen), bij Nederlandse en Poolse vaders te vergelijken.

Betrokkenheid tijdens ziekte van kinderen. De eerste regressieanalyse werd uitgevoerd om de verschillen in de relaties tussen betrokkenheid tijdens de ziekte van kinderen en determinanten religiositeit en aantal werkuren bij Poolse en Nederlandse vaders te vergelijken. De resultaten zijn in Tabel 2 weergegeven.

In stap 1 van de eerste regressieanalyse zijn de variabelen: land, religiositeit, het aantal werkuren van vader, leeftijd van vader, opleidingsniveau, aantal kinderen, relatie-satisfactie,

(17)

leeftijd van het jongste kind en status van de relatie met moeder van kind(eren) toegevoegd. Het eerste model verklaarde 19% (R2 van de Nagelkerke) van de variantie in de

betrokkenheid van vaders tijdens ziekte van hun kinderen. Het land van afkomst was positief gerelateerd aan de betrokkenheid tijdens ziekte. Dat betekent dat Nederlandse vaders een grotere kans hebben om relatief vaker thuis te blijven en 's nachts op te staan bij de ziekte van hun kind dan Poolse vaders.

Tabel 2

Hiërarchische logistische regressieanalyse voor de betrokkenheid bij ziekte van kinderen

Model 1 Model 2 Model 3

B SE B SE B SE Stap 1 Land (NL vs. PL) 0.96*** 0.21 0.96*** 0.21 0.83*** 0.28 Religiositeit -0.04 0.08 -0.04 0.08 -0.01 0.09 Aantal Werkuren -0.03*** 0.01 -0.03*** 0.01 -0.03*** 0.01 Leeftijd -0.01 0.01 -0.01 0.01 -0.01 0.01 Opleidingsniveau 0.08 0.06 0.08 0.06 0.08 0.06 Aantal kinderen -0.02 0.08 -0.02 0.08 -0.02 0.08 Relatie-satisfactie -0.02 0.05 -0.02 0.05 -0.02 0.05 Aantal Werkuren Partner 0.03*** 0.004 0.03*** 0.004 0.03*** 0.004 Leeftijd v/h Jongste Kind 0.05 0.04 0.05 0.04 0.05 0.04 Status v/d Relatie -0.45 0.25 -0.45 0.25 -0.45 0.25 Stap 2

werkuren x land -0.004 0.02

Stap 3

religiositeit x land -.14 0.19

R2 (Cox & Snelle) .14 .14 .14

(18)

χ2 164.02 *** 0.08 0.05 Noot. N=1057 *p<.05, **p<.01, ***p<.001

Daarnaast bleken het aantal werkuren van de vader en het aantal werkuren van de partner significante voorspellers van de betrokkenheid van de vader tijdens de ziekte van de kinderen te zijn; betrokkenheid bij ziekte was negatief gerelateerd aan het aantal werkuren van vader en positief gerelateerd aan het aantal werkuren van moeder. Dat betekent dat Poolse en Nederlandse vaders die langere weekuren werken een grotere kans hebben om relatief minder bij de zorg voor zieke kinderen betrokken te zijn dan vaders die minder uren werken. De kans is ook groter dat vaders in deze studie meer bijdroegen aan de zorg voor het zieke kind wanneer de moedesr van de kinderen meer werkuren per week draaiden.

Na het toevoegen van de interactie-variabelen in Stap 2 en Stap 3 bleek dat, in tegenstelling tot mijn verwachting, het effect van religie en werkuren op de betrokkenheid van vader bij ziekte van het kind niet afhankelijk is van de afkomst van vader.

Betrokkenheid bij het aankleden van kinderen. De tweede regressieanalyse werd uitgevoerd om de relaties tussen de betrokkenheid bij de dagelijkse zorgtaken zoals

aankleden en wassen van de kinderen, en de variabelen aantal werkuren en religiositeit tussen Poolse en Nederlandse vaders te vergelijke (zie Tabel 3).

Het eerste model (stap 1) verklaarde 14% (R2 van de Nagelkerke) van de variantie in de betrokkenheid van vaders bij de dagelijkse zorg voor de kinderen. De aantallen werkuren van vader en moeder en het opleidingsniveau van de vader bleken voorspellend te zijn voor de betrokkenheid van vader bij het aankleden. Dat houdt in dat de vaders in onderhavige studie grotere kans hadden om gelijkwaardig of meer dan gelijkwaardig in de dagelijkse zorgtaken te participeren wanneer ze minder uren per week werkten, hoger opgeleid waren en wanneer

(19)

hun partner meer uren per week werkzaam was. In tegenstelling tot de resultaten van de analyses met betrokkenheid tijdens ziekte als afhankelijke variabele, bleek het land van afkomst geen significant effect op de betrokkenheid van vader bij aankleden en wassen te hebben. Dat staat voor de even grote kans voor Poolse en Nederlandse vaders om betrokken te zijn bij deze zorgtaken.

Tabel 3

Hiërarchische logistische regressieanalyse voor de betrokkenheid bij het aankleden en wassen van kinderen

Model 1 Model 2 Model 3

B SE B SE B SE Stap 1 Land (NL vs. PL) 0.16 0.21 0.16 0.21 -0.004 0.29 Religiositeit -0.09 0.08 -0.09 0.08 -0.06 0.08 Aantal Werkuren -0.02*** 0.004 -0.02*** 0.01 -0.02*** 0.01 Leeftijd -0.01 0.01 -0.01 0.01 -0.01 0.01 Opleidingsniveau 0.16** 0.06 0.16** 0.06 0.16** 0.06 Aantal kinderen -0.07 0.08 -0.07 0.08 -0.08 0.08 Relatie-satisfactie -0.01 0.05 -0.01 0.05 -0.01 0.05 Aantal Werkuren Partner 0.03*** 0.004 0.03*** 0.004 0.03*** 0.004 Leeftijd v/h Jongste Kind 0.03 0.04 0.03 0.04 0.03 0.04 Status v/d Relatie -0.33 0.24 -0.33 0.24 -0.33 0.24 Stap 2

werkuren x land -0.001 0.01

Stap 3

religiositeit x land -0.16 0.20

R2 (Cox & Snelle) .11 .11 .11

(20)

χ2 118.43 *** 0.002 0.68 Noot. N=1057 *p<.05, **p<.01, ***p<.001

Aangezien de regressieanalyse al in Stap 1 liet zien dat het land van afkomst en de betrokkenheid van de vader bij het aankleden van het kind niet significant met elkaar

samenhingen, had ook het toevoegen van de interactie-variabele werkuren x land in Stap 2 en de interactie-variabele religiositeit x land in Stap 3 geen invloed op de chi-kwadraat en de proportie verklaarde variantie in het model. Het effect van de religiositeit en aantal werkuren van vader op de betrokkenheid van vader bij aankleden en wassen van kinderen hangt niet van de afkomst van een vader af.

Discussie Conclusies

In deze studie werd gekeken naar de verschillen tussen Polen en Nederland voor wat betreft de mate waarin religie en werkuren het zorggedrag van vaders in deze twee EU landen bepalen. Ten eerste werd geconcludeerd dat, in lijn met de eerste hypothese (H1),

Nederlandse vaders een grotere kans hebben om een relatief groter aandeel in de zorg voor hun kind te hebben dan Poolse vaders. Echter geldt dit enkel voor de situatie waarin het kind ziek is en niet voor het aandeel in zorgtaken zoals wassen en aankleden. In tegenstelling tot de overige hypotheses (H2 en H3), bleek daarnaast uit de analyses dat het effect van religie en de werkuren op de kans om een betrokken vader te zijn niet afhankelijk is van in welk land een vader woont.

Verschillen in betrokkenheid van Poolse en Nederlandse vaders. Ten eerste is het interessant om te kijken waarom vaders verschillen in de mate van betrokkenheid tijdens ziekte maar niet bij het aankleden en wassen van het kind. Waarom helpen Poolse vaders

(21)

minder wanneer het kind ziek is? Dat heeft mogelijk te maken met het feit dat om voor het zieke kind te kunnen zorgen werkende ouders verlof moeten nemen, terwijl het kind aankleden een dagelijkse kortdurende handeling is. Aangezien vaders in Polen sterker als kostwinners worden gezien dan vaders in Nederland, is het mogelijk dat het vrij nemen door vader in het geval van ziekte van het kind in Poolse maatschappij minder wordt geaccepteerd, zowel door werkgevers als door de ouders zelf. Wellicht zijn het vaker de moeders in Poolse gezinnen die verlof aanvragen om voor een ziek kind thuis te kunnen zorgen terwijl in

Nederland de opname van het verlof minder verschilt per gender. Uit onderzoek van Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2012) blijkt inderdaad dat in 2011 vergelijkbaar veel

Nederlandse vrouwen en mannen, respectievelijk 37% en 33%, verschillende soorten verlof hebben opgenomen (het kortdurend zorgverlof, calamiteiten verlof of vakantiedagen) om met een ziek kind of andere gezinsleden thuis te kunnen blijven (den Dulk, 2013). Officiële statistieken van het opgenomen verlof in Polen zijn helaas niet beschikbaar (Council of Europe, 2009). Echter onderzoek Saxonberg (2014), met cijfers uit 2002, waarin 44,5% van de Poolse vrouwen aangeeft alle of de meeste zorg voor een ziek familieleed te hebben uitgevoerd, suggereert dat de zorg voor zieken in Polen als een vrouwelijke

verantwoordelijkheid wordt gezien.

Wat betreft het aandeel van vaders in de dagelijkse routine zorgtaken, zoals het

aankleden of wassen van kinderen, maakt het feit dat beide ouders economisch actief zijn het wellicht noodzakelijk om elkaar in dagelijkse taken te helpen, ondanks hun masculine of meer feminiene attituden ten opzichte van de rolverdeling in het gezin. Uit het onderzoek van Sigrist en Emery (2014) bleek inderdaad dat ook al had 93% van de Poolse stellen een

voorkeur voor de traditionele rolverdeling in het gezin, slechts 33% hun huishoudelijke taken op een traditionele manier uitvoerden. Hetzelfde zou ook voor de zorgtaken, zoals

(22)

bijvoorbeeld het aankleden van het kind, kunnen gelden.

Verschillen in determinanten van betrokkenheid van vaders. Ten aanzien van de verschillen in determinanten van vadersgedrag in Nederland en Polen, was de verwachting dat zowel religiositeit als het aantal werkuren sterker de betrokkenheid van Poolse dan Nederlandse vaders zouden bepalen. Beide hypotheses werden echter niet door de bevindingen van deze studie ondersteund.

Religiositeit. Hoewel Poolse vaders meer religieus zijn dan hun Nederlandse peers, blijkt uit de analyses dat ze niet verschillen in de mate waarin religiositeit hun betrokkenheid bij opvoedingstaken beïnvloedt. Dit zou verklaard kunnen worden door de in de inleiding genoemde tegenstrijdigheid van kerkelijke invloeden op de vaderbetrokkenheid in Polen (Wejnert & Djumabaeva, 2005; Gerber, 2010). Mogelijk is de positieve invloed

(aanmoedigen van betrokkenheid) even sterk als de negatieve invloed (bescherming van traditionele gezinswaarden) waardoor het effect van deze determinant voor de Poolse context wordt geneutraliseerd.

Aantal werkuren. Het feit dat er geen verschil wordt gevonden in de mate waarin het aantal werkuren van vaders in Nederland en Polen hun betrokkenheid beïnvloeden kan verklaard worden door het in de Poolse maatschappij heersend dubbel-kostwinnermodel. In lijn met de al eerder genoemde bevindingen van Sigrist en Emery (2014) zou de verdeling van (zorg)taken in Poolse gezinnen meer gelijkwaardig kunnen zijn en de aantal uren die vaders werken minder sterk hun betrokkenheid beïnvloed dan in de inleiding werd verwacht.

Contextuele determinanten niet in het onderzoek meegenomen. Aangezien er geen verschillen tussen Polen en Nederland zijn gevonden in het effect van religiositeit en het aantal gewerkte uren op de betrokkenheid van vaders, maar er wel een verschil in de mate van betrokkenheid van vader tijdens ziekte van het kind werd waargenomen, is het mogelijk

(23)

dat andere factoren dan die zijn meegenomen in dit onderzoek een rol spelen. Zoals hier werd beweerd zijn het vooral cultureel bepaalde attituden van vaders en waarschijnlijk ook

moeders die determineren welk aandeel in de zorg voor het zieke kind vaders nemen. Deze belangrijke culturele determinant werd oorspronkelijk in de opzet van deze studie omgevat maar werd vanwege enige verschillen tussen de Poolse en Nederlandse instrumenten, vervolgens niet in de analyses meegenomen.

Beperkingen en sterktes van het onderzoek

Wellicht de grootste beperking van dit onderzoek was het ontbreken van enkele data van Nederlandse respondenten als het gevolg van de eerder genoemde verschillen tussen Nederlandse en Poolse (meer gestandaardiseerde versie van GGP Survey) vragenlijsten, Vanwege die verschillen zijn na de harmonisatie van data uit alle negentien landen volgens GGP protocol (Vikat et al., 2007) zijn sommige items die niet als gelijke variabelen werden geclassificeerd uit de dataset verwijderd. Ten eerste konden, vanwege deze data-beperking, de relaties tussen betrokkenheid van vaders en hun attituden, een belangrijke potentiële determinant van opvoedgedrag (Gaertner, Spinrad, Eisenberg & Greving, 2007), niet worden onderzocht. Ten tweede konden slechts twee items uit de originele Division Childrearing Tasks schaal (NKPS, 2005) voor de meting van de betrokkenheid van vader gebruikt worden. Hoewel de focus van deze studie lag op de betrokkenheid van vaders bij de zorgactiviteiten, in tegenstelling tot spelactiviteiten, en de zorgtaken hier in twee

verschillende soorten werden gerepresenteerd, zouden voor meer inzicht in de relatie tussen determinanten van betrokkenheid en zorggedrag van vaders meerdere items (bijvoorbeeld met betrekking tot voeden, verschonen, naar de crèche brengen) gebruikt moeten worden. Het lange interval (zes tot negen jaar) tussen de dataverzamelingen in Nederland en

(24)

Polen is ook een mogelijke beperking van dit onderzoek. In beide landen hebben sinds de data verzameling economische en politieke veranderingen plaats genomen. Bijvoorbeeld de stijging in de arbeidsparticipatie van vrouwen (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2014a) en de veranderingen in het beleid omtrent verlof (Michon & Kotowska, 2013) beïnvloeden de Poolse en Nederlandse context waardoor hun beeld in huidig onderzoek wellicht niet volledig actueel is. Hierdoor zijn ook de voorwaarden voor de vergelijking van contextuele determinanten van betrokken vaderschap in dit onderzoek niet optimaal.

Bovendien, met het instrument gebruikt om de betrokkenheid van vaders te meten kon geen informatie worden verkregen over de werkelijke tijd die de vader aan de zorg voor kinderen besteedt. Het aandeel van vaders in de verzorging van het kind was afhankelijk van de tijd die moeder aan de zorg spendeert, waardoor de absolute mate van betrokkenheid van vaders niet met elkaar kon worden vergeleken. Wat wel vergeleken kon worden was de taakverdeling binnen de gezinnen, waardoor meer inzicht werd verkregen in de

cross-nationale verschillen in de ontwikkeling van gendergelijkheid in de opvoeding van kinderen. Beide metingen (absolute en relatieve mate van betrokkenheid van vader) zijn even

belangrijk om mee te nemen omdat ze mogelijk door andere contextuele factoren worden beïnvloed.

Naast bovengenoemde beperkingen heeft dit onderzoek ook sterke punten. De sterktes van deze studie zijn ongetwijfeld de grootte en representativiteit van de steekproeven. Ondanks eerder genoemde beperkingen van data, maakte de dataset van Generation and Gender Study, gekenmerkt door onder andere de diversiteit van onderzochte thema's, het mogelijk om de meerdere factoren die de relaties in het gezin beïnvloeden in de studie mee te nemen.

(25)

Nederlandse en Poolse contexten van de opvoeding van kinderen maakt. Verder is huidige studie een van weinigen die zich op de contextuele verschillen tussen landen en hun invloed op de betrokkenheid van vader richten.

Suggesties voor nader onderzoek

Aangezien in dit onderzoek de invloed van alle contextuele determinanten op macroniveau niet kon worden onderzocht, wordt het aanbevolen om in vervolg onderzoek ook de determinanten: culturele attituden en beleid mee te nemen.

Daarnaast is het ook gewenst om meer informatie over het effect van religie op het vadersgedrag te verkrijgen en na te gaan of er, zoals in de conclusies werd geredeneerd, verschillende invloeden binnen één kerkgenootschap kunnen ontstaan. Hoe en waarom verschillen die invloeden en welke soorten vaders zijn voor bepaalde invloeden vatbaar zijn de vragen die in nadere studies aandacht zouden kunnen krijgen.

Zoals uit deze studie is gebleken kan de betrokkenheid van vaders bij de verschillende soorten zorgactiviteiten afhangen van de landelijke context. In vervolg onderzoek zou daarom de rol van vaders in meerdere zorg- en opvoedtaken en de invloed van determinanten van het vadersgedrag tussen landen kunnen worden vergeleken. Om die relaties beter te kunnen begrijpen zou de betrokkenheid van vaders in het toekomstig onderzoek op zowel relatief als absoluut niveau kunnen worden gemeten.

(26)

Referenties

Allen, S., & Daly, K. (2007). The effects of father involvement: An updated research summary of the evidence. Geraadpleegd op

http://www.fira.ca/cms/documents/29/Effects_of_Father_Involvement.pdf.

Barker, G., Contreras, J. M., Heilman, B., Singh, A. K., Verma, R. K., & Nascimento, M. (2011). Evolving men: Initial results from the International Men and Gender Equality Survey (IMAGES).Washington, D.C.: International Center for Research on Women (ICRW) en Rio de Janeiro: Instituto Promundo. Geraadpleegd op

http://www.icrw.org/sites/default/files/publications/Evolving-Men-Initial-Results-from-the-International-Men-and-Gender-Equality-Survey-IMAGES-1.pdf

Bartkowski, J. P., & Xu, X. (2000). Distant patriarchs or expressive dads? The discourse and practice of fathering in conservative Protestant families. The Sociological Quarterly, 41(3), 465-485. doi: 10.1111/j.1533-8525.2000.tb00088.x

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Harvard University Press, Cambridge, MA

Cabrera, N. J., Fagan, J., Wight, V., & Schadler, C. (2011). Influence of mother, father, and child risk on parenting and children's cognitive and social behaviors. Child

(27)

Development, 82(6), 1985-2005. doi: 10.1111/j.1467-8624.2011.01667.x

Cabrera, N. J., Hofferth, S. L., & Chae, S. (2011). Patterns and predictors of father–infant engagement across race/ethnic groups. Early Childhood Research Quarterly, 26(3), 65-375. doi: 10.1016/j.ecresq.2011.01.001

Cabrera, N. J., Fitzgerald, H. E., Bradley, R. H., & Roggman, L. (2014 ). The ecology of father ‐child relationships: An expanded model. Journal of Family Theory & Review, 6(4), 336-354. doi: 10.1111/jftr.12054

Combs-Orme, T., & Renkert, L. (2009). Fathers and their infants: Caregiving and affection in the modern family. Journal of Human Behavior in the Social Environment, 19(4), 394-418. doi: 10.1080/10911350902790753

Castillo, J., Welch, G., & Sarver, C. (2011). Fathering: The relationship between fathers' residence, fathers' sociodemographic characteristics, and father involvement. Maternal and Child Health Journal 15(8), 1342-1349. doi: 10.1007/s10995-010-0684-6

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2012) Werknemers; zorg voor ziek familielid en gebruik van verlofregelingen. Geraadpleegd op http://statline.cbs.nl

Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). CBS: Deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt stabiliseert na jaren van stijging. Geraadpleegd op http://www.cbs.nl/

Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). De religieuze kaart van Nederland, 2010–2013. Geraadpleegd op http://www.cbs.nl/

Cornwall, M., Albrecht, S. L., Cunningham, P. H., & Pitcher, B. L. (1986). The dimensions of religiosity: A conceptual model with an empirical test. Review of Religious Research, 27(3), 226-244. doi: 10.2307/3511418

Council of Europe (2009). Council of Europe Family Policy Database. Reconcilation of work and family life. Geraadpleegd op http://www.coe.int/t/dg3/familypolicy/database

(28)

De Luccie, M. (1995). Mothers as gatekeepers: A model of maternal mediators of father involvement. The Journal of Genetic Psychology, 156(1), 115-131.

doi: 10.1080/00221325.1995.9914811

DeMaris, A., Mahoney, A., & Pargament, K. I. ( 2011). Doing the scut work of infant care: does religiousness encourage father involvement? Journal of Marriage and Family, 73(2), 354–368. doi: 10.1111/j.1741-3737.2010.00811.x

den Dulk, L. (2013). ‘Netherlands country note’, in: P. Moss (Ed.), International Review of Leave Policies and Research 2013. Geraadpleegd op

http://www.leavenetwork.org/lp_and_r_reports/

Doherty, W. J., Kouneski, E. F., & Erickson, M. F. (1998 ). Responsible fathering: An

overview and conceptual framework. Journal of Marriage and Family, 60(2), 277-292. doi: 10.2307/353848

Flouri, E. & Buchanan, A. (2003). What predicts fathers' involvement with their children? A prospective study of intact families. British Journal of Developmental Psychology, 21(1), 81-97. doi: 10.1348/026151003321164636

Gaertner, B. M., Spinrad, T. L., Eisenberg, N., & Greving, K. A. (2007). Parental childrearing attitudes as correlates of father involvement during infancy. Journal of Marriage and Family, 69(4), 962-976. doi: 10.1111/j.1741-3737.2007.00424

Gerber, A. (2010). The letter versus the spirit: Barriers to meaningful implementation of gender equality policy in Poland. Women's Studies International Forum, 33(1), 30-37. doi: 10.1016/j.wsif.2009.11.007

Hofstede, G. (1998). Masculinity and femininity: The taboo dimension of national cultures. Thousand Oaks, CA: Sage Publications

(29)

unmarried coresident couples. Journal of Marriage and Family,73(1), 296-309. doi: 10.1111/j.1741-3737.2010.00805.x

Hook, J. L., & Wolfe, C. M. (2012). New fathers?: Residential fathers' time with children in four countries. Journal of Family Issues, 33(4), 415-450.

doi: 10.1177/0192513X11425779

Inglehart, R., & Welzel, C. (2009 ). How development leads to democracy: What we know about modernization. Foreign Affairs, 88(2), 33-48. Geraadpleegd op

http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/stable/20699492

Kolman, L., Noorderhaven, N. G., Hofstede, G., & Dienes, E. (2003). Cross-cultural differences in Central Europe. Journal of Managerial Psychology, 18(1), 76-8. doi: 10.1108/02683940310459600

Kotowska, I. E. (2005). New family order, Academia 2(6), 4-7. Geraadpleegd op http://www.english.pan.pl/images/stories/pliki/publikacje/academia/2005/06/04-07_kotowska.pdf

Lamb, M. E.(2000). The history of research on father involvement: An overview. Marriage and Family Review, 29, 23–42. doi: 10.1300/J002v29n02_03

Mehall, K. G., Spinrad, T. L., Eisenberg, N., & Gaertner, B. M. (2009). Examining the relations of infant temperament and couples' marital satisfaction to mother and father involvement: A longitudinal study. Fathering, 7(1), 23-48 doi: 10.3149/fth.0701.23 Michon, P. & Kotowska, I.E. (2013). ‘Poland country note’, in: P. Moss (Ed.) International

Review of Leave Policies and Research 2013. Geraadpleegd op http://www.leavenetwork.org/lp_and_r_reports/

OECD (2011), "OECD Factbook 2011-2012", OECD Factbook Statistics (database). doi: 10.1787/data-00589-en

(30)

Paulson, J. F., Dauber, S.E., & Leiferman, J.A. (2011). Parental depression, relationship quality, and nonresident father involvement with their infants. Journal of Family Issues, 32(4), 528-549. doi: 10.1177/0192513X10388733

Plomien, A. (2009). Welfare state, gender, and reconciliation of work and family in Poland: Policy developments and practice in a new EU member. Social Policy &

Administration, 43(2), 136-151. doi: 10.1111/j.1467-9515.2009.00652.x Ravanefra, Z.R. (2008). Profiles of fathers in Canada. Geraadpleegd op

http://www.fira.ca/cms/documents/204/Profiles_of_Fathers_in_Canada.pdf.

Rienks, S. L., Wadsworth, M. E., Markman, H. J., Einhorn, L. & Etter, E. M. (2011). Father involvement in urban low-income fathers: Baseline associations and changes resulting from preventive intervention. Family Relations, 60. 191-204. doi: 10.1111/j.1741-3729.2010.00642.x

Saleh, M. F. & Hilton, J. M. A. (2011). Comparison of the paternal involvement of low-income fathers in four developmental stages: adolescence, young adult, adult, and midlife. The Family Journal, 19(1), 47-55.

doi: http://dx.doi.org/10.1177/1066480710387496

Sarkadi, A., Kristiansson, R., Oberklaid, F., & Bremberg, S. ( 2008). Fathers' involvement and children's developmental outcomes: A systematic review of longitudinal studies. Acta Pædiatrica, 97(2), 153-15. doi: 10.1111/j.1651-2227.2007.00572.x

Saxonberg, S. (2014). Gendering family policies in post-communist Europe : A historical-institutional analysis. doi: 10.1057/9781137319395

Sayer, L. C., Gauthier, A. H., & Furstenberg, F. F., Jr. (2004). Educational differences in parents’ time with children: Cross-national variations. Journal of Marriage and Family, 66, 1152-1169. doi: 10.1111/j.0022-2445.2004.00084.x

(31)

Sigrist, F., & Emery, T. (2014). The GGP in Eastern Europe: Insights into demographic change. Generations & Gender Programme,5, 1-4. Geraadpleegd op http://www.ggp-i.org/images/stories/GGP_RESEARCH

Smith, A., & Williams, D. (2007). Father friendly legislation and paternal time across Western Europe. Journal of Comparative Policy Analysis, 9, 175-192. doi: 10.1080/13876980701311604

Szelewa, D. & Polakowski, M. P. (2008). Who cares? Changing patterns of childcare in Central and Eastern Europe. Journal of European Social Policy,, 18(2), 115-131. doi: http://dx.doi.org/10.1177/0958928707087589

United Nations (2005). Generations & Gender Programme: Survey Instruments. New York and Geneva: United Nations

Vermeer, P. (2011). The impact of parental religiosity on parenting goals and parenting style: A Dutch perspective. Journal of Beliefs & Values, 32(1), 69-84. doi:

10.1080/13617672.2011.549311

Versantvoort, M.C. & Goudswaard, K.P. (2009). Sociale zekerheid voor kinderen, in de Kam C. A. & Ros, A. P. (Ed.). Jaarboek Overheidsfinanciën 2009. Geraadpleegd op

https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/15655/kpg_2009_04.pdf?seque nce=2

Vikat, A., Spéder, Z., Beets, G., Billari, F. C., Bühler, C., Désesquelles, A., Fokkema, T., Hoem, J. M., Macdonald, A., Neyer, G., Pailhé, A., Pinnelli, A., & Solaz, A. (2007). Generations and gender survey (GGS): Towards a better understanding of relationships and processes in the life course. Demographic Research, 17, 389–440. doi:

http://dx.doi.org/10.4054/DemRes.2007.17.14

(32)

democratizing Poland and Kyrgyzstan. , 36, (3-4), 147-171. doi: 10.1300/J002v36n03_08

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

One would expect the average number of chronic prescriptions per patient to be much higher in a courier pharmacy because this type of pharmacy couriers/mails medication to the

Because we started the focus group by discussing the actions for the purpose of teaching rather than the more speci fic actions relating to test results, and because we asked the

The aim of this study is to compare three in vitro models (i.e. excised rat intestinal tissue, excised pig intestinal tissue and Caco-2 human cell cultures) in terms of

Eskom's peak generating capacity is running low as the demand for electricity increases. Projections show the peak demand will be higher than Eskom's current

(A) Plasma bile acid levels show a significant daily rhythm during time-restricted HFHS (filled squares) or HF (open squares) diet during the light (L) or dark (D) phase, similar

Thermally Stimulated Depolarization Current (TSDC) measurements were carried out in order to study the charge trapping behavior of the nanocomposite samples..

Older political actors, connected to political parties or civil society, who seem to have a definition of secularism that is less connected to the notion of “freedom” and more

Our study proposed three mechanisms linking organizational knowledge sharing habits and processes to employees' IWB: (i) a direct effect whereby access to knowledge across the