• No results found

De interpretatie van schaamte bij Outgroup- versus Ingroupleden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De interpretatie van schaamte bij Outgroup- versus Ingroupleden"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Interpretatie van Schaamte bij Outgroup- versus Ingroupleden

Nina Zonneveld

Bachelorthese Sociale Psychologie

Studentnummer: 10342060

Universiteit van Amsterdam

Begeleider : Pumin Kommattam

(2)

Datum: 22-05-2015

Abstract

In het huidige onderzoek werd bekeken of de interpretatie van schaamte afhankelijk is van groepslidmaatschap. Verwacht werd dat schaamte bij de outgroup als desinteresse wordt

geïnterpreteerd. Aan het onderzoek deden 242 deelnemers mee, waarvan 122 ingroupdeelnemers en 120 outgroupdeelnemers. Zij werden verdeeld over vier condities.

Afhankelijk van de conditie kregen zij schaamte stimuli te zien van outgroup mannen, ingroup mannen, outgroup vrouwen of ingroup vrouwen. Gevonden werd dat schaamte bij outgroup vrouwen gemiddeld het meest als desinteresse werd geïnterpreteerd en bij ingroup

vrouwen het meest als schaamte. Bij zowel ingroup als outgroup mannen werd schaamte gemiddeld het meest als desinteresse geïnterpreteerd. De verwachting dat schaamte bij de outgroup als desinteresse wordt geïnterpreteerd en bij de ingroup als schaamte, wordt hiermee niet ondersteund. Het effect van groepslidmaatschap op de interpretatie van schaamte is alleen

(3)

De Interpretatie van Schaamte bij Outgroup- versus Ingroupleden

Nederland is een multiculturele samenleving met meer dan honderd nationaliteiten (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). Deze culturele diversiteit vraagt om begrip en tolerantie van alle bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving. Echter, verschillen tussen mensen op basis van cultuur en ras leiden soms tot onbegrip en verwarring (Entzinger, 2006). Er blijken veel spanningen te bestaan tussen de verschillende bevolkingsgroepen die Nederland rijk is. Een voorbeeld hiervan zijn allochtone Marokkaanse jongeren. Deze

jongeren worden vaak negatief in de media geplaatst en de communicatie met onderwijzers en politie blijkt vaak gepaard te gaan met agressie en conflict (de Jong, 2007). Emoties dienen een belangrijke communicatieve functie in interpersoonlijke relaties en zijn van groot belang voor het communiceren van gevoelens (Fridlund, 1997, aangehaald in Niedenthal, Krauth-Gruber & Ric, 2006). De herkenning en interpretatie van emoties in intergroepscommunicatie, communicatie tussen ingroup- en outgroupleden, blijkt echter niet altijd correct te verlopen. In deze context wordt de ingroup gezien als een groep personen met een gemeenschappelijke etnische achtergrond waarmee men zich identificeert. Outgroupleden zijn daarentegen personen met een andere etnische achtergrond waarmee ingroupleden zich niet identificeren (Brewer, 2003). Onderzoek van Feinberg, Willer en Keltner (2011) heeft uitgewezen dat de emotie schaamte wordt geïnterpreteerd als non-verbale verontschuldiging als signaal van pro-sociaal gedrag. Schaamte is een zelfbewuste emotie die optreedt wanneer men een blunder begaat in het bijzijn van anderen (Miller, 2004, aangehaald in Niedenthal et al.). Ondanks het feit dat schaamte door de persoon zelf vaak als negatieve emotie wordt ervaren, blijkt hier dat schaamte een positieve pro-sociale functie heeft. Mensen zijn geneigd om de persoon die schaamte uit als sympathieker te evalueren dan iemand die dit niet uit na een gênante of ongepaste situatie. Deze toename van empathie bij de expressie van schaamte heeft een

(4)

positieve uitwerking op sociale interacties. De studie van Feinberg et al. heeft echter geen onderscheid gemaakt tussen ingroup- en outgroupdeelnemers. Onderzoek van Kommattam, Jonas & Fischer (in preparation) heeft daarentegen wel onderscheid gemaakt tussen inroup- en outgroup deelnemers. Hierdoor kon onderzocht worden of de interpretatie van schaamte afhankelijk is van groepslidmaatschap. Gevonden is dat schaamte niet in alle gevallen wordt geïnterpreteerd als pro-sociaal gedrag. Schaamte bij ingroupleden wordt geïnterpreteerd als schaamte, terwijl schaamte bij outgroupleden als desinteresse wordt geïnterpreteerd. Er blijkt een verschil te zijn in schaamte interpretatie bij leden van de ingroup in vergelijking tot de outgroup. Wanneer, zoals gevonden in de studie van Feinberg et al., schaamte wordt

geïnterpreteerd als pro-sociaal gedrag zal dit een positief effect hebben op de communicatie. Pro-sociaal gedrag faciliteert namelijk een toename van vertrouwen en empathie binnen een relatie (Feinberg et al.). Wanneer schaamte echter als desinteresse wordt geïnterpreteerd zal dit het tegengestelde effect bereiken in interpersoonlijke relaties. Desinteresse wordt vaak geassocieerd met asociaal gedrag waardoor dit een negatieve invloed kan hebben op sociaal contact. De misinterpretatie van schaamte bij de outgroup leidt mogelijk tot conflict en onbegrip tussen verschillende bevolkingsgroepen. In een multiculturele samenleving als Nederland is het van belang om deze misinterpretatie wat betreft emoties verder te onderzoeken. Dit onderzoek zal zich daarom richten op de interpretatie van de emotie schaamte bij outgroupleden in vergelijking tot ingroupleden. Onderzocht zal worden of schaamte bij outgroupleden anders wordt geïnterpreteerd dan schaamte bij ingroupleden.

Onderzoek naar expressie en herkenning van emoties kent een lange geschiedenis. Volgens Ekman (1992) bestaan er een aantal basisemoties, namelijk boosheid, vreugde, verdriet, angst, afschuw en verrassing. Deze emoties zijn universeel en worden wereldwijd op dezelfde wijze herkend. Daarnaast is gebleken uit onderzoek van Tracy en Matsumoto (2008) dat uitingen van emoties als trots en schaamte aangeboren responsen zijn. Dit onderzoek liet

(5)

zien dat mensen uit verschillende culturen met aangeboren blindheid dezelfde gedragingen vertonen in de expressie van schaamte en trots. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de expressie van schaamte universeel bepaald is. Schaamte expressie lijkt dus in de basis

cultureel onafhankelijk te zijn. Dit impliceert dat, wanneer emotie expressie universeel is, de herkenning van emoties probleemloos en accuraat zou moeten verlopen tussen verschillende culturen. De huidige hypothese stelt echter dat de emotie schaamte anders geïnterpreteerd wordt bij de outgroup. Het zegt daarmee niets over de herkenning van schaamte. Interpretatie en herkenning van emoties zijn namelijk twee verschillende processen. Waar het bij

herkenning alleen gaat om een juiste waarneming van de emotie, betreft interpretatie ook het oordelen over de emotie en daarmee ook over de persoon. Schaamte kan, wanneer emotie expressie universeel is, zowel bij de ingroup als de outgroup worden herkend. De interpretatie hiervan is echter afhankelijk van het groepslidmaatschap (Kommattam et al., in preparation).

Een mogelijke verklaring voor de misinterpretatie van emoties is ingroup advantage. Dit wil zeggen dat men emoties bij leden van de culturele ingroup beter kan herkennen dan bij outgroupleden. Dit kan verklaard worden door middel van de dialect theory (Elfenbein & Ambady, 2002). Deze theorie verklaard het effect van ingroup advantage met behulp van een taalkundig metafoor. Emoties kunnen gezien worden als een universele taal met verschillende dialecten. Net als in de spreektaal is het moeilijker om iemand te verstaan met een ander dialect. Zowel de expressie als de herkenning van verschillende culturele groepen verloopt op een andere manier. Men beoordeelt gezichtsuitdrukkingen vaak op basis van de eigen

culturele emotionele stijl. Derhalve kunnen mensen emoties van ingroupleden accurater herkennen dan emoties van outgroupleden. Wanneer emoties als gevolg van de dialect theory niet worden herkend kunnen ze ook niet correct worden geïnterpreteerd. Dit kan resulteren in het feit dat schaamte bij de outgroup onjuist wordt geïnterpreteerd. Het effect van ingroup advantage op emotie herkenning kan echter verminderd worden door contact met

(6)

outgroupleden. Bekendheid en bloostelling aan de culturele outgroup leidt namelijk tot een betere herkenning van emoties van de outgroup (Beaupré & Hess, 2006). Het is bekend dat men een voorkeur heeft voor interactie met ingroupleden (Brewer, 2003). Bij gebrek aan intergroepscontact is de kans op misinterpretatie van schaamte aanwezig. Wanneer er echter veelvuldig contact is met outgroupleden zal het makkelijker worden om emoties te herkennen en daardoor juist te interpreteren. Op basis hiervan is het aannemelijk dat misinterpretatie van schaamte bij de outgroup afhankelijk is van de mate van contact tussen in- en outgroupleden. Een juiste herkenning van emoties bij outgroupleden vraagt door het verschil in dialect meer inspanning van de observator. Vanwege dit verschil in dialect is het voor de observator immers moeilijker om emoties juist te herkennen wanneer het een outgrouplid betreft. Daarbij komt ook dat men minder gemotiveerd is om gezichtsuitdrukkingen van outgroupleden te herkennen (Young & Hugenberg, 2010). Dit komt doordat ingroupleden een belangrijke sociale bron zijn vanwege onder andere materiele belangen en de behoefte aan een positieve sociale identiteit (Correll & Park, 2005). Sociale interacties met ingroupleden zijn daarom belangrijker en voordeliger voor het individu (Malpass, 1990, aangehaald in Young &

Hugenberg). Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de gevonden misinterpretatie van schaamte bij de outgroup.

Daarnaast stelt de infrahumanisatie theorie dat men bepaalde emoties bij de outgroup ontkent waardoor deze emoties niet als zodanig herkend kunnen worden (Leyens, Rodriguez-Torres, Rodriguez-Perez, Gaunt, Paladino et al., 2001). Emoties kunnen worden opgedeeld in primaire en secundaire emoties. Secundaire emoties, zoals schaamte en schuld, worden gezien als unieke menselijke emoties. Primaire emoties, zoals woede en angst, worden daarentegen gezien als emoties die zowel mensen als dieren kunnen ervaren. Volgens de theorie worden outgroupleden als minder humaan gezien dan ingroupleden. Mensen associëren secundaire emoties eerder met de ingroup maar ontkennen secundaire emoties bij de outgroup (Haslam

(7)

& Loughnan, 2014). Omdat schaamte een secundaire emotie is, wordt schaamte volgens de infrahumanisatie theorie bij de outgroup ontkent. Wanneer het bestaan van schaamte ontkent wordt, zal herkenning van schaamte ook niet mogelijk zijn.

Volgens Harris en Fiske (2006) wordt dehumanisatie bepaald door het gebrek aan spontane activatie van sociale cognitie en empathie. Hierdoor zijn mensen niet meer in staat om zich te verplaatsen in het gevoelsleven van een ander. Wanneer aangenomen wordt dat de outgroup als minder humaan wordt waargenomen (Leyens et al., 2001), is het aannemelijk dat schaamte door het gebrek aan empathie en cognitie niet geïnterpreteerd kan worden als pro-sociaal gedrag. Het onderzoek van Kommattam et al. (in preparation) liet zien dat schaamte bij de outgroup niet als pro-sociaal gedrag werd geïnterpreteerd maar als desinteresse. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden door het gebrek aan sociale cognitie bij contact met outgroupleden.

De interpretatie van schaamte blijkt dus anders te zijn wanneer het de outgroup betreft. Een mogelijke verklaring hiervoor is de sociale categorisatie theorie (Brewer, 2003). Deze theorie stelt dat men door middel van ingroup favoritisme eerder positieve eigenschappen toeschrijft aan ingroupleden dan aan outgroupleden. Bovendien zal de outgroup vaker negatief worden beoordeeld als gevolg van outgroup derogation. Dit heeft te maken met het feit dat een deel van het zelfbeeld wordt ontleend aan de groep waartoe mensen behoren (Tajfel & Turner, 1979). Deze sociale identiteit probeert men positief te houden door middel van ingroup favoritisme. Hiervan uitgaande is het aannemelijk dat schaamte bij ingroupleden positief wordt geïnterpreteerd, zoals pro-sociaal gedrag. Schaamte bij outgroupleden wordt daarentegen meer negatief geïnterpreteerd. Omdat de fysieke kenmerken van de emotie schaamte gedeeltelijk overeenkomen met desinteresse, zoals het neerslaan van de ogen, is het aannemelijk dat schaamte bij de outgroup verward wordt met desinteresse. Hierdoor ontstaat mogelijk het verschil in interpretatie van schaamte bij outgroup- versus ingroupleden.

(8)

Deze aannames werden bevestigd in het onderzoek van Kommattam et al. (in

preparation). Dit onderzoek hield echter geen rekening met mogelijke volgorde effecten. In alle studies werden de labels in de emotie interpretatietaak namelijk in een vaste volgorde aangeboden. Om uit te sluiten dat de gevonden bevindingen beïnvloed werden door mogelijke volgorde effecten is het nuttig om een conceptuele replicatie uit te voeren. Wanneer de

gevonden resultaten opnieuw uitwijzen dat er een misinterpretatie is wat betreft schaamte bij outgroupleden kan de conclusie met meer zekerheid worden aangenomen en zal de kans kleiner zijn dat de gevonden bevindingen te wijten zijn aan toevalligheden of confounds.

Volgens de dialect- en infrahumanisatie theorie worden bepaalde emoties bij de outgroup moeilijk herkend of zelfs ontkend. Daarnaast wordt gesteld dat men een verminderde motivatie heeft voor een accurate herkenning van emoties bij de outgroup. Verder kan gesteld worden dat de ingroup, ten aanzien van de outgroup een gebrek aan empathie en sociale cognitie heeft waardoor emoties niet correct geïnterpreteerd worden. Uitgaande van ingroup favoritisme is het tot slot aannemelijk dat emoties zoals schaamte bij ingroupleden positief worden geïnterpreteerd. Als gevolg van outgroup derogation zal schaamte bij outgroupleden eerder negatief worden geïnterpreteerd. Hierdoor is het

aannemelijk dat schaamte geïnterpreteerd wordt als desinteresse. Dit sluit aan bij de bevinding van Kommattam et al. (in preparation) dat liet zien dat schaamte bij de outgroup onjuist werd geïnterpreteerd. Verwacht wordt dat schaamte bij outgroupleden als desinteresse wordt geïnterpreteerd.

(9)

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek namen 242 mensen deel, waarvan 123 mannen en 119 vrouwen. Hiervan behoorden 122 mensen tot de ingroup en 120 mensen tot de outgroup. De ingroup bestond uit enkel autochtone Nederlanders. De outgroup bestond uit allochtone deelnemers met verschillende etnische achtergronden. Vanwege mogelijke sekse verschillen is de man-vrouw verhouding bewust gelijk verdeeld. De deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 32 jaar (range 18-85). Deelnemers werden geworven op het Amstel station in Amsterdam. De studie bestond uit een 2 (groep) x 2 (sekse) between subjectdesign. Deelnemers werden willekeurig verdeeld over de vier condities, namelijk de vrouwelijke ingroup conditie, de vrouwelijke outgroup conditie, de mannelijke ingroup conditie en de mannelijke outgroup conditie.

Alle deelnemers hebben door middel van informed consent toestemming verleend voor deelname aan dit onderzoek. Na afloop van het onderzoek ontvingen zij een gelukspoppetje als dank voor deelname.

Materialen

Het onderzoek maakte gebruik van de Amsterdam Dynamic Facial Expression Set (ADFES; van der Schalk, Hawk, Fischer & Doosje, 2011). Dit is een stimulus set van

gestandaardiseerde emotionele gezichtsuitdrukkingen van respectievelijk 12 Noord-Europese en 10 Mediterrane (Turkse & Marokkaanse) modellen. In de emotie interpretatietaak werden gezichtsuitdrukkingen van schaamte, minachting, angst, trots, verbazing en boosheid

geselecteerd uit de ADFES. In een neutrale context werden de zes stimuli van

(10)

persoon staat bij een auto” en deze “persoon is bij een basketbal wedstrijd”. Per stimulus werd tevens een keuzeformat van vier geselecteerde labels aangeboden. Voor de schaamte stimuli waren dit de labels schaamte, desinteresse, boosheid en verdriet. Om de intensiteit van de labels te bepalen werd bij iedere stimulus door middel van een sliderbar bepaald in welke mate de emotie aanwezig was op een schaal van helemaal niet tot heel veel (0-100).

Om intergroepscontext saillant te maken werd in het onderzoek gebruik gemaakt van een ranking taak. De bedoeling was om 10 bevolkingsgroepen op basis van grootte te rangschikken van plek 1 tot 10. De weergegeven bevolkingsgroepen waren Marokkanen, Turken, Surinamers, Duitsers, Belgen, Indonesiërs, Britten, Antillianen, Polen en US Amerikanen. Tot slot bestond de studie uit een korte vragenlijst over sociaal-demografische variabelen.

Procedure

Na toestemming van de ethische commissie (code 2015-SP-4295)kon het onderzoek worden uitgevoerd. Voorafgaand aan het onderzoek werd door de deelnemers toestemming verleend voor deelname door het ondertekenen van informed consent. De studie werd afgenomen middels een iPad. Als toelichting werd voor aanvang van het onderzoek vermeld dat de deelnemers gezichtsuitdrukkingen in alledaagse situaties te zien zullen krijgen die zij moeten beoordelen. Voorafgaand aan het daadwerkelijke onderzoek werd de ranking taak. Hierna konden de deelnemers beginnen met de emotie interpretatietaak. Door middel van randomisatie werden de deelnemers verdeeld over de vier verschillende condities. In de vrouwelijke ingroup conditie werd stimuli getoond van vrouwelijke Noord-Europese modellen. In de vrouwelijke outgroup conditie werd stimuli van vrouwelijke Mediterrane modellen getoond. In de mannelijke ingroup conditie werd stimuli van mannelijke

(11)

Noord-Europese modellen getoond en in de mannelijke outgroup conditie werd stimuli van mannelijke Mediterrane modellen getoond. Zes stimuli van gezichtsuitdrukkingen in combinatie met een neutrale beschrijving werden willekeurig getoond op het beeldscherm. Vervolgens moest men middels een vierkeuzeformat zo accuraat mogelijk aangeven in welke mate de desbetreffende emoties van toepassing waren op de getoonde stimuli. Vervolgens werd de deelnemers gevraagd om een aantal sociaal-demografische gegevens in te vullen. Na afloop van het onderzoek werden de deelnemers bedankt voor deelname en kregen zij in ruil hiervoor een gelukspoppetje. Het gehele onderzoek duurde gemiddeld 5 minuten.

Resultaten

Deze studie heeft gebruik gemaakt van een 2 (Groep: ingroup, outgroup) × 2 (Sekse: man, vrouw) between subjectdesign. Met als onafhankelijke variabele sekse en

groepslidmaatschap en als afhankelijke variabele het hoogst scorende label per emotie. Om te controleren of sekse gelijk over de verschillende condities is verdeeld werd er een

chi-kwadraat toets uitgevoerd. Uit deze analyse bleek dat er geen verband was tussen sekse en conditie, χ2(3) = .41, p= .938, Cramer’s V = .04. De verhouding man/vrouw was hetzelfde in alle vier condities. Tevens werd er voor groepslidmaatschap een chi-kwadraat uitgevoerd. De verhouding ingroup/outgroup was hetzelfde over de condities, χ2(3) = 2.12, p= .548,

Cramer’s V = .09. Voor leeftijd (continue variabele) werd een eenweg-variantieanalyse (ANOVA) gedaan. De variantieanalyse met als afhankelijke variabele leeftijd en als

onafhankelijke variabele “conditie”, leverde geen significant effect op van leeftijd, F(3, 238) = .53, p= .67.

Om uitspraken te kunnen doen over de resultaten werden de gemiddelden van de twee hoogst gescoorde labels op de schaamte stimuli van de verschillende condities met elkaar

(12)

vergeleken. Voorspeld werd dat het hoogst gescoorde label schaamte is bij de ingroup conditie en desinteresse bij de outgroup-conditie. Zie voor de gemiddelden en

standaarddeviaties tabel 1, 2 en 3. Uit deze tabellen blijkt dat desinteresse het hoogst gescoorde label is voor schaamte in de outgroup-vrouw, outgroup-man en ingroup-man conditie. Alleen in de ingroup-vrouw conditie werd schaamte als hoogste label gescoord. Omdat desinteresse bij zowel de ingroup- als de outgroup man conditie het hoogst gescoorde label was, is er bij mannen geen effect gevonden van groepslidmaatschap. Alleen bij vrouwen is een effect gevonden van groepslidmaatschap op het hoogst gescoorde label. De hypothese die voorspelt dat desinteresse het hoogst gescoorde label is bij de outgroup en schaamte bij de ingroup wordt hiermee niet ondersteund.

Om te bekijken of het effect van de manipulatie van groepslidmaatschap op de

interpretatie van schaamte significant is werd er een paarsgewijze toets uitgevoerd. Uit de t-toets bleek dat mensen afbeeldingen van ingroup vrouwen hoger scoren op het label schaamte (M= 63.35, SD= 26.66) dan op desinteresse (M= 52.52, SD= 28.31), t(59) =-1.96 , p= .06, r= .25. Dit is geen significant effect. Afbeeldingen van ingroup mannen werden hoger gescoord op desinteresse (M= 55.32, SD= 31.78) dan op schaamte (M= 52.47, SD= 31.02), t(61)= .50 , p= .62, r= .06. Dit is geen significant effect. Schaamte bij outgroup vrouwen werd hoger gescoord op desinteresse (M= 74.24, SD= 25.53) dan op schaamte (M= 44.47, SD= 25.85). Dit bleek een significant effect te zijn, namelijk t(58) = 6.01, p<.001, r=.62. Verder bleek uit de t-toets dat schaamte bij outgroup mannen hoger wordt gescoord op desinteresse (M= 57.59, SD= 26.35) dan op schaamte (M= 51.48, SD= 24.65), t(60) = 1.28 , p=.205, r=.16. Dit is geen significant effect. Hieruit blijkt dus dat de gemiddelde scores van schaamte en

desinteresse alleen in de outgroup vrouw conditie significant van elkaar verschillen. Dit geeft ondersteuning voor het gevonden effect dat groepslidmaatschap alleen van invloed is bij vrouwen.

(13)

Om te bekijken of interpretatie van schaamte werd beïnvloed door de factoren sekse, opleiding en intergroepscontact werd een variantie analyse uitgevoerd, met als onafhankelijke variabele sekse, opleiding en intergroepscontact en als afhankelijke variabele het hoogst gescoorde label op de schaamte stimuli . Er is geen significant effect gevonden van sekse op schaamte interpretatie, F(1, 56) = 1.11, p = .30, ηp²=.02. Ook voor de factor

intergroepscontact is geen significant effect gevonden, namelijk F(3, 56) = .15, p= .93,

ηp²=.01. Voor opleiding zijn geen effecten gevonden, F(6, 56) = 1.08, p= .39, ηp²=.10 (huidige

opleiding) en F(3, 56) = .49, p= .69, ηp² =.03 (afgeronde opleiding). Tevens zijn er geen

(14)

Tabel 1

Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties van de Twee Hoogst Gescoorde Labels van Alle Emotie Stimuli per Conditie voor Alle Deelnemers

1 Hoogst gescoorde label 2 Een na hoogste gescoorde label

Emotie stimuli Label 11 Label 22

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup Vrouw (N=60)

Angst Verbazing 74.50 22.25 Angst 46.00 27.14

Boosheid Boosheid 78.78 20.35 Frustratie 76.87 15.92

Schaamte Schaamte 63.35 26.66 Desinteresse 52.51 28.31

Minachting Teleurstelling 70.68 20.41 Minachting 57.72 27.26

Trots Tevredenheid 75.65 19.96 Trots 72.75 18.20

Verbazing Verbazing 84.63 14.65 Angst 58.21 23.76

Ingroup man (N=62)

Angst Verbazing 73.18 24.77 Angst 63.16 28.58

Boosheid Frustratie 76.89 20.86 Boosheid 75.87 17.08

Schaamte Desinteresse 55.32 31.78 Schaamte 52.47 31.02

Minachting Teleurstelling 68.27 27.12 Minachting 39.69 28.65

Trots Blijdschap 74.16 21.83 Tevreden 72.94 21.01

Verbazing Verbazing 70.94 26.68 Angst 38.06 28.06

Outgroup vrouw (N=59)

Angst Verbazing 65.92 22.85 Boosheid 51.76 29.50

Boosheid Boosheid 83.66 15.34 Frustratie 78.90 16.89

Schaamte Desinteresse 74.24 25.53 Schaamte 44.47 25.85

Minachting Teleurstelling 71.31 24.12 Minachting 55.83 24.47

Trots Tevreden 75.90 20.30 Blijdschap 75.78 19.29

Verbazing Verbazing 74.46 24.74 Angst 42.25 26.09

Outgroup man (N=61)

Angst Angst 59.56 30.38 Verbazing 58.38 28.26

Boosheid Frustratie 67.54 20.12 Boosheid 58.72 24.4

Schaamte Desinteresse 57.59 26.35 Schaamte 51.48 24.65

Minachting Teleurstelling 58.21 27.18 Minachting 53.28 24.38

Trots Tevreden 61.07 22.28 Trots 58.62 21.28

Verbazing Verbazing 66.43 20.06 Verdriet 38.74 27.11

(15)

Tabel 2

Gemiddelde scores en Standaarddeviaties van de Twee Hoogst Gescoorde Labels op de Afbeelding Schaamte voor de Ingroup Deelnemers per Conditie

Tabel 3

Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties van de Twee Hoogst Gescoorde Labels op de Afbeelding Schaamte voor Alle Ingroup Deelnemers, Uitgesplitst op Sekse

Alle ingroup deelnemers

Schaamte afbeelding Label 1 Label 2

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup vrouw (N=33) Schaamte 60.15 28.24 Desinteresse 44.48 25.39

Ingroup man (N=26) Desinteresse 56.38 31.97 Schaamte 53.58 32.27

Outgroup vrouw (N=28) Desinteresse 72.64 23.31 Schaamte 44.29 24.94

Outgroup man (N=30) Desinteresse 55.00 26.19 Schaamte 49.20 26.31

Schaamte

afbeelding Label 1 Label 2

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup man deelnemers

Ingroup man (N=12) Desinteresse 55,42 34.68 Schaamte 53,33 33.68

Outgroup man (N=18) Desinteresse 57,22 23.28 Schaamte 49,72 26.96

Ingroup vrouw

deelnemers

Ingroup vrouwen (N=16) Schaamte 63.13 26.44 Desinteresse 43.75 26.39

(16)

Conclusie

In dit onderzoek werd getoetst of schaamte bij outgroupleden anders wordt

geïnterpreteerd dan schaamte bij ingroupleden. Verwacht werd dat schaamte bij de outgroup als desinteresse wordt geïnterpreteerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat schaamte bij outgroup vrouwen gemiddeld het meest als desinteresse wordt geïnterpreteerd, terwijl

schaamte bij ingroup vrouwen gemiddeld meer als schaamte wordt geïnterpreteerd. Bij zowel de ingroup als de outgroup mannen werd schaamte gemiddeld het meest als desinteresse geïnterpreteerd. Omdat de hypothese stelt dat schaamte bij de outgroup als desinteresse geïnterpreteerd wordt en bij de ingroup als schaamte, zijn de bevindingen niet in

overeenstemming met de hypothese. Het effect van groepslidmaatschap op de interpretatie van schaamte is namelijk alleen gevonden bij vrouwen maar niet bij mannen.

Feinberg et al. (2011) vonden dat schaamte geïnterpreteerd wordt als pro-sociaal gedrag. Uit dit onderzoek blijkt echter dat schaamte niet altijd een pro-sociale functie heeft, maar een kwestie is van interpretatie dat wordt beïnvloed door groepslidmaatschap.

Kommattam et al. (in preparation) vonden eerder namelijk dat schaamte bij de outgroup geïnterpreteerd wordt als desinteresse. Het huidige onderzoek en dat van Kommattam et al. maakt in tegenstelling tot Feinberg et al. onderscheid tussen outgroup en ingroup deelnemers. Door ingroup en outgroup deelnemers als twee verschillende homogene groepen te

behandelen in de data, kon vastgesteld worden of groepslidmaatschap van invloed is op de interpretatie van schaamte. De bevindingen lieten zien dat de interpretatie van schaamte bij vrouwen afhankelijk is van groepslidmaatschap. Omdat gezichtsuitdrukkingen van belang zijn om gedragsintenties en gevoelens naar de gesprekspartner te communiceren (Fridlund, 1997, aangehaald in Niedenthal et al., 2006), heeft de misinterpretatie van schaamte bij outgroup

(17)

vrouwen gevolgen voor interpersoonlijk contact. Aangezien schaamte bij ingroup vrouwen geïnterpreteerd wordt als pro-sociaal gedrag zal dit een positief effect hebben op de

communicatie. Schaamte bij outgroup vrouwen wordt daarentegen geïnterpreteerd als desinteresse. Vanwege het negatieve karakter waarmee desinteresse wordt geassocieerd kan dit een negatief effect hebben op de communicatie. Hierdoor zal schaamte expressie bij outgroup vrouwen in vergelijking tot ingroup vrouwen het tegengestelde effect bereiken in interpersoonlijk contact. Deze misinterpretatie van schaamte bij outgroup vrouwen leidt hierdoor mogelijk tot meer onbegrip en conflict in intergroepscontact.

Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van het effect van groepslidmaatschap voor mannen zou het effect van display rules kunnen zijn (Malatesta & Haviland, 1982).

Display rules zijn sociale normen die voorschrijven óf en hoe men bepaalde emoties zou moeten uiten. Van mannen wordt verwacht dat zij emoties als schaamte en verdriet dienen te verbergen omdat dit niet mannelijk genoeg zou zijn. Aangezien uiting van schaamte bij mannen tegenstrijdig is met de voorgeschreven display rules is het aannemelijk dat schaamte bij mannen meer wordt geïnterpreteerd als desinteresse dan als schaamte. Om het potentiele effect van display rules bij de interpretatie van schaamte uit te sluiten, kan in

vervolgonderzoek bekeken worden in welke mate deelnemers hun keuze voor de

verschillende emotielabels baseren op display rules. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan een vragenlijst die meet in welke mate deelnemers vinden dat display rules nageleefd zouden moeten worden.

Hoewel dit onderzoek zowel allochtone outgroup als autochtone ingroup deelnemers heeft geselecteerd, konden er geen conclusies worden getrokken uit de resultaten van de outgroup deelnemers. De outgroup bestond namelijk niet uit een homogene etnische groep. Dit wil zeggen dat de outgroup deelnemers te verschillend waren in etnische achtergrond. Hierdoor kon niet worden bekeken of het effect van groepslidmaatschap op de interpretatie

(18)

van schaamte van toepassing is op outgroup deelnemers. Namelijk, of allochtone Nederlanders (outgroup) schaamte bij autochtone Nederlanders (ingroup) anders

interpreteren. Voor vervolgonderzoek is het daarom interessant om een groep homogene outgroup deelnemers samen te stellen, zoals enkel Turkse of Marokkaanse Nederlanders.

Volgens de dialect theory van Elfenbein & Ambady (2002) beoordeelt men

gezichtsuitdrukkingen vaak op basis van de eigen culturele emotionele stijl. Vanwege het verschil in dialect tussen in- en outgroupleden kunnen mensen emoties van ingroupleden accurater herkennen dan emoties van outgroupleden. Bij een verminderde herkenning van emoties kunnen emoties ook niet correct geïnterpreteerd worden. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de gevonden misinterpretatie van de emotie schaamte bij de outgroup vrouwen. Nederland is echter een multiculturele samenleving waarbij mensen vaak in contact komen met personen met een andere culturele en etnische achtergrond. Het is daardoor de vraag of Nederlanders daadwerkelijk verschillen in emotionele stijl wanneer er veelvuldig contact is tussen de verschillende etnische groeperingen. Deze gedachte sluit aan bij het onderzoek van Beaupré & Hess (2006) dat stelt dat bekendheid en bloostelling aan de culturele outgroup tot een betere herkenning van emoties bij de outgroup leidt. Echter wordt er in het huidige onderzoek geen ondersteuning gevonden voor deze bevindingen.

Intergroepscontact bleek namelijk geen effect te hebben op de interpretatie van schaamte bij outgroupleden. Gesteld kan worden dat intergroepscontact in dit onderzoek niet bijdraagt aan een betere herkenning en interpretatie van emoties bij outgroupleden. Het effect van

groepslidmaatschap op de interpretatie van schaamte bij vrouwen kan dus niet verholpen worden door een toename van intergroepscontact.

Tot slot heeft deze studie nog een aantal kleine beperkingen. Zo werden de

emotiestimuli op een statische manier aangeboden. Dit kan mogelijk van invloed zijn op de interpretatie van de stimuli. Het gebruik van dynamische emotiestimuli zal een betere

(19)

weergave zijn van de werkelijkheid, waardoor deze wellicht beter herkend en geïnterpreteerd kunnen worden. Daarnaast waren een aantal deelnemers die niet in staat waren om de iPad te bedienen. Hierdoor moest de onderzoeker dit voor hun doen, waardoor dit mogelijk

onbedoeld van invloed zou kunnen zijn op de uitkomsten.

Ondanks dat schaamte als pro-sociaal gedrag kan worden geïnterpreteerd (Feinberg et al., 2011), blijkt uit dit onderzoek dat interpretatie van schaamte bij vrouwen wordt beïnvloed door groepslidmaatschap. Omdat Nederland een multiculturele samenleving is waar

verschillende bevolkingsgroepen genoodzaakt zijn om samen te leven en werken is het van belang dat de communicatie tussen deze verschillende groepen goed verloopt. De gevonden misinterpretatie van schaamte bij outgroup vrouwen vormt daarom een obstakel voor een goede communicatie tussen verschillende etnische groepen. Mensen zijn wellicht minder begripvol naar allochtone vrouwen in situaties waarin zij zich schamen. Omdat

intergroepscontact geen effect blijkt te hebben op een betere interpretatie van schaamte bij outgroup vrouwen, kan hier geen oplossing in worden gevonden. Wel is het van belang dat ingroupleden bewust worden van de interpretatiebias. Wanneer mensen immers bewust zijn van de onjuiste interpretatie bij outgroup vrouwen, kan het effect van groepslidmaatschap op de interpretatie van schaamte wellicht deels worden weggenomen.

(20)

Literatuurlijst

Beaupré, M. G., & Hess, U. (2006). An ingroup advantage for confidence in emotion recognition judgments: The moderating effect of familiarity with the expressions of outgroup members. Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 16 –26

Brewer, M.B. (2003). Intergroup Relations (2nd edition). Buckingham, UK: Open University Press. ISBN: 0335 209890.

Correll, J., & Park, B. (2005). A model of the ingroup as a social resource. Personality and Social Psychology Review, 9, 341–359. doi:10.1207/ s15327957pspr0904_4

Ekman, P. (1992). An argument for basic emotions. Cognition & emotion,6(3-4), 169-200.

Elfenbein, H. A., & Ambady, N. (2002). On the universality and cultural specificity of emotion recognition: a meta-analysis. Psychological bulletin,128(2), 203.

Entzinger, H. (2006). Changing the rules while the game is on: From multiculturalism to assimilation in the Netherlands. Migration, citizenship, ethnos: incorporation

regimes in Germany, Western Europe and North America, 121-144.

Feinberg, M., Willer, R., & Keltner, D. (2012a). Flustered and faithful: embarrassment as a signal of prosociality. Journal of Personality and Social Psychology. 102, 1, 81–97. doi: 10.1037/a0025403

Harris, L. T., & Fiske, S. T. (2006). Dehumanizing the lowest of the low neuroimaging responses to extreme out-groups. Psychological science,17(10), 847-853.

Haslam, N., & Loughnan, S. (2014). Dehumanization and infrahumanization.Annual review of

(21)

Jong, J. D. A. de (2007). Kapot moeilijk: een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van 'Marokkaanse' jongens Aksant Academic Publishers

Kommattam, P., Jonas, K. J., & Fischer. We are embarrassed, they don’t care. Interpretations of embarrassment displays in in- and out-group members. Manuscript in preparation.

Leyens, J. P., Rodriguez‐Perez, A., Rodriguez‐Torres, R., Gaunt, R., Paladino, M. P., Vaes, J., & Demoulin, S. (2001). Psychological essentialism and the differential attribution of uniquely human emotions to ingroups and outgroups. European Journal of Social

Psychology, 31(4), 395-411.

Malatesta, C. Z., & Haviland, J. M. (1982). Learning display rules: The socialization of emotion expression in infancy. Child development, 991-1003.

Niedenthal, P. M., Krauth-Gruber, S., & Ric, F. (2006). Psychology of emotion:

Interpersonal, experiential, and cognitive approaches. Psychology Press.

Pettigrew, T. F., & Tropp, L. R. (2006). A meta-analytic test of intergroup contact theory. Journal of personality and social psychology, 90(5), 751.

Tracy, J. L., & Matsumoto, D. (2008). The spontaneous expression of pride and shame: Evidence for biologically innate nonverbal displays.Proceedings of the National

Academy of Sciences, 105(33), 11655-11660.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. The social

psychology of intergroup relations, 33(47), 74.

Trawalter, S., Hoffman, K. M., & Waytz, A. (2012). Racial bias in perceptions of others’ pain. PloS one, 7(11), e48546.

(22)

Van Der Schalk, J., Hawk, S. T., Fischer, A. H., & Doosje, B. (2011). Moving faces, looking places: validation of the Amsterdam Dynamic Facial Expression Set

(ADFES). Emotion, 11(4), 907.

Young, S. G., & Hugenberg, K. (2010). Mere social categorization modulates identification of facial expressions of emotion. Journal of personality and social psychology, 99(6), 964.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De scheiding tussen kerk en staat, die het eigenlijke, op de achtergrond liggende thema van het recente debat leek te vormen, kan nooit betekenen dat kerkelijke

Dat nu dan toch de stilte wordt verbroken, is vooral het gevolg van de omstandigheid dat de nazaten van de slaven niet meer ver weg wonen, maar voor het eerst duidelijk aanwezig zijn

Zoals gezegd, die harmonie is een front. Dat er achter een front andere realiteiten schuil kun- nen gaan is maar al te bekend. Ook bij de Dogon is dat het geval. Er zijn spanningen

Om schaamte in één meetinstrument te kunnen relateren aan bepaald attitudes, kenmerken en andere emoties, en op deze manier het schaamtemodel te toetsen, werd een nieuwe

Samengevat lijkt het dat de kwaliteit van de hechting gevolgen heeft voor de later sociaal-emotionele ontwikkeling. Onveilige hechting wordt door verschillende onderzoekers in

onderzocht doordat een geschreven tekst, een communicatie-uiting wordt bestudeerd. Doordat in de teksten geschreven wordt over een persoonlijke ervaring met schaamte kan ook meer

De verrassendste en al besproken uitkomst van dit onderzoek is zeker dat er in de patiëntenpopulatie niet significant meer interne VRAG schaamte is gevonden maar deze schaamte bij

Pijn pijn, ik viel in een gat, bedacht wilde plannen om naar haar toe te gaan, zeker dat ze niet zo afstandelijk zou kunnen zijn als ze me zag, zeker dat het niet over zou zijn als