• No results found

De ontwikkeling van een webshop in het kader van een mini-onderneming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van een webshop in het kader van een mini-onderneming"

Copied!
218
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE

ONTWIKKELING

VAN

EEN

WEBSHOP IN HET KADER VAN EEN

MINI-ONDERNEMING

Aantal woorden: 11.821

Maicy Frans

Stamnummer: 01606257

Lisa Lammens

Stamnummer: 01603525

Promotor: Prof. Dr. Patricia Everaert

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master in de handelswetenschappen: fiscaliteit

(2)

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Maicy Frans Lisa Lammens

(3)

I

Woord vooraf

In het kader van onze masteropleiding Handelswetenschappen – Fiscaliteit schreven wij deze thesis. Met onze thesis willen we leraren helpen om een webshop te integreren bij het leerconcept de mini-onderneming. Dit willen we doen door de vragen die leraren hebben bij het oprichten van een webshop in het kader van de mini-onderneming te beantwoorden, een stappenplan aan te bieden om een webshop op te starten en te beheren en een mogelijke taakverdeling hiervan. Daarnaast willen we de leraren wat inspiratie geven over hoe dit alles in hun economische lessen verwerkt kan worden. Om deze doelstellingen te bereiken hebben we zelf een platform geselecteerd, een webshop opgestart en beheerd, een stappenplan opgesteld en enquêtes afgenomen.

Graag willen we enkele mensen bedanken die ons hebben bijgestaan. Eerst en vooral willen we onze ouders bedanken. Zij maakten onze studies mogelijk. Uiteraard willen we ook onze promotor prof. dr. Patricia Everaert en haar assistente Eva Blondeel bedanken. Zij waren vanaf het begin zeer enthousiast over ons project en hielpen ons met het zoeken naar een oplossing toen ons oorspronkelijk plan in duigen viel. Door hun hulp en feedback hebben wij onze thesis tot een goed einde kunnen brengen. Vervolgens willen we ook prof. dr. Evelien Opdecam bedanken. Met haar hulp hebben we de toekomstige leraren economie makkelijk kunnen bereiken. Daarnaast willen wij ook iedereen bedanken die onze enquêtes heeft ingevuld. We willen ook graag Dieter Bonte bedanken die onze thesis volledig heeft nagelezen en Veerle Blondeel die dit gedaan heeft voor onze literatuurstudie. Als laatste willen we nog Diederick Durmez en Lennert Meert bedanken om er steeds voor ons te zijn.

(4)

II

Preambule

Oorspronkelijk hadden we het plan om ons project voor te stellen aan leraren secundair onderwijs op de studiedag van de Universiteit Gent (30 april 2020). Op het einde van de voorstelling gingen we enquêtes afnemen om zo feedback te krijgen over ons project en suggesties over mogelijke toepassingen van het project in economische lessen. Helaas werd deze studiedag geannuleerd door Covid-19.

In samenspraak met onze promotor (prof. dr. Patricia Everaert) en haar assistente (Eva Blondeel) besloten we om ons project voor te stellen en enquêtes af te nemen bij laatstejaarsstudenten van de educatieve master in de economie. Aangezien dit alles vanop afstand moest gebeuren hebben we een informatiefilmpje gemaakt. Hierin legden we ons project uit, toonden we hoe het bestelproces werkt en welke statistieken de leerlingen te zien krijgen. Dit filmpje en een link naar onze enquête werd door prof. dr. Evelien Opdecam op Ufora (studentenportaal van de Universiteit Gent) geplaatst. Op deze manier konden de toekomstige leraren economie vrijwillig deelnemen. Via deze weg hadden we wel minder respondenten dan wat we oorspronkelijk gingen hebben.

Deze preambule werd in overleg tussen de studenten en de promotor opgesteld en door beide partijen goedgekeurd.

(5)

III

Inhoudstafel

Lijst van tabellen………..……….VI

Lijst van figuren ... VII

1 Inleiding ... 1

2 Literatuurstudie ... 3

2.1 Vormen van leren ... 3

2.2 Onderwijs in ondernemerschap ... 7

2.2.1 Noodzaak tot onderwijs in ondernemerschap ... 7

2.2.2 De invloed van een lerarenopleiding i.v.m. onderwijs in ondernemerschap op leraren ... 7

2.3 De mini-onderneming ... 8

2.3.1 De mini-onderneming als pedagogisch instrument ... 8

2.3.2 Historiek ... 9

2.3.3 Soorten ... 10

2.3.4 Het juridische kader ... 11

2.3.5 Btw... 12

2.3.6 Hoe een mini-onderneming oprichten? ... 13

2.4 De webshop ... 14

2.4.1 Definitie ... 14

2.4.2 Voor- en nadelen ... 14

2.4.3 Juridische achtergrond ... 16

2.5 De webshop bij de mini-onderneming ... 18

3 Ontwikkeling van een webshop in het kader van de mini-onderneming ... 19

3.1 Selectie platform ... 19 3.2 Oprichten webshop ... 21 3.3 Pedagogische aanbevelingen ... 30 3.3.1 Taakverdeling ... 30 3.3.2 Leerdoelen ... 31

4 Methodologie ... 32

4.1 Testers ... 32

4.2 Toekomstige leraren economie ... 33

5 Resultaten... 35

5.1 Testers ... 35

(6)

IV

6 Conclusie ... 45

7 Bibliografie ... 47

8 Bijlagen ... 50

8.1 Bijlage 1: Vergelijking platformen ... 50

8.2 Bijlage 2: Persoonlijk contact met Ben Peeters (Vlajo) ... 51

8.2.1 Mails ... 51

8.2.2 Telefoongesprek – 16 maart 2020 ... 53

8.3 Bijlage 3: Persoonlijk contact met Mieke Kennes (Vlajo) ... 55

8.4 Bijlage 4: Stappenplan opstarten en beheren webshop ... 56

1 Webshop activeren ... 58

2 Domeinnaam registreren ... 61

3 E-mailadres webshop aanmaken ... 64

4 Publiceer uw webshop ... 66

5 Beheerders toevoegen ... 67

6 Mailbox instellen ... 77

7 Voeg een pagina toe ... 84

8 Instellingen webshop aanpassen ... 85

9 Instellingen website aanpassen ... 97

10 Design van de website bewerken ... 100

11 Lay-out van de website bewerken ... 109

12 Algemene voorwaarden ... 186

13 Verkoopproces ... 187

14 Statistieken genereren ... 194

15 Webshop afsluiten... 200

8.5 Bijlage 5: Enquête testers ... 203

(7)

V

AND I MAY REMEMBER.

AND I LEARN.

BENJAMIN FRANKLIN

-TELL ME

AND I FORGET.

SHOW ME

INVOLVE ME

(8)

VI

Lijst van tabellen

Tabel 1: Belgische vzw’s verantwoordelijk voor mini-ondernemingen met oprichtingsdatum ... 10

Tabel 2: Taakverdeling ... 31

Tabel 3: Evaluatie webshop en bestelproces door testers ... 35

Tabel 4: Extra feedback testers ... 36

Tabel 5: Toekomstige leraren economie: kennis over het leerconcept de mini-onderneming ... 37

Tabel 6: Toekomstige leraren economie: evaluatie informatiefilmpje, statistieken en

stappenplan en intentie om zelf dit leerconcept toe te passen ... 38

Tabel 7: Toekomstige leraren economie: evaluatie webshop en bestelproces ... 39

Tabel 8: Toepasbaarheid van ons project in de lessen logistiek ... 40

Tabel 9: Toepasbaarheid van ons project in de lessen marketing ... 41

Tabel 10: Toepasbaarheid van ons project in de lessen boekhouden ... 42

(9)

VII

Lijst van figuren

Figuur 1: Passief - actief leer continuüm ... 3

Figuur 2: Actief leer continuüm ... 4

Figuur 3: Historisch overzicht van het aantal mini-ondernemingen in België ... 10

Figuur 4: Startpagina jouwweb.nl ... 21

Figuur 5: Prijspaketten ... 22

Figuur 6: Publicatie webshop ... 23

Figuur 7: Beheerder toevoegen ... 24

Figuur 8: Mailbox configureren ... 25

Figuur 9: Instellingen webshop aanpassen ... 25

Figuur 10: Instellingen website aanpassen ... 27

Figuur 11: Bestelstatus aanpassen ... 28

Figuur 12: Statistieken genereren ... 29

(10)

1

1 Inleiding

Volgens Ebbinghaus (1885) vergeet men 56% van de nieuwigheden die men leert zonder voorkennis erover te hebben. Montera-Fleta, C. Pérez-Sabater, M. Pérez Sabater en Rising (2011) onderzochten of actief leren dit percentage kan verlagen. Hierbij verdeelden ze 32 leerlingen in twee even grote groepen: een controlegroep en een experimentele groep. Bij de experimentele groep werd een vorm van actief leren toegepast. Dit werd niet toegepast bij de controlegroep. Na acht maanden legden beide groepen een grammaticale meerkeuzetoets af. Hieruit bleek dat de experimentele groep de kennis beter had onthouden dan de controlegroep. Dit wijst erop dat actief leren de kennisretentie op lange termijn verbetert.

Maar wat is actief leren precies? Volgens Bonwell en Eison (1991) is het een manier van leren waarbij leerlingen actief of ervaringsgericht betrokken worden bij het leerproces. Enkele vormen van actief leren zijn collaboratief leren, coöperatief leren, probleemgestuurd - en projectmatig leren (Lord, Prince, Stefanou, Stolk & Chen, 2012).

Een bepaalde vorm van projectmatig leren is het leerconcept de mini-onderneming. Volgens de Europese Commissie (2005) is dit “een pedagogisch instrument gebaseerd op praktijkervaring door een volledig ondernemingsproject uit te voeren, en op interactie met de externe omgeving (d.w.z. het bedrijfsleven of de lokale gemeenschap)”. Één van de belangrijkste doelstellingen bij dit leerconcept is het bijleren over de procedures in verband met de oprichting van een onderneming. Daarnaast is het ontwikkelen van algemene vaardigheden en ondernemerseigenschappen ook belangrijk.

Het leerconcept de mini-onderneming bestaat al iets langer dan een eeuw. Het ontstond in 1916 in de Verenigde Staten van Amerika. Hierbij werd het “Boy’s and girl’s Bureau” opgericht. Later werd de naam veranderd naar “Junior Achievement Bureau”. Dit bureau organiseerde een programma voor acht- tot twaalfjarigen. De eerste mini-onderneming, toen club genoemd, werd op initiatief van een sociale ingenieur, Horace A. Moses, in 1919 gesticht. In 1924 bleek dat acht- tot twaalfjarigen niet de geschikte leeftijdscategorie is. Daarom verlegde het “Junior Achievement Bureau” zijn focus naar zestien- tot eenentwintigjarigen. Pas een vijftigtal jaar later (1976) werd dit leerconcept in België toegepast. De eerste Belgische mini-onderneming werd opgericht in Verviers en produceerde en verkocht sponsen (Van Eynde, 1989).

(11)

2 De dag van vandaag is het internet niet meer weg te denken uit ons leven. De digitalisering is op alle vlakken aanwezig. Daarom is het ook interessant om samen met een mini-onderneming een webshop op te richten. Het oprichten van een webshop brengt allerhande vragen met zich mee. Wat zijn de voor- en nadelen? Hoeveel kost dit? Welke wetgeving moet hierbij nageleefd worden? Hoe kunnen leerlingen een webshop oprichten? Wat kunnen leerlingen leren via een webshop?

Om al deze vragen te beantwoorden hebben we zelf een webshop opgericht, een stappenplan gemaakt en dit alles laten evalueren. We hebben een webshop opgericht via jouwweb.nl. Alle stappen die we gemaakt hebben, hebben we gedetailleerd uitgelegd in een stappenplan. Naast de oprichting van de webshop hebben we ook het beheer hiervan in kaart gebracht. Alle stappen zijn vergezeld door printscreens. Dit stappenplan en de webshop zelf werden geëvalueerd in het perspectief van de klanten en het perspectief van de leraren.

Dit document biedt vier onderdelen aan die leraren kunnen gebruiken wanneer ze een webshop bij het leerconcept de mini-onderneming willen toepassen. Als eerste zullen ze een volledig stappenplan vinden om de webshop op te richten en te beheren. Dit is zeer gedetailleerd, zodat de leerlingen dit zelfstandig kunnen uitvoeren. Daarnaast kunnen ze een mogelijke taakverdeling van die stappen terugvinden. Ten derde worden er enkele leerdoelen meegegeven die via een webshop kunnen worden bereikt. Als laatste zullen tips gegeven worden door toekomstige leraren economie om dit alles in economische lessen te gebruiken.

(12)

3

2 Literatuurstudie

2.1 Vormen van leren

Er zijn verschillende vormen van leren die opgedeeld kunnen worden in passief - en actief leren. Passief leren is gekenmerkt door de afwezigheid van weerstand tegen wat wordt geleerd. Volgens Krugman en Hartley (1970) kan men passief leren zolang de leerstof aanvaardbaar is voor die persoon. Het tegenovergestelde van passief leren is actief leren. Volgens Felder en Brent (2009) en Prince (2004) is dit een overkoepelende term. Het verwijst naar alles wat gevraagd wordt aan leerlingen voor zover dit verband houdt met het gewenste leren. Luisteren en notities maken is hierbij niet inbegrepen. Bonwell en Eison (1991) stelden een gelijklopende definitie. Volgens hen is actief leren een leermethode waarbij leerlingen actief of ervaringsgericht bij het leerproces worden betrokken. Afhankelijk van de betrokkenheid van de student zijn er verschillende niveaus van actief leren.

Bonwell en Eison (1991) creëerden een continuüm van acties die zich in een klaslokaal voordoen (Figuur 1). Het ene uiterste van het continuüm bevat passieve acties die een lage betrokkenheid van de leerlingen weergeven. Het andere uiterste bevat actieve acties die een hoge betrokkenheid van de leerlingen weergeven. Het meest passieve is het niet opletten in de klas. Dit wordt gevolgd door af en toe opletten, luisteren en notities nemen. Iets actiever is het nemen van eigen niet letterlijke noties, vragen noteren indien men iets niet begrijpt en vragen stellen. De betrokkenheid van de leerlingen kan daarenboven verhoogd worden door onderwijsstrategieën. Op die manier krijgen de leerlingen de kans om het onderwerp op een persoonlijke manier te verkennen. Enkele voorbeelden van dergelijke strategieën zijn vragen stellen, discussies starten en het spelen van een rollenspel.

Figuur 1: Passief - actief leer continuüm

(13)

4 Een aanvulling op het continuüm van Bonwell en Eison (1991) is het actief leercontinuüm dat werd besproken door Lord, Prince, Stefanou, Stolk en Chen (2012). Bonwell en Eison (1991) bespraken passief leren t.e.m. actief leren. Lord et al. (2012) bespraken vijf verschillende vormen van actief leren. In hun continuüm (Figuur 2) worden de vijf actieve onderwijsstrategieën gerangschikt van het minst actieve naar het meest actieve.

Figuur 2: Actief leer continuüm

Bron: Lord et al. (2012)

Het minst actieve deel van het continuüm is actief leren. Hier verwijst actief leren enkel naar interactieve lessen (Lord et al., 2012). Dit is een beknopte definitie van actief leren in tegenstelling tot de definitie van Bonwell en Eison (1991). De uitgebreide versie stelt dat actief leren een leermethode is waarbij leerlingen actief of ervaringsgericht bij het leerproces worden betrokken.

Collaboratief leren is iets actiever dan actief leren. Het is een situatie waarbij leerlingen in

informele groepen samen iets proberen te leren (Dillenbourg, 1999). Dialoog, beraadslaging en consensusvorming zijn hier belangrijke onderdelen. De collaboratieve leeractiviteiten variëren enorm. Twee bekende voorbeelden hiervan zijn klasdiscussies en peer teaching (Smith & MacGregor, 1992). Bij peer teaching worden leerlingen met bepaalde competenties ingeschakeld als student-lesgevers. Deze leerlingen geven dan les aan hun medeleerlingen (BV databank, 2015) .

(14)

5

Coöperatief leren is opnieuw wat actiever. Het is een onderwijsstrategie waarbij leerlingen in

groepen worden verdeeld. Iedere groep bevat leerlingen van verschillende niveaus. Elk lid van de groep moet zelf leren en de andere leden helpen om te leren (Balkcom, 1992). Een voorbeeld hiervan is het experiment van Montero-Fleta, C. Pérez-Sabater, M. Pérez-Sabater en Rising (2011). 32 leerlingen werden in twee even grote groepen opgedeeld: een controlegroep en een experimentele groep. De experimentele groep werd opgedeeld in kleinere groepen. In deze kleinere groepen leerden de leerlingen samen. Ze hielpen elkaar bij het leren. Dit werd niet toegepast bij de controlegroep. Bij deze groep leerde elke student individueel. Na acht maanden legden beide groepen een grammaticale meerkeuzetoets af. Hieruit bleek dat de experimentele groep de kennis beter had onthouden dan de controlegroep. De experimentele groep onthield 70,6% in tegenstelling tot 54,25% van de controlegroep.

Over het verschil tussen collaboratief - en coöperatief leren is er veel discussie. De ene zegt dat bij collaboratief leren wederzijdse betrokkenheid en gecoördineerde inspanning nodig is. Terwijl bij coöperatief leren individuen hun verantwoordelijkheid moeten nemen over een specifieke sectie, daarna alles samenvoegen en zorgen dat het bij elkaar past (Dillenbourg, Baker, Blaye & O’Malley, 1996). Anderen zeggen dat collaboratief leren meer van toepassing is op hogeschool- en universitaire studenten en coöperatief leren op kinderen. Dit omdat coöperatief leren gebruikt wordt om de basis van kennis te begrijpen. Daarentegen wordt volgens hen collaboratief leren gebruikt om deze basis uit te breiden. Nog anderen geloven dat collaboratief leren een filosofie is van interactie, terwijl coöperatief leren een structuur van interactie is (Kyndt, Raes, Lismont, Timmers, Cascallar & Dochy, 2013). Aangezien er geen overeenstemming is tussen het verschil, definiëren veel psychologen collaboratief - en coöperatief leren op eenzelfde manier.

(15)

6 Het actiefste deel van het continuüm is probleemgestuurd - en projectmatig leren. Bij deze twee strategieën wordt kennis opgedaan in een context die zich in de praktijk kan voordoen (Lord et al., 2012). Lord et al. (2012) onderzochten de verschillende attitudes en gedragingen die leerlingen ontwikkelen via lessen met actief leren en via lessen met probleemgestuurd en projectmatig leren. 176 bachelor studenten van vier verschillende technische faculteiten in de academiejaren 2009-2010 en 2010-2011 namen deel. Ze volgden verschillende vakken. De vakken werden in twee groepen opgesplitst: één groep waar actief leren werd toegepast en één groep waarin probleemgestuurd- en projectmatig leren werd toegepast. Lord et al. (2012) concludeerden dat de lessen met actief leren leiden tot meer extrinsieke motivatie bij de studenten en effectiever gebruik van tijd en studieomgeving. Terwijl de lessen met probleemgestuurd en projectmatig leren leiden tot het bevorderen van kritisch denken, hulp zoeken en meer verdiepend werken.

Wanneer mensen iets nieuws leren zonder daar al voorkennis over te hebben, vergeten ze 56% ervan binnen het uur (Ebbinghaus, 1885). Actief leren kan de retentie verhogen. Dit werd o.a. door Montero-Fleta et al. (2011) bewezen. Zoals reeds eerder vermeld, onderzochten ze 32 leerlingen. Deze werden in twee even grote groepen verdeeld: een controlegroep en een experimentele groep. In de experimentele groep werd een vorm van actief leren toegepast, namelijk coöperatief leren. Dit werd niet toegepast bij de controlegroep. Na acht maanden legden beide groepen een grammaticale meerkeuzetoets af. Hieruit bleek dat de experimentele groep de kennis beter had onthouden dan de controlegroep. De experimentele groep onthield 70,6% in tegenstelling tot 54,25% van de controlegroep. Ook Lucas, Testman, Hoyland, Kimble en Euler (2013) kwamen tot dezelfde conclusie. Zij onderzochten 70 leerlingen die de les farmacotherapie volgden. In jaar 1 kregen ze gewone lessen en in jaar 2 en 3 krijgen ze lessen op basis van actief leren. In jaar 1 was de gemiddelde retentie 51,7% in tegenstelling tot 60,9% en 58,1% in de respectievelijke jaren 2 en 3.

(16)

7

2.2 Onderwijs in ondernemerschap

2.2.1 Noodzaak tot onderwijs in ondernemerschap

Ondernemersintentie verwijst naar de waarschijnlijkheid dat een persoon een bedrijf zal opstarten (Ni & Ye, 2018). Ondernemersintentie wordt bepaald door twee elementen: ondernemerskennis en -competentie. Ondernemerskennis verwijst naar de kennis over ondernemersactiviteiten, zoals het identificeren van ondernemerskansen, het oprichten van een onderneming, marketing en financiering (RezaeiZadeh, Hogan, O’Reilly, Cunningham & Murphy, 2017). Ondernemerscompetentie is het totaal vermogen van de ondernemer om met succes een functie uit te voeren (Mitchelmore en Rowley, 2010).

Ni en Ye (2018) voerden een onderzoek uit bij 730 leerlingen van het BSO in Zhejiang (China). Er werden verschillende analyses uitgevoerd op basis van geslacht, punten, academische prestaties, de aanwezigheid van broers en/of zussen, woonplaats, leiderschapsrol en de ondernemerservaring van naaste familieleden. Eerst testte men de demografie en daarna werden de prestaties in verband met ondernemersintentie, ondernemerskennis, ondernemerscompetentie en onderwijs in ondernemerschap gemeten. Alle elementen werden gemeten op basis van Likert-schalen. Op deze manier vonden ze een positieve relatie tussen zowel onderwijs in ondernemerschap en ondernemerskennis en onderwijs in ondernemerschap en ondernemerscompetentie.

2.2.2 De invloed van een lerarenopleiding i.v.m. onderwijs in ondernemerschap op leraren

Hoe worden leraren beïnvloed door het volgen van een lerarenopleiding in verband met onderwijs in ondernemerschap? Anosike (2018) experimenteerde met tien leraren uit het noorden van Nigeria (Sub-Sahara Afrika). Ze moesten elk een kennisoverdrachtprogramma volgen. Ze leerden o.a. hoe personeel op te leiden, een curriculum vitae sjabloon te ontwerpen en centra voor ondernemerschap te operationaliseren. Vervolgens nam Anosike (2018) semigestructureerde interviews af bij de leraren. Ze kon concluderen dat de kennis van de leraren over de principes van onderwijs over ondernemingen uitgebreider was. Eveneens waren ze zich meer bewust van hoe ze de les kunnen aanpassen onder verschillende leeromstandigheden om zo aan de behoeften van de verschillende leerlingen te voldoen.

(17)

8

2.3 De mini-onderneming

2.3.1 De mini-onderneming als pedagogisch instrument

Een mini-onderneming, ook wel studentenonderneming genoemd, is een vorm van projectmatig leren en streeft diverse doelstellingen na. De Europese Commissie (2005) definieert een mini-onderneming als “een pedagogisch instrument gebaseerd op praktijkervaring door een volledig ondernemingsproject uit te voeren, en op interactie met de externe omgeving (d.w.z. het bedrijfsleven of de lokale gemeenschap)”. Zo’n project heeft diverse doelstellingen die kunnen worden samengebracht onder twee algemene doelstellingen. De eerste doelstelling is het ontwikkelen van algemene vaardigheden en ondernemerseigenschappen. De tweede is het bijleren over de procedures voor het oprichten van een onderneming (Europese Commissie, 2005).

Leraren en vrijwilligers spelen een belangrijke rol bij de mini-onderneming. Leraren begeleiden de leerlingen, maar hebben doorgaans onvoldoende praktische kennis en ervaring in verband met het leiden van een onderneming. Daarom vormen vrijwillige bedrijfsadviseurs met hun managementervaring een grote toegevoegde waarde (Europese Commissie, 2005).

Is een mini-onderneming effectief? Momenteel werd er volgens de Europese Commissie (2005) onvoldoende onderzoek verricht, maar deze beperkte onderzoeken tonen wel aan dat zo’n programma effectief de ondernemingsgeest bevordert. Er is o.a. onderzoek verricht in Zweden, Noorwegen en België. Young Enterprise Sweden onderzocht in 2002 leerlingen die sinds 1980 deel hadden genomen. Daaruit bleek dat 87% vond dat hun kennis omtrent het leiden van een bedrijf en hun vermogen om problemen op te lossen, vergroot was. Ook vonden ze dat ze beter konden samenwerken en dat hun zelfvertrouwen gestegen was. Young Enterprise Sweden concludeerde dat 13% van de leerlingen een eigen bedrijf had opgericht. Dit percentage steeg naarmate de leeftijd van de leerlingen hoger lag. Bij negenentwintig jarigen en ouder was dit 19%. Young Enterprise Norway verkreeg gelijkaardige resultaten. Zij onderzochten ook de genderverdeling en concludeerden dat 30% van de leerlingen die na het Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs een eigen bedrijf oprichtten, vrouw is. Ook het percentage van vrouwen in hoger management steeg door deelname aan een mini-onderneming. In België onderzocht Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) leerlingen in de Vlaamse gemeenschap die in 1999 – 2001 deelnamen. Hieruit bleek dat 90% van de leerlingen een positieve houding heeft ten aanzien van het bedrijfsleven en dat 20% in de komende vijf jaar een eigen bedrijf wil oprichten.

(18)

9

2.3.2 Historiek

Het leerconcept mini-onderneming ontstond in 1916 in de Verenigde Staten van Amerika. Hierbij werd het “Boys’ and girls’ Bureau” opgericht. Later werd de naam veranderd naar “Junior Achievement Bureau”. Oorspronkelijk organiseerde dit bureau een programma voor acht- tot twaalfjarigen. Samen met jeugdorganisaties, zoals scholen, kerken en jeugdverenigingen organiseerde men clubs. De eerste club of mini-onderneming werd gesticht op initiatief van een sociale ingenieur, Horace A. Moses, in 1919. De allereerste clubs produceerden en verkochten raceauto’s, boekenplanken, vogelkastjes, naamplaten en kledij voor speelgoedpoppen. De respons van de kinderen was jammer genoeg niet evenredig met de inspanningen. Men onderzocht dit probleem en kwam tot de conclusie dat acht- tot twaalfjarigen te jong zijn voor het Junior Achievement Programma. Dit omdat ze nog niet bezig zijn met “volwassen” activiteiten. Daarom verlegde het bureau in 1924 de focus naar zestien- tot eenentwintigjarigen (Van Eynde, 1989).

Een kleine vijftig jaar na het ontstaan waaide dit leerconcept over naar Europa. Groot-Brittannië was het eerste land van Europa die dit overnam. In 1963 richtte Walter Salomon, een Londense bankier, de “Young Enterprise” op. De focus lag op jongeren tussen vijftien en negentien jaar. Hij wil op deze manier de jongeren praktische zakenervaring aanreiken. In datzelfde jaar richtte hij acht experimentele mini-ondernemingen op met een honderdtal deelnemers. Dit groeide in 1987-1988 uit tot 1436 mini-ondernemingen met ongeveer 25 000 jongeren (Jackson, in Van Eynde, 1989).

België volgde een vijftiental jaar later. In 1975 werd op initiatief van de Jonge Economische Kamer te Verviers een werkgroep opgestart om “Fédération Jeunes Entreprises de Belgique” op te richten (De Coodt, in Van Eynde, 1989). Later werd die benaming veranderd naar “Jonge Ondernemingen”. Eind de jaren zeventig werden er vijf vzw’s opgericht (Tabel 1). Uit die vzw’s ontstonden verschillende mini-ondernemingen. De eerste Belgische mini-onderneming ontstond in 1976 in Verviers. Deze produceerde en verkocht sponsen. In het begin was het aantal mini-ondernemingen zeer laag. Pas vanaf 1983 begon het aantal te stijgen. In 1985 steeg het aantal met meer dan het dubbele van het aantal in 1984. Dit fenomeen deed zich opnieuw voor. Zo steeg het aantal mini-onderneming in 1986 tot 155. Daarna bleven de cijfers hoog (Figuur 3) (Van Eynde, 1989).

(19)

10 Tabel 1: Belgische vzw’s verantwoordelijk voor mini-ondernemingen met oprichtingsdatum

“Jeunes Entreprises de Wallonie” 6 september 1976

“Fédération de Jeunes Entreprises de Belgique“ 15 december 1977 “Jeunes Entreprises de la région de Bruxelles“ 24 augustus 1978

“Jonge Ondernemingen van Antwerpen“ 21 december 1978

“Jonge Ondernemingen van Oost- en West-Vlaanderen” 4 januari 1979 Bron: Van Eynde (1989)

Figuur 3: Historisch overzicht van het aantal mini-ondernemingen in België

Bron: Van Eynde (1989)

2.3.3 Soorten

Volgens de Europese Commissie (2005) zijn er twee gangbare soorten mini-ondernemingen. De eerste soort is een mini-onderneming die een echte economische activiteit op kleine schaal ontplooit. Hierbij worden echte producten of diensten geproduceerd en verkocht. De tweede soort is een realistische simulatie van een economische activiteit. Er zijn verschillende manieren om een simulatie te organiseren. Bijgevolg zijn er verschillende methodologieën om dit type mini-onderneming te ontplooien. Enerzijds zijn er computersimulaties van mini-mini-ondernemingen, hierbij is het gebruik van informatica-middelen essentieel. Anderzijds is er de mogelijkheid om een fictieve mini-onderneming op te richten. Deze lijkt het meest op een echte mini-onderneming. Alleen worden er geen goederen geproduceerd en geen daadwerkelijke betaalmiddelen gebruikt.

(20)

11

2.3.4 Het juridische kader

Het juridische kader van een mini-onderneming is zeer belangrijk. Mini-ondernemingen kunnen onderworpen worden aan dezelfde administratieve voorschriften als deze voor echte bedrijven. Daarom is het belangrijk dat de financiële autoriteiten mini-ondernemingen erkennen als een pedagogisch instrument en een specifiek kader ervoor uitwerken. Het juridische kader moet duidelijk de aansprakelijkheden omschrijven en de omvang van de activiteiten vaststellen, alsook het recht geven om te factureren, geldtransacties uit te voeren en bankrekeningen te openen onder de naam van de mini-onderneming. Verder is het toekennen van belastingvoordelen, zolang de winst niet hoger is dan een bepaald bedrag, een aanrader. In België is er een specifiek regelgevingskader voorzien en zijn mini-ondernemingen vrijgesteld van betaling van btw (Europese Commissie, 2005).

Voor Vlaanderen valt het juridische kader van de mini-ondernemingen onder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo). Deze vzw heeft specifieke afspraken gemaakt met de FOD Economie. Mini-ondernemingen zijn dus enkel toegestaan indien ze aan de volgende voorwaarden voldoen. De eerste voorwaarde is dat het wordt uitgevoerd binnen een schoolcontext als een educatief project. Dit betekent dat het leerproces centraal staat en niet de verkoop. De tweede voorwaarde is dat een individuele mini-onderneming maximaal twee jaar mag bestaan. Vervolgens mag een individuele mini-onderneming niet meer dan 7500 euro omzet draaien. De mini-ondernemingen zijn dus beperkt in tijd en omvang. De laatste voorwaarde is dat bij de verkoop steeds duidelijk moet zijn dat het gaat om een Vlajo-schoolproject. Uiteraard moet de mini-onderneming ook voldoen aan alle andere wettelijke normen die ook gelden voor andere ondernemingen, zoals de normen in verband met de verkoop van voeding. Vlajo voorziet hierover extra specifieke documentatie (B. Peeters, persoonlijke communicatie, 19 maart 2020).

(21)

12

2.3.5 Btw

Ook de btw-wetgeving moet worden toegepast. Er bestaat een btw-vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen van wie het jaarlijks omzetcijfer niet meer bedraagt dan 25 000 euro. Een onderneming is een kleine onderneming indien gedurende twee opeenvolgende jaren niet meer dan één van de volgende voorwaarden overschreden wordt: een personeelsbestand van maximaal 50 werknemers, een omzet van maximaal negen miljoen euro en een balanstotaal van maximaal vier en een half miljoen euro (Art. 1:24 WVV 2019). Wanneer een onderneming zich kwalificeert als een kleine onderneming en een omzet heeft van hoogstens 25 000 euro kan deze kiezen voor de vrijstellingsregeling. Wanneer hiervoor gekozen wordt, moeten er geen periodieke aangiften ingediend worden, geen btw aan de klanten aangerekend worden en geen btw gestort worden aan de FOD Financiën. Daartegenover staat wel dat de btw die de onderneming aan een leverancier betaalt niet aftrekbaar is (Financiën, z.d.).

Vlajo heeft specifieke afspraken gemaakt met de FOD Economie omtrent de mini-onderneming als leerconcept. De mini-onderneming moet aan vier voorwaarden voldoen. Als eerste moet het als een educatief project binnen een schoolcontext uitgevoerd worden. Zo’n mini-onderneming wordt veelal in kleine groepjes uitgevoerd, dus zal het personeelsbestand waarschijnlijk lager zijn de 50 werknemers. Daarnaast mag de mini-onderneming maximaal twee jaar bestaan. Het is dus van zelfsprekend dat ze geen grote investeringen zullen doen. We kunnen dus verwachten dat het balanstotaal lager dan vier en een half miljoen euro zal zijn. Vervolgens mag een mini-onderneming niet meer dan 7500 euro omzet draaien. Wat heel wat onder het maximumbedrag (25 000 euro) is om aan de btw-vrijstellingsregel te voldoen. Als laatste moet bij de verkoop steeds duidelijk zijn dat het gaat om een Vlajo-schoolproject (B. Peeters, persoonlijke communicatie, 19 maart 2020). We kunnen besluiten dat het leerconcept de mini-onderneming zeer waarschijnlijk aan de voorwaarden van de btw-vrijstellingsregel voldoet en dus vrijgesteld is van btw.

(22)

13

2.3.6 Hoe een mini-onderneming oprichten?

Zoals eerder vermeld, bestaat de beweging Jonge Ondernemingen sinds 1976 in België (Van Eynde, 1989). In 1996 regionaliseerde deze federale beweging. Op die manier ontstond de Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) en de Waalse tegenhanger Les Jeunes Entresprises (Vlajo een levendige organisatie met een lange geschiedenis, z.d.) (Vlajo, in Yavuz, 2015-2016). Afhankelijk van de plaats waar de mini-onderneming wordt opricht, kan er dus aangeklopt worden bij ofwel Vlajo ofwel Les Jeunes Entreprises.

Wanneer een mini-onderneming wordt opgericht in Vlaanderen moet er contact opgenomen worden met Vlajo. Deze organisatie neemt het juridisch kader op zich. Vlajo is dus juridisch gezien verantwoordelijk voor alle ondernemingen in Vlaanderen. Bij het opstarten van de mini-onderneming worden de leerlingen geregistreerd in de databank van Vlajo. Zij krijgen dan voor hun mini-onderneming een fictief ondernemingsnummer. Dit fictieve nummer valt onder het unieke ondernemingsnummer van Vlajo zelf. Al de juridische aspecten worden dus voor de leerlingen door Vlajo geregeld (B. Peeters (Vajo), persoonlijke communicatie, 16 maart 2020).

(23)

14

2.4 De webshop

2.4.1 Definitie

In deze technologische tijd is het gebruik van een webshop bij een mini-onderneming interessant. De dag van vandaag is een webshop een niet te missen verkoopkanaal geworden. Al enkele jaren groeit de Europese online verkoop met 10 tot 20% (Unizo, z.d.). Hierdoor wordt een webshop steeds interessanter. Een webshop is een onderdeel van e-commerce, hierbij koopt en verkoopt men online via een website. De overkoepelende term is e-business, dit omvat alle zaken die online worden uitgevoerd (Khurana, 2019).

2.4.2 Voor- en nadelen

Voor veel bedrijven is het aan te raden om een webshop op te richten door de vele voordelen die het met zich meebrengt. Een webshop heeft vijf voordelen voor de onderneming zelf. Als eerste kunnen de ondernemingen meer producten aanbieden op een webshop dan in een fysieke winkel. Dit omdat een fysieke winkel beperkt is in omvang en een webshop niet. Dit voordeel is een zeer belangrijk element in de concurrentiestrijd (Van Ossel, 2014) (De Coninck, z.d.). Daarnaast is een webshop 24/7 open. Ondernemers kunnen dus 24/7 hun producten aanprijzen aan hun klanten.

Dit is veel langer dan de gewone openingsuren van een winkel (Van Ossel, 2014). Naast Van Ossel (2014) zien ook Pihir, Oreski en Zestic (2017) de openingsuren en de productkeuze als twee belangrijke voordelen Ten derde kunnen ondernemers zelf bepalen hoeveel geld ze aan hun webshop willen besteden, want online ruimte kopen is een zelf te bepalen kost. Daarnaast zorgt deze digitale werking ervoor dat bepaalde processen automatisch kunnen verlopen. Twee voorbeelden hiervan zijn de automatische voorraadtellingen en het genereren van verkoopcijfers met enkele knoppen. Hierdoor wordt de werklast verminderd (De Coninck, z.d.). Als laatste worden webshops als goedkoper gepercipieerd door klanten. Het prijsvoordelige imago is eigenlijk ontstaan door twee elementen. Het eerste element is dat mensen e-commerce associëren met een beperkt aantal bedrijven. Hierbij springen prijsbrekers meteen in het oog. Het tweede element is dat velen e-commerce associëren met tijdelijke aanbiedingen. Het prijsvoordelige imago is vaak slechts een illusie, maar kan leiden tot hogere verkoopcijfers (Van Ossel, 2014).

(24)

15 Naast de voordelen voor de onderneming zelf heeft een webshop ook voordelen voor de klanten. Klanten kunnen vier voordelen halen uit een webshop. Het eerste voordeel is gemak. Het maakt niet uit waar men zich bevindt, men kan altijd een bestelling plaatsen. Deze bestelling wordt dan ook nog eens geleverd waar en wanneer de klant het wil (Van Ossel, 2014). Ten tweede hoeft men geen rekening te houden met openingsuren, want webshops zijn 24/7 open. Daarnaast genieten klanten meestal van een ruimere productkeuze in webshops. (Van Ossel, 2014) (De Coninck, z.d.). Als laatste kunnen klanten makkelijk alle beschikbare productinformatie online terugvinden (Pihir et al., 2017) (Wolfinbarger & Gilly, 2000).

Naast de vele voordelen zijn er natuurlijk ook enkele nadelen. Een webshop heeft slechts twee nadelen voor een onderneming. De eerste is het risico op retours. Afhankelijk van de productcategorieën verschilt dit risico. Ondernemers kunnen zelf ook dingen doen om dit risico te beperken. Een voorbeeld hiervan is het geven van maatsuggesties bij de verkoop van kledij. Het tweede en laatste nadeel is de risico-averse klant. Risico-averse klanten willen niet online kopen vanwege hun wantrouwen in webshops. Dit wantrouwen komt voort uit het feit dat een webshop een relatief nieuw fenomeen is. Dit verdwijnt geleidelijk aan naarmate onlineshoppen meer en meer voorkomt (Van Ossel, 2014). Naast Van Ossel (2014) stelde ook Hudson (2018) vast dat bedrijven die enkel online verkopen meer inspanningen moeten leveren om het vertrouwen van klanten te winnen en een relatie op te bouwen.

Naast de nadelen voor de onderneming zelf heeft een webshop ook enkele nadelen voor de klanten. Er zijn drie nadelen, namelijk lange – en onzekere levertermijnen en de twee dimensionale toestand van een webshop. Lange levertermijnen worden gezien als het grootste nadeel van online bestellen. Een snelle levering kan bekomen worden via een relatief kleine afstand tussen de klant en het distributiecentrum. Het plaatsen van meerdere distributiecentra om deze afstand te verkleinen brengt natuurlijk extra kosten met zich mee. Ten tweede is de klant vaak onzeker over het tijdstip van de levering. Wanneer men bestelt, ontvangt men een geschatte levertermijn. Deze termijn wijkt soms af van de realiteit. Daarom is het voor de klant vaak onduidelijk en onzeker wanneer de levering effectief zal plaatsvinden. Om dit te verbeteren kunnen ondernemingen de klant op de hoogte houden via mail. Als laatste zorgt de

tweedimensionale toestand ervoor dat klanten geen persoonlijk contact hebben met het

personeel, noch de echte winkelervaring kunnen beleven. Ze kunnen het product niet aanraken, uitproberen, proeven of ruiken. Webshops proberen wel steeds meer en meer hun best te doen om hierop in te spelen, maar het blijft natuurlijk wel een tweedimensionale toestand (Van Ossel, 2014).

(25)

16

2.4.3 Juridische achtergrond

Er zijn heel wat regels die nageleefd dienen te worden bij online verkoop. Art. VI. 45 (WER) somt de gegevens op die de onderneming moet verstrekken aan zijn/haar klanten:

1. De belangrijkste kenmerken van de goederen en diensten die aangeboden worden; 2. De identiteit van de onderneming: het ondernemingsnummer en de handelsnaam; 3. Het geografisch adres, het e-mailadres, het telefoonnummer en de fax van de

onderneming;

4. Indien het geografische adres van de onderneming verschilt van dit van de bedrijfsvestiging die klachten behandelt dan moet het geografisch adres van deze bedrijfsvestiging vermeld worden;

5. De totale prijs van de goederen of diensten, met inbegrip van alle belastingen;

6. Indien de kosten voor het gebruik van communicatietechnieken om een overeenkomst op afstand te sluiten berekend worden op een andere grondslag dan het basistarief dan moeten die kosten vermeld worden;

7. De manier van betaling, levering, uitvoering en de termijn waarbinnen de onderneming zich verbindt om diensten te verlenen of goederen te leveren;

8. Indien herroeping mogelijk is, moeten de voorwaarden, de termijn, de modaliteiten en het modelformulier vermeld worden;

9. De retourkosten (indien van toepassing);

10. Bij dienstencontracten: de klant kan verzoeken de levering te laten starten voor het einde van de herroepingstermijn;

11. Indien er geen herroepingsrecht is moet dit ook duidelijk vermeld worden; 12. Herinnering aan de wettelijke garantiewaarborg;

13. Het bestaan en de voorwaarden van bijstand na verkoop, diensten na verkoop en commerciële garanties;

14. De relevante gedragscodes en de manier waarop kopieën daarvan te verkrijgen zijn; 15. De duur van de overeenkomst of opzeggingsvoorwaarden bij een overeenkomst van

onbepaalde duur of een overeenkomst die automatisch wordt verlengd;

16. De minimumduur van de verplichtingen van de klant die ontstaan door de overeenkomst; 17. Het bestaan en de voorwaarden van waarborgsommen;

18. Het beleid rond klachtenbehandeling;

19. De relevante samenwerking van digitale inhoud met software en hardware waarvan de onderneming op de hoogte is of verondersteld wordt op de hoogte te zijn;

(26)

17 Deze punten moeten door de onderneming aan de klanten verstrekt worden of beschikbaar gesteld worden in een duidelijke en begrijpelijke taal. In het bijzonder moet er op de webshop ten laatste aan het begin van de bestelprocedure leesbaar en duidelijk worden aangegeven of er beperkingen zijn voor de levering en welke betaalmiddelen aanvaard worden. Punten 13 tot en met 20 moeten enkel meegedeeld worden indien ze van toepassing zijn voor de betreffende webshop. Een onlinebestelling is meestal een elektronische overeenkomst op afstand met betalingsverplichting en in zo’n geval moet de onderneming de klant op een in het oog springende manier duiden op punten 1, 5, 15 en 16 van art. VI. 45 WER 2013 die hierboven besproken werden (Art. VI. 46 WER).

Wettelijk gezien mogen er enkel online betalingsmogelijkheden aangeboden worden indien de onderneming een ondernemingsnummer heeft. Aangezien de mini-onderneming een fictief ondernemingsnummer ontvangt van Vlajo in plaats van een echt, mag men geen online betalingsmogelijkheden aanbieden. Wat de leerlingen wel mogen doen, is een webshop oprichten met de betalingsmogelijkheid “cash betalen bij afhaling” (Mieke Kennes, persoonlijke communicatie, 22 maart 2020).

(27)

18

2.5 De webshop bij de mini-onderneming

Bij ons weten is de webshop bij een mini-onderneming nog nooit beschreven, noch onderzocht. Aangezien er volgens de Europese Commissie (2005) al weinig onderzoek verricht is naar de impact van een mini-onderneming zelf, is dit niet zo onverwacht. In deze technologische tijd is het toch wel belangrijk dat we dit eens bekijken. Het eindresultaat van dit onderzoek is dan ook een stappenplan om een webshop op te starten bij een mini-onderneming. Later zou onderzoek naar het effect van een webshop bij een mini-onderneming een mooie aanvulling zijn.

Een webshop bij een mini-onderneming is misschien nog nooit beschreven, noch onderzocht, maar het is alleszins wel al in de realiteit van toepassing. Vlajo biedt al drie jaar lang aan de Vlaamse mini-ondernemingen een webshop aan. Deze vzw is er zich wel van bewust dat veel leerlingen hun webshop niet gebruiken, maar zelf een eigen versie creëren. Leraren zouden dus ons stappenplan kunnen meegeven aan hun leerlingen om hun eigen webshop te creëren. De leraren moeten er zeker op nazien dat hun leerlingen het logo van Vlajo op hun webshop plaatsen en geen online betaalmogelijkheden aanbieden (Mieke Kennes, persoonlijke communicatie, 22 maart 2020).

(28)

19

3 Ontwikkeling van een webshop in het kader van de mini-onderneming

De onderzoeksvraag “Hoe een webshop ontwikkelen in het kader van de mini-onderneming?” wordt aan de hand van enkele stappen beantwoord. Deze zijn: het selecteren van een platform, het oprichten van de webshop en het opstellen van het stappenplan. Tot slot zullen het stappenplan en de webshop geëvalueerd worden door enkele fictieve klanten (testers) en toekomstige leraren economie.

3.1 Selectie platform

De eerste stap is het selecteren van een platform. We hebben drie platformen geselecteerd en vergeleken. Op basis van aantrekkelijkheid en gemak zijn we tot de volgende drie platformen gekomen: jouwweb.nl, webnode.be en easywebshop.be. Deze werden op basis van de volgende 12 factoren vergeleken: de prijs, het aantal producten, de opslagruimte, de betaalmogelijkheden, de verzendingsmogelijkheden, de reclame, de mogelijkheid om video’s te uploaden, de beveiligde verbinding, de mobiel-vriendelijkheid, de grootte van het dataverkeer, het aantal beheerders en de beschikbaarheid van een zoekfunctie. We zijn tot deze factoren gekomen door eerst te kijken naar de info die we terugvonden op de platformen en vervolgens de gemene delers te bepalen.

De grootste verschillen tussen de platformen zijn de prijs, het aantal producten, de opslagruimte en het kunnen plaatsen van video’s. De prijs is het hoogst bij webnode.be (16,95 euro) en het laagst bij jouwweb.nl (8 euro). Er dient wel opgemerkt te worden dat er vaak actieprijzen aangeboden worden bij dit soort platformen. Bij het aantal producten die op de webshop tentoongesteld kunnen worden, is er een groot verschil tussen de platformen. Easywebshop.be biedt de mogelijkheid om 250 000 producten tentoon te stellen, terwijl webnode.be er 10 000 aanbiedt en jouwweb.nl slechts 10. Daartegenover staat wel dat de opslagruimte bij easywebshop.be en webnode.be beperkt is tot 5GB, terwijl de opslagruimte onbeperkt is bij jouwweb.nl. Bij alle platformen kan men video’s uploaden. Bij jouwweb.nl kan er niet rechtstreeks een eigen video geüpload worden, maar dit is wel mogelijk via een kleine omweg.

(29)

20 De andere acht factoren zijn bij de drie platformen min of meer gelijk. Ze bieden allemaal een divers aanbod van betaal- en verzendingsmogelijkheden aan. Aangezien de individuele mini-onderneming zelf geen online betalingsmogelijkheden mag voorzien door hun gebrek aan een echt ondernemingsnummer, is er maar één betaal- en verzendoptie mogelijk, namelijk betalen bij afhalen (B. Peeters, persoonlijke communicatie, 10 maart 2020) (M. Kennes, persoonlijke communicatie, 22 maart 2020). De andere zes factoren (de reclame, de beveiligde verbinding, de mobiel-vriendelijkheid, de grootte van het dataverkeer, het aantal beheerders en de beschikbaarheid van een zoekfunctie) zijn bij alle drie de platformen gelijk. Bijlage 1 bevat een gedetailleerde vergelijking van de drie platformen.

Aangezien scholen een beperkt budget hebben, is de prijs een zeer belangrijke determinant. De prijs is het laagst bij jouwweb.nl, maar daar zijn het aantal producten ook aanzienlijk kleiner. Dit is volgens ons niet zo erg, aangezien een mini-onderneming meestal een beperkt aanbod van producten heeft. Daarom hebben we jouwweb.nl als platform voor deze studie geselecteerd.

(30)

21

3.2 Oprichten webshop

De tweede stap is het oprichten van de webshop en de derde stap het opstellen van het stappenplan. Deze stappen werden simultaan uitgevoerd, aangezien we in het stappenplan printscreens verwerken. Hieronder worden alle stappen beknopt uitgelegd.

Figuur 4: Startpagina jouwweb.nl

Bron: jouwweb.nl (2020)

Om de webshop op te richten moeten de volgende stappen ondernomen worden. Surf naar jouwweb.nl (Figuur 4). Daarna moet de hoofdbeheerder van de webshop zich aanmelden of registeren. Hij/zij kan dan op zijn/haar account de webshop aanmaken. Bij het aanmaken van de webshop zullen er enkele basiselementen ingevuld moeten worden. We raden aan dat alle leerlingen van de mini-onderneming over deze elementen samen beslissen. Als eerste zullen ze een naam voor hun mini-onderneming moeten kiezen. Daarna kunnen ze het design van hun webshop selecteren. Als derde zullen ze een prijspakket moeten kiezen (Figuur 5). We raden aan dat ze kiezen voor het “Pro”-pakket, dit vanwege twee redenen. Ten eerste is de prijs van dit pakket slechts 8 euro per maand (excl. btw), wat de helft goedkoper is dan het “Business”-pakket. Ten tweede kunnen er via dit pakket tien producten op de webshop geplaatst worden, wat volgens ons voldoende is voor een mini-onderneming. Na de selectie van het prijspakket moeten de betalingsgegevens ingevuld worden. We veronderstellen dat de leraar hiervoor zal kijken. Indien het aanmaken van de webshop niet in de klas kan gebeuren, kan de leraar deze info meegeven aan de hoofdbeheerder.

(31)

22 Figuur 5: Prijspaketten

Bron: jouwweb.nl (2020)

Na het invullen van de basiselementen kunnen de leerlingen een domeinnaam en een mailbox aanmaken. De hoofdbeheerder zal na de vorige stappen automatisch de vraag krijgen om een domeinnaam aan te maken. Voor de domeinnaam zelf is het aangeraden om de naam van de mini-onderneming erin te verwerken. Na het selecteren van een domeinnaam zullen er opnieuw wat gegevens ingevuld moeten worden, zoals de bedrijfsnaam, het telefoonnummer en het adres. We raden aan om als telefoonnummer het nummer te nemen van de student die verantwoordelijk is voor het verkoopproces. Voor het adres raden we het adres van het afhaalpunt aan. Na het invullen van deze gegevens zal de domeinnaam aangemaakt worden. Daarna zal er een kader tevoorschijn komen dat vraagt of de hoofdbeheerder een gratis mailbox wil aanmaken. Wanneer hij/zij hierop ingaat, zal er een e-mailadres voorgesteld worden. Dit kan hij/zij in onderleg met zijn medeleerlingen veranderen. Vervolgens moet er een wachtwoord voor deze mailbox gekozen worden. We raden opnieuw aan dat dit in overleg met de andere leerlingen gebeurt. Na het selecteren van een mailadres en een wachtwoord zal automatisch een kader verschijnen dat vraagt om het e-mailadres te configureren. We raden aan om op “Doe ik later” te drukken. Zo kan de hoofdbeheerder eerst de webshop publiceren en later de mailbox in orde brengen.

(32)

23 Na het aanmaken van de domeinnaam en de mailbox kan de hoofdbeheerder de webshop publiceren. Om de webshop te publiceren, moet hij/zij in de bovenste zwarte balk drukken op “Publiceer”. De webshop is nu aangemaakt (Figuur 6). Vanaf nu kan de hoofdbeheerder de webshop bewerken door te surfen naar de gekozen domeinnaam en vervolgens te drukken op “Bewerk deze pagina”.

Figuur 6: Publicatie webshop

Bron: jouwweb.nl (2020)

Na het publiceren van de webshop kan de hoofdbeheerder mede-eigenaars en paginabeheerders toevoegen. Dit kan hij/zij doen door bij “Instellingen” naar “Beheerders” te gaan (Figuur 7). Vervolgens kan hij/zij op “+ Beheerder toevoegen” drukken. Daarna moet hij/zij het e-mailadres van zijn/haar medeleerling invullen en kiezen of die leerling mede-eigenaar of paginabeheerder wordt. We raden aan dat er telkens gekozen wordt voor mede-eigenaar, want een paginabeheerder kan niet alle functies uitvoeren. De leerling in kwestie zal een mail ontvangen met de vraag om de uitnodiging te accepteren. Wanneer de leerling op “Accepteer uitnodiging” drukt, zal die gevraagd worden om in te loggen of te registeren. Indien hij/zij nog geen account heeft zal hij/zij zich moeten registeren. Bij de registratie moet hij/zij ook een webshop oprichten, maar deze kan hij/zij direct verwijderen. Dit wordt allemaal in detail uitgelegd in ons stappenplan (Bijlage 4). Wanneer de leerling zich ingelogd of geregistreerd heeft, kan hij/zij bij “Mijn sites” de webshop zien staan. Vanaf nu kan hij/zij net zoals de hoofdbeheerder de webshop bewerken en de statistieken zien door naar de domeinnaam te surfen en op “Bewerk deze pagina” te drukken.

(33)

24 Figuur 7: Beheerder toevoegen

Bron: jouwweb.nl (2020)

Om de mails van het nieuwe e-mailadres te kunnen bekijken, moet deze mailbox eerst nog geconfigureerd worden. Dit kunnen de leerlingen o.a. doen via Gmail. Indien er meerdere leerlingen toegang tot de mailbox nodig hebben, raden we aan om een gezamenlijk Gmail e-mailadres te creëren. Vervolgens kan hierin de mailbox van de website geconfigureerd worden. Om de mailbox te configureren moeten de leerlingen eerst inloggen op het Gmail-account. Vervolgens moeten ze drukken op het tandwiel rechts bovenaan om zo bij de instellingen terecht te komen. Daarna moeten ze naar “Accounts en import” gaan en drukken op “E-mail bekijken uit andere accounts”. Als laatste moeten ze drukken op “Een e-mailaccount toevoegen”. Hierna komt een geel kader tevoorschijn waarin het nieuwe e-mailadres moet ingevoerd worden en de instellingen voor dit account moeten aanpast worden (Figuur 8). De precieze instellingen worden volledig weergegeven in ons stappenplan (Bijlage 4).

(34)

25 Figuur 8: Mailbox configureren

Bron: jouwweb.nl (2020)

Na het instellen van de mailbox kunnen de leerlingen de webshop zelf instellen. Dit kunnen ze doen door in de zwarte balk te drukken op “Webshop” en vervolgens te gaan naar het tabblad “Instellingen” (Figuur 9). Er zijn tien onderdelen die in orde gebracht moeten worden.

Figuur 9: Instellingen webshop aanpassen

(35)

26 De eerste twee onderdelen zijn: “Algemeen” en “Bestelformulier”. Bij “Algemeen” moeten de leerlingen hun munteenheid aanduiden en hun winkelwagen aanzetten. Bij “Bestelformulier” moeten ze vijf zaken in orde brengen. Als eerste moeten ze beslissen of de klanten zich moeten registreren of niet. Daarna moeten ze de gegevens van de mini-onderneming invullen. Vervolgens moeten ze beslissen of de klanten bij hun bestelling opmerkingen kunnen plaatsen of niet. Ten vierde kunnen ze ervoor kiezen om al dan niet een melding te plaatsen op de bestelpagina. Ook kunnen ze de bestelbevestiging aanpassen. Als laatste kunnen ze een link plaatsen naar hun algemene voorwaarden. Zo kan de klant eerst de algemene voorwaarden lezen voor hij/zij die goedkeurt.

De volgende vier onderdelen zijn: “Betaalmethode”, “BTW”, “E-mails” en “Gegevens”. Bij

“Betaalmethode” mogen de leerlingen geen online betaalmogelijkheden aanbieden. Dit omdat

hun mini-onderneming geen echt ondernemingsnummer heeft, maar een fictief nummer. Daarom is het belangrijk dat de leerlingen enkel de optie “Betalen bij afhalen” voorzien bij de betaalmethoden. Bij “BTW” moeten de leerlingen “BTW berekenen” uitvinken indien de mini-onderneming kan genieten van de vrijstellingsregel. Bij “E-mails” zien de leerlingen hun bestel- en verzendbevestiging die automatisch verstuurd wordt wanneer er een bestelling geplaatst of verzonden wordt. Dit alles kunnen ze zelf aanpassen. Ze moeten ervoor zorgen dat de bestelbevestiging hier overeenkomt met deze die bij het tweede onderdeel “Bestelformulier” staat. De verzendbevestiging kunnen ze gewoon leeg laten indien ze enkel afhaling als verzendmogelijkheid aanbieden. Bij “Gegevens” moeten de leerlingen gegevens van de mini-onderneming invullen en hun logo uploaden. Ook moeten ze het afzender-adres invullen. Indien de mini-onderneming enkel afhaling aanbiedt, vullen ze hier best het afhaal-adres in.

De laatste vier onderdelen zijn “Kortingsbonnen”, “Verkoopkanalen”, “Verzending” en “Geavanceerd”. Bij “Kortingsbonnen” kunnen leerlingen kortingscodes toevoegen. Bij

“Verkoopkanalen” kunnen de leerlingen kiezen om samen te werken met verschillende

verkoopkanalen, zoals Google, bol.com, eBay, Amazon, Facebook enz. Deze twee onderdelen zullen waarschijnlijk niet van toepassing zijn, daarom werden ze niet in het stappenplan opgenomen. Bij het voorlaatste onderdeel “Verzending” raden we aan om enkel ophaling te voorzien als verzendmethode. Dit omdat de mini-onderneming geen online betaalmogelijkheden mag aanbieden. Het laatste onderdeel is “Geavanceerd” hier kunnen de leerlingen nog extraatjes instellen, zoals de zichtbaarheid van de winkelwagen, de aanwezigheid van productpagina’s enz. De leerlingen moeten er wel voor zorgen dat “Prijzen tonen” en “Bestelknop tonen” aangevinkt zijn. Anders kunnen de klanten geen bestellingen plaatsen.

(36)

27 Na het aanpassen van de instellingen van de webshop kunnen de leerlingen de instellingen van de gehele website aanpassen. Dit kunnen ze doen door in de zwarte balk op “Instellingen” te drukken (Figuur 10). Hier hebben we vijf onderdelen, waarvan drie reeds werden besproken. De overige twee zijn “Algemeen” en “Geavanceerd”. Bij “Algemeen” kunnen ze de titel, de taal en de categorie van hun website aanpassen. Ze kunnen ook een website-icoon uploaden. Dit kan hun eigen logo zijn. Verder kunnen ze kiezen om een zoekfunctie, een mobiele balk, een cookie-melding en een offline modus in te schakelen. Bij “Geavanceerd” kunnen de leerlingen redirects instellen, kruimelpaden op subpagina’s weergeven, een submenu in een zijbalk weergeven, een HTML toevoegen op iedere pagina als HEAD-tag en een koppeling maken naar Google Analytics. Volgens ons is dit niet zo belangrijk voor de mini-onderneming, dus hebben we deze niet opgenomen in het stappenplan (Bijlage 4).

Figuur 10: Instellingen website aanpassen

Bron: jouwweb.nl (2020)

Na alles in te stellen, kunnen de leerlingen hun webshop naar wens opmaken. Bij “Design” kunnen ze de kleuren van de webshop kiezen en de menubalk en de tekst opmaken. Bij “Editor” kunnen ze de lay-out van de webshop aanpassen. Hierbij moeten de leerlingen in gedachten houden dat ze verplicht zijn om het logo van Vlajo op hun webshop te plaatsen. Hoe de leerlingen hun webshop kunnen opmaken, wordt gedetailleerd uitgelegd in het stappenplan (Bijlage 4).

(37)

28 Het verkoopproces verloopt als volgt. Wanneer een bestelling geplaatst wordt, zal er indien juist ingesteld automatisch een bestelbevestiging verstuurd worden naar de klant. Ook de leerlingen zullen een mail ontvangen in hun mailbox. Ze moeten op die mail reageren om zo de klant verdere info te geven over zijn/haar bestelling en het afhaalmoment. Wanneer de klant langskomt om zijn/haar bestelling af te halen, moet de leerling die verantwoordelijk is voor de verkoop dit registreren. Dit kan hij/zij doen door naar het tabblad “Webshop” te gaan en vervolgens bij de “Bestellingen” de desbetreffende bestelling te openen en de bestelstatus te veranderen naar “Afgehaald” (Figuur 11). De precieze stappen die de leerling hiervoor moet ondernemen worden gedetailleerd uitgelegd in het stappenplan (Bijlage 4).

Figuur 11: Bestelstatus aanpassen

Bron: jouwweb.nl (2020)

De leerlingen kunnen ook diverse statistieken genereren. Dit kunnen ze doen door bij het tabblad “Instellingen” naar “Statistieken” te gaan (Figuur 12). Daarna krijgen ze een overzicht van een hele reeks statistieken. Er zijn statistieken over het aantal bezoekers, de geografische herkomst van de bezoekers, hoeveel keer een pagina bekeken werd, op welk apparaat de webshop geraadpleegd werd, via welke verkeerbronnen de gebruikers op de webshop terecht kwamen en de omzet. Hoe de leerlingen deze statistieken precies kunnen verkrijgen wordt in het stappenplan uitgelegd (Bijlage 4).

(38)

29 Figuur 12: Statistieken genereren

(39)

30

3.3 Pedagogische aanbevelingen

3.3.1 Taakverdeling

Om de webshop op te starten en te beheren zijn er volgens ons twee leerlingen nodig: een marketing verantwoordelijke en een verkoop verantwoordelijke. Tabel 2 geeft de mogelijke taakverdeling tussen deze twee leerlingen weer. Hieronder zullen we de taken per verantwoordelijke kort overlopen.

De marketing verantwoordelijke wordt de hoofdbeheerder van de webshop. Hij/zij heeft tien taken. De eerste vier zijn het activeren van de webshop, de domeinnaam registreren, het e-mailadres van de webshop aanmaken en de webshop publiceren. Daarna kan hij/zij beheerders toevoegen. Hij/zij moet minimum één medebeheerder toevoegen en dat is de leerling die verantwoordelijk is voor de verkoop. Vervolgens kan de marketing verantwoordelijke de instellingen van de webshop en website aanpassen en de design en lay-out opmaken. Hij/zij kan ook statistieken genereren om zijn marketingplan aan te passen. Daarnaast kan hij/zij de webshop afsluiten wanneer de mini-onderneming stopgezet wordt.

De verkoopverantwoordelijke heeft vier taken. De eerste taak is het instellen van de mailbox van de webshop. Dit kan gebeuren via een Gmail-account waar hij/zij toegang tot heeft. De leerlingen kunnen er ook voor kiezen om een gezamenlijk account aan te maken zodat iedereen van de groep mails kan lezen en sturen. Daarna kan de verkoop verantwoordelijke producten toevoegen. Nu kan de verkoop van start gaan. De verkoopverantwoordelijke moet het verkoopproces in goede banen leiden. Daarvoor zal hij/zij de bestelgegevens nodig hebben. Het kan handig zijn om deze te exporteren en om te zetten in Excel. Hij/zij moet ook de bestelstatus aanpassen wanneer een klant zijn/haar bestelling afgehaald heeft.

(40)

31 Tabel 2: Taakverdeling

STAP TAAK TIJD (min.) VERANTWOORDELIJKE

1 Webshop activeren 10 Marketing verantwoordelijke

2 Domeinnaam registreren 5 Marketing verantwoordelijke

3 E-mailadres webshop aanmaken 5 Marketing verantwoordelijke

4 Publiceer uw webshop 2 Marketing verantwoordelijke

5 Beheerders toevoegen deel 1 10 Marketing verantwoordelijke

5 Beheerders toevoegen deel 2 25 Nieuwe beheerder

6 Mailbox instellen 20 Verkoop verantwoordelijke

8 en 12 Instellingen webshop aanpassen 120 Marketing verantwoordelijke

8 en 11.8 Product toevoegen 10 Verkoop verantwoordelijke

9 Instellingen website aanpassen 10 Marketing verantwoordelijke 7, 10 en 11 Design en lay-out aanpassen 240 Marketing verantwoordelijke

13 Verkoopproces 15 Verkoop verantwoordelijke

14.1 Bestelgegevens exporteren en omzetten

15 Verkoop verantwoordelijke

14.2 Statistieken genereren 20 Marketing verantwoordelijke

15 Webshop afsluiten 10 Marketing verantwoordelijke

3.3.2 Leerdoelen

Met ons project kunnen de leerlingen vier leerdoelen bereiken. De eerste twee leerdoelen zijn “de webshop als verkoopkanaal ontdekken” en “zelfstandig werken”. Aan de hand van ons stappenplan (bijlage 4) kunnen de leerlingen zelf hun webshop oprichten en beheren. De leerlingen kunnen ook een Excel bestand downloaden die alle gegevens over hun bestellingen weergeeft. Dit kunnen ze gebruiken als input voor verkoopboekingen. Op deze manier leren ze “de boekhouding te beheren”. De vierde en laatste doelstelling is “het optimaliseren van het marketingplan”. Dit kunnen de leerlingen doen aan de hand van de statistieken die ze via de webshop kunnen verkrijgen.

(41)

32

4 Methodologie

Om de webshop te evalueren vanuit zowel het perspectief van de klanten als dat van de leraren werden twee enquêtes afgenomen. De eerste enquête werd afgenomen bij kennissen van ons. Zij hebben de webshop bezocht en een fictieve bestelling geplaatst vóór ze de enquête invulden. Op deze manier konden ze feedback geven over de webshop zelf en het bestelproces. De tweede enquête werd afgenomen bij laatstejaarsstudenten van de educatieve master in de economie. Als toekomstige leraren economie gaven zij hun feedback over ons project.

4.1 Testers

De evaluatie vanuit het perspectief van de klanten verliep als volgt. Eerst verkenden de testers onze webshop. Ze bekeken de verschillende pagina’s en plaatsten een fictieve bestelling. Op die manier konden ze ervaren hoe het zou zijn om als klant iets te kopen bij ons. Daarna konden ze onze enquête invullen.

De enquête (bijlage 5) bestaat uit vier vragen. De eerste twee vragen gaan over het geslacht en de leeftijd van de tester. De derde vraag bestaat uit vier deelvragen die allemaal op een 5-punts Likertschaal gemeten worden. De eerste twee deelvragen bevragen de duidelijkheid en aantrekkelijkheid van de webshop. De laatste twee deelvragen gaan over het bestelproces. Ze vragen of het een eenvoudig proces is en of de bestelbevestiging overzichtelijk is. Als laatste werd extra feedback gevraagd.

(42)

33

4.2 Toekomstige leraren economie

De evaluatie vanuit het perspectief van de leraren verliep als volgt. We stuurden een informatiefilmpje naar de toekomstige leraren economie. Hierin legden we ons project uit, toonden we hoe het bestelproces werkt en welke statistieken de leerlingen te zien krijgen. Na het kijken van het filmpje mochten de toekomstige leraren economie de webshop verkennen en zelf een fictieve bestelling plaatsen. Zo weten zij ook hoe de klanten de webshop zouden ervaren. Daarna konden ze hun feedback geven via onze enquête.

De enquête (bijlage 6) bestaat uit zeventien vragen. Deze vragen hebben we opgesplitst in zes categorieën. Deze worden hieronder beknopt uitgelegd.

De eerste categorie bestaat uit zes vragen. De eerste twee vragen gaan over het geslacht en de leeftijd van de tester. Daarna vroegen we of ze het leerconcept de mini-onderneming kennen en of ze scholen kennen die dit concept gebruiken. De vijfde en zesde vraag gaat over Vlajo. Ze polsen of de toekomstige leraren economie weten dat Vlaamse mini-onderneming zich moeten melden bij Vlajo en dat Vlajo een webshopmodule aanbiedt.

De tweede categorie bestaat uit drie vragen. De eerste vraag vraagt of de toekomstige leraren economie al dan niet ons filmpje bekeken hebben. Wanneer ze ja antwoorden, worden ze doorverwezen naar de volgende twee vragen. Deze vragen bestaan uit deelvragen die op een 5-punts Likertschaal worden gemeten. Bij de eerste set deelvragen vroegen we of ons informatiefilmpje duidelijk en aantrekkelijk is. Daarna polsten we of het overzicht van de bestellingen duidelijk en voldoende is en of de mogelijkheid om dit te downloaden in Excel nuttig is. Daarnaast vroegen we ook of ze de statistieken duidelijk vinden. Bij de tweede set deelvragen vroegen we of de toekomstige leraren economie ons stappenplan nuttig vinden voor de leraren en de leerlingen. Daarna vroegen we of ze zelf overwegen om later de mini-onderneming als leerconcept te gebruiken en of ze daarbij een webshop en ons stappenplan zouden gebruiken.

De derde categorie bestaat uit twee vragen. De eerste vraag vraagt of de toekomstige leraren economie onze website al dan niet bekeken hebben. Wanneer ze ja antwoorden, worden ze naar de volgende vraag doorverwezen. Deze vraag bestaat uit twee deelvragen die de duidelijkheid en aantrekkelijkheid van de webshop bevragen.

(43)

34 De vierde categorie bestaat opnieuw uit twee vragen. De eerste vraag vraagt of de toekomstige leraren economie al dan niet een bestelling geplaatst hebben. Wanneer ze ja antwoorden worden ze naar de volgende vraag doorverwezen. Deze vraag bestaat opnieuw uit twee deelvragen die polsen naar de eenvoudigheid van het bestelproces en de overzichtelijkheid van de bestelbevestiging.

De laatste twee categorieën zijn de vijfde – en zesde categorie. De vijfde categorie bestaat uit vier deelvragen. In deze categorie wordt de toepasbaarheid van ons project in de lessen logistiek, marketing en boekhouden bevraagd. Ook vragen we of de toekomstige leraren economie ons project nog in andere economische lessen zou kunnen gebruiken. De laatste categorie bestaat uit één vraag en deze luidt als volgt: “Heeft u nog feedback?”.

(44)

35

5 Resultaten

5.1 Testers

Dertien testers hebben het volledige evaluatieproces doorlopen. Op basis van hun antwoorden kwamen we tot volgende resultaten. Tabel 3 geeft de minima, maxima en gemiddeldes van de vragen die op een 5-punts Likertschaal gemeten werden weer. Hieruit blijkt dat de webshop zeer duidelijk (4,62 op 5) en aantrekkelijk (4,31 op 5) is. Daarnaast wordt het bestelproces beschouwd als eenvoudig (4,69 op 5) en de bestelbevestiging als overzichtelijk (4,77 op 5). De webshop en het bestelproces werden dus zeer positief geëvalueerd.

Tabel 3: Evaluatie webshop en bestelproces door testers

N Minimum Maximum Gemiddelde

De webshop is duidelijk. 13 3 5 4,62 De webshop is aantrekkelijk. 13 3 5 4,31 Het bestelproces is eenvoudig. 13 3 5 4,69 De bevestiging van de bestelling is overzichtelijk. 13 4 5 4,77

Tabel 4 geeft de extra feedback van de testers weer. We kunnen besluiten dat de gebruikers niet veel opmerkingen en/of suggesties hebben, aangezien slechts vier van de dertien testers feedback gegeven hebben. Van deze vier waren er twee positieve reacties en twee verbeterpunten. De eerste constructieve feedback was dat de webshop nog wat overzichtelijker en uniformer gemaakt kan worden. Dit is iets zeer specifiek aan onze webshop. De leerlingen kunnen bij het ontwerpen van hun webshop er zelf voor zorgen dat deze zeer overzichtelijk en uniform is. Het tweede verbeterpunt is iets dat voor iedereen, die via jouwweb.nl een webshop opstart, relevant is. Het is namelijk zo dat na een tijdje de items die de klant in zijn winkelmandje legt verdwijnen. De leerlingen kunnen hierover een waarschuwing plaatsen.

(45)

36 Tabel 4: Extra feedback testers

Heeft u opmerkingen en/of suggesties? Neen, ziet er goed uit.

De artikelen verdwijnen na een tijdje uit het winkelmandje. Misschien kunnen jullie hierover een waarschuwing plaatsen.

Maak de site overzichtelijker en uniformer. Mooi project.

Afbeelding

Figuur 1: Passief - actief leer continuüm
Figuur 2: Actief leer continuüm
Figuur 3: Historisch overzicht van het aantal mini-ondernemingen in België
Figuur 4: Startpagina jouwweb.nl
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Brief, van een Amsterdamsch heer, aan een heer te Rotterdam.. leend hebbende woordlyk heb afgeschreven,) in dezer voege: Myn Heer: wy hebben zeker veel benaauwdheids en

zou de zone ten noorden van peilbuis 3 (zone binnen habitatrichtlijngebied met alluviaal bos als doel) hebben gedraineerd. Tussen de percelen gelegen ten westen, noorden en

Eidetische informatie beschrijft welke nieuwe kansen er zijn voor de onderneming, welke nieuwe onzekerheden ontstaan, welke van de aannames en constraints onder de

Wanneer we naar de resultaten kijken van de verschillende noodvoorzieningen die we hebben vergeleken, dan zien we dat er tussen de vier inrichtingen onderling duidelijke

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Een belangrijk resultaat van deze analyse is dat de tijdsvoorkeurvoet van de aandeelhouders niet langer hetzelfde is als de kostenvoet van eigen vermogen, waardoor het voor

De eindkas is echter een onzekere grootheid, zij het dat die onzekerheid tot op zekere hoogte beperkt is door de eis dat het kassaldo op enig tijdstip plus de totale

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden