• No results found

Relaties tussen onzekere hechting en cardiovasculaire reactie in een stressvolle situatie : literatuuroverzicht betreft cardiovasculaire reactie van hechtingsstrategieën hyper en-deactivatie na inductie van interpersoo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Relaties tussen onzekere hechting en cardiovasculaire reactie in een stressvolle situatie : literatuuroverzicht betreft cardiovasculaire reactie van hechtingsstrategieën hyper en-deactivatie na inductie van interpersoo"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

Relaties tussen onzekere hechting en cardiovasculaire reactie

in een stressvolle situatie

Literatuuroverzicht betreft cardiovasculaire reactie van hechtingsstrategieën hyper en-deactivatie na inductie van interpersoonlijke stress.

Hannah van den Eshof

Abstract

In dit literatuuroverzicht wordt gekeken naar relaties tussen onzekere hechting, cardiovasculaire reacties en stress. Meer specifiek werd er gekeken naar cardiovasculaire

reacties en hechtingsstrategieën hyper en-deactivatie na inductie van stress. Hyperactivatie was in positief geassocieerd met cardiovasculaire reactiviteit in 53% van

de cardiovasculaire reacties. Dit percentage steeg naar 90% stress was geinduceerd als aanwezigheid van de partner. Deactivatie was positief geassocieerd met cardiovasculaire reactiviteit in 35% van de cardiovasculaire reacties. De resultaten geven een voorzichtige

ondersteuning voor de hypothese dat onzekere hechting een veranderde emotionele reactiviteit laten zien als reactie op stress.

10000903 Henk Jan Conradi

(2)

Inhoudsopgave

Attachment en fysiologie 3

Hyperactivatie, stress en cardiovasculaire reactie 6 Deactivatie, stress en cardiovasculaire reactie 20

Discussie 30

Onderzoeksvoorstel 32

(3)

Tabel 1: Associaties tussen cardiovasculaire reactie, onzekere hechting en stress

Artikel Hechting stressor HR DBP SBP Vagal

toon Burgess (2003) Strange Situation test 14m:Strange situation 4j:Spelen met onbekende kinderen HP: 14/24m:D=H =S In rust: 4j: D<H =S RSA: 14/24m:D =H=S 4j: D>H=S Zelenko

(2005) Strange situation Strange situation 12m:D=H=S Gallo (2006) MAQ Interactie conflict Interactie: H>nH (trend) D=nD Conflict: D=nD H=nH Interactie: H>nH D=nD Conflict: H=nH D>nD Interactie: H>nH D=nD Conflict: H=nH D=nD Smeets (2010) ECR MA + toespraak H=nH D=nD HRV: H=nH D=nD Ehrental (2011) ECR SR H=nH D=nD H=nH Herstel: D>nD H=nH D=nD Diamond

(2005) ECR MA + neg feedback RSA in rest: H<nH

D=nD Kim (2006) RQ Relatie problemen bespreken Rpp: H>nH D<nD H>nH Rust: H=nH D>nD Roisman Tsai (2004)

AAI AAI IBI:

(4)

Roisman

(2007) AAI Relatie problemen bespreken

H>D RSA:

H=D=S

Lee

(2001) ECR DMAT Rust: H>nH

H>nH herstel: H=nH Rust: H>nH H>nH herstel H=nh Maunder

(2006) ECR Ophalen stressvolle ervaring HRV: H=nH D<nD Jain (2010) RQ Discussie moeder-dochter Herstel conflict: H<nH D>nD Rust: H<nH(trend) D>nD Feeney

(1996) Simpson Partner afwezig H>nH D>S H>nH D=S H=nH D=S

Carpenter

(1996) Simpson Partner aanwezig H>nH (trend) D>S

H>nH

D=S H>nH D>S

Adlin RQ Anger recall H=S=F H=S=F

(trend) H=S=F

1. indien geen vermelding van rust of herstel, betreft het gevonden resultaat reactiviteit

(5)

Relaties tussen onveilige hechting, cardiovasculaire reactie en stress

De relatie tussen stress en gezondheid wordt beschreven in de

reactiviteitshypothese. De hypothese houdt in dat een frequent vergrote cardiovasculaire reactiviteit op stress cardiovasculaire aandoeningen kan bevorderen (Smith en Ruiz, 2002 aangehaald in Robles en Kiecolt-Glaser, 2003). Individuele verschillen spelen een belangrijke rol in het modereren van

cardiovasculaire reacties op stress (Kiecolt-Glaser, 2003).

Mogelijk kan hechting individuele verschillen in cardiovasculaire reacties op interpersoonlijke stress verklaren (Scroufe & Waters, 1977). Via

cardiovasculaire wegen zou hechting de gezondheid kunnen beïnvloeden. Inzicht in de relatie tussen hechting en cardiovasculaire reacties op stress zou in de toekomst mogelijk meer positieve gezondheidsuitkomsten kunnen bieden. Hechting kan dan gebruikt worden als een voorspeller voor latere gezondheid, en een aanknopingspunt voor therapie of preventie zijn.

Bowlby (1969 aangehaald in Shaver en Mikulincer, 2005) meende dat mensen geboren worden met een hechtingssysteem die omgang met stress en dreiging reguleert. In tijden van stress motiveert het systeem om nabijheid van een hechtingsfiguur te zoeken. Op deze manier kan bescherming worden geboden tegen dreiging, en kan stress worden verlicht. Hechting kan zo een veilige basis bieden van waaruit geëxploreerd kan worden.

Het regulatie patroon is het beste zichtbaar in de vroege ervaringen van jonge kinderen (Bowlby, 2988, aangehaald in Shaver en Mikulincer, 2005). Als een kind stress ervaart dan wordt het hechtingssysteem geactiveerd. Het doel van deze activatie is het zoeken van nabijheid van een verzorgende ouder, die het kind helpt de stress te reguleren, en een gevoel van veiligheid geeft (Florian en Mikulincer, 1998). Individuele verschillen in het functioneren van het

hechtingssysteem zijn afhankelijk van de beschikbaarheid, responsiviteit en ondersteuning van de hechtingsfiguur.

De individuele verschillen in het functioneren van het hechtingssysteem komen naar voren in een Strange Situation Paradigma (Ainsworth, Blehar, Waters, Wall, 1978). De Strange Situation test gaat als volgt: 1. Moeder en kind bevinden zich in een onbekende ruimte met speelgoed erin. De moeder laat het kind de ruimte

(6)

exploreren. 2. Dan komt er een vreemde de ruimte binnen, die een gesprek begint met de moeder. Dan verschuift de vreemde de aandacht naar het kind. Vervolgens verlaat moeder de ruimte.

3. Na een aantal minuten gaat de moeder terug naar de ruimte. Ze stelt haar kind gerust en vertrekt dan samen met de vreemde uit de kamer. 4. De vreemde gaat terug naar de kamer en interacteert met het kind. 5. De moeder gaat terug naar de kamer en interacteert met het kind.

Met behulp van de Strange Situation Test kunnen drie verschillende

hechtingsstijlen worden onderscheiden; veilige hechting, angstige hechting en vermijdende hechting (Ainsworth, Blehar, Waters, Wall, 1978),

Veilige hechting ontstaat uit een vroege ervaring met een beschikbare en

responsieve hechtingsfiguur (Bowlby, 1988 aangehaald in Shaver en Mikulincer, 2005). Het kind ontwikkelt zo een primaire hechtingsstrategie die wordt

gekarakteriseerd door het zoeken van nabijheid tot de hechtingsfiguur die het bescherming kan bieden in een bedreigende situatie.

Angstige hechting ontstaat uit een vroege ervaring met een inconsistent

beschikbare en responseve hechtingsfiguur (Bowlby, 1988 aangehaald in Shaver en MIkulincer, 2005). Het kind ontwikkeld een hyperactiverende

hechtingsstrategie die wordt gekarakteriseerd door een intensieve inspanning om bevestiging van – en nabijheid tot – het hechtingsfiguur te krijgen (Florian en Mikulincer, 1998). Echter als het kind nabijheid tot de hechtingfiguur verkregen kan het kind ambivalent reageren. Ondanks dat het kind verlangt naar nabijheid is het ook gefrustreerd dat de hechtingsfiguur haar in eerste instantie verlaten heeft (Ainsworth et al., 1978).

Vermijdende hechting ontstaat uit de vroege ervaring met een niet beschikbare en responsieve hechtingsfiguur. Het kind ontwikkeld een deactiverende

hechtingsstrategie die wordt gekarakteriseerd door het onderdrukken van het verlangen van nabijheid en het benadrukken van de zelfredzaamheid (Kobak et al., 1993, aangehaald in Florian en Mikulincer, 1998). In de Strange Situation test heeft het kind de neiging om de hechtingsfiguur te negeren.

Hechtingsstijl vormt een relatief stabiel en langdurig patroon van relationele verwachtingen, emoties en gedragingen (Fraley & Shaver, 2000). Dit patroon

(7)

reikt tot aan de volwassenheid waar, mede door andere invloeden zoals intieme relaties in de adolescentie, de volwassen hechting wordt gevormd.

Volwassen hechting kan worden beschreven in twee dimensies: De eerste dimensie beschrijft angst voor afwijzing en verlating. De tweede dimensie

beschrijft vermijding van intimiteit en vergroting van zelfredzaamheid (Brennan et al. 1998, in Shaver & Mikulincer, 2002). De angstdimensie reflecteert de mate van angst voor afwijzing en verlating. Mensen die hoog op de angstdimensie scoren maken zich zorgen over de beschikbaarheid van de partner in tijden van stress en maken gebruik van een hyperactiverende strategie om met deze zorgen om te gaan. Mensen die hoog op de angst dimensie scoren kunnen worden

geidentificeerd als angstig gehecht (Ainsworth et al., 1978).

Mensen die hoog op de vermijdingsdimensie staan wantrouwen anderen en maken gebruik van een deactiverende strategie om met deze onzekerheid om te gaan. Mensen die hoog scoren op de vermijdingsdimensie kunnen worden geidentificeerd als vermijdend gehecht (Ainsworth et al., 1978). Mensen die laag scoren op beide dimensies ervaren een gevoel van veiligheid, en kunnen worden gezien als veilig gehecht (Shaver en Mikulincer, 2005).

Onveilige hechting kan worden gezien als een risicofactor voor

verminderde veerkracht in een stressvolle situatie (Bowlby, 1973, aangehaald in Mikulincer en Florian, 1998). De vroege hechtingservaring belemmert een ontwikkeling van een succesvolle copingstijl voor interpersoonlijke stress. Mensen met een hyperactiverende hechtingsstrategie intensiveren de ernst en aanwezigheid van dreiging in relatie tot een stressor. Het is mogelijk dat er meer dreiging van een stressor wordt ervaren als de stressor gerelateerd is aan het doel van de hyperactiverende strategie, namelijk nabijheid van het

hechtingsfiguur. Mogelijk uit de intensivering van de dreiging zich in een vergrote emotionele reactiviteit als reactie op stress (Kobal et al., 1993, aangehaald in Shaver en Mikulincer, 2005).

Daarentegen onderdrukken mensen met een deactiverende hechtingsstrategie hechtingsgerelateerde emoties, en zwakken de dreiging van een stressor af (Kobak et al., 1993, aangehaald in Florian en Mikulincer, 1998). De deactivatie van dreiging zou zichbaar kunnen worden in een verlaagde emotionele

(8)

emoties alleen mogelijk is voor milde stressvolle situaties. In relatie tot een hoog stressvolle situatie zou een verhoogde emotionele reactiviteit tot uiting kunnen komen (Mikulincer en Shaver, 2003). Daarnaast zou het herstel van de uiting van eerder onderdrukte emoties langer kunnen duren.

In dit literatuuroverzicht zal emotionele reactiviteit worden beschreven als cardiovasculaire reactie. Waar subjectieve ervaringen van stress onderhevig kunnen zijn aan hechtingsstrategie, meet cardiovasculaire reactie de mate van emotionele reactiviteit zonder een covariantie met andere constructen.

Cardiovasculaire processen betrokken bij stress reactiviteit. worden

antagonistisch beïnvloedt door parasympatisch en –sympathische takken van het zenuwstelsel. Stress induceert de activatie van het sympatische zenuwstelsel. Verhoogde activatie van het sympathische zenuwstelsel produceert de

fysiologische veranderingen geassocieerd met ‘fight’ or ‘flight’ reacties, onder andere verhoogde hartslag, systolische bloeddruk, diastolische bloeddruk, Rate Pressure Product en IBI. Het parasympatische zenuwstelsel is daarentegen verantwoordelijk voor het behouden van normale groei en herstel van interne organen (Berntson, 1991 aangehaald in Diamond & Hicks, 2005). Activatie van het sympatische zenuwstelsel gaat samen met een mate van de-activatie van het parasympatische zenuwstelsel. Zo kan het lichaam omgaan met dreiging van buitenaf. Na stress steigt de activiteit van het parasympatische zenuwstelsel naar het oude niveau, en herstelt de homeostase. Dus betrokkenheid van het

parasympatische zenuwstelsel produceert fysiologische veranderingen geassocieerd met ontspanning, zoals verlaagde hartslag – en bloeddruk (Berntson. 1991, aangehaald in Diamond & Hicks, 2005). Een gevalideerde manier van meting van de activiteit van het parasympatisch zenuwstelsel is vagale toon. Heart rate variability (HRV) en Respiratory sinus arrhythmia (RSA) zijn metingen van de vagale toon van het hart (Izard, 1991). Vagale toon

controleert het hart door hartslag te verlagen. Een grotere RSA of HRV betekent betrokkenheid van het parasympatische zenuwstelsel. Een grotere RSA of HRV representeert namelijk een hogere vagale toon, en daarmee een verlaging van de hartslag.

(9)

In dit literatuuroverzicht wordt gekeken naar relaties tussen onzekere hechtingsstrategieën, cardiovasculaire reactiviteit en stress.

In de eerste paragraaf zal worden gekeken naar associaties tussen

hechtingsstrategie hyperactivatie, cardiovasculaire reactie en stress. Verwacht wordt dat hyperactivatie geassocieerd zou zijn met een verhoogde

cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot stress. In de tweede paragraaf werd exploratief gekeken naar associaties tussen hechtingsstrategie hyperactivatie, cardiovasculaire reactie, en stress.

Relaties tussen hyperactivatie, stress en cardiovasculaire reactie

In deze paragraaf wordt gekeken naar relaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactie in relatie tot stress.

Onveilige hechting kan worden gezien als een risicofactor voor verminderde veerkracht in een stressvolle situatie (Bowlby, 1973, aangehaald in Mikulincer en Florian, 1998). De vroege hechtingservaring van een onveilig gehecht persoon wordt gekarakteriseerd door een instabiele en ontoereikende regulatie van stress door de hechtingsfiguur (Bowlby, 1973, aangehaald in Mikulincer en Florian, 1998). Als gevolg hiervan belemmert een negatieve hechtingservaring de ontwikkeling van een succesvolle copingstijl voor interpersoonlijke stress. (Bowlby, 1973, aangehaald in Mikulincer en Florian, 1998).

De vroege ervaring van angstige hechting wordt geassocieerd met een inconsistente responsiviteit en beschikbaarheid van de hechtingsfiguur. Dit maakt angstig gehechten zeer angstig voor het verlaten worden door de

hechtingsfiguur. Om deze emoties te reguleren maken angstig gehechten gebruik van een hyperactiverende hechtingsstrategie. Een hyperactiverende

hechtingsstrategie wordt gekarakteriseerd door een intensieve inspanning en verlangen nabijheid tot de hechtingsfiguur te verkrijgen (Shaver & Mikulincer, 2005). Tevens is er sprake van een vergrote waakzaamheid op mogelijke signalen van verlating. De vergrote waakzaamheid wordt geuit in het intensiveren van de ernst en aanwezigheid van dreiging in relatie tot een stressor. Een interpersoonlijke stressor veroorzaakt zo dus meer stress, wat zichbaar zou kunnen worden in een vergrote emotionele reactiviteit (Kobal et al.,

(10)

1993, aangehaald in Shaver en Mikulincer, 2005). De mate van emotionele reactiviteit zal in dit literatuuroverzicht worden beschreven als een

cardiovasculaire reactie. (subjectieve metingen onderhevig aan hechtingsstijl) Verwacht wordt dat hyperactivatie geassocieerd zou zijn met een verhoogde cardiovasculaire reactiviteit na inductie van een stressor.

Het is mogelijk dat er meer dreiging van een stressor wordt ervaren als de stressor gerelateerd is aan het doel van de hyperactiverende strategie, namelijk nabijheid van het hechtingsfiguur. Anderzijds is het mogelijk dat het

hyperactiverende emotieregulatie systeem op zichzelf minder adequaat kan omgaan met stress, ongeacht welke soort stress geinduceerd werd.

Na inductie van hechtings-ongerelateerde stress werd geen associatie gevonden tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactie. Smeets (2010) keek in een studie met 68 jong volwassenen (34 mannen en 34 vrouwen van

gemiddeld 22 jaar) naar relaties tussen hechtingstrategie hyperactivatie, vagale toon en hartslag reactiviteit. Hechtingstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst Experiences in Close Relationships. Stress werd geinduceerd door de Trier Social Stress Test (TSST). Proefpersonen moesten gedurende de TSST een rekentaak uitvoeren, gevolgd door een toespraak voor publiek. Vagale toon werd gemeten met heart rate variability. Er was geen associatie tussen heart rate variability, hyperactivatie en hartslag reactiviteit. Ook werd geen associatie gevonden tussen hechtingstrategie hyperactivatie en hartslag reactiviteit.

Hoewel er geen associatie was tussen hyperactivatie en RSA reactiviteit tijdens hechtings-ongerelateerde stress (Smeets, 2010), was er wel een

associatie tussen hyperactivatie en lagere RSA in rust. Diamond en Hicks (2005) keken naar relaties tussen hyperactivatie, ervaren veiligheid van een relatie en RSA. 75 jonge mannen voerden een rekentaak uit, dit ging gepaard met

ontmoedigende feedback van de onderzoeker. Vervolgens mochten de proefpersonen herstellen van de rekentaak die angst en woede beoogde te induceren. Proefpersonen herstelden in aanwezigheid van de partner, in aanwezigheid van een vriend of alleen van de taak. Hechtingstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst Experiences in Close Relationships. Tijdens het experiment werd met RSA de vagale toon gemeten.

(11)

Emotionele reactiviteit werd gemeten door vragen over subjectieve angst en woede. Ten slotte werd de mate van ervaren veiligheid in de huidige relatie gemeten met de subschaal Emotional Security van de WHOTO. De studie liet zien dat een hyperactiverende hechtingstrategie geassocieerd was met een lagere RSA in rust. Een lagere RSA of representeert een lagere vagale toon, en daarmee een verhoging van de hartslag. Mensen met een hoge ervaring van veiligheid in de relatie lieten een hogere RSA in rust zien. Een grotere RSA representeert namelijk een hogere vagale toon, en daarmee een verlaging van de hartslag. Daaropvolgend werd gevonden dat een hoge ervaring van veiligheid binnen de relatie geassocieerd was met een sneller herstel van woede. De relatie tussen de ervaring van veiligheid binnen de relatie en sneller herstel van woede werd gemedieerd door RSA.

In relatie tot hechtings-ongerelateerde stress was er geen associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (Smeets, 2010; Diamond en Hicks, 2005). Noch in relatie tot hechtings-gerelateerde stress was er een

associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (Roisman, Tsai en Chiang, 2004). Roisman, Tsai en Chiang (2004) keken naar de hartslag reactiviteit van mensen met een hyperactiverende hechtingstrategie tijdens het Adult Attachment Interview (AAI). Het interview meet de huidige

gemoedstoestand ten aanzien van vroege ouder-kind ervaringen. Gemeten werden hartslag van 60 jong volwassenen (28 mannen en 32 vrouwen) tijdens het AAI. Hechtingstrategie werd bepaald door de AAI Q-set. Er werd geen associatie gevonden tussen hyperactivatie en hartslag reactiviteit voor en – tijdens het interview. Ehrenthal (2010), Adlin (2007) en Maunder (2006) ondersteunden deze bevinding, gebruikmakend van respectievelijk een

Separation Recall Interview, Anger Recall Interview en Stress Recall Interview. Deze onderzoeken worden verder besproken in de volgende paragraaf.

Voorgaande onderzoeken (Roisman, 2004; Ehrenthal, 2010; Adlin, 2007 en Maunder, 2006) doen vermoeden dat er geen associatie is tussen hyperactivatie en een cardiovasculaire reactie in relatie tot een taak waarin aan een gebeurtenis terug gedacht wordt.

Toch was er in relatie tot het terugdenken aan een scheiding van de ex-partner wel een associatie tussen cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie.

(12)

Lee, Sbarra, Mason, Law, (2001) keken naar relaties tussen hechtingsdimensie angst, taalgebruik en bloeddruk reactiviteit onder mensen die net gescheiden waren. Taalgebruik van de 119 (43 mannen, 76 vrouwen, gemiddeld 42 jaar) proefpersonen werd gemeten in een Stream of Conscious- spraak taak (SOC), waarin proefpersonen gedachten en gevoelens beschreven jegens de verbroken relatie of ex-partner. Het taalgebruik gedurende de taak was een maat voor taalgedrag en intensiteit van de ervaren emotie. Het taalgebruik varieerde in de mate waarin de proefpersoon in de eerste persoon praatte, en in welke mate er in de tegenwoordige tijd gepraat werd. Dit werd gemeten met de Verbal

Immediacy score, een hoge score wordt gekarakteriseerd door meer

persoonlijke betrokkenheid bij de scheiding, terwijl een lage score op meer afstand duidt. Hechtingstrategie werd gemeten met behulp van de

zelf-rapportage vragenlijst Experiences in Close Relationships-Revised (ECR-R). Na de spraaktaak werd de bloeddruk van de proefpersonen gemeten gedurende de Divorce specific Mental Activation Task (DMAT). Met behulp van zeven vragen moesten proefpersonen in gedachten reflecteren op de relatie geschiedenis en de scheiding. Ten slotte mochten de proefpersonen herstellen van de DMAT. Er was een interactie tussen hyperactivatie, hoge verbal immediacy en verhoogde systolische en-diastolische bloeddruk. Deze interactie werd gevonden in rust en gedurende de DMAT. Hyperactiverende mensen, die op een persoonlijke en betrokken manier over de scheiding praatten lieten een hogere systolische en-diastolische bloeddruk zien. Daarnaast werd hyperactivatie geassocieerd met een langere herstelperiode van systolische en –diastolische bloeddruk.

Niet alleen nadenken over een stressvolle ervaring, maar ook praten over een stressvol onderwerp werd geassocieerd met een verhoogde cardiovasculaire reactie en hyperactivatie.

In een discussie tussen partners over problemen binnen de relatie werd een associatie tussen verhoogde cardiovasculaire reactiviteit en

hechtingstrategie hyperactivatie gevonden. In de studie van Roisman (2007) discussieerden 160 proefpersonen (80 koppels, 40 getrouwd, 40 verloofd) tien minuten over een punt van onenigheid binnen de relatie met de motivatie het probleem op te lossen. Toen mochten de proefpersonen vijf minuten praten over een onderwerp waar ze het met elkaar over eens waren. Hechtingstrategie werd

(13)

gemeten met het Adult Attachment Interview. Voor en tijdens de discussies werden hartslag en RSA gemeten. Er werd een associatie gevonden tussen hechtingsdimensie hyperactivatie en verhoogde hartslag reactiviteit tijdens de discussie. Er was geen verschil in RSA tussen onzekere hechtingstrategieën hyperactivatie en-deactivatie in vergelijking met veilig hechting.

In relatie tot een discussie tussen partners was er een associatie tussen hyperactivatie en verhoogde hartslag reactiviteit (Roisman, 2007). Dit resultaat werd ondersteund door het onderzoek van Kim (2006). Tijdens een discussie tussen partners was er een associatie tussen hyperactivatie en verhoogde diastolische bloeddruk en – Rate Pressure Product reactiviteit. Kim (2006) keek naar de cardiovasculaire reactiviteit van mensen met een hyperactiverende hechtingsstrategie ten opzichte van een conflict met de partner. De steekproef bestond uit 66 jonge mannen en-vrouwen (33 paren, gemiddelde relatieduur van 12 maanden). De proefpersonen kregen een film te zien waarin twee jonge mensen ruzie maakten over hun relatie, deze film beoogde stress te induceren. Na de film werden zeven scenario’s aangeboden waarover de partners met elkaar over konden discussiëren. Bijvoorbeeld: ‘Je partner hangt de telefoon op terwijl er een discussie over jullie relatie gaande was, hoe zou je reageren?’. Op verschillende momenten tijdens het experiment konden proefpersonen met behulp van een Likert-schaal aangeven hoe sterk de ervaren stress was, van 1=niet stressvol tot 7=extreem stressvol. Hechtingsstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst Relationship Questionaire van

Bartholomew & Horowitz (1991). Gedurende het experiment werden

diastolische bloeddruk en Rate Pressure Product. Rate Pressure Product is een meting van hartslag en systolische bloeddruk. Er was gevonden dat mensen met een hyperactiverende hechtingsstrategie een hogere RPP en diastole bloeddruk reactiviteit lieten zien naar mate ervaren stress steeg.

In discussie met de partner was er een associatie tussen verhoogde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie (Roisman, 2007; Kim (2006). Daarentegen was er een associatie tussen verlaagde cardiovasculaire reactie en hyperactivatie voor moeders in discussie met de dochter (Jain en Labouvie-Vief, 2010).Jain en Labouvie-Vief (2010) keken naar relaties tussen hyperactivatie en hartslag in een discussie tussen moeders en dochters. De steekproef bestond uit

(14)

76 vrouwen (38 moeders van 60-82 jaar en 38 dochters van 25 tot 56 jaar oud). In het experiment discussieerden moeder en dochter over een neutraal, blij en een conflict onderwerp. Na de discussie kregen de vrouwen een vragenlijst over positief en- negatief ervaren affect en algemene gezondheid aangeboden.

Hechtingsstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst van Bartholomew & Horowitz (1991). Gedurende de discussies werd de hartslag van de vrouwen gemeten. Gevonden was een associatie tussen lagere hartslag in rust en een hyperactiverende hechtingsstrategie bij aanvang van de neutrale discussie. Er was een associatie tussen een hyperactiverende hechtingsstrategie, hogere leeftijd en sneller herstel van een discussie over conflict. Ten slotte was er een associatie tussen hyperactivatie en een lagere hartslag tijdens de blije discussie.

Voorgaande discussies (Roisman, 2007; Jain-Labouvie, 2010; Kim, 2006) werden alle gevoerd in het laboratorium. In relatie tot conflict in het dagelijks leven van mensen met een hyperactiverende hechtingsstrategie was geen associatie met cardiovasculaire reactiviteit. Er was wel een associatie tussen hyperactivatie en verhoogde cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot interactie met naasten. Gallo en Matthews (2006) keken naar de cardiovasculaire

reactiviteit van adolescenten met een hyperactiverende hechtingsstrategie in een natuurlijke setting. De steekproef bestond uit 205 scholieren van 14 tot 16 jaar oud. Gedurende anderhalve dag uit het dagelijks leven werd de hartslag, systolische en -diastolische bloeddruk van de proefpersonen gemeten. Stress ontstond in interactie en conflicten met ouders en vrienden. Hechtingsstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst Measurement of Attachment Quality (MAQ). Er was een associatie tussen hyperactivatie en verhoogde reactiviteit van de hartslag, systolische en-diastolische bloeddruk in relatie tot interactie met naasten. Er was geen associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit ten opzichte van een conflict.

Voorgaande onderzoeken lieten zien dat een discussie met de hechtingsfiguur (Roisman, 2007; Kim; 2006) en interactie met een hechtingsfiguur (Gallo, 2006) geassocieerd werd met een verhoogde cardiovasculaire reactie van hyperactiverende mensen. Mogelijk werd de associatie tussen hyperactivatie en verhoogde cardiovasculaire verklaard door

(15)

aanwezigheid van de partner. In aanwezigheid van de partner werd een associatie gevonden tussen hyperactivatie en verhoogde cardiovasculaire reactiviteit (Carpenter en Kirkpatrick, 1996). Carpenter en Kirkpatrick (1996) keken naar relaties tussen hechtingsonzekerheid en cardiovasculaire reacties in aanwezigheid van de partner. De steekproef bestond uit 34 vrouwen in een serieuze relatie. De vrouwen kwamen op twee verschillende dagen naar het laboratorium. Gedurende één van de twee dagen was de partner aanwezig, de andere dag was de partner afwezig. Tijdens het experiment werd stress

geïnduceerd door de proefpersoon in te lichten dat zij deel zou nemen aan een angst-uitlokkende situatie, die er bekend om stond veel stress genereren. Hartslag, systolische en-diastolische bloeddruk werden gemeten voor en-na inductie van stress. Hechtingstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst van Simpson (1990). In aanwezigheid van de partner lieten proefpersonen met een hyperativerende strategie een verhoogde hartslag, systolische en-diastolische bloeddruk reactiviteit zien na blootstelling aan de stressor, in vergelijking met niet-hyperactiverende proefpersonen. Dit verschil werd niet gevonden als de partner afwezig was tijdens het experiment.

Carpenter en Kirkpatrick (1996) lieten zien dat nabijheid van de partner geassocieerd werd met een verhoogde cardiovasculaire reactiviteit en

hyperactivatie. Een verklaring hiervoor is dat mensen met een hyperactiverende strategie verlangen naar nabijheid en bevestiging van het hechtingsfiguur.

Tegelijkertijd is er een angst om verlaten te worden door het

hechtingsfiguur. In de studies van Zelenko, Kraemer, Huffman, Gschwendt, Pageler en Steiner (2005) en Burgess, Mashall, Rubin en Fox (2003) was geen associatie tussen een hyperactiverende hechtingsstrategie van kinderen en cardiovasculaire reactiviteit na separatie van de moeder. In relatie tot separatie van de partner was er in het onderzoek van Feeney & Kirkpatrick (1996) een associatie tussen verhoogde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie. Deze studies zullen in de volgende paragraaf verder besproken worden.

Conclusie

In deze paragraaf is gekeken naar relaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot stress.

(16)

In de inleiding werd gesuggereerd dat 1. als de stressor hechtings-gerelateerd is wordt er mogelijk een grotere emotionele reactiviteit gevonden. 2. ongeacht de soort stress werd een grotere emotionele reactiviteit gevonden.

.Van de vijftien besproken studies keken dertien studies naar hartslag, diastolische of – systolische bloeddruk reactiviteit als maat voor emotionele reactiviteit.

.Van de dertien studies vonden zes studies een associatie tussen hyperactivatie en vergrote cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot stress (Lee et al., (2006); Roisman, 2007; Kim, 2006; Gallo en Matthews, 2006; Feeney en Kirkpatrick, 1996; Carpenter en Feeney, 1996). De studies maakten alle gebruik van een hechtings-gerelateerde stressor. Zes studies vonden geen associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (Smeets, 2010; Ehrenthal, 2010; Adlin, 2007; Roisman, Tsai en Chiang, 2004; Zelenko et al., 2005; Burgess et al., 2003) Op Smeets (2010) na, maakten alle studies gebruik van een hechtings-gerelateerde stressor.. Een studie vond een associatie tussen hyperactivatie en verlaagde cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot stress (Jain en Labouvie, 2010). Totaal konden er 25 resultaten van cardiovasculaire reactiviteit uit de studies worden onderscheidden. 13 van de 25 resultaten betroffen een associatie tussen hyperactivatie en vergrote cardiovasculaire reactiviteit (52%). 11 van de 25 resultaten betroffen geen associatie tussen hyperactivatie en vergrote

cardiovasculaire reactiviteit (44%). 1 resultaat betrof een associatie tussen hyperactivatie en verlaagde cardiovasculaire reactiviteit 4% (zie tabel 2),. De mogelijke invloed van verschillende stressoren op het wel of niet vinden van een associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit zal verder

(17)

Tabel 2: Cardiovasculaire reactie en Hyperactivatie in relatie tot Stress*

Artikel Hechting stressor HR DBP SBP Vagal

toon Burgess (2003) Strange Situation test 14m:Strange situation 4j:Spelen met onbekende kinderen HP: 14/24m:H=S In rust: 4j: H =S RSA: 14/24m:H =S 4j: H=S Zelenko

(2005) Strange situation Strange situation 12m:D=H=S Gallo (2006) MAQ Interactie conflict Interactie: H>nH (trend) Interactie: H>nH Conflict: H=nH Interactie: H>nH Conflict: H=nH Smeets (2010) ECR MA + toespraak H=nH HRV: H=nH Ehrental (2011) ECR SR H=nH H=nH H=nH Diamond

(2005) ECR MA + neg feedback RSA in rest: H<nH

Kim (2006) RQ Relatie problemen bespreken Rpp: H>nH H>nH Rust H=nH Roisman Tsai (2004)

AAI AAI IBI:

H=D=S

Roisman

(2007) AAI Relatie problemen bespreken

H>D RSA:

D=S

Lee

(2001) ECR DMAT Rust: H>nH

H>nH herstel: H=nH Rust: H>nH H>nH herstel H=nh

(18)

Maunder

(2006) ECR Ophalen stressvolle ervaring HRV: H=nH Jain (2010) RQ Discussie moeder-dochter Herstel conflict: H<nH Rust: H<nH(trend) Feeney

(1996) Simpson Partner afwezig H>nH H>nH H=nH

Carpenter

(1996) Simpson Partner aanwezig H>nH (trend)

H>nH H>nH

Adlin RQ Anger recall H=S=F H=S=F

(trend) H=S=F

* in de berekeningen van de percentages worden alleen reacties van hartslag, diastolische en –systolische bloeddruk meegenomen

1. indien geen vermelding van rust of herstel, betreft het gevonden resultaat reactiviteit

(19)

Relaties tussen deactivatie, stress en cardiovasculaire reactie

In deze paragraaf wordt gekeken naar relaties tussen hechtingsstrategie deactivatie en cardiovasculaire reactie in relatie tot stress.

In de voorgaande paragraaf is beschreven dat een vroege hechtingservaring geassocieerd met onzekere hechting mogelijk een negatieve invloed heeft op het succesvol omgaan met interpersoonlijke stress (Bowlby, 1973, aangehaald in Mikulincer en Florian, 1998).

De vroege hechtingservaring van vermijdende hechting wordt geassocieerd met gebrekkige beschikbaarheid en responsiviteit van de hechtingsfiguur. Als gevolg leert de vermijdende hechter het verlangen van nabijheid te onderdrukken door intimiteit te vermijden en de zelfredzaamheid te benadrukken (Bowlby, 1988 in Florian en Mikulincer, 1998). Vermijdend gehechte mensen maken gebruik van een deactiverende strategie om emoties te reguleren. Een deactiverende

hechtingsstrategie wordt gekarakteriseerd door het onderdrukken van

hechtingsgerelateerde emoties, en afzwakking van de dreiging van een stressor (Kobak et al., 1993, aangehaald in Florian en Mikulincer, 1998). De deactivatie van dreiging zou zichbaar kunnen worden in een verlaagde emotionele

reactiviteit. Jain en Labouvie (2010) suggereren dat het onderdrukken van emoties alleen mogelijk is voor milde stressvolle situaties. In relatie tot een hoog stressvolle situatie zou een verhoogde emotionele reactiviteit tot uiting kunnen komen, ook wel het rebound effect genoemd (Mikulincer en Shaver, 2003). Daarnaast zou het herstel van de uiting van eerder onderdrukte emoties langer kunnen duren.

In relatie tot hechtings-ongerelateerde stress was er geen associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (Smeets, 2010; Diamond en Hicks, 2005). De onderzoeken zijn besproken in de voorgaande paragraaf. Ehrenthal, Friedrich & Schauenburg (2011) ondersteunden de uitkomsten van Smeets (2010) en Diamond en Hicks (2005) en vonden geen associatie tussen deactivatie, en cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot een rekentaak.

Daarentegen was er wel een associatie tussen deactivatie en vertraagd herstel van diastolische bloeddruk in relatie tot het Separation Recall Interview.

(20)

Ehrenthal, Friedrich & Schauenburg (2011) keken naar relaties tussen cardiovasculaire reactiviteit en deactivatie na inductie van een hechtings-gerelateerde- en ongerelateerde stressor. 50 proefpersonen (40 vrouwen, 10 mannen) voerden een rekentaak uit, de rekentaak beoogde

hechtings-ongerelateerde stress te veroorzaken. Vervolgens namen de proefpersonen deel aan het Separation Recall Interview. In dit interview werd proefpersonen

gevraagd terug te denken aan een situatie waarin zij zich alleen of verlaten hadden gevoeld. De proefleider stelde vragen over aan de situatie-gerelateerde gedachten, gevoelens en wensen om herinneringen aan de gebeurtenis beter voor de geest te kunnen halen. De proefpersonen dachten terug aan situaties zoals een verbroken relaties, verlies van een geliefde of een reis naar het

buitenland. Hechtingstrategie werd bepaald met behulp van de subschalen Angst en Vermijding van de zelf-rapportage vragenlijst Experiences in Close

Relationships – Revised. Gedurende het gehele experiment werden hartslag, diastolische en- systolische bloeddruk gemeten. Er was een associatie tussen deactivatie en vertraagd herstel van diastolische bloeddruk na het Separation Recall Interview. De associatie tussen deactivatie en vertraagd herstel van diastolische bloeddruk was sterker als de proefpersonen aan een verbroken relatie dachten. Er was geen associatie tussen deactivatie en hartslag of – systolische bloeddruk reactiviteit of herstel tijdens het Separation Recall

Interview. Ook was er geen associatie tussen deactivatie en hartslag, systolische of –diastolische bloeddruk gedurende de rekentaak.

In relatie tot een Recall taak was ook verhoogde systolische-en diastolische bloeddruk reactiviteit geassocieerd met deactivatie (Adlin, 1997). Adlin (1997) keek naar relaties tussen negatief affect, cardiovasculaire reactiviteit en

deactivatie gedurende het terug denken aan een situatie waarin zij heel boos waren geweest. De steekproef bestond uit 194 proefpersonen (94 mannen en 100 vrouwen) met een leeftijd varierend van 17 tot 42 jaar. De proefpersonen voerden eerst een rekentaak uit. Vervolgens namen de proefpersonen deel aan het Anger Recall Interview. . In dit interview werd proefpersonen gevraagd terug te denken aan een situatie waarin zij heel boos waren geweest op een naaste. De proefleider stelde vragen over aan de situatie-gerelateerde gedachten, gevoelens en wensen om herinneringen aan de gebeurtenis beter voor de geest te kunnen

(21)

halen. Hechtingsstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst Relationship Questionaire van (Bartholomew & Horowitz, 1991). Negatief affect werd gemeten door de Taylor Manifest Anxiety Scale, en Buss-Durkee Hostility Inventory (BDHI). Deactivatie was geassocieerd met een grotere systolische en-diastolische bloeddruk reactiviteit tijdens het Anger Recall Interview. Daarnaast werd deactivatie geassocieerd met een hogere score op de BDHI assault scale. De assault scale beschrijft het toebrengen van schade aan anderen.

In relatie tot een hechtings-gerelateerde Recall taak was er een associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (Adlin, 1997) en vertraagd herstel (Ehrenthal et al., 2011). Ten opzichte van een hechtings-ongerelateerde Recall taak was er een associatie tussen deactivatie en een verlaagde heart rate variability reactiviteit (Maunder et al., 2006). Maunder, Lancee, Nolan, Hunter en Tannebaum (2006) keken naar relaties tussen hechtingsstrategie deactivatie en Heart Rate Variability ten opzichte van een herinnering aan een stressvolle situatie.

De steekproef bestond uit 67 volwassenen (46 vrouwen, 21 mannen) met een gemiddelde leeftijd van 49 jaar. Hechtingstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst Experiences in Close Relationships - Revised. Stress was geinduceerd door proefpersonen te vragen terug te denken aan een opvallend stressvolle ervaring van de afgelopen maand. Met behulp van een Likert scale van 0 (helemaal niet stressvol) tot 10 (extreem stressvol) was

gemeten in welke mate de gebeurtenis al stressvol ervaren was. Een gebeurtenis werd geselecteerd als deze een 7.5 of hoger scoorde op de schaal. Er was een associatie tussen deactivatie en verlaagde heart rate variability.

Stress was in de onderzoeken van Ehrenthal et al. (2009), Adlin (1997) en Maunder et al. (2006) gemanipuleerd als het terugdenken aan een bepaalde gebeurtenis. Deze manipulatie kan worden gezien als een passieve vorm van omgang met stress (Adlin, 1997). In de volgende onderzoeken (Kim, 2006; Roisman, 2007; Jain en Labouvie, 2010; Gallo et al., 2006, Feeney en Carpenter, 1996; Carpenter en Kirkpatrick; 1996; Burgess et al., 2003; Zelenko, 2005) zal worden gekeken naar relaties tussen deactivatie en cardiovasculaire reacties tijdens actieve omgang met stress.

(22)

Een voorbeeld van actieve omgang met stress is het voeren van een discussie. In een discussie tussen partners over problemen binnen de relatie was er geen associatie tussen deactivatie en hartslag reactiviteit (Roisman, 2007) . Wel was er een associatie tussen deactivatie en een lagere RPP reactiviteit naar mate ervaren stress of negatief affect steeg. Tevens vertoonden deactiveerders een hogere diastolische bloeddruk in rust (Kim, 2006). Als moeder en dochter met elkaar discussierden over een conflictonderwerp was er een associatie tussen deactivatie en hogere hartslag. Ook was er een trager herstel van een hogere hartslag na een discussie over een conflictonderwerp (Jain en Labouvie-Vief, 2010). In een natuurlijke setting was een associatie tussen deactivatie en een verhoogde reactiviteit van de diastole bloeddruk tijdens conflicten met vrienden (Gallo en Matthews, 2006). Deze associatie werd niet gevonden voor hartslag en-systolische bloeddruk reactiviteit, of tijdens een interactie met naasten. De onderzoeken (Jain en Labouvie-Vief, 2010, Roisman, 2007; Gallo en Matthews, 2006 en Kim, 2006) zijn verder beschreven in de vorige paragraaf.

Ten slotte werd gekeken naar deactivatie en cardiovasculaire reacties van kinderen na separatie van de moeder. Er was geen associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reacties tijdens de Strange Situation test voor kinderen van 12-14 maanden. Zelenko, Kraemer, Huffman, Gschwendt, Pageler en Steiner (2005) keken naar hartslagpatronen van moeder en kind tijdens de Strange Situation test. De hechtingstrategie van 41 kinderen van 12 tot 14 maanden (23 veilig, 6 vermijdend, 12 angstig) werd bepaald met behulp van de Strange Situation test. Aanwezigheid van de moeder en separatie tijdens de Strange Situation test werd gebruikt als stress inducerende factor. Er werd geen verschil in hartslagreactiviteit gevonden voor kinderen met een deactiverende

hechtingstrategie in vergelijking met kinderen met een deactiverende – of primaire strategie.

Ook de hartslag in rust en tijdens herstel was niet geassocieerd met deactivatie. Burgess, Marshall, Rubin en Fox (2003) bevestigden dat er geen associatie was tussen deactivatie en cardiovasculaire reacties tijdens de Strange Situation test voor kinderen van 12-14 maanden. In het onderzoek werd gekeken naar relaties tussen hechtingsstrategie deactivatie, cardiovasculaire reactiviteit en gedragsmatige inhibitie. Gedurende drie jaar namen 140 kinderen (21

(23)

jongens, 20 meisjes uit een laag socio-economisch milieu) en hun moeders deel aan verschillende taken. Als het kind 14 maanden was, werd de Strange Situation test (Ainsworth et al., 1978) afgenomen, deze taak mat de hechtingsstrategie van het kind. Als het kind 24 maanden was, kreeg het verschillende voorwerpen voor zich waar het mee kon spelen. Moeder was aanwezig in de ruimte. Zo werd gemeten in welke mate het kind gedragsinhibitie vertoonde. In het vierde levensjaar van het kind, mocht het spelen met onbekende leeftijdgenoten. Moeder was hierbij niet aanwezig, maar bevond zich in een andere ruimte. Tijdens de drie taken werd de hartslag en RSA van het kind gemeten. Op een leeftijd van 14 en 24 maanden was geen associatie tussen hechtingsstrategie deactivatie, hartslag en RSA. Wel lieten 24 maanden oude deactiverende kinderen verminderde gedragsinhibitie zien in vergelijking met 24 maanden oude kinderen met een primaire of hyperactiverende hechtingsstrategie. Deactivatie was in rust geassocieerd met een lagere hartslag, en hogere RSA op het vierde levensjaar. Een grotere RSA representeert een hogere vagale toon, en daarmee een verlaging van de hartslag. Mogelijk had het patroon van

verminderde gedragsinhibitie van 24 maanden-oude deactiverende kinderen invloed op de verlaagde hartslag in rust op vier jarige leeftijd. Tevens is het mogelijk dat een veranderde omgang met stress - geassocieerd met deactivatie strategieën - pas op latere leeftijd tot uiting komt omdat de vroege ervaringen nog in ontwikkeling zijn.

Als de partner afwezig was, was er een associatie tussen deactivatie en verhoogde hartslag reactiviteit voor volwassenen. Feeney & Kirkpatrick (1996) onderzochten relaties tussen de hechtingstrategie deactivatie en

cardiovasculaire reactiviteit onder vrouwen in een serieuze relatie. 35 vrouwelijke studenten kwamen met hun partner naar het laboratorium en voerden daar tweemaal een rekentaak uit, eenmaal in aanwezigheid van de partner (partner-aanwezig conditie) en eenmaal in afwezigheid van de partner (partner-afwezig conditie). De rekentaak beoogde stress te induceren.

Hechtingstrategie werd bepaald met behulp van de zelf-rapportage vragenlijst van Simpson (1990). Als de deactiverende proefpersonen de rekentaak eerst in afwezigheid van de partner uitvoerden werd gedurende het gehele experiment een verhoogde hartslag reactiviteit gevonden, in vergelijking met

(24)

niet-deactiverende proefpersonen. Dit verschil werd niet gevonden voor diastolische en- systolische bloeddruk, en als de rekentaak eerst in aanwezigheid van de partner uitgevoerd werd.

Later bleek dat de rekentaak niet voor de stress had gezorgd. Nadat de

proefpersoon en de partner in het laboratorium waren aangekomen begonnen sommige vrouwen met de rekentaak in afwezigheid van de partner. Dit

betekende dat kort na aankomst de partner weer weggestuurd werd. De

separatie van de partner aan het begin van het experiment leverde zoveel stress op, dat het hartslag gedurende de rest van het onderzoek beinvloedde. Dit effect wordt ook wel het carry-over effect genoemd.

Carpenter en Kirkpatrick (1996) liet vrouwen daarom op twee

verschillende dagen naar het laboratorium komen. Gedurende één van de twee dagen was de partner aanwezig, de andere dag was de partner afwezig. Zo kon worden gekeken naar de mogelijke invloed van partner aanwezigheid op associaties tussen cardiovasculaire reacties en deactivatie. Tijdens het

experiment werd stress geïnduceerd door de proefpersoon in te lichten dat zij deel zou nemen aan een angst-uitlokkende situatie, die er bekend om stond veel stress genereren. Het onderzoek staat verder beschreven in de vorige paragraaf. In aanwezigheid van de partner lieten proefpersonen met een deactiverende strategie een verhoogde hartslag en systolische bloeddruk reactiviteit zien na blootstelling aan de stressor, in vergelijking met niet-hyperactiverende proefpersonen. Dit verschil werd niet gevonden voor systolische bloeddruk reactiviteit. en als de partner afwezig was tijdens het experiment.

Conclusie

In deze paragraaf is gekeken naar relaties tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot stress. In het begin van de paragraaf werd gesuggereerd dat ten aanzien van een deactiverende hechtingsstrategie 1. In een milde

stressvolle situatie mogelijk een verlaagde emotionele reactiviteit tot uiting zou komen. 2. In een hoog stressvolle situatie mogelijk een verhoogde emotionele reactiviteit tot uiting zo komen. 3. Het herstel van emotionele reactiviteit zou mogelijk langer duren.

(25)

Van de dertien besproken studies keken elf studies naar hartslag, diastolische of – systolische bloeddruk reactiviteit als maat voor emotionele reactiviteit.

1. In een studie was een associatie tussen deactivatie en verlaagde

cardiovasculaire reactiviteit (Kim, 2006). 2. In zes studies was een associatie tussen deactivatie en een vergrote cardiovasculaire reactiviteit (Jain en

Lebouvie, 2006; Adlin, 1997; Ehrenthal, 2011; Gallo en Matthews, 2006; Feeney en Kirkpatrick, 1996; Carpenter en Feeney, 1996). 3. In de studie van Ehrenthal et al. (2011) en Jain en Labouvie (2006) was een associatie tussen deactivatie en vertraagd herstel van cardiovasculaire reactiviteit.

Vier studies vonden geen associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (Smeets, 2010; Zelenko et al., 2005; Burgess et al., 2003; Roisman, 2007) .

In totaal konden er 23 resultaten van cardiovasculaire reactiviteit uit de studies worden onderscheidden. 8 van de 23 resultaten betroffen een associatie tussen deactivatie en vergrote cardiovasculaire reactiviteit (35%). 14 van de 23

resultaten betroffen geen associatie tussen deactivatie en vergrote

cardiovasculaire reactiviteit (61%). 1 resultaat betrof een associatie tussen deactivatie en verlaagde cardiovasculaire reactiviteit 4% (zie tabel 3),. De

mogelijke invloed van verschillende stressoren op het wel of niet vinden van een associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit zal verder worden besproken in de discussie

Tabel 3: Deactivatie en Cardiovasculaire reacties in relatie tot stress*

Artikel Hechting stressor HR DBP SBP Vagal

toon Burgess (2003) Strange Situation test 14m:Strange situation 4j:Spelen met onbekende kinderen 14/24m:D=S in rust:4j: D<S RSA: 14/24m: D=S 4j: D>S Zelenko

(26)

Gallo (2006) MAQ Interactie conflict Conflict: D=nD Interactie: D=nD Conflict: D>nD Interactie: D=nD Conflict: D=nD Interactie: D=nD Smeets (2010) ECR MA + toespraak D=nD HRV: D=nD Ehrental (2011) ECR SR D=nD Herstel: D>nD D=nD Diamond

(2005) ECR MA + neg feedback RSA in rust: D=nD

Kim (2006) RQ Relatie problemen bespreken Rpp: D<nD D=nD In rust: D>nD Roisman Tsai (2004)

AAI AAI IBI:

D=S Roisman

(2007) AAI Relatie problemen bespreken

D=nD RSA:

D=S Maunder

(2006) ECR Ophalen stressvolle ervaring HRV: D<nD Jain (2010) RQ Discussie moeder-dochter D=nD Herstel conflict: D>nD Rust: D>nD Feeney

(1996) Simpson Partner afwezig D>S D=S D=S Carpenter

(1996) Simpson Partner aanwezig D>S D=S D>S Adlin RQ Anger recall D=S D>S (trend) D> S

1. indien geen vermelding van rust of herstel, betreft het gevonden resultaat reactiviteit

(27)

* in de berekeningen van de percentages worden alleen reacties van hartslag, diastolische en –systolische bloeddruk meegenomen

(28)

Figuur 1: Relaties tussen hechtingsstrategie en cardiovasculaire reactie ten opzichte van een stressor

Discussie

In dit literatuuroverzicht is gekeken naar relaties tussen hechtingsstrategie, cardiovasculaire reactie en stress (zie figuur 1). In de eerste paragraaf is beschreven of een hyperactiverende hechtingsstrategie invloed had op een cardiovasculaire reactie in een stressvolle situatie. Bij elkaar opgeteld was 44% van de cardiovasculaire reacties op stress niet geassocieerd met hyperactivatie. 52% van de cardiovasculaire reacties betrof een associatie tussen verhoogde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie. 4% betrof een associatie tussen verlaagde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie (zie tabel 2). Er is geen eenduidig beeld naar voren gekomen over relaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reacties ten opzichte van een stressvolle situatie. Er kunnen

Reactiviteit en herstel van Hartslag Systolische bloeddruk Diastolische bloeddruk RPP Rekentaak Recall taak Discussie Aanwezigheid partner Separatie van partner

Stressor hechtingsstrategie Hyperactivatie Deactivatie Cardiovasculaire reactie

(29)

echter een kanttekeningen worden geplaatst of de uitkomsten van de

verschillende stressvolle situaties wel met elkaar vergeleken kunnen worden. Hoewel er in alle onderzoeken werd gekeken naar hyperactivatie en

cardiovasculaire reactiviteit, was de soort stress sterk van invloed op de

uitkomst. In onderzoeken waar mensen interacteerden met een hechtingsfiguur was 86% (6/7 uitkomsten) van de cardiovasculaire reacties een associatie tussen verhoogde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie. 14% betrof (1/7 uitkomsten) een associatie tussen verlaagde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie. Als de hechtingsfiguur aanwezig was, was zelfs 90% (9/10) van van de cardiovasculaire reacties een associatie tussen verhoogde

cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie. 10% betrof (1/10 uitkomsten) een associatie tussen verlaagde cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie (zie tabel 4). Daarentegen als stress hechtings-ongerelateerd was, was 100% (2/2) van de cardiovasculaire reacties niet geassocieerd met hyperactivatie (tabel 5) . Tevens als de stressor een passieve coping verlangde was 78% (7/9) van de cardiovasculaire reacties niet geassocieerd met hyperactivatie. 12% (2/9) van de cardiovasculaire reacties betrof een associatie tussen verhoogde

cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie.

Er kan worden gesteld dat de soort stress associaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit beïnvloedt. Een interpersoonlijke stressor

versterkte de associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit. Deze vondst ondersteunt de theorie dat er meer dreiging van een stressor wordt ervaren als de stressor gerelateerd is aan het doel van de hyperactiverende strategie, namelijk nabijheid van het hechtingsfiguur (Bowlby, 1973, aangehaald in Florian en Mikulincer, 1998). Als de hechtingsfiguur aanwezig is, is er mogelijk een intensieve inspanning om bevestiging te krijgen en een vergrote

waakzaamheid op mogelijke signalen van verlating. Dit zou dan verhoogde emotionele reactiviteit ten gevolge kunnen hebben.

(30)

Tabel 4: Relaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactie in -interactie met en -aanwezigheid van de partner*

Artikel Hechting stressor HR DBP SBP Vagal

toon Jain (2010) RQ Interactie: moeder-dochter: discussie Herstel conflict: H<nH Rust: H<nH (trend) Roisman (2007) AAI Interactie partners: discussie H>D RSA: H=D=S Kim (2006) RQ Interacie partners: discussie Rpp: H>nH H>nH Rust H=nH Gallo (2006) MAQ Interactie met naasten Interactie: H>nH (trend) Interactie: H>nH Conflict: H=nH Interactie: H>nH Conflict: H=nH Carpenter (1996) Simpson Partner aanwezig H>nH (trend) H>nH H>nH

(31)

Tabel 5: Relaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reacties gedurende hechtings-ongerelateerde stress*

Artikel Hechting stressor HR DBP SBP Vagal

toon Smeets (2010) ECR MA + toespraak H=nH HRV: H=nH Ehrental (2011) ECR MA H=nH H=nH H=nH

Tabel 6: Relaties tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reacties gedurende passieve coping met stress*

Artikel Hechting stressor HR DBP SBP Vagal

toon

Adlin RQ Anger recall H=S=F H=S

(trend)

H=S

Lee (2001)

ECR DMAT Rust: H>nH

H>nH herstel: H=nH Rust: H>nH H>nH herstel H=nh Maunder (2006) ECR Stressvolle ervaring Recall HRV: H=nH Roisman Tsai (2004)

AAI AAI IBI:

H=D=S

(32)

(2011)

* in de berekeningen van de percentages worden alleen reacties van hartslag, diastolische en –systolische bloeddruk meegenomen

1. indien geen vermelding van rust of herstel, betreft het gevonden resultaat reactiviteit

In de tweede paragraaf is beschreven of een deactiverende hechtingsstrategie invloed had op een cardiovasculaire reactie op een stressvolle situatie. Bij elkaar opgeteld was 61% van de cardiovasculaire reacties op stress was niet geassocieerd met deactivatie. 35% van de cardiovasculaire reacties betrof een associatie tussen verhoogde

cardiovasculaire reactiviteit – of herstel en deactivatie. 4% betrof een associatie tussen verlaagde cardiovasculaire reactiviteit en deactivatie (zie tabel 3). Er is geen eenduidig beeld naar voren gekomen over relaties tussen deactivatie en cardiovasculaire reacties ten opzichte van een stressvolle situatie.

Het is opvallend dat er weinig ondersteuning was voor een associatie tussen deactivatie en verlaagde cardiovasculaire reactiviteit. Deactivatie van dreiging zou namelijk zichtbaar kunnen worden in een verlaagde emotionele reactiviteit. De beschreven onderzoeken vergeleken hechtingstrategie deactivatie vaak met een hechtingsstrategie zonder deactivatie zoals een primaire hechtingsstrategie. Het mogelijk dat mensen met een primaire hechtingsstrategie de ernst van een dreiging over het algemeen lager inschatten dan deactiverende mensen. Waardoor mensen met een deactiverende hechtingsstrategie – die de ernst van de dreiging mogelijk

deactiveerden - dezelfde cardiovasculaire reactie lieten zien in relatie tot een stressor als mensen met een primaire hechtingsstrategie. Echter zou er dan wel een

onderscheid bestaan tussen het lager inschatten van een dreiging, of het deactiveren van een dreiging.

Als de stressor hechtings-ongerelateerd was dan was 100% van de

cardiovasculaire reacties niet geassocieerd met deactivatie. Verder was er geen invloed van soorten stress (recall, discussie, separatie), soorten cardiovasculaire reactie

(hartslag, systolische-of diastolische bloeddruk) of hechtingsmeetinstrument (AAI, SST, RQ, ECR) op een eventuele relatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit (zie bijlage 1). Er kunnen echter kanttekeningen worden geplaatst of de stressoren wel stressvol genoeg waren.

(33)

Een deactiverende hechtingsstrategie wordt gekarakteriseerd door het onderdrukken van emoties en afzwakking van de dreiging van een stressor (Kobak et al., 1993, aangehaald in Florian en Mikulincer, 1998). Het onderdrukken van emoties zou alleen mogelijk zijn in milde stressvolle situaties. In relatie tot een hoog stressvolle situatie zou een verhoogde emotionele reactiviteit tot uiting kunnen komen (Mikulincer en Shaver, 2003). Echter is het goed mogelijk dat in het laboratorium-geinduceerde stress geen invloed had op een eventuele relatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit omdat de situatie simpelweg niet hoog stressvol was. In het onderzoek van Roisman (2007) was bijvoorbeeld een associatie gevonden tussen deactivatie en verhoogde electrodermale reactiviteit - een teken van emotie-inhibitie - tijdens een discusie met de partner in het laboratorium. Gallo en Matthews (2006) vonden echter wel een verhoogde cardiovasculaire reactiviteit tijdens conflicten in een natuurlijke setting. Een andere mogelijkheid is dat stress pas invloed heeft op een eventuele relatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit als deze het deactiverende doel - vermijding van intimiteit - niet langer mogelijk maakt. Een voorbeeld is het onderzoek van Carpenter en Feeney (1996) waar een associatie was tussen cardiovasculaire reactiviteit en deactivatie in aanwezigheid van de partner. De aanwezigheid van de partner zorgde er mogelijk voor dat het gevoel van onafhankelijkheid aangetast werd.

Voor vervolgonderzoek is het daarom interessant te onderzoeken welke verschillende soorten stress leiden tot een associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit. Het zou verstandig zijn om te kiezen voor een taak waarin moet worden samengewerkt met de partner. Conflict leidt mogelijk tot meer gevoelens van zelfredzaamheid, terwijl samenwerking onderlinge afhankelijkheid vraagt.

Ook zou het interessant zijn te onderzoeken welke factor van interactie met de partner invloed heeft op de associatie tussen cardiovasculaire reactiviteit en hyperactivatie. Belangrijk zou zijn om over meerdere dagen vier verschillende taken aan te bieden, een in afwezigheid van de partner, een in aanwezigheid van de partner, een in interactie met de partner, en een in conflict met de partner. Zo kan mogelijk verder ingeperkt worden welke stressoren emotionele reactiviteit verhogen voor hyperactiverende mensen.

Concluderend is er een positieve associatie tussen hyperactivatie en cardiovasculaire reactiviteit, met name in aanwezigheid van de partner. Cardiovasculaire reactiviteit werd vaker geassocieerd met hyperactivatie dan met deactivatie. Mogelijk is

(34)

er in een sterkere stressvolle situatie vaker een associatie tussen deactivatie en verhoogde cardiovasculaire reactiviteit dan in een mild stressvolle situatie.

Hechting lijkt een rol te spelen in het reguleren van emoties. Zelfs in interactie met de partner of ouder lijkt een verhoogde cardiovasculaire

reactiviteit te bestaan. Een chronisch verhoogde activatie van het stress-systeem wordt gerelateerd aan slechtere gezondheidsuitkomsten. Via cardiovasculaire wegen zou hechting dus de gezondheid negatief kunnen beïnvloeden. Op deze manier zou hechting zelfs een indirecte invloed kunnen uitoefenen op de wereldeconomie.

(35)

Onderzoeksvoorstel

Hechtingsstrategie deactivatie, cardiovasculaire reactiviteit en aanwezigheid van de partner

Een veelvuldig vergrote cardiovasculaire reactiviteit op stress is een risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen. (Smith en Ruiz, 2002 aangehaald in Robles en Kiecolt-Glaser, 2003). Individuele verschillen in cardiovasculaire reacties op interpersoonlijke stress kunnen mogelijk worden verklaard door

hechtingsorientatie. Hechtingorientatie heeft dus wellicht indirect een negatieve invloed op de gezondheid.

De hechtingsorientatie van volwassenen wordt beschreven in twee dimensies, namelijk angst en vermijding (Brennan et al. 1998, in Shaver & Mikulincer, 2002). Mensen die laag scoren op de beide dimensies ervaren een gevoel van veiligheid, en gebruiken een primaire hechtingsstrategie in tijden van stress. Mensen die hoog scoren op de angstdimensie zijn bang voor afwijzing en verlating, en gebruiken een hyperactiverende strategie om met de angst om te gaan (Ainsworth et al., 1978). Mensen die hoog scoren op de

vermijdingsdimensie zijn bang voor intimiteit en proberen hun autonomie te behouden. Om hun emoties te reguleren gebruiken mensen met een vermijdende hechting een deactiverende hechtingsstrategie (Shaver en Mikulincer, 2005). Een deactiverende hechtingsstrategie wordt gekarakteriseerd door het

onderdrukken van hechtingsgerelateerde emoties, en afzwakking van de dreiging van een stressor (Kobak et al., 1993, aangehaald in Florian en

Mikulincer, 1998). In tijden van stress inhiberen mensen met een deactiverende hechtingsstrategie mogelijk hun emotionele reactiviteit. Daarnaast zou de dreiging van een stressor worden verminderd (Kobak et al., 1993, aangehaald in Florian en Mikulincer, 1998).

In lijn met de theorie van Kobak et al. (1993, aangehaald in Florian en

Mikulincer, 1998) zou het inhiberen van emotionele reacties als reactie op een stressor zichtbaar kunnen worden in een verlaagde cardiovasculaire reactiviteit. Ook zou dit zichtbaar kunnen worden in een verhoogde RSA reactiviteit. RSA is een meting van vagale toon en toont betrokkenheid van het parasympatische zenuwstelsel.

(36)

Echter zou alleen in mild stressvolle situaties het inhiberen van emotionele reactiviteit mogelijk zijn (Jain en Labouvie, 2010). Tijdens een hoog stressvolle situatie zou een verhoogde cardiovasculaire reactiviteit tot uiting kunnen komen (Mikulincer en Shaver, 2003).

In voorgaand onderzoek waren er tegenstrijdige resultaten over een mogelijke associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit in een stressvolle situatie. Stress werd in de onderzoeken op verschillende manieren geïnduceerd, namelijk als het terugdenken aan een stressvolle situatie, een discussie met de partner of de aanwezigheid van de partner.

Als mensen met een deactiverende hechtingsstrategie terug dachten aan een situatie (Recall interview) waarin zij zich alleen of verlaten voelden, was er een vertraagd herstel van diastolische bloeddruk. Er was geen vertraagd herstel van hartslag of systolische bloeddruk (Ehrenthal, Friedrich & Schauenburg, 2011). Als mensen met een deactiverende hechtingsstrategie daarentegen terug

dachten aan een situatie waarin zij heel boos waren geweest op een naaste, was er een verhoogde reactiviteit van systolische – en diastolische bloeddruk (Adlin, 1997).

Als deactiverende partners discussieerden over problemen binnen de relatie was er geen verhoogde hartslag reactiviteit (Roisman, 2007). Kim (2006) vond in een discussie met de partner juist een verlaagde cardiovasculaire reactiviteit voor deactiverende mensen .

Uit voorgaand onderzoek is geen eenduidig beeld naar voren gekomen over associaties tussen cardiovasculaire reacties en deactivatie in relatie tot

interpersoonlijke stress. Mogelijk kan dit verklaard worden door het gegeven dat er geen onderscheid is gemaakt tussen mild en hoog stressvolle situaties. Er bestaat de mogelijkheid dat de gekozen stressoren in voorgaande onderzoeken – terugdenken aan woede of separatie (Recall interview) en discussie met de partner – relatief minder stressvol waren voor mensen met een deactiverende hechtingsstrategie. Een alternatief is dat stress pas invloed heeft op een

eventuele relatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit als deze het deactiverende doel - vermijding van intimiteit - niet langer mogelijk maakt.

(37)

Simpson & Winterheld (2012) stelden dat het hechtingssysteem van

deactiverende mensen met name geactiveerd zal worden in situaties waar steun ontvangen of gegeven wordt. Dit zal deactiverende mensen namelijk het gevoel geven afhankelijk te zijn van iemand anders, en ondermijnt daarmee de

autonomie. Carpenter en Feeney (1996) vonden in lijn met de theorie dat in aanwezigheid van de partner mensen met een deactiverende strategie een verhoogde cardiovasculaire reactiviteit lieten zien (Carpenter & Feeney, 1996). De stress die aanwezigheid van de partner met zich mee bracht was mogelijk zo hoog dat deze niet langer geinhibeerd kon worden, resulterend in verhoogde cardiovasculaire reactiviteit. In discussie met de partner (Roisman, 2007; Kim, 2006) zou het inhiberen van de cardiovasculaire reactie wel mogelijk zijn. Een verklaring hiervoor is dat een discussie mogelijk zorgt voor een groter gevoel van autonomie. In een discussie praten mensen namelijk niet over

overeenkomsten, maar juist over onderwerpen waarover ze van mening verschillen, wat zou kunnen zorgen voor minder intimiteit.

Ten tweede zal het hechtingssysteem worden geactiveerd in situaties waarin iemand met een deactiverende hechtingsstrategie intieme gevoelens moet uiten (Simpson & Winterheld, 2012). Terugdenken aan een stressvolle situatie (Recall interview: Adlin, 1997; Ehrenthal et al., 2011) zou in lijn met de theorie stressvol zijn. Echter worden de intieme gevoelens niet verbaal geuit, wat er voor zou kunnen zorgen dat de cardiovasculaire reactie geinhibeerd kan worden. Deze inhibitie resulteert mogelijk in verhoogde RSA reactiviteit.

Om de hypothesen over de mate van stress – en daaraan gerelateerd het

onderwerp van de stress - nader te onderzoeken wordt in dit onderzoek gekeken naar deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot een Intimiteit Recall interview en intimiteit met de partner. Het uiten van intieme gevoelens

(Simspon en Winterheld, 2012) werd met behulp van het intimiteit recall interview geoperationaliseerd. Intimiteit met de partner werd

geoperationaliseerd als het vasthouden van elkaars hand (=ontvangen van steun (Simpson en Winterheld, 2012).

(38)

Onderzoeksmethode

Sample 120 gezonde studenten van de Universiteit van Amsterdam met een hoge of lage mate van vermijding. De studenten krijgen 1 proefpersoonpunt of 7 euro voor deelname.

Meetinstrumenten Hechtingsorientatie wordt gemeten met de Experiences in Close Relationships schaal (Brennan et al., 1998, aangehaald in Smeets, 2010). De ECR is een zelfrapportage-vragenlijst die dimensioneel de mate van

hechtingsgerelateerde angst en – vermijding meet. Proefpersonen worden gevraagd na te denken over de intieme relaties. Op een zevenpunts-schaal (1= sterk oneens; 7 =sterk mee eens) kan worden aangegeven in welke mate een proefpersoon het eens is met 36 stellingen over de intieme relaties. Een voorbeeld is “ik ben liever niet te intiem met partners’ (aangehaald in smeets, 2010).

In de studie wordt een Nederlandse versie van de ECR gebruikt (Conradi et al., 2006, aangehaald in Smeets, 2010).

Fysiologie Bloeddruk wordt gemeten met behulp van een niet-belastende

tonometer (Vasotrac AMP205; Medwave Inc, Arden Hills, MN, aangehaald in Lee en Sbarra, 2006). De tonometer bevindt zich over de radiale slagader (pols-slagader). Systolische bloeddruk is de maximale druk in de slagaders aan het begin van de hartcyclus. Diastolische bloeddruk is de minimale druk in de slagaders gedurende de rustfase van de cyclus (Lee en Sbarra, 2006). RSA wordt bepaald met behulp van ECG metingen. Hier werden drie

zelfplakkende ECG elektrodes voor gebruikt die op de borst werden geplakt (Kendall Hydro-Snap, aangehaald in Burgess et al., 2003).

Hartslag wordt gemeten met The Polar RS800CX. Hartslag werd geuit in hartslagen per minuut (bpm, aangehaald in Smeets, 2010).

Tijdens het experiment (rust – taak – herstel) werden cardiovasculaire metingen uitgevoerd. De reactiviteit van de cardiovasculaire uitkomstmaten werd gemeten door de score in rust af te trekken van de score tijdens de stress taak.

Recall interview Om stress te induceren werd een intimiteit recall interview gebruikt. Het intimiteit recall interview is ontwikkeld lijkend op het al bestaande separation recall interview en anger recall interview (Ehrenthal, 2010; Adlin, 1997). De proefpersonen werden verzocht om aan een situatie in hun leven te denken – en te

(39)

praten over – waarin zij zich heel nabij en intiem met een naaste hebben gevoeld. Een situatie waarin zij zich afhankelijk voelden van de ander. Vervolgens werden er een aantal vragen gesteld over gerelateerde gedachten en gevoelens. Op deze manier kon de herinnering worden verlevendigd (aangehaald in Ehrenthal, 2010).

Procedure Deelnemers werden met of zonder de partner verwelkomd in het laboratorium. Daar moesten de deelnemers het informed consent invullen en werden de cardiovasculaire meetinstrumenten op het lijf aangebracht. De proefpersonen mochten vijf minuten rustig blijven zitten om te wennen aan de apparatuur. Toen werd er begonnen met het intimiteit recall interview, deze duurde wederom vijf minuten. In de partner aanwezig groep hield de partner de hand vast van de proefpersoon tijdens het interview. Na het interview werd met een Likert schaal van 1 (ik kon me niet inleven) tot 7 (ik kon me zeer inleven) gemeten in welke mate proefpersonen zich in de herinnering konden inleven. Na het herstel van de stresstaak werden de cardiovasculaire meetinstrumenten van het lichaam verwijderd, en vulden de proefpersonen de ECR in. Voor vertrek werd een proefpersoonpunt of financiële vergoeding uitgereikt.

Data analyse

Eerst zal worden gekeken of de groepen verschillen op hechtingsorientatie, cardiovasculaire reactie en mate van inleving. Dan zal worden gekeken of de

reactiviteit van de vermijdende groep verschilde van de niet-vermijdende groep apart voor de aanwezigheid en – afwezigheid van partner condities. Ten slotte zal worden gekeken of de reactiviteit verschilde voor de aan en – afwezigheid van partner condities.

Verwachte Resultaten Zonder-partner

H1: Verwacht wordt dat vermijding is geassocieerd met een verhoogde reactiviteit gedurende het intimiteit recall interview

(40)

Met partner

H2: Verwacht wordt dat vermijding is geassocieerd met een verhoogde reactiviteit gedurende het intimiteit recall interview

H3: In vergelijking met afwezigheid van de partner zullen deactiverende mensen een hogere reactiviteit laten zien gedurende het intimiteit recall interview in aanwezigheid van de partner

Exploratief wordt gekeken naar RSA reactiviteit en duur van herstel

Intepretatie als uitkomsten zijn zoals verwacht

Er is in dit onderzoek bewijs gevonden voor een associatie tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit als de stressor het deactiverende doel – vermijding van intimiteit – niet langer mogelijk maakt

Intepretatie als uitkomsten anders zijn dan verwacht

Mogelijk was er in de partner afwezig conditie geen cardiovasculaire reactiviteit in relatie tot het intimiteit recall interview. De aard van de stressor - het

terugdenken aan een intieme situatie - was mogelijk niet stressvol genoeg om cardiovasculaire reactiviteit te laten zien. De stress zou mogelijk geinhibeerd kunnen worden, wat zichtbaar zou kunnen zijn in een verhoogde RSA.

Een andere mogelijk is dat er geen associatie was tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit doordat de deactiverende mensen weinig beschikking hadden tot herinneringen aan intimiteit. Davis (1987) stelde

bijvoorbeeld dat mensen met een patroon van lage angst en hoge defensiviteit – zoals een deactiverende hechtingsstrategie - een gelimiteerde beschikbaarheid van persoonlijke, emotionele herinneringen laten zien.

Concluderend is deze studie van belang omdat het meer inzicht kan verschaffen over mogelijke patronen onderliggend aan associaties tussen deactivatie en cardiovasculaire reactiviteit.

Grafiek 1 Verwachtingen in relatie tot cardiovasculaire reacties gedurende rust en het intimiteit recall interview in aanwezigheid of – afwezigheid van de partner

(41)

Data analyse Rust Taak

Hr, SBP, DBP

Partner aanwezig

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samengevat beperkt artikel 11.5 Tw in de door mij verdedigde interpretatie niet de mogelijk- heden op basis van de Wbp om verkeersgegevens te verwerken, doch bevat de bepaling

The National Cleaner Production Centre – South Africa (NCPC-SA) and the National Business Initiative’s (NBI) Private Sector Energy Efficiency (PSEE) in South Africa are

Alleen bij de Vlak-groep was de krachtvoerrest aan het eind van de lactatie iets groter dan bij de andere behandelingen waardoor deze groep iets minder krachtvoer heeft

Uit de variantiepartitie-analyse blijkt dat voor het gehele onderzoeksgebied 16,5 procent van de variatie in soortensamenstelling verklaard kan worden door de fysische varia-

Geen spinthout aanwezig: Hierbij is het niet mogelijk een kapinterval te schatten en kan alleen gesteld worden dat in ieder geval een klein aantal spinthoutringen (6 stuks) volgt op

Wanneer er door het verschil in taaklast geen verschil in mentale inspanning ontstaat, kunnen de perioden niet van elkaar onderscheiden worden op basis van taaklast.. Wanneer er wel

Considering the right of individuals to claim damages and the complementary role- playing of public authorities implementing competition rules and national courts in

[r]