• No results found

De verpleegafdeling in sociaal-historisch perspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verpleegafdeling in sociaal-historisch perspectief"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De verpleegafdeling in sociaal-historisch perspectief

Citation for published version (APA):

Mercx, R. J. M. (1971). De verpleegafdeling in sociaal-historisch perspectief. (Technische Universiteit Eindhoven. Fac. der Bedrijfskunde. : rapport; Vol. 23). Eindhoven University of Technology.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1971

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

De verpleegafdeling in sociaal-historisch perspectief.

rapport no. 23 februari 1971

(3)

i:". 1 nleining.

B.Enige algemene opmerkingen over status en rol in de werkgemeenschap van het ziekenhuis.

c.

De ontwikkelingsfasen van de verpleegafdeling:

I. De christelijke charitas. II. Het pauperdom.

I_I. Het hernieuwde sociale besef.

IV. Het medisch-paternalisme.

V. e bedrijfsorganisatorische invloed.

VI. De interdisciplinaire benadering.

• Stellingen. E. Noten.

F. Literatuur.

Bijlagen: figuur 1 tim 25

(voor overzicht zie volgende pagina)

1 3

5

6 14 16 18 19 22

26

28

~eze studie kan tot stand komen dank zij de me0ewerking van de

geme~nte arctieven van Amsterdam en Rotterdam, de bibliotheek

.van het Nationaal Ziekenhuisinstituut in den Haag en de direc-ties van een aantal ziekenhuizen.

Ze heeft tevens dienst gedaan als kandidaatsscriptie Sociale Geschiedenis ten behoeve Van de Sociale Faculteit der Kath. Hogeschool te Tilburg.

(4)

figuur 1. Plattegrond Binnengasthuis Amsterdam 1680. 2. Schets Binnengasthuis Amsterdam 1680. 3. Plattegrond Binnengasthuis Amsterdam 1820.

4. Schetsontwerp van Godefroy vQor nieuw Binnengasthuis 1862.

5.

Plattegrond van het Buitengasthuis Amsterdam 1820.

6. Plattegrond St. Elisabeth's of Grote Gasthuis Haarlem

1754.

7. Plattegrond Ziekenhuis Coo1singel Rotterdam 1851 en 1885. begane grond.

8. Plattegrond Ziekenhuis Coo1singe1 Rotterdam 1851 en

1885. 1e verdieping.

9. Plattegrond Ziekenhuis Coo1singei Rotterdam

uitbrei-ding. 2e en 3e verdieping 1885.

10. Schets Ziekenhuis Coo1singel Rotterdam na uitbr~iding

1885.

11. P1attegrond Binnengasthuis Amsterdam. Verbouwing man-nenverband be1etage 1894.

12. Situatie en plattegronden Paviljoenen ~ilhe1minagast­

huis Amsterdam 1890.

13. l' 1a tt egrond verbouwing k1asseafdeling. clt. Llisabeth' s

of Grote Gasthuis Hanrlem 1928.

14. Situatietekening St. ilisabethziekenhuis Tilburg 1 15. Voorgeve1St. Elisabethziekenhuis Tilburg 1

16. Plattegrond verpleegpaviljoen St. Elisabethziekenhuis 1

17. Overzichtsfoto St. Josephziekenhuis Eindhoven 1929. 18. Plattegrond verpleegpaviljoen St. Jospehziekenhuis

l.indhoven 1929.

19. Overzichtsfoto Diaconessenhuis Eindhoven 1966. 20.Situatieschema Diaconessenhuis Eindhoven 1966.

21. P1attegrond verpleegafde1ing Diaconessenhuis Eindhoven 1966.

22. Overzicht sfoto !:it. 'iHllibrordusziekenhuis Deurne 1969.

23. Situatieschema St. Willibrordusziekenhuis Deurne 1 • Plattegrond verpleegafdeling St.

Willibrorduszieken-huis Deurne 1967.

25. Plattegrond verpleegafdeling nieuwe R.K. Binnenzieken-huis Eindhoven (in aanbouw).

(5)

A. Inleiding.

Vit de werkhypothese, dat de ziekenzorg cen intrinsicke

maat-schappelijke functie is, vol~t, dat afhankelijk van factoren

als mensbeeld, welvaart en medisch inzicht, een gedeelte van

het nationaal inkom en hiervoor beschikbaar ge~lteld moet worden.

In historisch en futurologisch perspectief gezien, is er een

dynamische ontwik~eling, die vooral geindiceerd wordt door

so-ciaal-culturele en technische verandering in de maatschappi~.

Eenzelfde ontwikkeling op microniveau is te onderke~~en in een

subsysteem van de gezondheidszorg: de verpleegafdeling. Ver-anderende medisch-technlische omstandigheden en sociaal-culturele waarden, beinvloeden de status- en rolstructuren van arts,

ver-plegende en patient~ Ook de directe omgeving van deze leef- en

werkgemeenschap is aan verandering onderhevig: de bouw en met name de functionele indeling van de verpleegafdeling verandert. Steeds meer personen worden betrokken bij de genezing en

ver-zorging van de patient. De noodzaak tot verbetering van het sociaal-psychologisch leef- en werkklimaat op de afdeling en de noodzaak tot nut-maximalisatie in verpleging en verzorging wordt steeds duidelijker.

Le doelstelling van deze schets is, door het vergroten van het nistorisch perspectief in deze ontwikkeling, een bijdrage te leveren tot een beter inzicht in deze materia. Een bijdrage die, gezien de beperkte steekproef in het onderliggende onderzoek, hooguit als een aanzet tot een uitgebreider researchproject be-schouwd mag worden.

Ten behoeve van deze studie, ben ik de geschiedenis van de bouw, met name van de verpleegafdelingen, Van een viertal vrij wille-keurig gekozen nederlandse ziekenhuizen nagegaan: het Binnen- en Buitengasthuis te Amsterdam, het Grote-Gasthuis in Haarlem en het in zijn tijd mod erne Coolsingel Ziekenhuis in Rotterdam. Het zijn representant en van de groep nederlandse ziekenhuizen, die voorheen in handen van religieuzen waren en na de reformatie

door de gemeentelijke overheid direct of indirect werden bestuurd. Van deze ziekenhuizen heb ik getracht mij een idee te vormen om-trent de organisatie en dagelijkse gang van zaken betreffende de verple~ing en medische verzorging tegen de achtergrond van de "buiten de poort" heersende culturele omstandigJieden en ontwik-kelingen op maatschappelijk, religieus en wetenschappelijk

(6)

bied. eze invIoeden bleken zaer belangrijk, zozeer zeIfs, dnt ik de periodicering daarop heb gebaseerd.

Als tweede groep meetgegevent, naast de "ruimteIijke ordening", heb ik de veranderingen in de status van de medicus, verple-gende en patient in de werksituatie van het ziekenhuis gekozen, als zijnde op ordinaal niveau te onderscheiden en in de tijd varierende resultaten van bovengenoemde sociaal-culturele en me-disch-technische omstandigheden.

Tenslotte heb ik beidegroepen meetgegevens met elkaar vergele-ken en een zekere wisselwerking ontdekt. Zander een uitspraak te doen over de causaliteit leek het me de moeite waard de stu-die af te ronden met een aantal stellingen, stu-die deels deze wis-selwerking weergeven, deels bepaalde verbanden doortrekken en

aanbevelingen betreffende toekomst ontwikkelingen doen. Deze

stellingen zouden in een uitgebreider researchprogramma geveri-fieerd kunnen worden.

(7)

• ~nige algemene opmerkingen over status cn rol in de werk-gemeenschap van het ziekenhuis.

Voor een nadere omschrijving van de begrippen status en sociale rol citeer ik gaarne Oldendorff. Status noemt hij "de positie

in een bepaalde structuur" 1). Sociale rol definieert Oldendorff

als "een complex van verwachtingen, welke men heeft omtrent de wijze waarop een individu zich in een bepaaldesituatie zal ge-dragen, op grond van zijn sociale positie of status" 2).

Over de rol en status van de hedendaagse zie~enhuisarts,

verple-e verple-en pati~nt heeft o.m. Rohde uitvoerig geschreven. Hij ziet

de technische inhoud van hup functie als voornaamste factor, welke de rol en de status van de arts en verplegende bepaalt Als we deze inhoud in relatie tot de omgeving beschouwen, kun-nen wij inderdaad veel verklaren. Van belang is ook een onder-verdeling van de rollen die de verplegenden ten opzichte van de

pati~nten kunnen hebben. Dez~ categorien heeft Rohde aan

Whi-tink (the Nurse-Patient-Relationship and the Heal

ittsburg

1958)

ontleend:

Proces.

a. de fysische verzorging YaY). de pat ienten (physical care)

b. bemiddeling tussen patient en arts resp. andere afdelingen in het ziekenhuis (liaison)

c. voorlichting van patient (patient eduction)

d. het geven van psychologische steun aan de patienten

(sup-portive emtional care) 4)

In dit kader is hier nog een rol aan toe te voegen:

e. geneeskundige: net stellen van een eenvoudige "diagnose" en het bepalen van de daarbij behorende "therapie" a1 dan niet onder verantwoordelijkneid van een medicus (b.v. zuster in

de middeleeuwen bij ek aan een arts).

De rollen zijn geplaatst in een volgorde, die mog~lijk oak de

invloed op de hoogte van de status aan zal geven: de invloed

van de eerste rol zal geringer zijn dan de laatste. Omgekeerd zal de patient overeenkomstig de definities meer verwachten van een verpleegster met een hogere dan van een met een lagere

sta-tllS. Van belang is verder in dit cht dat vroeger religieuzen

een extra status verhogende kwalificatie bezaten.

(8)

vol-gens Rohde een ambivalent. Enerzijds is hij klant, hij is dege-ne om wie alles draait, anderzijds is hij onderworpen en

over-geleverd aan degenen, die hem diensten verlenen

5).

Dit patroon

is door de eeuwen heen blijven bestaan, aIleen is het accent zo

(9)

c.

=e ontwikkelingsfasen van de verpleegafdeling.

Zoals in de inleiding is opgemerkt heb ik-de geschiedenis van de ziekenhuizen in een zestal fasen onnerscheiden, gebaseerd op om-standigheden en ontwikkelingen van buitenaf. Aangezien de snel-heid, waarmee de betrokken ziekenhuizen op deze ontwikkelingen reargeren niet gelijk is, lopen de fasen bij die instellingen niet synchroon: het ene ziekenhuis heeft eerder een fase be-reikt dan een ander. Het kan wel eens zijn dat in een geval een fase bijzonder kort is of wordt overgeslagen. De bij de fase ge-noemde jaRrtallen zijn dan ook meer bestemd om de gedachten te bepalen, dan dat zij als tijdnorm kunnen fungeren.

charitas. (tot eind 16e eeuw).

===:::==::::::

====:::::.======

Deze fase worde gekenmerkt door eengrote zorg voor de zieken die vol eerbetoon behandeld werden en konden rekenen op een dienstwillige instelling van hun verzorgers. De tekeningen e.d. van die tijd geven een indruk van zindelijkheid, orde en rust. De patienten werden gebaad en kregen voldoende te eten. De ver-pleging werd verzorgd door en gebeurde onder leiding van reli-[,;ieuzen, die "in het gasthuis een gelegenheid zagen on de

gods-diens~ige voorschriften te beleven en realiteit te geven, om

[';oede werken te doen, vroomheid en daadwerkelijke liefde te

be-oefenen en het lichaam te verzaken"

6).

Stolte schrijft over

deze periode: "wat men de }:iddeleeuwen ook moge verwijten, de verpleging van armen en ziekenis in die tijd een der schoonste

uitingen geweest van de Christelijke charitas"

7).

Coopmans

noemt het !Ide periode van het charitatief motief en de

reli-gieuse organisatievorm".

8).

Aan het eind van deze periode zien we de geneesheer in het zie-kenhuis verschijnen. Hij heeft echter in het geheel geen invloed op de gang van zaken.

Het Middeleeuwse gasthuis Vias eigenlijk !leen kerk, zodanig in-gericht dat een aantal mensen hier min of meer permanent konden

leven"

9).

Het ziekenhuis bestond dan ook vaak uit een of meer

ruimten waarin alles gebeurde, annex aan een klooster, waar de zusters of monniken die met de verpleging belast waren, woonden. Ook de voeding werd vaak door het klooster verzorgd.

Over dienstruimten is nergens iets te vinden. ~en goede indruk

(10)

onbe-kende meester uit 1504; door Cohen 10) beschreven (Rijksmuseum l\msterdam) •

Het verplegend personeel (monniken en zusters) hadden zich in die tijd ook enige praktische kennis van de geneeskunde eigen

gemaakt. Hun status was daarom erg hoog. Die van de pati~nten,

meestal zieke reizigers en zwervers, lager.

e e )

II. ~~~=g~~g~~~~~. (eind 16 tot tweede helft 19 eeuw.

In deze fase zien we een "langzame laIcering van beweegredenen (opkomst van de armenzorg)" 11). In de bestudeerde z:iekenhuizen verdwenen de religieuzen. Hun taak werd overgenomen door "vaders" en "moeders", geassisteerd door "meiden" en "knegts". Deze va-dera en moeders waren vaak invalide overheidsfunctionarissen, weduwen van .lagere ambtenaren of oud-proveniers. De meiden en knegts waren vaak oUd-patienten of zoals in 1867 in Amsterdam

het geval was, afkomstig uit de strafkolonie Veenhuizen.

Dat het verdwijnen van de religeuzen uit de ziekenhuizen de eni-ge oorzaak voor de verlaging van het peil van het personeel en dat van de verzorging van de patienten was, is niet wanrschijn-lijk. Dit wordt o.a. door Querido bestreden 12). Ook vol gens Stolte bleef het peil na de laIcering goed en kwam het verval

pas na de epidemieen' en oorlogen van de 17e eeuw 13 ).

We moeten dit zien tegen de achtergrond van een toenemende ver-paupering en bedelarij, waaruit een verandering in de benadering van de armen ontstond. Het algemeen evangelisch karakter van de charitas veranderde in het willen oplossen van een crimineel, maatschappelijk en sociaal probleem enerzijds en een liberale laissez faire-mentaliteit na de gouden eeuw anderzijds.

~anneer precies het peil der verpleging gedaald is en dus de

peri ode van het verval beg?n, is niet duidelijk. Bovendien zijn er ook plaatselijke verschillen. Zoals vermeld, plaatst Stolte

het begin van het verval aan het eind van de 17e eeuw. Bremer

denkt daar anders over: "sinds de overbelasting door epidemieen en oorlogen bleef de ziekenhuiszorg in een periode van verval".

"In de 17e en 18e eeuw was het Gasthuiseten zo slecht, dat de

familie voed sel voor de zieken meebracht" 14). Vernede laat

"het donkere tijdperk van de ziekenverpleging" in

!.

1650

be-ginnen 15 ). Ook Querido schrijft over klachten betreffende

(11)

Deze fase geeft weI een toenemende medische zorg ts zien. reder ;:;iekenhuis heeft doktoren en chirurgijns in dienst. Deze leggen zich aanvankelijk bij de heersenrle wantoestanden neer. lJoch zij zullen aan het einde van deze periode in vele gevallen die maat-regelen nemen, die de volgende periode de renaissance in de zie-kenhuiswereld, ten gevolge .hebben.

Een indruk van de bouw van de gasthuizen in die tijd geven de volgende tekeningen:

fig. 1 en 2 Binnengasthuis te Amsterdam 1680

fig.

3

idem 1820

fig. 4 ontwerp nieuwe Binnengasthuis 1862

fig. 5 Buitengasthui s Amsterdam 1820

fig. 6 Grote Gasthuis Haarlem 1754

fig .. 7 tim 10: Coolsingel Ziekenhuis Rotterdam 1851

-

1885.

Een analyse van deverpleegafdelingen heeft een splitsing in een aantal groepen tot gevolg.

a. "oude" afdelingen met eigen secreten (een op de 15

a

pa-tienten), washuis, bleekveld, vaders- of moederskamer, turf-hok en reconvalescentiekamer, geen operatiekamer en geen badkamer, respectievelijk badkamer die geen dienst deed. (Am-sterdam Binnengasthuis 1680 en 1820 en tlaarlem 1754)

b. (overgangsafdelingen) met bad- en operatiekamer (Amsterdam Buitengasthuis 1820)

c. "nieuwe" afdelingen met meer toiletten per patient, geen ei-gen washuis e.d. meer, wel badkamers en isoleerkamers (Cool-singelziekenhuis 1851 en ontwerp Binnengasthuis 1862).

We zien in het begin van deze periode sen bouwkundige situatie, die naar onze opvattingen het meest lijkt op een opslagplaats voor patienten. Typerend is, dat bij de gebouwen Van 1781 in het

Binnengasthuis een operatiekamer werd cht op de eerste

ver-dieping van het Verbandhuis. In de vloer wordt een luik aange-bracht, waarin de patienten in een mand naar boven en beneden werden gehesen. Of dit als teveel werk werd beschouwd is niet bekend, in ieder geval meldt Nieuwenhuys dat in 1820 de

opera-ties op de zalen plaatsvonden 1

7),

uiteraard zonder narcose,

want die werd pas. omstreeks 1850 toegepast. De enige badkamer

(12)

Aan het eind van deze periode verbetert de situatie, met name in het Coolsingel Ziekenhuis te Rotterdam dat zijn tijd ver vooruit was. Het in 1851 geopende gedeelte is de hoogbouw

onder-aan de tekeningen figuur

7, 8

en 10. Het is waarschijnlijk een

van de weinige, zoniet het enige ziekenhuis uit die tijd, dat in samenwerking tussen architect en geneesheer-directeur is gebouwd. De directeur-geneesheer was. drie jaar voor de voltooiing van het

ziekenhuis benoemd en kon nog een duidelijk stempel op het in-· wendige van het gebouw drukken. Het ziekenhuis werd in 1851

ge-opend. is uitgebreid gebruik van gemaakt van de in die tijd

nieuwste technische ener ebron! de stoom. Er waren zelfs door

stoom aangedreven liften. De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 19 februari 1851 schrijft hierover: "Aan beide zijden van het. gebouw zijn twee ruime kokers aangebracht, die tot aan de bo-venste verdiepingen reiken. In den eenen hangt een ijzeren kamer; de zieka wordt met zijn ledikant in dezelve geplaatst; de staam

werkt, de kamer stij en brengt haren last bij de ziekenzaal,

waar hij wezen moet. In den anderen koker, waarin mede op voor-geschreven wijze alles wordt op- en afgevoerd wat men begeert". Er wordt nog meer gebruik van stoom gemaakt: voor het koken in keuken en apotheek, het wassen en drogen in de wasserij, het koken Van kleinigheden op de ziekenafdelingen (dus centralisa-tie van de keuken) en voor de baden. Ook voor het pompen van wa-ter naar het ziekenhuis, zodat er volop wawa-ter is en zelfs de pri vaten waterspoeling hebben. Tenslotte wordt de stoom gebruikt voor het kunstmatig ventileren van de gebouwen met behulp van gewone of verwarmde lucht! Een ander voor die tijd progressief antwerp was dat van de architect Godefroij ten behoeve van het Amsterdamse Binnengasthuis, uit 1862. Volgens Querida getuigde het ontwerp "van een volslagen gebrek aan nieuw inzicht; het was aen ziekenhuis zoals het ook 300 jaar tevoren had kunnen zijn gebouwdj een corridor ziekenhuis uit onderlinge uniforme

ver-blijfzalen door eindeloze gangen verbonden, samengesteld" 1

9 ).

:::ieze uitspraak is merkwaardig als men het ontwerp van Godefroij stelt naast dat van het Rotterdamse Coolsingel Ziekenhuis, dat in die tijd in binnen- en buitenland bewonderd werd. Het ontwerp van Godefroij had toen al 12-persoons-zaaltjes, terwijl het Coolsingel Ziekenhuis nog 18-persoonszalen kende. 400 jaar geIe-den wergeIe-den heel andere ziekenhuizen gebouwd, zonder isoleerkamers,

(13)

huis

(1630).

Helaas is het toen ten gevolge Van de

"Gasthuis-kwestiell bij een ontwerp f,ebleven.

j1e medische en verpleegkundige verzorging van de patientcn wns

in deze peri ode van verpaupering over het algemeen ver beneden peil. Weliswaar was de medische situatie beter dan in de voor-gaande eeuwen, toen er zelfs geen chirurgijns in de gasthuizen waren, maar op enkele uitzonder

vloed in de ziekenhuizen miniem.

na was de medische

in-De medici werden door de regenten vaak niet voor vol aangezien. Hun honorarium was gering, met het gevolg dat ze hun betrekking

aan het gasthuis als bijzaak beschouwden 20). In

1678

moesten

de uitgaven van het Amsterdamse Binnengasthuis verminderd worden. De regenten besloten toen het halve traktement van de

chirur-21

jn in te houden! ). In Haarlem was tussen

1876

en

1894

een

gewezen koopvaardijkapitein huismeester. Hij moest vol gens zijn instructie o.a. toezicht houden op de plichtsvervulling van de heelmeesters (chirurgijns). Hij vatte deze taak nog a1 ruim op: op een dag, toen het ziekenhuis net werd schoongemaakt, stuurde hij een chirurgijn die een patient wilde gaan opereren weg met de boodschap: tldat daarvan op het ogenblik niets kon komen" 22).

~et het verp1eegkundig personeel was het in deze donkere periode

in Haarlem niet zo best gesteld. Ter i11ustratie geef ik een paar citaten. "Zo ste1de het huis helaas nooit hoofden aan - wellicht

stelden zodanigen zich toen ook nog niet beschikbaar - die

krach-tens hun opleiding en beschaving boven de partijen wisten te staan en een rechtvaardig en onkreukbaar bewind konden voeren.

~o konden niet aileen misbruiken binnensluipen, maar moesten zij

zich oak nestelen en b1ijven handhaven tot schade van de zieken

en het huis 23 ).

l!~et personeel bestond zoo in Haarlem als elders uit

onevenwich-tige mannen en vrouwen, imbecielen, oud geworden prost en

a1coholisten" 24).

In

1887

kwam er een nieuwe heelmeester. Hij merkte dat er no

slordig omgesprongen werd met het meten van de temperatuur onder

de oksel. Daarom wilde hij het rectaa1-opnemen invoe~en,

vertel-de dit aan vertel-de verp1eger van vertel-de manne1ijke chirurgische patienten, die tevens operatiehulp was. Deze was echter vrijwel doof en had

(14)

verwar-ring onder de patienten: zij hadden allen een lavement

gekre-gen ) •

In Amsterdam was het niel veel beter. Ik zRI hier volstRRn met een paRr voorbeelden. Koffie en thee werden toen door de zieken-vaders en -moeders verkocht. Dit gaf aanleiding tot knevelarij-en tknevelarij-en opzichte van patiknevelarij-entknevelarij-en die deze drank niet wknevelarij-enstknevelarij-en te gebruiken 26). In 1835 dienden de in het ziekenhuis werkzame hoogleraren bij de regenten een klacht in over "dienstboden en bijwaehts in het bijzonder over die in het Verbandhuis alwaar de onregelmatigheden ten gevolge van het misbruik van sterke drank al zeer ernstig zijn. en de oppassing der zieken zeer ge-brekkig" 27). In 1841 werd een besluit genomen, dat tot doel had

te voorkomen dat armlastigen na ult het ene ieht ontslagen

te z n, in het andere als dienstbode of bijwaeht werden

aan-28

genomen ). In hetzelfde jaar werden op een dag de oppermeid,

de bakers, de dienstboden en de bijwachts van de kraamafdeling

wegens ingeslopen misbruiken op staande voet ontslagen 29 ).

Nieuwenhuys meent dat deze wantoestanden veroorzaakt worden door de lage beloning van het personeel 30). Uit versehillende door Hellinga aangehaalde voorstellingen en regelingen, blijkt dat de hoogleraren in die tijd betreffende het personeelsbeleid met vooruitstrevende voorstellen kwamen, die evenwel steeds weer vastliepen op, of ernstig vertraagd werden door het College van Regenten. Reeds in 1833 stelden de hoogleraren voor, de werkzaam-heden van de vrouwelijke dienstboden te verdelen in huishoudelijk en verplegend werk, zodat het laatste niet in het gedrang kon ko-men. Deze werkverdeling werd pas 1850 doorgevoerd, eehter zonder

de verwachte resultaten. hoogleraren verklaarden dit ult de

slechte leefomstandigheden van dit interne personeel. In 1860 werd voorgesteld ziekenverpleegsters en -verplegers aan te stel-len "uit een maer burgelijke stand" en deze uitsluitend te be-lasten met ziekenverpleging en het toezicht daarop. Ook dit

bleef bij een voorstel 31). In tegenstelling daarmee heeft

vol-gens van der Schaar, in 1867 de direeteur-geneesheer van beide Amsterdamse Gasthuizen zieh tot de direetie van de strafkolonie

Veenhuizen gewend am "nieuwe zaalmeiden aan te werven!l! 32).

Te-gen deze achtergrondinformatie is het niet moeilijk de

toestan-den in die tijd op de ziekenzalen te verklaren. De

(15)

reinigen van vuile kleding en het tijdelijk verstrekken van niet te ontberen onderkleding was geen sprake. Dit geheel bleek

"waarlijk niet voor vrouwenogen geschikt"

33).

Uit

1781

is een

memorie van een dokter aan de regent en, waarin hij onder andere signaleert dat de zieken hun speeksel op de grond deponeren, evenals medicijnen die ze niet wensten te gebruiken. Ook ge-bruikte ondersteken blijven zonder behoorlijke afdekking onder

de kribben staan 34).

Tach is het nuttig deze toestanden te bezien tegen sociaal-cul-turele achtergronden van die tijd. Een voordracht van van den Eerenbeemt, gepubliceerd in Sociale Wetenschappen, biedt daar volop gelegenheid voor: hij geeft een overzicht van de

toestan-den op het gebied van de hy ene en huisvesting in deze periode.

In de huizen ontbraken toiletten, behalve in die van voorname

families. faecalienemmers werden op de binnenplaatsen der

woningen of op de straten en in de grachten geledigd

35).

Zo

vermeldt hij dat in Nijmegen in de open straatgoten, dienend voor de afvoer van regenwater, afgewerkt spoelwater etc., ook

vaste faecale stoffen en huisvuil gedeponeerd werden

36).

Daar

kwam nog bij dat in het midden van de

1g

e eeuw in Amsterdam de

helft van de in die stad wonende gezinnen gemiddeld met 5

gezin-nen een huis bewoonden en dat eenderde van de bevolking in holen en hokken woonden, die zoals van den Eerenbeemt aanhaalt "wij

voor onze huisdieren zouden afkeuren"

37).

Een van de gevolgen

hiervan zou, het in die tijd veel voorkomende, drankmisbruik

.. 38)

z~Jn •

Typerend voor de mentaliteit in die jaren is een in deze publi-catie aangehaalde passage uit een rapport van het Koninklijk

Instituut van Ingenieurs van

1855:

"In de woningen van den

werk-man ontstaan brandpunten van ziekte, wier invloed zich

wijdrond-am verspreidt om alle standen aan te taste~ en de geesel der

verwoesting te doen rondgaan tot in de huizen dar

meerbeschaaf-den"

39).

Ook aangaande de lichaamsverzorging had men in die

tijd afwijkende opvattingen. Tot in de achttiende eeuw vond men het niet nodig het lichaam te wassen. In welgestelde kring-en moestkring-en de parfums de onaamgkring-ename lichaamsgeurkring-en camouflerkring-en 40). De geneesheren leefden in de eerste helft van de negentien-de eeuw in Nenegentien-derland "veelal in een gesloten sfeer". Zij stonnegentien-den over het algemeen weinig open voar de sociale omgeving en trok-ken zich, na hun patienten behandeld te hebben graag tussen hun

(16)

boeken om zich aan bespiegelingen over te geven

41).

In Rotterdam is de situatie in het Coolsingel Ziekenhuis ge-heel anders .. Zoals reeds is opgemerkt heeft dr. Molenwater van-af de stichting van het ziekenhuis, als geneesheer-directeur het karakter van het Gasthuis in hoge mate behandeld. Het zie-kenhuis streefde er toen al naar " 0m de zieken van elke rang of stand ••• met humaniteit, als ongelukkige of hulpbehoevende

medemensen et als kostbare en hinderlijke lastposten te

be-schouwen en te behandelen 42). Dit was inderdaad in die tijd de stijl van het ziekenhuis. Het wordt door van der Schaar geillu-streerd met een advertentie uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant

van 3 maart 1 waarin de kapitein van het kofschip Alida

me-dedeelt dat hij in het Stadsziekenhuis te Rotterdamse de "af_ zetting van het been met de beste gevolg ondergaan hebbende en

na cen verpleging van 13 weken, gisteren volkomen hersteld naar

boord teruggekeerd, zich verpligt acht met aIle lof te gewagen, van de gelukkige uitvoerende kunstbewerking en de uitmuntende

goede zorg en behandeling aldaar ondervonden •••• 11

43).

Een andere buitenstaander, door van der Schaar aangehaald, is de

Fransman Marjolin, die over jn bezoek rapport heeft uitgebracht

aan de Acad~mie de M6dicine, waarin hij schrijft, dat

binnenge-komen, men zich nauwelijks kan indenken in een ziekenhuis te zijn. Alles is onderhouden met cen zindelijkheid die kenmerkend is

voor de HOllandersw Zelfs de chirurgische zalen stinken niet,

niettegenstaande ereen patient met een anus

preaternatura-10 t to.' d O d 0

44,

lS en wee pa lenten met een aan oen1ng van e urlnewegen J.

Gok blijkt er in die tijd een bibliotheek voor de patienten

aan-we zig te zijn

45).

Maar goed dat Marjolin niet is doorgereist

naar Amsterdam of Haarlem, om daar de ziekenhuizen te bezichti-gen.

Het personeelsbeleid was daar ook anders dan in die tijd in de Gasthuizen. Ret verplegend personeel bestond in 1851 uit twee hoofdziekenoppassers en twee hoofsoppasseressen, lieden uit de kleine burgerstand, die "0p iets beschaving kunnen bogen", als-mede uit acht oppassers en acht oppaseressen "wier ontwikkeling niet boven het genoten hebben van enig lager onderwijs uitging!l 1+6

)

.

Ze standen onder leiding van een huismeester en diens vrouw die ook v~~r administratie en huishouding moesten zorgen. Noch in de

(17)

jaarverslagen van de (gemeentelijke) Commissie van Administra-tie, noeh in de notulen zijn belangrijke klachten over dit vas-te inwonende personeel vas-te vinden. WeI komen moeilijkheden voor

met los personeel, dat van minder gehalte was

47).

Tegen

verwach-ting in, bleken de lonen van de hoofd- en de gewone oppassers in Rotterdam in die tijd niet hoger te zijn dan die van hun collega's in Amsterdam en Haarlem. Dit weerlegt de hierboven aangehaalde hypothese van Nieuwenhuys dat de wantoestanden in Amsterdam veroorzaakt werden door de lage beloning van het

per-soneel.

In het midden van de 1ge eeuw waren in aIle bestudeerde

zie-kenhuizen medici in full-time dienst. In Rotterdam was, zoals boven al is aangegeven, vanaf de stichting een directeur-ge-neesheer. Ook in beide Amsterdamse ziekenhuizen was een genees-heer-directeur en weI vanaf 1869. Tot omstreeks 1880 hebben deze geneesheren geen verbeteringen in de situatie in Amsterdam aangebracht. In Haarlem blijft het beheer tot 1891 in handen van een huismeester en hebben de in dienst zijnde medici aIleen hun professionele bevoegdheden.

ve

medici in deze periode moeten onderscheiden worden in

dok-toren, die aan de hogesehool en universiteit gestudeerd hebben en chirurgijnen of heelmeesters, die zoals de laatste benaming aangeeft, meesters waren in de heelkunst en meer op ambtelijk niveau stonden. De doktoren hadden een duidelijk hogere status dan de heelmeesters. Zoals vermeld was het niveau van het

ver-egend personeel over het algemeen laag en hun rol was beperkt

tot de fysische verzorging van de patienten en dat gebeurde nog

erg slecht. Hun status was dus laag. Het gevolg van een en ander was, dat de zieken aIleen in uiterste nood (medische en soeiale nood) naar het Gasthuis kwamen. De status van de patienten was dus zeer laag. Een uitzondering hierop is de enkele betalende

pa-tient, die zoals in Haarlem aan het eind van deze periode, met vee 1

zorg in de Regentenkamer werd geopereerd en verpleegd. De sta-tus van deze patient was hoger dar. die van het verplegend per-soneel.

(18)

III. Het hernieuwde sociale b

========================

e

!

(tot aind 19 eeuw).

Deze periode begint op het ogenblik dat men probeert het kli-maat in de ziel<enhuizen weer leefbaar te maken. Stolte schrijft dit in de eerste plants toe ann het werk van Florence Nightingale, .aan het voorbeeld van verplegende congregaties in de katholieke

landen en aan de diaconessen 48). Het is duirlelijk dat deze groe-peringen inderdaad een belangrijke bijdrage daartoe hebben gele-verd. Dit doet mijns inziens evenwel tekort aan medici, zoals dr. Molenwater die in 1850 in Rotterdam zonder opgeleid ver-pleegkundig personeel een voor die tijd uitstekend ziekenhuis had opgebouwd, en dr. van Deventer, die omstreeks 1880 in het Amsterdamse Binnengasthuis de mistoestanden gaat bestrijden. In bepaalde ziekenhuizen, waar medici als hervormers optreden, is het daarom best mogelijk dat deze periode samenvalt met de vol-gende. Dit is evenwel niet altijd het geval zoals b.v. in het Groote Gasthuis in Haarlem.

Tekenend voor ~it tijdperk is de opleving van wat van den

Eerenbeemt noemt "een mentale indutting van de medische wereld

in de eerste helft van de

1g

e eeuw" 49). In 1849 werd de

Maat-schappij tot Bevordering der Geneeskunst opgericht. Belangrijk is ook de wet van 1865 waarin de medische stand geuniverseerd werd: er waren geen chirurgijns a.d. meer, aIleen universitair geschoolde artsen.

In 1880 begon in Amsterdam de omwenteling in het Buitengasthuis. Daar werd toen dr. van Deventer benoemd als inwonend arts. Deze begon dadelijk na zijn aanstelling met reorganiseren, hierbij krachtig gesteund door zijn vrouw, die hem hielp bij het contro-leren van het onwillig personeel en die op de meest onverwachte tijden van de dag en de nacht de ziekenzalen bezocht 50).

In het Binnengasthuis bleef de toe stand ver beneden pei!. Zo werd er in 1880 een van de eerste Nederlandse gediplomeerde verpleeg-sters, zuster Reijnvaan aangenomen. Ze kreeg geen gelegenheid de wantoestanden te verbeteren en vertrok in 1883 naar het Buiten-gasthuis, waar zij spoedig adjunct-directrice werd. Inmiddels

was onder druk van de publiek~ opinie een commissie van

onder-zoek ingesteld, met als gevolg dat in hetzelfde jaar het bestuuur en de directie van de Amsterdamse ziekenhuizen vervangen werden. Beide ziekenhuizen kregen een eigen directeur-geneesheer: dr. van Davant er werd directeur van het Buit engasthuis. In het

(19)

Bin-nengasthuis werd een Duitse baronesse als adjunct-directrice

aangetrokken. ~ij bracht 2 hoofd- en

6

gewone verpleegsters mee

en legde hiermee de basis voar de verbetering van de verpleging in het Binnengasthuis.

Deze Duitse hulpploeg was in Nederland in die tijd geen vreemd verschijnsel: volgena van den Eerenbeemt was door de verpaupe-ring en slechte sociale toestanden de arbeidende bevolking on-gezond, gebrekkig, slap en onkundig geworden. Hierdoor hebben,

ondanks de grote werkeloosheid, vor eetiw tienduizenden Duitse

51).

vaklieden zich in ons land kunnen vestigen

In Haarlem kwam in 1891 een directrice. De huismeester werd

belast met de huishoudelijke dienst. Er was geen

geneesheer-di-recteur. Lit aanleiding tot grote moeilijkheden met de

medici. Leze situaties duurt tot 1911. Dan wordt er een

genees-heer-directeur benoemd en de directrice neemt ontslag.

De niet universitair geschoolde chirurgijnen zijn verdwenen en de medici krijgen door de medische research (b.v. anti-sepsis) de beschikking over methoden, waardoor de resultaten van hun werk met sprongen verbeteren. Hierdoor stijgt hun status aan-zienIijk.

De verpleging en hier en daar zelfs het bestuur komt in handen van gediplomeerde verpleegsters,die gerecruteerd worden uit

meis-jes uit betere milieus met een goede vooropleiding. Hierdoor krijgen zij weer een overwicht op de patienten, waardoor zij ook in staat zijn de psychologische, opvoedkundige en bemid-delende rol van verpleegster waar te maken. Hun status is dan ook hoog.

Nu het ziekenhuis, zowel medisch als verpIeegkundig wat te bie-den heeft, komen ook betalende patienten. De status van de pa-tient kan hierdoor verschil1ende waarderingen hebben, afhanke-lijk van de klasse waarin zij verpleegd worden.

Wat de bouwkundige aspecten betreft, lopen deze periode en het begin van de volgende in elkaar over. Er worden in deze jaren verschillende oude ziekenhuizen afgedankt en nieuwe gebouwd. De nieuwe bouwmethode is paviljoenbouw: een aantal gebouwen ver-deeld naar hun verschillende specialistische bestemmingen, zoals chirurgie, interne afdeling, kinderafdeling, oor-, neus- en

(20)

aan-tal toiletten stijgt tot een op de tien

a

vijftien patienten.

Er is minstens ~en badkamer per verpleegafdeling en de eerste

spoelkeukens, behandelkamers en dokterskamers worden gebouwd. Het aantal bed den per zaal wordt kleiner: we zien al zalen van

8

a

12 bedden. Voorbeelden hiervan zijn:

fig.

8

en

9

uitbreiding ziekenhuis Coolsingel Rotterdam

1885

met een vleugel en paviljoens in de tuin.

fig. 11

fig. 12

verbouwing Mannenverband Binnengasthuis Amsterdam

1894.

paviljoen Wilhelminagasthuis (Buitengasthuis)

Am-sterdam

1890.

(tot de dertiger jaren).

De term "medisch paternalismel! is ontleend aan de oratie van

Hattinga-Verschure

52).

Deze fase gaat in op het ogenblik dat

een ziekenhuis duidelijk aantoonbare kenmerken gaat vertonen van de leiding van een medicus. Verpleging en economie is in deze periode ondergeschikt aan de medische verzorging.

'~uerido typeert: de patient is II gereduceerd tot een diagnose,

de maagzweer op no.

18",

de verpleegster Tttot een rad in de

me-dische machinel l

53).

Dat er een verband kan bestaan tussen dit extreem paternalisme en het steeds lager word end niveau van de verpleegster, lijkt een niet erg speculatieve hypothese. Naast bovenstaande negatie-ve zijden van het medisch paternalisme zijn er ook zeer sterke positieve kanten te vermelden. Het is in deze periode, dat de medici in verschillende ziekenhuizen de levensomstandigheden van de patienten op een redelijk peil gebracht hebben. Ook was het klimaat gunstig voor een snelle ontwikkeling van de medische wetenschap, waarbij zoals Stolte het uitdrukt, de geneeskunde veel te danken heeft t1aan de fysica en de chemie en de

biolo-gie en de psycholobiolo-gie"

54).

Hen ziet het moraliteitscijfer dalen:

met name door een lagere kindersterfte tussen nul en vijf jaar. Het gevolg van deze ontwikkeling was een sterke stijging van de exploitatiekosten. Dit werd door de buitenwereld niet zonder meer geaccepteerd. Aan het ziekenhuis werd de eis gesteld, de bedrijfsvoering zo efficient mogelijk te doen zijn.

IIDe medische directeur, niet geschoold in methoden van mod erne

(21)

! •

In deze fase komt de verpleegafdeling geheel tot ontwikkeline. Grote zalen van meer dan 20 bedden worden over het algemeen niet meer gebouwd. Rondom de patient-verblijven worden de dienstver-trekken gegroepeerd: toiletten, badkamers, spoelkeukens, dienst-keukens, kamers van de hoofdverpleegsters, dokters- en behandel-kamers. Een voorbeeld hiervan is:

fig. 13 Plattegrond klasseafdeling St. Elisabeth's of Grote

Gasthuis Haarlem 1928.

Twee ziekenhuizen van de bekende architect Ed Cuypers, die om-streeks 1930 gereed kWamen zijn het St. Elisabeth ziekenhuis te Tilburg en het St. Joseph ziekenhuis te Eindhoven. Het zijn ty-pische representant en van de ziekenhuizen van die tijd:

fig. 14

fig.

15

fig. 16

fig. 17

fig. 18

Situatietekening St. Elisabeth ziekenhuis Tilburg

1929.

Voorgevel St. Elisabeth ziekenhuis Tilburg

1929.

Plattegrond verpleegpaviljoen St. Elisabeth

zieken-huts Tilburg

1929.

Overzichtsfoto St. Joseph ziekenhuis Eindhoven

1929.

Plattegrond verpleegpaviljoen St. Joseph ziekenhuis

Eindhoven

1929.

De medische wetenschap gaat in deze periode snel vooruit waar de medicus weer betere resultaten boekt. Ook is hij belast met het bestuur van de ziekenhuizen. Zijn status is daardoor zeer hoog geworden.

Het verplegend personeel, dat in het begin van deze periode een hoge status had, zien we langzaam maar zeker in kwaliteit achter-uitgaan. De toelatingseisen worden telkens verlaagd door gebrek aan aanbod van nieuwe verpleegsters. Hierdoor gaat oak hun sta-tus achteruit, welk proces bevorderd wordt door het autoritair optreden van de medicus enerzijds en het hoger worden van de gemiddelde ontwikkeling en daardoor status van de patient ander-zijds.

e status van de patient blijft in deze periode ook afhankelijk van de klasse waarin hij verpleegd wordt. Aan het eind van deze periode zien we dit statusverschil verminderen. De ligging van de derde klas patient wordt verbeterd: de kosten worden door de ziekenfondsen betaald. De service aan de eerste klas patienten daarentegen vermindert door personeelsgebrek.

(22)

v.

De b isatorische invloed (tot heden).

===========~======

In deze periode zien we de resu1taten Van de economische en bedrijfsorganisatorische technieken in het ziekenhuis, a1 dan niet gepropageerd en gestimuleerd door de econoom. Zoa1s Hattinga-Verschure signa1eert, is deze fase nog vo10p in ont-p100iing, heeft reeds uitstekende resu1taten bereikt en vertoont

ook opmerke1ijke 1acunes

56).

Hij wijst erop, dat met name

socio-logisch en sociaa1-psycho10gisch onderzoek en toepassingen nood-zakelijk zu11en zijn. Hij ziet over de organisatiefase heen een

volgende naderen: de sociol0 fase

57)~

Met deze

mono-discip1inaire aanduiding, bestrijdt hij zijn eigen credo, waar-in hij uiteenzet, dat de problemen waar-in de ziekenhuizen op veler-lei wetenschapsgebieden 1iggen.

Aan het tot een gecomp1iceerd bedrijf uitgegroeide ziekenhuis werden in deze periode niet alleen medische maar ook economische maatstaven aangelegd. Al gauw b1eek dat het paviljoensysteem hier niet aan vo1deed. Beha1ve economische waren er ook medische en verp1eegtechnische argumenten om dit systeem te ver1aten: met name had men sterk de behoefte gekregen aan betere en kortere verbindingen. Zo ontstaat het v1eugelziekenhuis. Men tracht de loopwegen tussen'de afde1ingen en ook binnen de afdelingen te verkleinen. Er komen verder douchecellen met nog een enkele badkamer, pat ienten - dagverblijven en een koff iekamer voor ver-pleegsters. De dienstkeuken wordt eenvoudiger of verdwijnt, de ziekenhuizen worden meer f1exibel opgezet en met uitbreiding wordt rekening gehouden.

Voorbeelden van mod erne ziekenhuizen zijn:

fig.

19

fig. 20 fig. 21 fig. 22 fig. 23 fig. 24 fig. 25

Overzichtsfoto Diaconessenhuis Eindhoven

1966.

Situatieschema Diaconessenhuis Eindhoven

1966.

Plattegrond verpleegafdeling Diaconessenhuis

Eind-hoven

1966.

Overzichtsfoto St. Willibrordusziekenhuis Deurne

1969.

Situatiescheroa St. Willibrordusziekenhuis Deurne

1969.

Plattegrond verpleegafdeling St.

Willibrorduszieken-huis Deurne

1969.

Plattegrond verpleegafdeling nieuwe R.K. Binnenzieken-huis Eindhoven (in aanbouw).

(23)

De zeer hoge status van de medicus brokkelt af. Zij omgeving wordt snel kritischer. In de directie van de ziekenhuizen verschijnt een econoom. Hoogleraren houden oraties waarin zij wijzen op het "mijnenveld", dat de led en van de medische staf in de ziekenhui-zen hebben aangelegd. Nabestaanden Van overleden patienten kla-gen de behandelende kla-geneesheer bij de rechtelijke macht aan. De status Van het verplegend personeel stijgt iets. Er komt een directrice in de directie. Er worden voorzieningen getroffen om hun werk gemakkelijker te maken. De huishoudelijkedienst gaat het poetswerk en dergelijke doen. Deze statusverhoging wordt evenwel in belangrijke mate door de steeds toenemende schaarste veroorzaakt.

Ook de status van de patient stijgt door de toename Van de ge-middelde ontwikkeling. Hij wordt mondiger en kritischer.

VI. ~~:~~~~~g~~g~g~~~~~~~=g~~~g~~~~~ (komende periode). In deze periode zal multi- en interdisciplinair onderzoek de basis gaan vormen voor een gericht streven naar een zo goed mogelijke benadering Van de doelstellingen van het ziekenhuis. De effectiviteit Van de behandeling, het leef- en werkklimaat van de pat1enten, staf, verplegenden en ander personeel alsme-de alsme-de efficiency zullen hierbij centraal staan.

Ook de status en rollen van de centrale figuren in de werkgemeen-schap Van het ziekenhuis zullen verder evolueren.

In dit kader is Van belang een bijdrage van Mok over professio-naliseringsmodellen. Hij onderscheidt er twee: het traditionele en het moderne. Bij het eerste ligt o.a. de nadruk op de inte-griteit en de autonomie, bij het tweede op competentie en het werken in teamverband. Mok verklaart hiermee, dat juist bij de traditionele professies momenteel een gevoel van onbehagen

be-staat. Hij haalt hierbij van Es aan, die in zijn oratie

(1967)

bij het aanvaarden van het ambt als hoogleraar in de geneeskunde van de huisarts, gepleit heeft om de arts in een modern gewaad te steken, omdat het oude heeft geleid tot een krisis in het beroep, tot twijfel aan zijn capaciteiten en eisen om hogere honoraria. Als een van de oorzaken van deze situatie ziet Mok het mondig worden van de dienstontvangers (patiinten) en de

daaruit voortvloeiend~ overbrugging van de traditionele

kennis-afstand tU6sen professional, en leek

59).

Verwacht mag worden

(24)

zal doorgaan. Enerzijds door de stijging van het niveau van de patient, anderzijds doordat het gehele gebeuren in het

zieken-huis ~ met de inbreng van aile disciplines van de mod erne

weten-schap - steeds effectiever op hat welzijn van de patient zal worden geconcentreerd.

De status van de medicus zal verder afbrokkelen. Om dit proces te stoppen zullen zij zich gaan aanpassen aan het moderne

pro-fessionaliseringsmodel, de technische inhoud van hun yak gaan

verbeteren en in teamverband ook niet-medici gaan samenwerken. De verplegenden zullen opgeleid worden voor het overnemen van routinewerk van de medicus en het bedienen van ingewikkelde apparatuur. Hierdoor zal hun status stijgen. Mede hierdoor zul-len zij in toenemende mate betrokken worden bij beslissingen over de gang van zaken in hat ziekenhuis.

Hest mij nog een poging te wag en om aan de hand van de hiervoor gemaakte prognoses met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de status en sociale rol van de patient, medicus en verple-gende en de te verwachten invloeden van buitenaf, een aantal uit-spraken te doen over een toekomstige ontwikkeling van de ver-pleegafdeling. Deze uitspraken hebben uiteraard een speculatief karakter.

Als voornaamste invloed van buitenaf wil ik onderkennen: de steeds snellere opmars van de technische hulpmiddelen (met name van

de computer) en de interdisciplinaire aanpak van problemen, zowel op het gebied van genezen van zieken als op het zieken-huismanagement.

In de komende jaren zie ik de "self-care" patient uit de ver-pleegeenheid verdwijnen. Deze zal veel beter overeenkomstig zijn groeiende status, in een "self-care unit" (ziekenhuishotel) opgevangen kunnen worden. Men zal derhalve voorzichtig moeten zijn met het aanbrengen van permanente "self-care" voorziening-en zoals: wasplaatsvoorziening-en, douches, w.e.'s voorziening-en dagverblijvvoorziening-en in de verpleegafdelingen. Ook de dokterskamer zal van de afdelingen verdwijnen. Hiervoor in de plaats zal een kamer komen waar team-besprekingen kunnen worden gehouden. Gezien het specialis-tenteam en de privacy van de patienten, zullen meer behandel-kamers noodzakelijk zijn, die wat betreft de technische outi

(25)

gespecialiseerd zullen zijn. Op de kamer van de hoofdverpleeg-ster, of in een kamertje ernaast; zaleen computerterminal staan, die zowel voor organisatorische als voor medische doel-einden gebruikt kan worden. Ook zullen er enkele kamers komen voor "intensive-care" patienten, die centraal via monitoren e.d. bewaakt kunnen worden met een snelle terugkoppeling naar de afdeling. De voorzieningen voor het verplegend personeel op de afdeling zullen uitgebreid worden overeenkomstig de hogere sta-tus: koffiekamer, garderobe, toiletten enz. In verband hiermee zal ook de dienkeuken vervallen.

De werkzaamheden in deze keuken zullen gecentraliseerd worden. Hooguit zal er een kleine pantry overblijven, waar wat extra serviesgoed opgeborgen kan worden e.d.

Ret is duidelijk dat bovenstaande verwachtingen op een te

zwak-ke basis gegrond z~Jn om als een verantwoorde prognose te

kun-nen diekun-nen. Het lijkt me evenwel duidelijk, dat de eisen die de komende jaren aan de verpleegafdeling gesteld zullen worden, weI eens aanzienlijk van de huidige zouden kunnen afwijken. Het zou daarom aan te bevelen zijn, deze materie grondig te bestu-deren en, in afwachting daarvan, een zo flexibel mogelijke bouw-wijze toe te passen.

(26)

D. Stellingen.

In voorgaande bladzijden hebben we opgemerkt dat er een aantal paraliellengetrokken kunnen worden.

In de tweede helft van de vorige eeuw waren de toestanden in het Coolsingelziekenhuis te Rotterdam aanmerkelijk beter dan die in de Amsterdamse en Haariemse ziekenhuizen. De patienten en het verplegend personeel kwamen uit vergeIijkbare culturele omgeving. De salarissen van het verplegend personeel waren in de bestudeerde ziekenhuizen vrijwel geIijk.

AIleen in het Coolsingelziekenhuis was een directeur die de patienten als mensen zag en als zodanig liet behandeIen, ter-wijl ze elders als "voorwerpen" beschouwd werden. Binnen de werkgemeenschap van het ziekenhuis was de status van de patient in Rotterdam aanzienlijk hoger dan die in Amsterdam en Haarlem. In Rotterdam zien we medisch prijzenswaardige toestanden en re-sultaten, in Amsterdam verschijnt een rapport van een inwonend geneesheer van het Buitengasthuis waarin staat dat een groot aantal patienten in dit ziekenhuis ziekten opliepen die ze bij opname niet hadden. Rotterdam had een aan deze mentaliteit aan-gepast gebouw, Amsterdam en Haarlem sukkelden voort met gebouwen die beter als pakhuizen voor tlvoorwerpen" beschouwd kunnen wor-den. Rotterdam had geen klachten over het personeel, in Amster-dam WaS het verloop bij het vrouwelijk personeel rond 1880 circa

20~~ per jaar. Ook in de middeleeuwen beschouwde men de patient

als mens, als evennaaste. Men leest dan ook over orde, rust en hygiene in de ziekenhuizen. Ook hier de parallel tussen de sta-tus en het leefklimaat en behandeling van de zieke. In de fase Van het hernjeuwde sociale besef en in de medisch patriachale periode komen we dit patroon ook tegen. Als de medicus, belang-rijk in status stijgt, zien we de dokterskamer op de afdelingen verschijnen. Is de paviljoenbouw niet te zien als het rijk van

de medicus, met zijn patienten, zijn personeel, z~jn laboratoria,

etc.?

In die tijd stijgt de status van de patient eveneens, met name van de klassepatient. De grote zalen verdwijnen, de klassepatient krijgt een eigen kamer, zelfs een eigen afdeling voorzien van een

comfort waar het "voorwerplt van amper 50 jaar eden zelfs niet

van gedroomd heeft.

Een merkwaardige ambivalente figuur is in die tijd de verpleegster. Van goede huize, met goede ontwikkeling en opleiding, goed

(27)

dien-keuken als rustplaats op de afdelingen genoegen nemen. WeI had-den de hoafdverpleegsters eigen kamers. Door het meer patiint gecentreerde karakter (hogere status) en de grotere mogelijk-heden, steeg daarna het leefklimaat en de effectiviteit van de verpleging.

Stelling 1.

Er is een verband tussen de (vaak als notie aanwezige) vi-sie van de leiding van het ziekenhuis op de status van de hierin aanwezige groeperingen zoals patienten, verplegenden en medici enerzijds, en:

- het gebouw, met name betreffende layout en inrichting - het sociaal-psychologisch leef- en werkklimaat

- de effectiviteit en efficiency van behandeling, verple-ging en verzorverple-ging

anderzijds.

In de vier ziekenhuizen waren er onder de vele artsen ongetwij-feld een aantal die in de donkere tijd van het pauperdom net als dr. Molenwater en dr. van Deventer, met de patient als mens be-gaan waren. Met name in Haarlem waren er een aantal aan te wij-zen. Toch hebben zij geen kans gezien deze zienswijze over te dragan, zodat zij het getij deden keren.

Stelling 2.

Het in stelling 1 genoemde verband zal afhankelijk zijn van

idealisme en de bekwaamheid van de leiding, en de ext erne en interne mogelijkheden om deze eigenschappen over te dra-gen.

Stelling 3.

Er is een wisselwerking tussen de factoren gebouw, sociaal-psychologisch klimaat, effectiviteit en efficiency •

. visie op ~-"'---1114

status

idealisme bekwaamheid mogelijkheden

(28)

Ale we dit toepassen op de situatie van vandaag, komen we tot de twee volgende stellingen:

Stelling

4.

Een betere integratie van de menselijke waarden van patien-ten en verplegend personeel in de opzet, organisatie en dagelijkse gang van zaken in het ziekenhuis zal de nuts-maximalisatie (effectiviteit en efficiency) van deze or-ganisatie ten goeqe komen.

Stelling

5.

Uit het oogpunt van de algemene gezondheidszorg is het ui-termate belangrijk, naast fundamenteel medisch onderzoek, research op interdisciplinaire basis te verrichten ter ont-wikkeling van optimale condities voor de opzet en organi-satie van ziekenhuizen.

Gezien de dynamische ontwikkeling door de jaren heen van de fac-toren die van invloed bleken te zijn op de structurele en bouw-kundige eisen die aan de verpleegafdeling en het ziekenhuis ge-steld werden, is mijns inziens de werkhypothese gerechtvaardigd, dat dit model dynamisch zal blijven.

Stelling

6.

Willen wij in Nederland, binnen gestelde financiele gren-zen, steeds een zo groat magelijke garantie hebben om aan de eisen van de tijd aangepaste ziekenhuizen en verpleegaf-delingen te bezitten,dan zullen de volgende maatregelen ge-nomen moeten worden:

a. instelling van een permanente interdisciplinaire wepk-groep op nationaal niveau, die, vanuit een historische basis periodiek een plan610gische en futurologische visie op de toekomst geeft, na de me est recente ontwik-kelingen verwerkt te hebben.

b. instelling van een tweede interdisciplinaire werkgroep, die deze visie in programma's van eisen vertaalt, gedif-ferentieerd naar soort ziekenhuis en de heersende

sociaal-culturele omstandigheden.

c. oprichting van een permanente werkgroep van technici, die voortdurend de markt afzoekt naar mod erne relevante

(29)

ont-wikkelingen op het gebied

van

bouw- en installatiema-terialen, alsmede technische en medisch-techische appa-ratuur. Zij moeten hiervan een gemakkelijk toegankelijk en van een terugkoppeling op de praktijk voorzien docu-mentatiesysteem bijhouden.

d. instelling van een derde interdisciplinaire werkgroep,

die aan de hand van de door b en c verzamelde gegevens, periodiek een aantal gestandariseerde ontwerpen van ziekenhuizen maakt. Zij moeten hierbij zoveel mogelijk gebruik maken van genormaliseerde en geprefabriceerde onderdelen, alsmede van ervaringsgegevens, verkregen uit de reeds gerealiseerde projecten.

e. regionale samenwerking van ziekenhuizen. In deze regio's

moet de bouw van nieuwe ziekenhuizen zodanig gefaseerd worden, dat periodiek een nieuw ziekenhuis gereed komt. Door bovenstaande maatregelen lijkt het me mogelijk de voor-bereiding kwalitatief en kwantitatief te verbeteren. De voorbereidingstijd en de bouwtijd zullen verkort worden. De opgeleverde ziekenhuizen zullen dus meer aan de eisen van

de tijd voldoen. Tenslotte zullen de ziekenhuizen en

ver-pleegafdelingen hierdoor zowel relatief goedkoper als be-ter worden. Babe-ter in be-termen van medische effectiviteit, efficiency en sociaal-psychologisch leef- en werkklimaat.

(30)

E. Noten.

1) A. Oldendorff: De psychologie van het sociale leven, Utrecht 1966, bIz. 57.

2) Oldendorff: a.w. bIz. 58.

3) J.J. Rohde: Soziologie des Krankenhauses, Stuttgart 1962, bIz. 249.

4) Rohde: a.w. bIz. 294 •. 5) Rohde: a.w. bIz. 234.

6) A. Querido: Godshuizen en Gasthuizen, Amsterdam 1967, bIz. 90. 7) J.B. Stolte: De invloed van de ontwikkeling der Medische

Wetenschap op het ziekenhuis. Ons ziekenhuis ~ (1952) bIz. 296.

8) J.?A. Coopmans: Het historisch kader van het ziekenhuis.'Ons

ziekenhuis

21

(1969) bIz. 306.

9)

Querido: a.w. bIz. 26.

10) M.H. Cohen: Een middeleeuws ziekenhuis. Naderl. tijdschrift

voor Geneeskunde 1922, bIz. 2621 tim 2

11) Coopmans: a.w. bIz. 308. 12) Querido: a.w. bIz. 96. 13) Stolte: t.a.p. bIz. 296.

14) J.J.C.B. Bremer: De ziekenhuispatient, Utrecht 1964, bIz. 90. 15) C.H. Vernede: Geschiedenis der ziekenverpleging, Haarlem 1927,

bIz. 245.

16) A. Querido: Het Wilhelminagasthuis, Lochem 1966, bIz. 42. 17) Cs.Js. Nieuwenhuys: Proeve eener Geneeskundige

Plaatsbeschrij-ving der stad Amsterdam, 3e deel, Amsterdam 1820, bIz. 178.

18) Nieuwenhuys: a.w. bIz. 198.

19) Querido: WiIheIminagasthuis,blz. 62. 20) Nieuwenhuys: a.w. bIz. 184.

21) G. Hellinga: Geschiedenis van het St. Pieters- of Binnengast-huis, Amsterdam 1930, bIz 37.

22) L.C. Kersbergen: Geschiedenis van het St Elisabeth's of Gro-te Gasthuis Gro-te Haarlem, Haarlem 1931, bIz 269.

23) Kersbergen: a.w. bIz. 254. 24) Kersbergen: a.w. bIz. 279. ) Kersbergen: a.w. bIz. 214.

26) A.W.C. Berns: De Gasthuizen van Amsterdam, Amsterdam 1883, bIz. 23.

Rellinga: a.w. bIz. 70. 28) Hellinga: a.w. bIz. 70.

(31)

29)

Hellinga: a.w. bIz.

71.

30)

Nieuwenhuys: a.w. bIz.

201.

31)

Hellinga: a.w. bIz.

71

tim

73.

32)

P.J. van der Schaar: De geschiedenis van een Rotterdams

Ziekenhuis, Rotterdam

195

1 , bIz.

92.

33)

Een wandeling door het oude Binnengasthuis. Maandblad voor

Ziekenverpleging

1881,

no.

12,

bIz.

3.

34)

~uerido: Wilhelminagasthuis, bIz.

45.

35)

F.F.J.M. van den Eerenbeemt: Arts en sociaal besef in

36)

37)

38)

39)

40)

41)

42)

1+ 3)

44)

45)

46)

land in historisch perspectief.

no.

4,

bIz.

231.

van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz. van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz. van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz. van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz. van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz. van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz.

van der Schaar: a.w. bIz.

34.

van der Schaar: a.w. bIz.

34.

van der Schaar: a.w. bIz.

35.

van der Schaar: a.w. bIz.

34.

van der Schaar: a. \v. bIz.

95.

van der Schaar: a.w. bIz.

95-96.

Stolte: t.a.p_ blz.

296.

van den Eerenbeemt: t.a.p. bIz.

Vernede: a.w. blz.

368.

van den Lerenbeemt: t.a.p. blz.

Sociale Wetenschappen

258.

252.

257.

257-258.

232.

242.

241.

243.

Neder-1969,

47)

48)

49)

50)

51)

52)

J.C.fJI. Hattinga-Verschure: \J en tel trap naar de toekomst:

In-au~urele rede Utrecht

1970,

bIz.

8.

53)

Querido: Godshuizen en Gasthuizen, bIz.

111

en

112.

54)

55)

57)

58)

Stolte: t.a.p. bIz. Hattinga-Verschure: Hattinga-Verschure: Hattinga-Verschure: Hattinga-Verschure:

297.

a.w. bIz.

8.

a.w. bIz.

9.

a.w. bIz.

12.

a.w. bIz.

18.

59)

A.L. Mok: Professie en arbeidsvoldoening. Uit: Berting, de

Sitter e.a. Arbeidsvoldoening en Arbeidsbeleid, Utrecht

1968,

(32)

F. Literatuur.

1. Berns, A.W.: Gasthuizen van Amsterdam, Amsterdam 1880. 2. Bremer, J.J.C.B.: De ziekenhuispatient, Utrecht 1964.

3.

Cohen, M.H.: Een Middeleeuws Ziekenhuis. Ned. Tijdschrift

voor Geneeskunde, 192?

4.

Coopmans, J.P.A.: Het historische kader van het ziekenhuis.

Ons Ziekenhuis, augustus 1969.

5.

Dane, C.: Geschiedenis van de Ziekenverpleging, Lochem 1967.

6. Eerenbeemt, H.F.J.M. van den: Arts en sociaal besef in Ne-derland in historisch perspectief. Sociale Wetenschappen 1969, no. 4.

7.

Hattinga-Verschure, J.C.M.: De Wenteltrap naar de toekomst,

Inaugurele rede, Utrecht 1970.

8.

Hellinga, G.: Geschiedenis van het St. Pieters- of

Binnen-gasthuis Amsterdam 1930, Bibl. Amsterdam.

9. Kersbergen, L.C.: Geschiedenis van het St. Elisabeth's of

Grote Gasthuis te Haarlem 1931.

10. Kraayvanger, M.: Enkele overdenkingen bij 25 jaar zieken-huisbouw. Ons Ziekenhuis 1958.

11. Mok. A.i..: Professie en arbeidsvoldoening in Berting, de Sitter e.a. Arbeidsvoldoening en arbeidsbeleid, Utrecht 1968. 12. Nieuwenhuys, Cs.Js.: Proeve eener Geneeskundige

Plaatsbe-schrijving der stad Amsterdam, 3e deel, Amsterdam 1820.

13. Oldendorff, A.: De psychologie van het sociale leven, Utrecht 1966.

14. Querido, A.: Godshuizen en Gasthuizen, Amsterdam 1967. 15. Querido, A.: Het Wilhelminagasthuis. Lochem 1966.

16. Rohde, J.J.: Soziologie des Krankenhauses, Stuttgart 1962. 17. Schaar, O.J. van der: Geschiedenis van een Rotterdams

Zieken-huis, Rotterdam 1951.

18. Stolte, J.B.: De invloed van de ontwikkeling der Medische Wetenschap op het ziekenhuis. Ons Ziekenhuis 1952.

19. Vernede, C.H.: Geschiedenis der Ziekenverpleging, Haarlem 1927.

20. Een wandeling door het oude Binnengasthuis. Maandblad voor Ziekenverpleging 1881, no. 12.

21 april 1971 RM/WK

(33)

1. Plattegrond Binnengasthuis Amsterdam 1680. Historisch Topografische Atlas. Gemeentearchief Amsterdam.

(34)
(35)

1 2 3 4 5 6 " ( 9 10

ving. Gemeente Archief Amsterdam.

Toegang tot het gasthuis. 18 Tuinhuis.

Toegang tot de Gasthuisapotheek. 19 Waning van den Directeur van

Toegang tot de Regentenkamers. het Gasthuis.

(30etemelckspoort). 20 Ingane tot het Verband.

Kantoor van den portier. 21 Algemeene haard voar het

reszelfs waning. Verbanrlhuis.

~en portasl. 22 Dolle zaaltje.

Trap tot de waning van de vroed-

23

Laboratorium bij den tuin.

vrouw. 24 Regentenkamer.

Ingang tot het Vrouwen-zieken- 25 Regentessekamer.

huis. 26 Laboratorium bij de apotheek.

Roey- of verloskamer. 27 Spreekkamer voor de

Stads-Bakerskamer. Doktoren.

11 Sectiekamertje. 28 Operatiezaal voor den Steen:

12 Algemeen wasch- en spoelhuis. benevens het daaraan

grenzen-13 14 15

16 17

Bakkerij. de kamertje voor den lijder,

Timmermansloods (voormalige veer en na de operatie.

brouwerij). 29 Ziekenmoederskamer in het

Ingang tot het Mannen-zieken- Vrouwenverband.

huis. 30 Voorportaal van het Mannen- en

De Vaderskamer. Vrouwenverband.

(36)

'v., .. , '. .. . ,~, .. . ' , ... :.?'i. . ~ ~ ~ ~ , "( . ~ ; . ~ ~ , ~ ~ 'E \-" ' . . ! ~ . I . , \ . \ .

~

0

"

'1

1

o

~

.

~

':: .... I "

r

·

·

0 '-':' j, .. : 0 . ,. .J

I , ~ . --"'!-... ---~.- ~-~---' . ) fig. 4. Schetsontwerp van Godefroy . voor nieuw Bin n engasthuis Amsterdam 1 8 62. Historisc-h To po g rafis.che Atlas G . emeente-archief Amsterdam. -'

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Interfacultaire Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, waar wij werken, kent een lange traditie om met docententeams aan academische opleidingsscholen samen

Van der Meer wees er ten slotte op dat de LKC opereert in goed overleg met andere klachtencommissies voor het onderwijs, maar hij zei ook dat het niet meer van deze tijd is dat er

Doordat er bij een aantal werkgevers veel klanten, bezoekers of patiënten komen en de bereikbaarheid voor deze groep gewaarborgd moet worden, wordt er bij drie werkgevers

In reguliere informatie aan Tweede Kamer komt niet naar voren: (a) betrokkenheid ministers van EL&amp;I en Financiën bij beleidsuitvoering via Gasunie en EBN, (b) rolverdeling

Wanneer we nu deze opvattingen vergelijken met die van Hob- bes, kunnen we mijns inziens niet anders dan concluderen dat de staats- theorie van die laatste, ook al gebruikt hij

Maar wellicht heeft ons land, ongeacht zijn lid- maatschap van internationale organisaties, voldoende specifiek nationale belangen die zouden moeten worden beschermd middels

Met het wegvallen van dat niveau zou niet alleen voor de inzet van de batal- jons noodzakelijke kennis wegvallen, het zou ook ma- ken dat officieren niet meer in eigen land de

De kosten van de energietransitie zullen voor het overgrote deel moeten worden opgebracht door de burgers via een elk jaar hoger wordende energiebelasting, waarbij elk huishouden