• No results found

In de bres voor je buurt : het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) in de praktijk van buurtproblematiek en de rol van de regulatory focus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de bres voor je buurt : het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) in de praktijk van buurtproblematiek en de rol van de regulatory focus"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

In de Bres voor je Buurt: Het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) in de Praktijk van Buurtproblematiek en de Rol van de Regulatory Focus.

Studentnummer: 10798986 Naam: Thibaud te Groen Begeleider: Guido Valk Vak: Bachelorscriptie Aantal woorden: 5492

Aantal woorden abstract: 202 Datum: 2 juni 2017

(2)

2

Inhoudsopgave

Abstract 3

In de bres voor je buurt: Het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) in de Praktijk van Buurtproblematiek en de Rol van de Regulatory Focus 4

Methode 9 Deelnemers 9 Materialen 10 Efficacy 10 Onrechtvaardigheid 11 Sociale Identiteit 11 Collectieve Actie 12 Regulatory Focus 12 Procedure 13 Resultaten 14 Exploratieve Analyses 19 Discussie 20 Literatuurlijst 25 Bijlagen 28

Bijlage 1: Beschrijving Validiteit en Betrouwbaarheid Pilot 28 Bijlage 2: Beschrijving Validiteit en Betrouwbaarheid Vragenlijst 30 Bijlage 3: Tabellen PCA en Betrouwbaarheidsanalyses Pilot 33 Bijlage 4: Tabellen PCA en Betrouwbaarheidsanalyses Vragenlijsten 42

Bijlage 5: Data-analyseplan 47

(3)

3 Abstract

In het huidige onderzoek werd de toepasbaarheid van het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA ) in de Pijp te Amsterdam onderzocht, waarbij werd ingegaan op de voorspelbaarheid van collectieve actie door onrechtvaardigheid, efficacy en sociale identiteit. Daarbij werden de mediatie-effecten van efficacy en onrechtvaardigheid bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie onderzocht. Ten slotte werd onderzocht of de regulatory focus een moderator is bij de relatie tussen efficacy en collectieve actie. De intentie tot collectieve actie werd bij 92 bewoners rondom het Willibrordusplein gemeten aan de hand van vragenlijsten. Uit de resultaten bleek in lijn met SIMCA dat onrechtvaardigheid, efficacy en sociale identiteit, collectieve actie voorspelde en dat er een indirect effect was van sociale identiteit op collectieve actie via onrechtvaardigheid. Echter bleek dat er geen indirect effect was van sociale identiteit op collectieve actie via efficacy. Ook bleek dat regulatory focus geen invloed had op de relatie tussen efficacy en collectieve actie. Uit deze gegevens werd geconcludeerd dat SIMCA grotendeels toepasbaar is in de praktijk van buurtproblematiek, dat efficacy geen mediator is bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie en dat regulatory focus geen moderator is bij de relatie tussen efficacy en collectieve actie.

(4)

4

In de bres voor je buurt: Het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) in de Praktijk van Buurtproblematiek en de Rol van de Regulatory Focus.

“Geen parkeergarage onder het Willibrordusplein” (Meertens, 2016). Dit is een leus die al een tijdje gebruikt wordt door buurtbewoners in de Pijp te Amsterdam. De Gemeente Amsterdam wil de Pijp weer leefbaarder en veiliger maken (Vughts, 2017). De gemeente heeft daarom het idee de straten weer terug te geven aan fietsen en voetgangers. Twaalf plekken in De Pijp krijgen een andere inrichting. Een parkeergarage bouwen onder het St. Willibrordusplein is één van deze veranderingen. Bewoners zijn het echter niet eens met dit laatste idee en zijn collectief in actie gekomen.

Een collectieve actie wordt gedefinieerd als een actie die individuen ondernemen als groepsleden met het doel de groepsomstandigheden en –condities te veranderen (Wright, Taylor & Moghaddam, 1990). Collectieve acties verschillen in vorm (Van Zomeren & Iyer, 2009). Zo bestaan er relatief kleine acties als het ondertekenen van een petitie, maar is het deelnemen aan een grote demonstratie ook een vorm van collectieve actie.

Een goede kwaliteit van de openbare weg en woonbuurt is belangrijk voor veel bewoners. Dit draagt immers bij aan een veilige sfeer in de buurt (McNamara, Stevenson & Muldoon, 2013). Daarbij blijkt dat een goede buurtkwaliteit bijdraagt aan het welzijn van de buurtbewoners. Steeds vaker is nu het geval dat buurtbewoners zich gaan verenigen en gezamenlijk in actie komen wanneer deze buurtkwaliteit bedreigd wordt.

Overheden zijn tegenwoordig geïnteresseerd in de achterliggende factoren van collectieve acties. Dit om twee redenen. Het blijkt namelijk dat actief burgerschap tot beter beleid leidt en dit het beleid beter aansluit bij wat de buurtbewoners willen (van Houwelingen, Boele & Dekker, 2014). Actief burgerschap wordt daarom door de overheid gestimuleerd en dan vooral op het gebied van communicatie tussen burgers en bestuur (Tonkens, 2006). Zo

(5)

5

heeft de Gemeente van Amsterdam een model ingevoerd waarbij bewoners en belanghebbenden meer inspraak hebben bij het beleid van de Gemeente en het uitvoeren van de plannen (Gemeente Amsterdam, 2017). Ten tweede is de geneigdheid tot en de acceptatie van protest door bewoners erg gestegen sinds 1975 (Dekker, van Hulst & Jansen, 2015; Sociaal Cultureel Planbureau, 2015). Het aandeel van mensen dat geneigd is om te protesteren onder de Nederlandse bevolking is namelijk gestegen van 29% in 1975 naar 49% in 2015. Daarbij is de acceptatie van het voeren van protest onder de Nederlandse bevolking gestegen van 31% in 1975 naar 70% in 2015. Ook het aantal stakingen is gestegen. Zo is het aantal werkstakingen in Nederland gestegen sinds 1999 en had 2015 (27 keer) het hoogste werkstakingsaantal sinds 2006 (CBS, 2016).

De interesse van de overheid naar de achterliggende factoren van collectieve actie zorgt voor openingen voor nieuw onderzoek. Het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA; Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008) brengt onderzoek samen in een meta-analyse. Uit deze meta-analyse blijken drie factoren de intentie tot collectieve actie te voorspellen: sociale identiteit, waargenomen onrechtvaardigheid en waargenomen efficacy. De intentie tot collectieve actie, waargenomen onrechtvaardigheid en waargenomen efficacy zullen verder in dit verslag respectievelijk als collectieve actie, onrechtvaardigheid en efficacy worden aangeduid.

In SIMCA wordt de sociale identiteit aangeduid als de mate waarin individuen zich identificeren met de groep en grijpt terug op de Social Identity Theory (SIT; Tajfel & Turner, 1979 aangehaald in Van Zomeren et al., 2008). Volgens SIT streven individuen naar een positieve sociale identiteit, welke volgt uit het lid zijn van een bepaalde groep. Niet alle groepen hebben echter een positief beeld in de maatschappij. Wanneer een groep permeabel is, kan een individu deze groep verlaten. Echter wanneer deze niet permeabel is, gaan groepsleden zich op andere manieren verzetten tegen het negatieve beeld van de groep in de

(6)

6

maatschappij. Zo kunnen sommige buurtbewoners in staat zijn om te verhuizen uit de buurt, maar andere buurtbewoners, om redenen zoals financiën of gehechtheid aan de buurt, niet. Een effectieve manier om de sociale status toch te verhogen en hierdoor het negatieve beeld te veranderen is het deelnemen aan een collectieve actie (Tajfel & Turner, 1979).

In SIMCA wordt onrechtvaardigheid gedefinieerd als de subjectieve waargenomen oneerlijkheid (Walker & Smith, 2002 aangehaald in Van Zomeren et al., 2008). Wanneer ongelijkheden tussen groepen worden gezien als oneerlijk kan het tot een collectieve actie leiden. Buurtbewoners kunnen het bijvoorbeeld oneerlijk vinden dat bomen juist in hun buurt gekapt worden. Hierbij geeft SIMCA aan dat wanneer de sociale identiteit saillant is, groepsgrenzen worden vergroot aangezien intergroeps vergelijkingen worden gemaakt wat het gevoel van onrechtvaardigheid van vergroten.

Ten slotte wordt efficacy gedefinieerd als de subjectieve waargenomen controle, invloed, kracht en effectiviteit om een groeps-gerelateerd probleem te veranderen (Van Zomeren et al., 2008). Individuen komen collectief in actie wanneer de collectieve actie tot de gewenste uitkomst zou kunnen leiden. Volgens SIMCA hangt ook hier de collectieve actie af van de sociale identiteit, aangezien het om de effectiviteit van een groep gaat. De term efficacy wordt dan ook vaak als group efficacy gebruikt. Group efficacy is het gedeelde geloof dat relevante doelen bereikt kunnen worden door samen te spannen (Mummendey, Kessler, Klink & Mielke, 1999 aangehaald in Van Zomeren et al., 2008).

Bewijs voor de toepasbaarheid van SIMCA en haar verbanden zijn in verschillende soorten groepen terug te vinden. Zo blijken de verbanden in SIMCA te gelden voor hoge- en lage statusgroepen (Cakal & Hewstone, 2011; Tabri & Conway, 2011). Uit het onderzoek van Mannarini, Roccato, Fedi en Rovere (2009) kwam naar voren dat het SIMCA relatief goed collectieve actie voorspelt bij georganiseerde bewegingen in de maatschappij, zoals

(7)

7

actiegroepen of politieke bewegingen. Mazzoni, van Zomeren en Cicognani (2013) en Van Zomeren, Postmes en Spears (2012, studie 2) vonden dat het SIMCA toepasbaar is op een extremere georganiseerde beweging, namelijk activisten. In beide onderzoeken werden alle verbanden van het SIMCA teruggevonden. Een punt van kritiek in het onderzoeksveld naar SIMCA is echter dat onderzoek veelal in gaat op politiek of sociaal georganiseerde groepen. De resultaten uit deze onderzoeken zijn dan ook niet representatief voor groepen die nog niet gevormd zijn. Een groep die nog niet gevormd is, kunnen bijvoorbeeld buurtbewoners zijn.

In het onderzoek van Thomas, Mavor en McGarty (2012) werd de toepasbaarheid van SIMCA en haar verbanden getest in woonbuurten. Uit het onderzoek bleek dat onrechtvaardigheid, efficacy en sociale identiteit voorspellers waren van collectieve actie. Ook bleek dat onrechtvaardigheid de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie medieerde. Echter bleek tegen de voorspelling van SIMCA in dat efficacy de relatie sociale identiteit en collectieve actie niet medieerde. Aangezien het SIMCA en het onderzoek van Thomas et al. elkaar gedeeltelijk tegenspreken zal in het huidige onderzoek SIMCA wederom getest worden in een woonbuurt.

Een theorie die zou kunnen verklaren dat collectieve actie niet altijd voorspeld wordt door efficacy is de Regulatory Focus Theory (Higgins, 1998). Deze motivatie theorie gaat er vanuit dat mensen twee motivatie focusstijlen hebben bij het bereiken van een doel. Bij een promotiefocusstijl is de oriëntatie van een doel gericht op het behalen van positieve uitkomsten. Bij een preventiefocusstijl is de oriëntatie van een doel echter gericht op het vermijden van negatieve uitkomsten. Individuen beheersen beide stijlen, echter hebben individuen wel preferenties voor een dominante stijl om een doel te bereiken. Zoals eerder aangegeven in de definitie van collectieve actie heeft collectieve actie ook een doel, namelijk groepsomstandigheden veranderen. Daarbij is efficacy de waargenomen effectiviteit in het veranderen van deze groepsomstandigheden. Wanneer de mate van efficacy afhangt van de

(8)

8

oriëntatie op het behalen van een verandering met een collectieve actie, zou dit betekenen dat regulatory focus een rol speelt als moderator bij de relatie tussen efficacy en collectieve actie. Individuen onder preventiefocusstijl zouden dan collectief in actie komen bij een hoge en lage efficacy. Echter individuen onder een promotiefocusstijl komen alleen collectief in actie wanneer de efficacy hoog is. Dit verschil wordt verklaard doordat individuen onder preventiefocusstijl veranderingen in de groepsomstandigheden zien als een minimaal haalbare uitkomst (Shah & Higgins, 1997 aangehaald in Zaal, 2012). Doordat het een minimale uitkomst is, maakt het niet uit hoe effectief de groep is in het behalen van dit doel. Echter individuen onder promotiefocusstijl zien het behalen van veranderingen in groepsomstandigheden als maximaal haalbare uitkomst (Shah & Higgins, 1997 aangehaald in Zaal, 2012). Hierdoor worden deze individuen flexibel in het bereiken van deze groepsveranderingen en wordt de effectiviteit van de groep belangrijk.

In een experimenteel onderzoek vonden Zaal, Van Laar, Ståhl, Ellemers en Ders (2011) dat regulatory focus de manier waarop een individu de effectiviteit van de collectieve actie waarneemt beïnvloedt. Het bleek dat individuen onder preventiefocusstijl collectief in actie kwamen bij een hoge en lage efficacy. Echter individuen onder een promotiefocusstijl kwamen alleen collectief in actie bij een hoge efficacy. Door deze bevindingen is het van belang om in SIMCA een eventueel modererend effect van regulatory focus bij de relatie tussen efficacy en collectieve actie te toetsen, dit zou namelijk de verschillen in het onderzoeksveld naar de factor efficacy kunnen verklaren.

In voorgaande onderzoeken bleken er twee concrete kritiekpunten naar voren te komen. Ten eerste kwam naar voren dat onderzoek veelal gedaan is bij leden van activistengroepen, waardoor resultaten niet generaliseerbaar zijn naar individuen die niet lid zijn van een bepaalde groep, zoals buurtbewoners. Ten tweede lijkt er een interactie te zijn tussen regulatory focus en efficacy.

(9)

9

In het huidige onderzoek zal daarom ingegaan worden op de voorspelbaarheid van intentie tot collectieve actie door het SIMCA in een woonwijk, waarbij ook gekeken wordt naar de interactie tussen regulatiefocusstijl en efficacy. Ten eerste wordt verondersteld dat sociale identiteit, onrechtvaardigheid en efficacy een directe invloed hebben op de mate van collectieve actie in de buurt. Ten tweede wordt verondersteld dat sociale identiteit een indirecte invloed heeft via onrechtvaardigheid en efficacy op collectieve actie. Ten slotte wordt verondersteld dat de regulatory focus een moderator is bij de relatie tussen efficacy en collectieve actie.

In het onderzoek zal een vragenlijst onder buurtbewoners rondom het Willibrordusplein in de Pijp te Amsterdam worden afgenomen. De Gemeente Amsterdam wilde een parkeergarage bouwen onder het Willibrordusplein, echter kwamen buurtbewoners in collectieve actie (Vught, 2017). De vragenlijst zal de verbanden in SIMCA en eventuele verbanden met regulatory focus (promotiefocusstijl en preventiefocusstijl) toetsen in de praktijk van buurtproblematiek.

Op basis van bovenstaande hypotheses wordt er verwacht dat (1) efficacy, onrechtvaardigheid en sociale identiteit directe effecten hebben op collectieve actie, (2) sociale identiteit indirecte effecten heeft via efficacy en onrechtvaardigheid op collectieve actie, (3) bij zowel een hoge mate als lage mate van preventiefocusstijl, er een positief verband is tussen efficacy en collectieve actie en (4) bij een hoge mate van promotiefocusstijl, er een negatief verband is tussen efficacy en collectieve actie.

Methode Deelnemers

Voor het onderzoek zijn 92 buurtbewoners (man: n= 44, vrouw: n= 48) rondom het St. Willibrordusplein in de Pijp geworven door langs de deuren te gaan in de woonwijk. Daarbij

(10)

10

werd een link van de vragenlijst geplaatst in twee Facebook-groepen met de namen “Van Woustraat herinrichting” en “Bewoners van de Pijp”. Een BOL.com bon ter waarde van 50 euro werd als beloning verloot onder de deelnemers die geworven werden. De gemiddelde leeftijd in het onderzoek was 39.3 (SD = 14.2). De deelnemers met een leeftijd onder de 18 jaar werden niet toegelaten tot het onderzoek. De reden hiervoor was dat jongeren onder de 18 jaar toestemming moeten krijgen van ouders om aan een collectieve actie deel te nemen (bijvoorbeeld vrij van school). Dit kan de resultaten beïnvloeden.

Materialen

De afhankelijke variabele in het onderzoek was de intentie tot een collectieve actie. De onafhankelijke variabelen in het onderzoek waren de factoren van SIMCA: efficacy, onrechtvaardigheid en sociale identiteit. Ook promotiefocusstijl en preventiefocusstijl (componenten regulatory focus) waren factoren in het onderzoek. Er werd gebruik gemaakt van een aangepaste vragenlijst en een inlevingsverhaal (zie Bijlage 6) van eerdere bachelor projecten naar de toepasbaarheid van SIMCA om de afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabelen te meten van SIMCA. De vragenlijst en het inlevingsverhaal waren aangepast op de situatie rondom het Willibrordusplein, waar de Gemeente van Amsterdam een parkeergarage wilde bouwen. De focusstijlen werden gemeten aan de hand van een Nederlandse vertaling van de Regulatory Focus Questionnaire (Lockwood, Jordan & Kunda, 2002). Er werd een pilot onder de eerste 16 deelnemers uitgevoerd om de betrouwbaarheid en validiteit van de gehele vragenlijst te meten.

Efficacy

Efficacy werd gemeten aan de hand van 8 items met een vijfpunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Voorbeeldvragen zijn: “Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, onze mening krachtig kunnen laten horen’’, “Ik denk dat de buurtbewoners samen de plannen over de herindeling van het

(11)

11

Willibrordusplein kunnen beïnvloeden’’ en “Wij, als buurtbewoners, hebben het conflict over de herindeling van het Willibrordusplein al verloren’. De totaalscore werd berekend door het gemiddelde te nemen over de 8 items. De maximale score was gelijk aan 5, wat overeen komt met hoge efficacy. De minimale score was gelijk aan 1, wat overeenkomt met lage efficacy. Over de data van de pilot werd een Principale Component Analyse (PCA) uitgevoerd om de validiteit van de vragenlijst te meten. Resultaten en een beschrijving van deze resultaten zijn te vinden in Bijlage 3 en Bijlage 1. De betrouwbaarheid was goed (α=.79).

Onrechtvaardigheid

Onrechtvaardigheid werd gemeten aan de hand van 5 items met een vijfpunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Voorbeeld vragen zijn: “Ik heb het gevoel dat de gemeente niet luistert naar de meningen van de buurtbewoners’’ en “de herindelingsplannen voor het Willibrordusplein niet vind ik dat onverdiend’’. De totaalscore werd berekend door het gemiddelde te nemen over de 5 items. De maximale score was gelijk aan 5, wat overeen komt met hoge onrechtvaardigheid. De minimale score was gelijk aan 1, wat overeenkomt met lage onrechtvaardigheid. Over de data van de pilot werd een Principale Component Analyse (PCA) uitgevoerd om de validiteit van de vragenlijst te meten. Onrechtvaardigheid had een goede betrouwbaarheid (α=.75). Verdere resultaten zijn te vinden in Bijlage 1 en Bijlage 3.

Sociale Identiteit

De onafhankelijke variabele de mate van sociale identiteit werd gemeten aan de hand van 6 items met een vijfpunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Voorbeeld vragen zijn: “Ik ben trots om een medebewoner rondom het Willibrordusplein te zijn’’, “Ik vind het moeilijk een band te vormen met andere bewoners rondom het Willibrordusplein’’. De totaalscore werd berekend door het gemiddelde te nemen over de 6 items. De maximale score was gelijk aan 5, wat overeen komt met een sterke sociale

(12)

12

identiteit De minimale score was gelijk aan 1, wat overeenkomt met zwakke sociale identiteit sociale identiteit. De resultaten van PCA over de data van de pilot zijn te vinden in Bijlage 1 en Bijlage 3. De betrouwbaarheid was uiteindelijk redelijk (α=.63).

Collectieve Actie

De afhankelijke variabele collectieve actie werd gemeten aan de hand van 7 items met een vijfpunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Voorbeeld vragen zijn: “om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik meehelpen om het Willibrordusplein veiliger te maken”, “om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren zou ik deelnemen aan een demonstratie met andere buurtbewoners” en “om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik een post op Facebook, of een vergelijkbare site, zetten”. De totaalscore werd berekend door het gemiddelde te nemen over de 7 items. De maximale score was gelijk aan 5, wat overeen komt met hoge collectieve actie. De minimale score was gelijk aan 1, wat overeenkomt met lage collectieve actie. De resultaten van de PCA over de data van de pilot staan in Bijlage 1 en Bijlage 3.

Regulatory Focus

Om de regulatory focus te meten werd gebruik gemaakt van de Regulatory Focus Questionnaire (Lockwood, Jordan & Kunda, 2002), welke vertaald werd naar het Nederlands. Deze vertaalde vragenlijst bestond uit 18 items met een negenpunts Likert-schaal, variërend tussen 1 (helemaal mee eens) en 9 (helemaal mee oneens). Het component promotiefocusstijl bestond uit 9 items. Voorbeeld vragen voor promotiefocusstijl zijn: “ik denk vaak aan de ideale persoon die ik zou willen zijn’’ en “over het algemeen ben ik meer georiënteerd op het behalen van winst dan op het vermijden van verlies’’. Het component preventiefocusstijl bestond uit 9 items. Voorbeeld vragen voor preventiefocusstijl zijn: “ik denk vaak aan hoe ik mislukkingen in mijn leven kan vermijden’’ en “over het algemeen ben ik meer georiënteerd

(13)

13

op het vermijden van verlies dan op het behalen van winst’’. De totaalscore van promotiefocusstijl werd berekend door het gemiddelde te nemen over 9 items. De maximale score was gelijk aan 9, wat overeen komt met hoge promotiefocusstijl. De minimale score was gelijk aan 1, wat overeenkomt met lage promotiefocusstijl. Hetzelfde gold voor preventiefocusstijl. Over de data van de pilot regulatory focus werd een PCA uitgevoerd. Na het verwijderen van de items 13.1, 13.6, 13.8, 13.11, 13.12, 13.17 en 13.18 was de betrouwbaarheid goed van regulatory focus (α.=.80). Verdere resultaten van de PCA zijn te vinden in Bijlage 3. Een beschrijving van de resultaten is te vinden in Bijlage 1.

Procedure

Voor het verzamelen van data van de pilot en de daadwerkelijke data zijn twee verschillende manieren gebruikt. Ten eerste zijn buurtbewoners van rondom het St. Willibrordusplein in de Pijp deelnemers benaderd op straat. De onderzoekers gaven het belang van het onderzoek aan en maakten de deelnemers bewust van de beloning. Op een tablet werd de online vragenlijst ter plekke ingevuld. Ten tweede is werd een link geplaatst van de vragenlijst in twee besloten Facebook-groepen met de namen “Van Woustraat herinrichting” en “Bewoners van de Pijp”. Nadat deelnemers op de link klikten kwamen de deelnemers bij de online vragenlijst. Bij beide manieren was het eerste scherm van de online vragenlijst een informed consent. Nadat deelnemers akkoord waren gegaan met het informed consent konden de deelnemers de vragenlijst invullen. Dit duurde ongeveer 20 minuten. Aan het einde van de vragenlijst konden deelnemers hun gegevens achterlaten als de deelnemers meer informatie over het onderzoek wilden verkrijgen.

Data-analyseplan Het data-analyseplan is terug te vinden in Bijlage 5.

(14)

14 Resultaten

Er heeft geen uitval van deelnemers plaatsgevonden tijdens het onderzoek. Er bleek echter 32 van de 122 deelnemers de vragenlijsten niet volledig te hebben ingevuld. Deze deelnemers zijn uitgesloten van het onderzoek. Voor de analyses zijn de gegevens van de overige 92 deelnemers gebruikt. De vragenlijst bleek na één item te verwijderen voor regulatory focus valide en betrouwbaar te zijn (zie Bijlage 2 en Bijlage 4). Bij sociale identiteit werd echter één component onderscheden welke sociale identiteit werd genoemd. Dit is niet in lijn met de definitie van, Van Zomeren et al. (2008), waar zelfbeeld, centraliteit en in-group ties werden onderscheden. Ook de deelcomponenten van efficacy waren niet overeenstemming met de definitie van, Van Zomeren et al. (2008). In het huidige onderzoek werden de deelcomponenten response efficacy en group efficacy gevonden, waar Van Zomeren et al. (2008) alleen efficacy onderscheden. De betrouwbaarheden waren echter goed (alle α.>.80).

Tabel 1. Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties van de Afhankelijke variabele en Onafhankelijke Variabelen op de Vragenlijst voor de deelnemers (n = 92).

Noot. M = gemiddelde, SD = standaarddeviatie, *Scores op een schaal van 1 tot 5. **Scores op een schaal van 1 tot 9.

(15)

15

Na het uitvoeren van validiteits- en betrouwbaarheidsanalyses werden de gemiddelden en standaard deviaties van de afhankelijke en onafhankelijke variabelen berekend. Ook werden de correlaties tussen collectieve actie, sociale identiteit, efficacy, onrechtvaardigheid, preventiefocusstijl en promotiefocusstijl berekend. Deze beschrijvende statistische onderzoeksresultaten staan in Tabel 1 en Tabel 2.

Voor het toetsen van de hypotheses werd over de variabelen van SIMCA een multipele regressie analyse uitgevoerd. In deze multipele regressie was collectieve actie de afhankelijke variabele en waren sociale identiteit, efficacy en onrechtvaardigheid de onafhankelijke variabelen. Voor deze analyse was aan alle assumpties voldaan.

Tabel 2. Correlaties tussen de Afhankelijke variabele en Onafhankelijke Variabelen op de Vragenlijst voor de deelnemers (n = 92).

Noot. *p < .05, **p <.01, ***p<.001

Resultaten van deze multipele regressieanalyse over collectieve actie zijn te zien in Tabel 3. Uit de multipele regressieanalyse bleek een significante voorspelling door de predictoren sociale identiteit, efficacy en onrechtvaardigheid voor collectieve actie. Daarbij bleek dat een hogere score op onrechtvaardigheid, een hogere score op collectieve actie voorspelde. Dit is in overeenstemming met de verwachting dat onrechtvaardigheid een direct

(16)

16

effect heeft op collectieve actie. Daarbij bleek dat een hogere score op sociale identiteit, een hogere score op collectieve actie voorspelde. Dit is in overeenstemming met de verwachting dat sociale identiteit een direct effect heeft op collectieve actie. Ten slotte bleek dat een hogere score op efficacy, een hogere score op collectieve actie voorspelde. Dit is in overeenstemming met de verwachting dat efficacy een direct effect heeft op collectieve actie.

Tabel 3. Lineair Model van Predictoren van Collectieve Actie met Gestandaardiseerde en Ongestandaardiseerde Coëfficiënten met Significantieniveau en Betrouwbaarheidsintervallen (Tussen Haakjes).

Noot. R2=.66 (p<.001)

Voor het toetsen van de verwachtingen dat sociale identiteit een indirect effect heeft via onrechtvaardigheid en efficacy op collectieve actie werden twee mediatieanalyses uitgevoerd. Bij deze analyses werden collectieve actie als afhankelijke variabele, sociale identiteit als onafhankelijke variabele en onrechtvaardigheid en efficacy als mediatoren gebruikt. Resultaten zijn weergegeven in Figuur 1. Aan alle assumpties werd voldaan. Daarbij bleek zoals verwacht uit de analyse dat er een indirect effect van sociale identiteit op collectieve actie door onrechtvaardigheid was, b = 0.30, 95% BCa CI [0.16,0.49]. Ook de Sobel test gaf aan dat dit indirect effect significant was, b =.30, z = 3.90, p =.0001. Het

(17)

17

volledig gestandaardiseerde indirect effect gaf weer dat dit een middelmatig effect is, ß =.26, 95% BCa CI [.13,.40]. Er bleek tegen de verwachting in dat er geen indirect effect van sociale identiteit op collectieve actie door efficacy was, b = 0.03 [-0.04,0.14]. Het volledig gestandaardiseerde indirect effect gaf ook weer dat er geen significante effect grootte was, ß =.03, 95% BCa CI [-.04,0.11].

Figuur 1. Model met Indirecte en Directe Effecten van de Factoren van SIMCA.

Noot. *p<.05 **p<.01 ***p<.001

Twee moderatieanalyses zijn daarnaast uitgevoerd. Bij de eerste moderatieanalyse werden in het model collectieve actie als afhankelijke variabele, efficacy als onafhankelijke variabele en de promotiefocusstijl als moderator gebruikt. Er werd aan alle assumpties voldaan. Resultaten van deze moderatieanalyse zijn te zien in Tabel 4. Er bleek een significante voorspelling door de predictoren van het model. Daarbij bleek dat promotiefocusstijl en efficacy geen significante voorspellers waren van collectieve actie. Verder was er geen significante interactie tussen promotiefocusstijl en efficacy. Dit geeft aan dat promotiefocusstijl geen verband houdt met de relatie tussen efficacy en collectieve actie.

Efficacy Sociale Identiteit Onrechtvaardigheid Collectieve Actie .26*** .28*** .63*** .03 .26***

(18)

18

Tabel 4. Lineair Model van Predictoren van Collectieve Actie met Coëfficiënten, Significantieniveau en Betrouwbaarheidsintervallen (Tussen Haakjes).

Noot. R2= 11% (p=.009)

Tabel 5. Lineair Model van Predictoren van Collectieve Actie met Coëfficiënten, Significantieniveau en Betrouwbaarheidsintervallen (Tussen Haakjes).

(19)

19

Bij de tweede moderatieanalyse werden collectieve actie als afhankelijk variabele, efficacy als onafhankelijke variabele en preventiefocusstijl als moderator gebruikt. Er werd aan alle assumpties voldaan en resultaten van deze moderatieanalyse is te vinden in Tabel 5. Het bleek dat er geen significante voorspelling was voor collectieve actie door de predictoren van het model. Door dit resultaat zijn verdere resultaten ruis en niet significant te noemen. Dit komt niet overeen met de verwachting dat preventiefocusstijl geen verband houdt met de relatie tussen efficacy en collectieve actie.

Exploratieve Analyses

Bovenstaande resultaten bieden geen ondersteuning voor de verwachtingen dat zowel promotiefocusstijl en preventiefocusstijl verband houden met de relatie tussen collectieve actie en efficacy. Ook bleek tegen de verwachting in dat er geen indirect effect was van

sociale identiteit op collectieve actie via efficacy. Het construct efficacy bestaat echter uit twee componenten, zoals uit de PCA bleek (zie Bijlage 2 en Bijlage 4). Deze twee componenten waren response efficacy en group efficacy. Het kan daarom van belang zijn om modererende en mediërende effecten te achterhalen waarbij response efficacy en group efficacy betrokken zijn in plaats van efficacy.

Om eventuele modererende effecten te achterhalen werden vier moderatieanalyses uitgevoerd. Hieruit bleek dat de twee moderatieananalyses met response efficacy als

onafhankelijke variabele, collectieve actie als afhankelijke variabele en preventiefocusstijl en promotiefocusstijl als moderatoren geen significante modellen waren (p>.05). Bij een

moderatieanalyse met collectieve actie als afhankelijke variabele, group efficacy als

onafhankelijke variabele en preventiefocusstijl als moderator bleken echter wel significante effecten te zijn. Uit de analyse bleek dat er een significante voorspelling was door de predictoren van het model, R2= 15.1%, F(3,88) = 3.23, p =.03. In dit model bleek dat group efficacy de enige een significante voorspeller was van collectieve actie, b = 0.44, t =.14, p

(20)

20

=.003. Ook bij een moderatieanalyse met collectieve actie als afhankelijke variabele, group efficacy als onafhankelijke variabele en promotiefocusstijl als moderator werd een

significante voorspelling gevonden. Uit de analyse bleek dat er een significante voorspelling was door de predictoren van het model, R2= 15.9%, F(3,88) = 4.67, p =.005. Daarbij was group efficacy wederom in dit model de enige een significante voorspeller van collectieve actie, b = 0.41, t = -.2.63, p =.01. Naar aanleiding van deze resultaten werd een multipele regressie analyse uitgevoerd met de factoren group efficacy, sociale identiteit en

onrechtvaardigheid en als afhankelijke variabele collectieve actie. Hieruit bleek dat group efficacy een significant positief direct effect had op collectieve actie (ß =.239, t = 3.68, p <.001). Dit geeft aan dat group efficacy een directe voorspeller is van collectieve actie. Ten slotte werden twee aparte mediatieanalyses om een indirect effect van sociale identiteit op collectieve actie door group efficacy of response efficacy te bepalen uitgevoerd. Hier werden geen significante indirecte effecten gevonden.

Discussie

In het huidige onderzoek werd de toepasbaarheid van SIMCA in de praktijk van buurtproblematiek onderzocht. In lijn met de hypotheses kwam naar voren dat onrechtvaardigheid, efficacy en sociale identiteit, collectieve actie voorspellen en dat deze factoren een directe invloed hebben op collectieve actie. Ook kwam naar voren dat onrechtvaardigheid een mediator is bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie. Zo bleek uit de resultaten dat sociale identiteit een indirecte invloed had op collectieve actie via onrechtvaardigheid. Echter kwam naar voren dat efficacy geen mediator is bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie. Uit de resultaten bleek immers dat sociale identiteit geen indirecte invloed had op collectieve actie via efficacy. Dit is niet in lijn met de hypothese van SIMCA. Ten slotte bleek de regulatory focus ook geen moderator te zijn bij de relatie tussen

(21)

21

efficacy en collectieve actie. Bij zowel preventiefocus en promotiefocus werden namelijk geen modererende effecten gevonden op de relatie tussen efficacy en collectieve actie.

Het gegeven dat er geen indirect effect van sociale identiteit werd gevonden op collectieve actie via efficacy in het onderzoek is een onverwacht resultaat en hierdoor blijft de hypothese vanuit SIMCA dat efficacy een mediator is bij de relatie tussen collectieve actie en sociale identiteit onbevestigd. Er zijn twee mogelijke verklaringen voor dit onverwachte resultaat te bedenken. Ten eerste is sociale identiteit niet in zijn geheel gemeten. Uit de PCA (zie Bijlage 2 en Bijlage 4) bleek dat sociale identiteit uit één component bestond. Dit is echter niet in lijn met de gangbare operationalisatie van sociale identiteit, waarbij twee componenten worden onderscheden. Volgens van Zomeren et al. (2008) bestaat de operationalisatie van sociale identiteit uit zelfbeeld, centraliteit en in-group ties. Het kan zijn dat één van deze drie deelcomponenten geen connectie heeft met efficacy en hierdoor geen indirect effect van sociale identiteit op collectieve actie gevonden is. Een andere verklaring is dat efficacy niet precies genoeg gemeten is in het onderzoek. Uit de PCA (Bijlage 2 en Bijlage 4) bleek dat er twee componenten laadden op het construct efficacy (response efficacy en group efficacy). Dit komt niet overeen met de gangbare operationalisatie van efficacy bij het meten van SIMCA, waar één component de standaard is (Van Zomeren et al., 2008). Toch bleek uit exploratieve analyses dat sociale identiteit via geen van beide componenten een indirect effect had op collectieve actie. Dit kan een aanwijzing zijn dat de hypothese uit SIMCA dat efficacy mediator is bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie niet geldt in de praktijk bij buurtproblematiek. Voor vervolgonderzoek is het dan ook interessant om de sociale identiteit op te delen in de deelcomponenten centraliteit, zelfbeeld en in-group ties (Van Zomeren et al., 2008) en het voorspellend vermogen op collectieve actie via efficacy te toetsen. Ten slotte is een verklaring dat het huidige onderzoek is afgenomen in een woonwijk. Bij buurtbewoners spelen andere processen een rol dan politieke bewegingen of

(22)

22

activisten. Zo blijken activisten al een hoge efficacy te hebben (Lubell, 2002). Het kan zijn dat deze processen ervoor gezorgd hebben dat efficacy geen rol speelt bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie bij buurtbewoners. In vervolg onderzoek zou deze rol onderzocht kunnen worden door processen die te maken hebben met efficacy te betrekken in het onderzoek.

De resultaten van het huidige onderzoek met betrekking tot het SIMCA komen grotendeels overeen met eerdere onderzoeken. Zo zijn de gegevens in overeenstemming met het onderzoek van Cakal en Hewstone (2011), van Tabri en Conway (2011), van Mannarini et al. (2009), Mazzoni et al. (2013) en van, van Zomeren et al. (2012, studie 2). In deze onderzoeken werden net als in het huidige onderzoek namelijk directe verbanden tussen de factoren van SIMCA en collectieve actie gevonden. Ook werd in de onderzoeken net zoals in het huidige onderzoek een mediërend effect gevonden van onrechtvaardigheid bij de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie Echter werd in het huidige onderzoek is in tegenstelling tot bovenstaande onderzoeken geen mediërend effect gevonden van efficacy bij dezelfde relatie. Dit verschil kan verklaard worden doordat bovenstaande onderzoeken zijn afgenomen bij een andere populatie dan in het huidige onderzoek, namelijk georganiseerde bewegingen in de maatschappij. In het huidige onderzoek werden buurtbewoners als populatie gebruikt. Dit is dan ook een toevoeging aan eerder onderzoek naar SIMCA. Bovendien komt dit resultaat wel overeen met het onderzoek van Thomas et al. (2012), waar SIMCA ook getest werd in een woonbuurt.

De resultaten in het huidige onderzoek geven weer dat mensen een regulatory focus hebben echter dat de relatie tussen efficacy en collectieve actie niet verklaard kan worden door de Regulatory Focus Theory (Higgins,1998). Volgens deze theorie hebben mensen twee motivatieoriëntatiesystemen, namelijk een preventiefocus- en promotiefocussysteem. In het huidige onderzoek werden twee overeenkomstige componenten gevonden. Echter de

(23)

23

onverwachte bevinding dat regulatory focus geen moderator is bij de relatie tussen efficacy en collectieve actie komt niet overeen met de theorie. Ook komt deze bevinding niet overeen met het onderzoek van Zaal et al. (2011) waar regulatory focus wel invloed had op de relatie tussen efficacy en collectieve actie. Een verklaring voor het verschil is dat het huidige onderzoek is afgenomen in een andere populatie, namelijk in een woonwijk en het onderzoek van Zaal et al. (2011) bij activisten. Activisten hebben over het algemeen een hoge efficacy (Lubell, 2002). Het kan daarom zo zijn dat regulatory focus alleen de relatie tussen een hoge efficacy en collectieve actie modereert.

Een beperking in het huidige onderzoek is dat in plaats van de actie collectieve actie, de intentie tot collectieve actie is gemeten. Wanneer de intentie van gedrag wordt gemeten betekent dit niet dat de daadwerkelijke actie ook gemeten wordt (Ajzen, 1985). Hierdoor zijn de resultaten geen maat voor de daadwerkelijke actie tot collectieve actie. Echter blijkt dat wanneer de intentie specifiek wordt gemeten er een grote overeenkomst tussen intentie en gedrag is (Ajzen, 1985). In het huidige onderzoek is dit het geval. Toch is het interessant om voor vervolgonderzoek resultaten van deze studie te vergelijken met resultaten uit een studie waarin collectieve actie geoperationaliseerd is als het gedrag collectieve actie.

Een andere beperking in het huidige onderzoek is de verschillende manieren van dataverzameling. In het onderzoek werd op drie verschillende manieren data verzameld, namelijk via een twee oproepen op twee verschillende facebook-pagina’s, via het aanbellen bij huizen en via het werven op straat. Door deze keuze zijn er verschillende doelgroepen ontstaan in het onderzoek en kan het zijn dat de resultaten negatiever zijn uitgevallen dan dat ze daadwerkelijk zijn. Echter waren de vragenlijsten valide en betrouwbaar en is het huidige onderzoek een toevoeging aan andere onderzoeken naar SIMCA. In vervolgonderzoek zou er op één van de manieren data verzameld kunnen worden.

(24)

24

Ondanks deze beperkingen is in het huidige onderzoek is aangetoond dat sociale identiteit, efficacy en onrechtvaardigheid het construct collectieve actie goed voorspellen in een de praktijk van woonproblematiek. Het huidige onderzoek is daarom een toevoeging aan eerdere onderzoeken naar SIMCA. De overheid (en de burger) heeft baat bij het kunnen voorspellen van collectieve actie. Het blijkt dat immers dat actief burgerschap tot beter beleid leidt en dat het beleid beter aansluit bij wat de buurtbewoners willen (van Houwelingen et al., 2014). Door het testen in een woonwijk is bewijs geleverd voor de hypotheses en toepasbaarheid van SIMCA. Echter is de plaats en rol van efficacy en dan in het bijzonder de relatie met sociale identiteit binnen SIMCA nog niet duidelijk en is voor vervolgonderzoek een interessant onderwerp. Toch kan met voorzichtigheid gesteld worden dat SIMCA een goede voorspeller is van collectieve actie in theorie en praktijk.

(25)

25 Literatuurlijst

Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: A theory of planned behavior. In Action control (pp. 11-39). Springer Berlin Heidelberg.

Cakal, H., Hewstone, M., Schwär, G., & Heath, A. (2011). An investigation of the social identity model of collective action and the ‘sedative’effect of intergroup contact among Black and White students in South Africa. British Journal of Social Psychology, 50(4), 606-627.

Centraal Bureau voor de Statisiek. (2016, 1 mei). In 2015 hoogst aantal stakingen in negen jaar. In

Centraal Bureau voor de Statisiek. Geraadpleegd op 22 maart 2017, opgehaald van

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/17/in-2015-hoogste-aantal-stakingen-in-negen-jaar

Dekker, P., van Hulst, M., & Jansen, T. (2015). Burgerschap en protest: de harde cijfers. M. van Hulst

en T. Jansen (red.), Onder de motorkap van de modernisering, 81-87.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Sage.

Fox, D., & Schofield, J. W. (1989). Issue Salience, Perceived Efficacy and Perceived Risk: A Study of the Origins of Anti‐Nuclear W ar Activity. Journal of Applied Social Psychology, 19(10), 805 827.

Gemeente van Amsterdam. (2017, 24 januari). Vijf niveaus van burgerparticipatie Geraadpleegd op 26 februari 2017, opgehaald van https://www.amsterdam.nl/bestuur

organisatie/bestuurscommissies/bestuurscommissienw/kopie/vijf-niveau

Higgins, E. T. (1998). Promotion and prevention: Regulatory focus as a motivational principle.

Advances in experimental social psychology, 30, 1-46.

van Houwelingen, P., Boele, A., & Dekker, P. (2014). Burgermacht op eigen kracht?: Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie (Vol. 2014). Sociaal en Cultureel Planbureau.

Lockwood, P., Jordan, C., & Kunda, Z. (2002). Motivation by positive or negative role models: regulatory focus determines who will best inspire us. Journal of Personality and Social

Psychology, 83, 854–864. doi:10.1037//0022-3514.83.4.854

(26)

26 454.

Mazzoni, D., van Zomeren, M., & Cicognani, E. (2015). The motivating role of perceived right violation and efficacy beliefs in identification with the Italian Water Movement. Political

Psychology, 36(3), 315-330.

McNamara, N., Stevenson, C., & Muldoon, O. T. (2013). Community identity as resource and context: A mixed method investigation of coping and collective action in a disadvantaged community. European Journal of Social Psychology, 43(5), 393-403.

Meertens, V. (2016, 11 december). Geen parkeergarage onder het Willibrordusplein. In Petities.nl. Opgehaald 27 mei, 2017, van https://petities.nl/petitions/geen-parkeergarage-onder-het-willibrordusplein?locale=nl

Mummendey, A., Kessler, T., Klink, A., & Mielke, R. (1999). Strategies to cope with negative social identity: predictions by social identity theory and relative deprivationtheory. Journal of

personality and social psychology, 76(2), 229.

Rozin, P., Lowery, L, Imada, S., & Haidt, J, (1999). The CAD triad hypothesis: A mapping between three moral emotions (contempt, anger, disgust) and three moral codes (community, autonomy, divinity). Journal of Personality and Social Psychoogy, 76, 574–86.

Higgins, E. T., Shah, J., & Friedman, R. (1997). Emotional responses to goal attainment: strength of regulatory focus as moderator. Journal of personality and social psychology, 72(3), 515. Sociaal en Cultureel Planbureau. (2015, februari). Culturele veranderingen in Nederland (CV)

Geraadpleegd op 26 februari 2017, opgehaald van

https://www.scp.nl/Onderzoek/Bronnen/Beknopte_onderzoeksbeschrijvingen/Culturele_ve randeringen_in_Nederland_CV

Tabri, N.,& Conway, M. (2011). Negative expectancies for the group's outcomes undermine normative collective action: Conflict between Christian and Muslim groups in Lebanon. British Journal

of Social Psychology, 50, 649–669.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. The social

(27)

27

Thomas, E. F., Mavor, K. I., & McGarty, C. (2012). Social identities facilitate and encapsulate action relevant constructs: A test of the social identity model of collective action. Group Processes &

Intergroup Relations, 15(1), 75-88.

Tonkens, E. H. (2006). De bal bij de burger: Burgerschap en publieke moraal in een pluriforme,

dynamische samenleving. Amsterdam University Press.

van Zomeren, M., & Iyer, A. (2009). Introduction to the social and psychological dynamics of collective action. Journal of Social Issues, 65(4), 645-660.

van Zomeren, M., Postmes, T., & Spears, R. (2012b). On conviction's collective consequences: Integrating moral conviction with the social identity model of collective action. British

Journal of Social Psychology, 51, 52–71.

Veenstra, K., & Haslam, S. A. (2000). Willingness to participate in industrial protest: Exploring social identification in context. British Journal of Social Psychology, 39(2), 153-172.

Vughts, P. (2017, 8 mei). Peperdure garage nekt sportplein in De Pijp. In Het Parool. Opgehaald 27 mei, 2017, van http://www.parool.nl/amsterdam/-peperdure-garage-nekt

sportplein-de-pijp~a4493215/

Walker, I., & Smith, H. J. (2002). Relative deprivation: Specification, development, and integration. Cambridge University Press.

Witte, K., & Allen, M. (2000). A meta-analysis of fear appeals: Implications for effective public health campaigns. Health education & behavior, 27(5), 591-615.

Wright, S. C., Taylor, D. M., & Moghaddam, F. M. (1990). Responding to membership in a disadvantaged group: From acceptance to collective protest. Journal of Personality and Social

Psychology, 58, 994–1003.

Zaal, M. P. (2012). Collective action: a regulatory focus perspective. Division of Social and Organisational Psychology, Department of Psychology, Faculty of Social and Behavioural Sciences, Leiden University.

Zaal, M. P., Van Laar, C., Ståhl, T., Ellemers, N., & Derks, B. (2012). Social change as an important goal or likely outcome: How regulatory focus affects commitment to collective action. British

(28)

28

Bijlage 1: Beschrijving Validiteit en Betrouwbaarheid Pilot Efficacy

Over de 8 items werd een Principale Component Analyse (PCA) uitgevoerd om de validiteit van de vragenlijst te meten.. De steekproef was adequaat, KMO =.73 (goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden twee componenten gevonden die laadden op efficacy (zie Bijlage 3). Welke response efficacy en group efficacy werden genoemd (Witte & Allen, 2000). De componenten verklaarde 65.5% van de variantie. Dit kwam niet overeen met de definitie uit Van Zomeren et al., (2008), waar één component onderscheden werd. Toch was de betrouwbaarheid goed van het construct (α=.79). Vandaar dat besloten is geen items te verwijderen.

Onrechtvaardigheid

Over de 6 items werd een PCA uitgevoerd. De steekproef was adequaat, KMO =.55 (goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden twee componenten gevonden die laadden op onrechtvaardigheid (zie Bijlage 3). De componenten verklaarde 69.8% van de variantie. Deze componenten werden affectieve onrechtvaardigheid en non-affectieve onrechtvaardigheid genoemd. Dit kwam niet overeen met de definitie uit Van Zomeren et al., (2008), waar één component onderscheden werd, namelijk (affectieve) onrechtvaardigheid. Toch was de betrouwbaarheid goed van het construct (α=.79). Vandaar dat besloten is geen items te verwijderen.

Sociale identiteit

Over de 6 items werd een PCA uitgevoerd. De steekproef was niet adequaat, KMO =.36 (goed, Field, 2013). Echter werden geen conclusies getrokken over deze data aangezien nog meer data verzameld zou worden. Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden drie componenten gevonden die laadden op onrechtvaardigheid (zie Bijlage 3). De componenten verklaarde 64.0% van de variantie en werden zelfbeeld, in-group ties en centraliteit genoemd. Dit kwam overeen met de definitie uit Van Zomeren et al.

(29)

29

(2008). Echter was de betrouwbaarheid laag (α=.60). Na het verwijderen van het item 10.6 (“Ik vind het moeilijk een band te vormen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein”) werd de betrouwbaarheid verhoogd (α= .63).

Collectieve Actie

Over de 7 items werd een PCA uitgevoerd. De steekproef was adequaat, KMO =.60. Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden twee componenten gevonden die laadden op onrechtvaardigheid (zie Bijlage 3). De componenten verklaarde 67.9% van de variantie en werden collectieve actie en verbeteren genoemd. Deze componenten waren niet in lijn met Van Zomeren et al. (2008), waar alleen collectieve actie onderscheden werd. Twee items laadden hoog op het component Verbeteren, namelijk item 9.2 (r = .91) en item 9.6 (r = .82). Deze twee items werden verwijderd. Na het verwijderen van deze items bleek de betrouwbaarheid hoog te zijn (α= .83). Daarnaast bleek na het herhalen van de PCA zonder de items dat er één component was. Deze werd collectieve actie genoemd.

Regulatory Focus

Uit de PCA over data van de pilot kwam vijf componenten met een eigenwaarde boven de Kaiser’s criterium van 1 (zie Bijlage 3). Deze componenten werden Preventiefocusstijl, Promotiefocusstijl, Succes, Falen en Nakomen van doelen genoemd en verklaarde 84.8% van de variantie. Deze vijf componenten waren niet in lijn met de definitie van regulatory focus (Higgins, 1998). Om deze reden werden de items 13.1(r = .83), 13.6 (r =.92), 13.8 (r =.53), 13.11 (r =.92), 13.12(r =.56), 13.17 (r =.67) en 13.18 (r =.89) verwijdert. Deze items laadden namelijk hoog op de componenten Succes, Falen of Nakomen van doelen. Na het verwijderen bleven twee componenten (preventiefocusstijl en promotiefocusstijl) over die overeen kwamen met definitie van Higgins (1998). De betrouwbaarheid van regulatory focus was goed na het verwijderen van de items (α.=.80)

(30)

30

Bijlage 2: Beschrijving Validiteit en Betrouwbaarheid Vragenlijsten Efficacy

Om de validiteit van de vragenlijsten te bepalen werd er een PCA uitgevoerd (zie Bijlage 4). Ook werd er een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd om de betrouwbaarheid van de vragenlijsten te bepalen. De PCA van efficacy werd uitgevoerd over 8 items met een orthogonale rotatie (VARIMAX). De steekproef was adequaat, Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) =.86 (zeer goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden twee componenten gevonden en deze twee componenten verklaarden 66.4% van de variantie. Deze werden response efficacy en group efficacy genoemd(Witte & Allen, 2000). Dit komt niet overeen met de definitie van, van Zomeren et al. (2008), waar maar één component werd onderscheden. Echter wel met de definitie uit het onderzoek van Witte & Allen (2000) waar twee deelcomponenten (response efficacy en self-efficacy) van efficacy werden onderscheden. Response efficacy geeft aan in hoeverre het individu de collectieve actie effectief vind. Self-efficacy is de inschatting van eigen vaardigheden die tot de relevante doelen zouden kunnen leiden. Group efficacy is de groepsvorm van self-efficacy namelijk het gedeelde geloof dat de relevante doelen bereikt kunnen worden door samen te spannen (Mummendey, Kessler, Klink & Mielke, 1999). De twee gevonden componenten kwamen overeen met de definities van response efficacy (α=.63) en group efficacy(α=.87). Het facet efficacy had daarbij een hoge betrouwbaarheid (α=.85).

Onrechtvaardigheid

De PCA van onrechtvaardigheid werd uitgevoerd over 6 items met een orthogonale rotatie(zie Bijlage 4). De steekproef was adequaat, KMO =.88 (zeer goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werd er één component gevonden, onrechtvaardigheid. Deze component verklaarde 62.8% van de variantie. Het facet

(31)

31 Sociale identiteit

De PCA van sociale identiteit werd uitgevoerd over 5 items met een orthogonale rotatie(zie Bijlage 4). De steekproef was adequaat, KMO =.85 (zeer goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werd er één component gevonden, sociale identiteit. Deze component verklaarde 63.0% van de variantie. Dit komt niet overeen met de definitie van, Van Zomeren et al. (2008) waar drie componenten werden

onderscheden. Echter had het facet sociale identiteit een hoge betrouwbaarheid (α=.85) en wanneer de items werden verwijderd een lage betrouwbaarheid. Hierdoor is besloten voor het behouden van één component.

Regulatory focus

De PCA van de regulatory focus werd uitgevoerd over 11 items met een orthogonale rotatie(VARIMAX). De steekproef was adequaat, KMO =.78 (goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden er drie componenten gevonden. Twee componenten werden preventiefocusstijl en promotiefocusstijl genoemd. Er was echter een onverwachte derde component, welke streven werd genoemd, waar het onderwerp 13.15 (“Ik zie mijzelf als iemand die er allereerst naar streeft om mijn, plichten en verplichtingen te vervullen”) hoog op laadde (r=.749). Het item werd verwijderd aangezien er dan twee

componenten geladen werden. Ook de betrouwbaarheid van de vragenlijst werd beter (α=.80 tegenover α =.81 wanneer het item 13.15 werd verwijderd). In een PCA over de overige 10 items bleek dat de steekproef adequaat was, KMO=.84 (zeer goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werden er twee componenten gevonden. Deze componenten werden preventiefocusstijl en promotiefocusstijl genoemd. De twee componenten verklaarden 64.7% van de variantie. De componenten hadden daarbij, zoals eerder aangegeven, een hoge betrouwbaarheid (α=.81).

(32)

32 Collectieve Actie

De PCA van collectieve actie werd uitgevoerd over 5 items met een orthogonale rotatie(VARIMAX). De steekproef was adequaat, KMO =.84 (zeer goed, Field, 2013). Op basis van eigenwaarden groter dan Kaiser’s criterium van 1 werd er één component gevonden, collectieve actie. Deze component verklaarde 67.2% van de variantie. Het facet collectieve actie had daarbij een hoge betrouwbaarheid (α=.88).

(33)

33

Bijlage 3:Tabellen PCA en Betrouwbaarheidsanalyses Pilot Tabel 1.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Efficacy.

Item

Response

efficacy

Group efficacy

Q7.6 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, controle hebben over het veranderen van de herindelingsplannen.

.81 .30

Q7.1 Ik denk dat de buurtbewoners samen de plannen over de herindeling van het Willibrordusplein kunnen beïnvloeden.

.70

Q7.2 Ik denk dat de buurtbewoners samen met succes de beslissingen over de herindeling van de gemeente kunnen beïnvloeden.

.69 .51

Q7.8 Ik constateer dat wij als buurtbewoners effectief zijn in het veranderen van de herindelingsplannen van het Willibrordusplein.

,62

Q7.3 Wij, als buurtbewoners, hebben het idee dat het geen effect heeft als wij onze mening over de herindeling van het Willibrordusplein laten horen

-.52 .34

Q7.4 Als buurtbewoners zich als groep verenigen, kunnen zij samen veel teweeg brengen.

.91

Q7.7 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, onze mening krachtig kunnen laten horen aan de gemeente.

.85

. Q7.5 Ik denk dat het starten van een petitie de gemeente kan overtuigen om het herindelingsplan te wijzigen

.58 .67

(34)

34

% van de Variantie 50.2 15.3

α .80 .65

(35)

35 Tabel 2.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Onrechtvaardigheid.

Item

Affectieve Onrechtvaardigheid

Non-Affectieve Onrechtvaardigheid Q8.1 De beslissingen die gemaakt zijn door de

gemeente over het Willibrordusplein zijn oneerlijk.

.92

Q8.6 Ik voel mij boos over de manier waarop de gemeente heeft gehandeld ten opzichte van de buurtbewoners.

.91

Q8.3 De gemeente heeft het recht om deze herindeling zonder overleg met de buurt door te voeren.

.76

Q8.2 De manier waarop de gemeente heeft gehandeld is onjuist.

.79.

Q8.4 Ik heb het gevoel dat de gemeente niet luistert naar de meningen van de buurtbewoners.

..76

Q8.5 Als de gemeente plannen in andere buurten wijzigt en de herindelingsplannen voor het Willibrordusplein niet vind ik dat onverdiend.

. .71

Eigenwaarden 2.88 1.31

% van de Variantie 48.1 21.8

α .69 .63

(36)

36 Tabel 3.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Sociale Identiteit.

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten

Item

In-group

ties

Centraliteit Zelfbeeld

Q10.1 Ik heb veel gemeen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.

.90

Q10.5 In het algemeen is het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein een belangrijk deel van mijn identiteit.

.85

Q10.6 Ik vind het moeilijk een band te vormen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.

.-.57 .55

Q10.3 Ik spreek kennissen/vrienden uit de buurt regelmatig voor een gezellig praatje.

..92

Q10.4 Ik ben trots om een medebewoner van het Willibrordusplein te zijn.

.37 .66 .51

Q10.2 Ik voel een sterke band met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.

.96

Eigenwaarden 2.29 1.55 1.03

% van de Variantie 38.2 25.8 17.1

(37)

37 Tabel 4.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Collectieve Actie.

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten Item

Collectieve

Actie Verbeteren Q9.3 Ik zou meedoen aan een buurtinitiatief van andere bewoners om de

situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren.

.82

Q9.5 Het is een goed idee om het Willibrordusplein te bezetten om de situatie te verbeteren.

.80

Q9.1 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik deelnemen aan een demonstratie met andere buurtbewoners.

.77 .56

Q9.4 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik zelf een buurtinitiatief starten.

.77 .56

Q9.7 Om de situatie rondom het Willibrordusplein meer aandacht te geven, zou ik een post op Facebook of een vergelijkbare site zetten.

.68

Q9.2 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik een petitie gericht aan de gemeente ondertekenen.

.91

Q9.6 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik meehelpen om het Willibrordusplein veiliger te maken.

.83

Eigenwaarden 3.01 1.74

% van de Variantie 43.0 24.9

(38)

38 Tabel 5.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Collectieve Actie.

Item Preventie

Focus

Promotie Focus

Succes Falen Nakomen

Q13.5 Ik denk vaak aan de ideale persoon die ik zou willen zijn.

.94

Q13.4 Ik ben bang om te worden wie ik niet wil zijn

.94

Q13.9 Ik fantaseer vaak over vervelende

ervaringen waarvan ik bang ben dat die mij zouden overkomen.

.92

Q13.2 Ik ben bang dat ik mijn

verantwoordelijkheden en verplichtingen niet na kan komen.

.75 .37

Q13.7 Ik maak mij regelmatig zorgen dat ik faal in het behalen van mijn doelen.

(39)

39 Q13.10 Ik denk vaak aan

hoe ik mislukkingen in mijn leven kan vermijden.

.74 .45

Q13.15 Ik zie mijzelf als iemand die er allereerst naar streeft om mijn verantwoordelijkheden, plichten en verplichtingen te vervullen.

.90

Q13.18 Over het algemeen ben ik meer georiënteerd op het behalen van succes dan op het vermijden van verlies.

.86

Q13.3 Ik fantaseer vaak over hoe ik mijn

inspiraties en wensen kan bereiken.

.83 .39

Q13.14 Ik zie mijzelf als iemand die er allereerst naar streeft om mijn wensen en verlangens te vervullen.

(40)

40 Q13.13 Mijn belangrijkste

doel is het voorkomen dat ik faal in de dingen die ik doe.

.41 .51 -.48 .49

Q13.8 Ik denk regelmatig aan hoe ik succes kan bereiken in mijn werk.

.86

Q13.6 Ik focus mij op het bereiken van successen in mijn leven.

.77 .40 -.37

Q13.12 Mijn belangrijkste doel is het behalen van mijn ambities.

- .49 .61 .43

Q13.17 Ik fantaseer vaak over goede ervaringen waarvan ik hoop dat die mij zouden overkomen

.58 .51

.Q13.1 Over het algemeen ben ik gefocust op het vermijden van negatieve gebeurtenissen in mijn leven.

(41)

41 Q13.16 Over het

algemeen ben ik gefocust op het bereiken van positieve uitkomsten in mijn leven

-.49 .31 .68 .

. Q13.11 Over het algemeen ben ik meer georiënteerd op het vermijden van verlies dan op het behalen van winst.

.92

Eigenwaarden 5.37 4.31 2.60 1.68 1.32

% van de Variantie 29.8 23.9 14.5 9.3 7.3

α .93 ,86 ..77. .58 -

(42)

42

Bijlage 4: Tabellen PCA en Betrouwbaarheidsanalyses Vragenlijsten Tabel 1.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Efficacy.

Item

Group

efficacy

Response efficacy

Q7.4 Als buurtbewoners zich als groep verenigen, kunnen zij samen veel teweeg brengen.

.88

Q7.7 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, onze mening krachtig kunnen laten horen aan de gemeente.

.83

Q7.1 Ik denk dat de buurtbewoners samen de plannen over de herindeling van het Willibrordusplein kunnen beïnvloeden..

.78

Q7.2 Ik denk dat de buurtbewoners samen met succes de beslissingen over de herindeling van de gemeente kunnen beïnvloeden.

.75

Q7.5 Ik denk dat het starten van een petitie de gemeente kan overtuigen om het herindelingsplan te wijzigen.

.74

Q7.3 Wij, als buurtbewoners, hebben het idee dat het geen effect heeft als wij onze mening over de herindeling van het Willibrordusplein laten horen.

.77

Q7.8 Ik constateer dat wij als buurtbewoners effectief zijn in het veranderen van de herindelingsplannen van het Willibrordusplein.

.75

Q7.6 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, controle hebben over het veranderen van de herindelingsplannen.

(43)

43 Tabel 2

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Onrechtvaardigheid.

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten

Eigenwaarden 4.12 1.19

% van de Variantie 51.5 14.8

α .87 .63

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten

Item Onrechtvaardigheid

Q8.2 De manier waarop de gemeente heeft gehandeld is onjuist. .89 Q8.6 Ik voel mij boos over de manier waarop de gemeente heeft gehandeld ten

opzichte van de buurtbewoners.

.89

Q8.1 De beslissingen die gemaakt zijn door de gemeente over het Willibrordusplein zijn oneerlijk.

.84

Q8.5 Als de gemeente plannen in andere buurten wijzigt en de

herindelingsplannen voor het Willibrordusplein niet vind ik dat onverdiend.

.84

Q8.4 Ik heb het gevoel dat de gemeente niet luistert naar de meningen van de buurtbewoners.

.79

Q8.3 De gemeente heeft het recht om deze herindeling zonder overleg met de buurt door te voeren.

.40

Eigenwaarden 3.77

% van de Variantie 62.8

α .87

(44)

44 Tabel 3.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Sociale Identiteit.

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten

Item

Sociale Identiteit Q10.2 Ik voel een sterke band met de andere bewoners rondom het

Willibrordusplein.

.87

Q10.4 Het voelt goed om een medebewoner van het Willibrordusplein te zijn.

.77

Q10.1 Ik heb veel gemeen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.

.80

Q10.5 In het algemeen is het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein een belangrijk deel van mijn identiteit.

.78

Q10.3 Ik spreek kennissen/vrienden uit de buurt regelmatig voor een gezellig praatje.

.69

Eigenwaarden 3.15

% van de Variantie 63.0

(45)

45 Tabel 4

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Collectieve Actie.

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten

Item

Collectieve Actie Q9.1 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik deelnemen

aan een demonstratie met andere buurtbewoners.

.86

Q9.3 Ik zou meedoen aan een buurtinitiatief van andere bewoners om de situatie rondom het Willibrordusplein te

.86

Q9.5 Het is een goed idee om het Willibrordusplein te bezetten om de situatie te verbeteren.

.80

Q9.7 Om de situatie rondom het Willibrordusplein meer aandacht te geven, zou ik een post op Facebook of een vergelijkbare site

.79

Q9.4 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik zelf een buurtinitiatief starten.

.78

Eigenwaarden 3.36

% van de Variantie 67.2

(46)

46 Tabel 5.

Factorladingen na VARIMAX – rotatie van Collectieve Actie.

Item Preventie

Focus

Promotie Focus Q13.7 Ik maak mij regelmatig zorgen dat ik faal in het behalen van mijn

doelen.

.87

Q13.9 Ik fantaseer vaak over vervelende ervaringen waarvan ik bang ben dat die mij zouden overkomen.

.86

Q13.10 Ik denk vaak aan hoe ik mislukkingen in mijn leven kan vermijden.

.81

Q13.4 Ik ben bang om te worden wie ik niet wil zijn. .80 Q13.13 Mijn belangrijkste doel is het voorkomen dat ik faal in de dingen

die ik doe.

.77

Q13.2 Ik ben bang dat ik mijn verantwoordelijkheden en verplichtingen niet na kan komen.

.73

Q13.5 Ik denk vaak aan de ideale persoon die ik zou willen zijn. .64 Q13.3 Ik fantaseer vaak over hoe ik mijn inspiraties en wensen kan

bereiken.

.86

Q13.14 Ik zie mijzelf als iemand die er allereerst naar streeft om mijn wensen en verlangens te vervullen.

(47)

47

Q13.12 Mijn belangrijkste doel is het behalen van mijn ambities. .75

Eigenwaarden 4.35 2.12

% van de Variantie 43.5 21.2

α .87 .77

Noot. Factorladingen onder .30 zijn weggelaten

Bijlage 5: Data-analyseplan

Er zal een pilotstudie uitgevoerd worden over de data van de eerste 16 deelnemers om de betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst te achterhalen. Hierbij zal een Principale Componenten Analyse (PCA) en een betrouwbaarheidsanalyse worden uitgevoerd. Nadat de betrouwbaarheid en validiteit voldoende zijn zal voor de hoofdanalyse een multipele regressieanalyse worden uitgevoerd met als factoren efficacy, onrechtvaardig en sociale identiteit en collectieve actie als afhankelijke variabele. Daarbij zullen twee mediatieanalyses en twee moderatieananalyses worden uitgevoerd. Een mediatieanalyse met efficacy en onrechtvaardigheid als mediator, sociale identiteit als onafhankelijk variabele en collectieve actie als afhankelijke variabele. Daarbij een moderatieanalyse met preventiefocusstijl en promotiefocusstijl als moderatoren, efficacy als onafhankelijk variabele en collectieve actie als afhankelijke variabele.

(48)

48

Bijlage 6: De Vragenlijsten

INFORMATIE BROCHURE VOOR DEELNEMERS AAN ONDERZOEK “IN DE BRES VOOR JE BUURT”

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden.

Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is na te gaan welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van collectieve actie in buurten. Dit doen we door middel van een vragenlijst.

Gang van zaken tijdens het onderzoek

U krijgt een vragenlijst aangeboden, waarbij u alle vragen in moet vullen. Uw taak is om u zo goed mogelijk in te leven in de beschreven situaties. De antwoordopties variëren van zeer mee oneens tot zeer mee eens, probeer het antwoord aan te kruisen dat zo goed mogelijk op u van toepassing is. Het onderzoekt duurt ongeveer 10 minuten.

Vertrouwelijkheid van gegevens

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

Vrijwilligheid

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw

toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Parallel to the last project, we envisioned such a biaryl- functionalized core to be a promising candidate for developing the first bis-phosphine ligand based on

Kinderen die het lastig vinden, kunnen een gelddoos gebruiken ter

[r]

verdachte en raadsman hebben in beginsel recht op inzage van de processtukken, de verdachte moet in principe worden gehoord voordat er een ingrijpende beslissing in zijn nadeel

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Ik maak een onder- scheid in drie niveaus waarop de transformatie te herkennen en vorm te geven is: het individueel niveau van hulp geven, het buurtniveau van preventie organiseren