• No results found

Wie volgt? : de persoonlijkheid van volgers als verklaring van geloof in quasi-messianistisch leiderschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wie volgt? : de persoonlijkheid van volgers als verklaring van geloof in quasi-messianistisch leiderschap"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wie volgt? De persoonlijkheid van volgers als verklaring van geloof in quasi-messianistisch leiderschap

Masterscriptie Politicologie: Politieke Theorie en Politiek Gedrag

Student: Frank Jan Eskes

Begeleider: Gijs Schumacher

Tweede lezer: Mark van de Wardt

(2)

2

'The crucial requirement for a political leader is not that of effectively possessing certain personal attributes [...] the task is to let followers believe it'

(3)

3 Samenvatting

De politiek verpersoonlijkt – er is meer interesse in partijleiders als persoon. Tegelijkertijd neemt het vertrouwen van de burger in de politiek af. Van Kersbergen (2010) stelt dat dit wantrouwen jegens de politiek in Nederland wordt veroorzaakt door het afdanken van quasi-messianistische projecten – grote zingevende democratische projecten. Dit onderzoek beargumenteert dat charismatisch leiders in staat zijn om de leegte te vullen die de quasi-messianistische projecten hebben achtergelaten. De eigenschap charisma bestaat enkel in de relatie tussen leider en volger. Sommige charismatisch leiders transformeren voor sommige volgers tot quasi-messianistisch leiders wanneer een volger gelooft dat een leider in staat is haar leven middels de politiek binnen afzienbare tijd te verbeteren en deze leider in de ogen van de volger belangrijker is dan andere politiek leiders.

Er is veel bekend over de persoonlijkheid van leiders, en veel minder over de persoonlijkheid van volgers. In dit onderzoek is met behulp van de Big Five persoonlijkheidsdimensies gekeken welke mensen leiders dusdanig op een voetstuk plaatsen. De verwachting is dat mensen die vinden dat een leider in staat is in hun behoeftes te voorzien en die qua persoonlijkheid overeenkomsten vertonen met charismatisch leiders een grotere kans hebben quasi-messianistisch volger te zijn.

Er is een aantal multinomiale logistische regressieanalyses uitgevoerd met behulp van de LISS paneldata (n = 5677) uit Nederland. Uit de resultaten blijkt dat mensen met een hoge mate van openheid voor nieuwe ervaringen een hogere kans hebben om quasi-messianistisch volger te zijn. Dit effect is gevonden voor volgers van een aantal zeer uiteenlopende leiders, en staat dus los van ideologische achtergrond. De effecten zijn sterker voor leiders van linkse partijen zoals Jesse Klaver (GroenLinks) – maar ook bij de mensen die Geert Wilders (PVV) als beste beoordelen blijkt openheid van significante invloed op de kans om in de groep quasi-messianistische volgers te zitten. Openheid is dus een factor van belang voor het verklaren van zeer hoge leiderschapsevaluaties. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of dit effect ook voor andere landen geldt, en kan dieper ingaan op de vraag waarom openheid leidt tot zeer hoge leiderschapsevaluaties.

(4)

4 Inhoud

1. Inleiding 5

2. Theoretisch kader

2.1 Verpersoonlijking van de politiek 7

2.2 Leiderschapsevaluaties 8

2.3 Quasi-messianisme en politieke religie 10

2.4 Charismatisch en authentiek leiderschap 14

2.5 Persoonlijkheidskenmerken 16

2.6 Quasi-messianistisch leiderschap 17

3. Hypothesen

3.1 Verklaringsmechanismes 18

3.2 Openheid voor nieuwe ervaringen 19

3.3 Neuroticisme 21 3.4 Mildheid 22 3.5 Extraversie 22 3.6 Conscientieusheid 23 4. Methoden 4.1 Data en dataselectie 24 4.2 Operationalisaties 25 4.3 Model 27 4.4 Beschrijvende statistieken 28 4.5 Analyse 29 5. Resultaten

5.1 Toetsing van de hypothesen 32

5.2 Mechanismes 38 5.3 Wie volgt? 38 6. Conclusie 41 7. Discussie 42 8. Literatuuroverzicht 44 9. Bijlages

9.1 Bijlage 1: factor analyse en de 50 IPIP items 48

(5)

5 1.Inleiding

Met veel bravoure heeft zakenman Donald Trump zich in 2016 door de Amerikaanse kiezer laten nomineren als de Republikeinse kandidaat voor de presidentsverkiezingen. Een prestatie van formaat voor iemand die niet eerder in de politiek actief is geweest. Trump probeert president van de Verenigde Staten te worden en beschikt over een groep trouwe volgers. Alhoewel zijn opponenten en sommige media hebben geprobeerd hem te stoppen door te wijzen op zijn extreme uitspraken en meningen, lijkt het weinig uit te maken wat Trump doet en laat. Zijn sterke persoonlijkheid, spierballentaal en zorgvuldig geschapen media-identiteit hebben een persoonlijkheidscultus gecreëerd waarvan Trump nu de vruchten plukt. Het enorme belang dat aan de persoonlijkheid van politiek leiders wordt gehecht geldt niet alleen voor Trump. De Amerikaanse presidentsverkiezingen en Donald Trump zijn slechts een voorbeeld; politiek leiders staan anno 2016 ook in de Nederlandse samenleving in grote belangstelling van zowel kiezers als media.

Leiderschap is een onvermijdelijk thema binnen democratische samenlevingen; verkozen politiek leiders zijn in staat de levens van velen zowel positief als negatief te beïnvloeden. Ze beginnen oorlogen en sluiten vrede, bedenken sociale plannen en breken die weer af. De samenleving bepaalt middels verkiezingen welke mensen in deze belangrijke posities worden geplaatst en houdt via de media toezicht op de beslissingen die worden genomen. Burgers wantrouwen politiek leiders door het bestaan van de mogelijkheid op uitbuiting en corruptie, maar ze zien daarnaast ook de noodzaak hun aanwezigheid in (Fiske & Durante, 2014).

Dit onderzoek richt zich op Nederland. Er wordt gekeken naar burgers die politiek leiders desgevraagd zéér positief beoordelen. Politiek leiders die in de ogen van hun volgers in staat zijn tot grootse dingen. Een dergelijk leider biedt zijn volgers iets dat andere leiders niet kunnen; hoop op een betere toekomst middels de politiek. Een vergaand geloof van een volger in een leider zal in navolging van Van Kersbergen (2010) als een geloof in quasi-messianistisch leiderschap worden beschreven.

Buitengewone leiders die bij hun volgers een dergelijke mate van vertrouwen en geloof boven weten te brengen worden doorgaans omschreven als charismatisch leiders (House & Howell, 1992). Charisma is een ongrijpbare kwaliteit die enkel door anderen aan een individu kan worden toegekend. Charismatisch leiderschap kan om deze reden worden

(6)

6

beschreven als een relatie tussen leider en volger (House & Howell, 1992). De charismatisch leider heeft zonder zijn volgers geen bestaansrecht.

Juist om deze reden is het opmerkelijk dat er in de politicologische wetenschappelijke literatuur veel onderzoek is gedaan naar de persoonlijkheidskenmerken van charismatisch leiders, maar dat de persoonlijkheid van volgers onderbelicht is gebleven. Persoonlijkheid wordt gezien als een belangrijke voorspeller van politiek gedrag, er is bij eerder onderzoek ondersteuning gevonden voor diverse effecten van persoonlijkheid op onder andere stemkeuze, maar ook op ideologische voorkeuren (Mondak & Halperin, 2008). Tot voor kort bestond er geen overeenstemming over de juiste maat om persoonlijkheid te meten. Met de komst van de five-factor model of personality (McCrae & Costa, 1997) is hier verandering in gekomen, en persoonlijkheids-onderzoek wordt steeds gangbaarder binnen de politicologie. Dit onderzoek plaatst zich in deze beginnende traditie.

In een experimentele studie laten Ehrhart en Klein (2001) zien dat de persoonlijkheid van mensen gevolgen heeft voor de voorkeur voor een leider. Respondenten met een andere persoonlijkheid reageren op een andere wijze op gelijkwaardige leiders. Er wordt gesteld dat er een gebrek is aan onderzoek naar de achtergrond en persoonlijkheid van de volgers van charismatisch leiders (p. 154). Dit onderzoek borduurt voert op de wetenschappelijke literatuur door zich te richten op de persoonlijkheid van de volgers van quasi-messianistisch leiders. De relatie tussen persoonlijkheidskenmerken van respondenten en zeer positieve evaluaties van leiders is nog niet eerder onderzocht. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zal in de volgende sectie eerst dieper worden ingegaan op de relevante concepten. Vervolgens zal een aantal hypothesen worden geformuleerd over de persoonlijkheid van volgers in relatie tot quasi-messianistische leiderschapsevaluaties. Tenslotte zullen met behulp van paneldata van een groot aantal Nederlandse huishoudens meerdere multinomiale logistische regressieanalyses worden uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het verklaren van verschillen in leiderschapsevaluaties aan de hand van persoonlijkheidskenmerken van volgers.

Welke persoonlijkheidseigenschappen bieden een verklaring voor quasi-messianistische leiderschapsevaluaties?

(7)

7 2. Theoretisch kader

In dit onderdeel zal een aantal onderwerpen aan bod komen - eerst zullen voor dit onderzoek belangrijke ontwikkelingen en concepten nader toegelicht worden. De verpersoonlijking van de politiek, het belang van leiderschapsevaluaties, quasi-messianisme en politieke religie, charismatisch en authentiek leiderschap en het five-factor model van persoonlijkheidskenmerken (ook wel de Big Five genoemd) komen aan bod.

2.1. Verpersoonlijking van de politiek

De rol van politiek leiderschap in Westerse samenlevingen is dankzij de technologische vooruitgang van de media en de herstructurering van politieke partijen groter geworden. In een overzichtsartikel laat politicoloog Diego Garzia (2011) zien dat de politiek aan een proces van verpersoonlijking onderhevig is. Zo blijkt dat bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen tussen 1953 en 1988 de persoonlijkheid van de kandidaat steeds centraler is komen te staan ten koste van de partij en inhoudelijke stellingnames (Wattenberg, 1991), dat het overgrote deel van de Westerse democratieën invloedrijke televisiedebatten tussen politiek leiders kent (LeDuc, Niemi, Norris, 1996), dat partijsymboliek gedurende campagnes in toenemende mate vervangen is door beeltenissen van de politiek leiders (McAllister, 1996), en dat de kiezer zich steeds meer op politiek leiders richt bij het bepalen van haar stemkeuze (Bittner, 2008).

Daarnaast zijn politieke partijen in Nederland onder druk van afnemende ledenaantallen en toegenomen hoeveelheden groepen zwevende kiezers veelal van massapartij naar catch-all partij getransformeerd (Van der Eijk & Van Praag, 2006). Een transformatie van een partij met een duidelijke ideologie en vanzelfsprekende achterban naar een partij die probeert een veel breder publiek aan te trekken. Deze transformatie draagt bij aan de verpersoonlijking van de politiek; bij het aantrekken van kiezers in de onderlinge competitie met andere partijen is gebleken dat de persoonlijkheid van leiders een belangrijke wijze kan zijn om kiezers te overtuigen; zelfs meer dan een focus op ideologie (Garzia, 2011). Politiek leiders zijn een manier geworden om stemmen te winnen. Dit gebeurt veelal middels ‘nieuwe media’ als de televisie en recenter, het internet. Leiders zijn via de grote aantallen schermen veel dichter bij de kiezer komen te staan. Als gevolg van

(8)

8

de transformatie van politieke partijen en de technologische ontwikkeling van digitale media is een centrale positie van politiek leiders nu een vast onderdeel van het politiek spectrum.

Aandacht in de media leidt echter niet automatisch tot electoraal succes. Van der Pas et al. (2013) onderzoeken aan de hand van wekelijkse peilingen en optredens van Geert Wilders in de media de verwachting dat uitingen van leiderschap (visie en zelfvertrouwen werden gemeten) tot electoraal succes leiden. Wilders’ PVV is een goed voorbeeld van een verpersoonlijkte partij – er bestaat geen noemenswaardige partijstructuur, en alles draait om de leider. In het onderzoek van Van der Pas et al. (2013) worden geen aanwijzingen gevonden dat media-aandacht direct leidt tot meer electoraal succes voor de politiek leider. Wel concluderen de onderzoekers dat Wilders bij het presenteren van toekomstvisies beloond wordt met meer media-aandacht.

Ongeacht of media-aandacht rechtstreeks leidt tot electoraal succes; de wijze waarop politieke partijen en kiezers met leiders omgaan is veranderd. De verpersoonlijking van de politiek leidt tot meer macht en invloed voor politiek leiders. Poguntke en Webb (2002) benaderen de verpersoonlijking van de politiek met het concept van presidentialisering. Dit concept beschrijft een trend waarin niet-presidentiële stelsels eigenschappen van presidentiële stelsels over nemen. Partijleiders komen centraler te staan, nemen een grotere rol in tijdens verkiezingscampagnes en krijgen meer invloed in de besluitvorming (Poguntke en Webb, 2002). Door de invloed van politiek leiders op de verkiezingsuitslagen zijn ze in staat om binnen de eigen partij meer macht en autonomie op te eisen. Het algemene beeld is dan ook dat partijleiders hun gang mogen gaan, zolang ze tijdens de verkiezingen maar voldoende stemmen binnen halen - de politieke partij verliest dus aan invloed ten gunste van de partijleider (Poguntke en Webb, 2002). Er zijn met deze trend in gedachten een aantal empirische studies ondernomen die laten zien dat de macht van de partijleider of premier zich in de Duitse (Cole, 2008), Australische samenlevingen (Kefford, 2013) maar ook zeker in de Nederlandse (Boumans, Boomgaarden & Vliegenthart, 2013) steeds meer doet gelden.

2.2. Leiderschapsevaluaties

Dit onderzoek probeert een verklaring voor extreem positieve beoordelingen van leiders te vinden met behulp van persoonlijkheidskenmerken van Nederlandse kiezers. Deze

(9)

9

beoordelingen zullen vanaf dit punt als leiderschapsevaluaties worden omschreven. Zoals gesteld nemen politiek leiders dankzij ontwikkelingen in de media en de structuur van politieke partijen een prominente plaats in binnen het politiek landschap. De manier waarop de kiezers politiek leiders beoordelen is van grote invloed op electoraal succes (Garzia, 2011) en dus op politieke invloed (Bittner, 2008). Wat zijn leiderschapsevaluaties precies, en waarop worden ze gebaseerd? Het belang van het beter begrijpen van de oorsprong van leiderschapsevaluaties wordt in veel onderzoeken benadrukt.

Een leiderschapsevaluatie is de waardering van een leider door een potentiële kiezer of volger. Deze evaluatie bestaat doorgaans uit een combinatie van de inschatting van de competentie van de leider en een inschatting van hoe sympathiek de leider op de kiezer overkomt (Bittner, 2007; 2008). Kiezers gebruiken leiderschapsevaluaties vaak als een manier om hun stemkeuze te helpen bepalen bij verkiezingen (Kilburn, 2005; Garzia, 2011). Er bestaat geen overeenstemming over de oorzaak dat kiezers bij het maken van een keuze teruggrijpen op leiderschapsevaluaties. Mogelijkerwijs geldt voor een groot aandeel van de kiezers dat het beoordelen van een politiek leider simpelweg een gemakkelijkere wijze is om haar stem te bepalen bij verkiezingen dan het doorlezen van partijprogramma’s. Dit geldt zeker wanneer andere informatie ontbreekt of onduidelijk is (Sniderman, Brody & Tetlock, 1991). Een andere theorie veronderstelt dat kiezers leiders evalueren omdat het inschatten van anderen op basis van beschikbare informatie iets is dat mensen in het dagelijks leven ook veel toepassen (Cottrell, Neuberg & Li, 2006). Des te meer informatie iemand over de ander beschikt, des te nauwkeuriger wordt deze inschatting. Tenslotte bestaat bij sommige onderzoekers de overtuiging dat de persoonlijkheid van leiders een goede voorspeller is van de manier waarop de leider zich zal gedragen op moment dat diegene een machtspositie bezet (Bittner, 2008).

In een empirisch onderzoek heeft Amanda Bittner (2008) met behulp van verkiezingsdata uit zeven Europese landen geprobeerd duidelijkheid te scheppen in de diversiteit aan verklaringen voor verschillen in leiderschapsevaluaties. In dit onderzoek concludeert Bittner dat de overtuigingen en waarden van de kiezer de belangrijkste voorspeller zijn voor de manier waarop leiders beoordeeld worden. Daarnaast worden leiderschapsevaluaties beïnvloed door overeenstemming over beleidskwesties, en in mindere mate ook door de sociaal demografische achtergrond van kiezers. Bittner vindt echter wel een groot verschil in de wijze waarop kiezers mannelijke en vrouwelijke leiders

(10)

10

evalueren – vrouwelijke leiders ontvangen van zowel mannelijke als vrouwelijke kiezers lagere evaluatiescores. In Bittners onderzoek speelt de persoonlijkheid van de volgers een kleine rol.

De conclusies van Bittner zijn in overeenstemming met andere literatuur, hoewel er

ook andere verklaringen genoemd worden. Als verklaring voor verschillen in leiderschapsevaluaties worden ideologie, partijgeest, opinies over beleidsvraagstukken en issues, het geslacht van de leider, ‘closeness’ (overeenkomsten van kiezers met leiders) en tenslotte demografische en socio-economische kenmerken van zowel kiezer als leider genoemd (met name Bittner, 2008; Cutler, 2002 en oa; Garzia & De Angelis, 2011; MacRae & Bodenhausen, 2000; Cottrell, Neuberg & Li, 2007). Er wordt in het onderzoek van Bittner veronderstelt dat er een verband is tussen persoonlijkheid en politiek gedrag – maar er is weinig duidelijkheid over deze relatie. Dit onderzoek voegt toe aan de wetenschappelijke literatuur door meer duidelijkheid te scheppen in het verband tussen persoonlijkheidskenmerken van volgers en politiek leiders.

2.3. Quasi-messianisme en politieke religie

Net als veel andere Europese samenlevingen lijdt de Nederlandse democratie aan een afnemend vertrouwen van de burger in de politiek, afnemende ledenaantallen bij politieke partijen en een algeheel lage participatiegraad in democratische projecten (Bovens & Wille, 2011; Van Kersbergen, 2010; Dalton & Wattenberg, 2000; Mair, 2006). Dit zijn stuk voor stuk problemen die samenhang vertonen met een algehele desinteresse in politiek. De onderzoeker Kees van Kersbergen (2010) stelt dat de opkomst van deze fenomenen te wijten is aan het afdanken van het quasi-messianisme in de Nederlandse samenleving.

Politiek quasi-messianisme wordt gedefinieerd als het geloof dat door middel van de politiek een beter leven hier te bereiken is, in de afzienbare toekomst (Van Kersbergen, 2010). Een duidelijk verschil met religieus messianisme is de overtuiging dat dit betere leven binnen handbereik is middels collectieve inspanning van de samenleving, en dat dit betere leven in deze wereld bereikt kan worden (d.w.z. niet in een spirituele, of volgende, wereld).

Dit geloof in de politiek als motor voor collectieve inspanningen die het eigen leven verbeteren verschaft de democratie en haar projecten een ‘betoverende’ kwaliteit (Van Kersbergen, 2010). In andere woorden: "Quite down-to-earth political projects, say mayor

(11)

11

social security projects, got charged with an inspiring and imaginative sense of purpose, direction and meaning” (In; Van Kersbergen, 2010, p. 32). Politieke projecten wisten dus de burger te ‘betoveren’. Van Kersbergen benoemt de volgende quasi-messianistische projecten: de constructie van natiestaat en welvaartsstaat, de verdere invoering van democratie en verdergaande Europese integratie (Van Kersbergen, 2010). Deze projecten werden door sommigen als een verlosser gezien – dé manier om een beter leven te bereiken - terwijl anderen juist danig tegen de doelstelling en uitvoering van deze projecten protesteerden. Deze tweespalt verzekerde de democratie van sterke participatie en een actief betrokken volk – voor of tegen, men was dankzij het grote belang van de quasi-messianistische projecten betrokken bij het politieke proces. De hedendaagse democratische rechtstaat heeft deze ‘betovering’ verloren – de grote projecten zijn behaald of achterhaald, en er zijn geen nieuwe projecten voor in de plaats gekomen. Van Kersbergen stelt dat deze ‘onttovering’ (hier; het verlies van geloof in de grote projecten) de oorzaak is van de afnemende participatie en partijlidmaatschapscijfers - er zijn geen projecten meer waar mensen daadwerkelijk in geloven.

Binnen het frame van quasi-messianisme is er ruimte voor een verlossersfiguur. Iets of iemand die de mensen 'betovert' en hoop biedt op een verbetering van de leefomstandigheden binnen afzienbare tijd. Gezien de toegenomen verpersoonlijking van de politiek en de hier mee samenhangende toegenomen centrale functie van politiek leiders is het aannemelijk dat charismatisch politiek leiders de functie van verlossersfiguur hebben overgenomen. Als voorbeeld van deze invalshoek wordt in het artikel van Van Kersbergen de start van Barack Obama’s presidentschap genoemd – de boodschap van hoop op een beter leven en het charismatisch leiderschap van de op dat moment kersverse president wisten het Amerikaanse publiek in beweging te brengen en te betoveren.

Door het gebruik van de termen ‘betovering’ en ‘charismatisch leider’ is het noodzakelijk het werk van politiek socioloog Max Weber aan te halen. Weber leefde van 1864 tot 1920 en wordt gezien als één van de grondleggers van de sociologie als wetenschap (De Jong, 1997). Weber had een negatief wereldbeeld, want hij geloofde dat de neiging om alles wetenschappelijk te willen verklaren en de vergaande bureaucratisering de wereld hadden ‘onttoverd’: ontdaan van de onverwachte en onverklaarbare zaken die zin geven aan het bestaan (Portis, 2008, De Jong, 1997). Deze ‘onttovering’ was voor Weber de basis van een zingevingsprobleem; rationalisering en bureaucratie bedreigen het bestaan van

(12)

12

algemeen erkende waarden en mensen moeten zelf zin geven aan hun doen en laten (Dassen, 1999). Volgens Weber is religie voor veel mensen de oplossing van dit zingevingsprobleem. Het quasi-messianisme stelt dat in de moderne seculiere maatschappij, waar religie een kleinere rol is gaan spelen, het zingevingsprobleem in plaats daarvan wordt opgelost door middel van de constructie van een geloof in de democratische rechtstaat (Van Kersbergen, 2010).

Het idee van quasi-messianisme vindt haar oorsprong binnen het concept van politieke religie. Dit concept beschrijft ideologieën en staatsindelingen met behulp van aan religie ontleende terminologie. Een politieke religie is een geloofssysteem binnen de politiek dat een dusdanig sterke culturele steun geniet dat deze te vergelijken is met een religie. De normen en waarden van haar volgers worden sterk door een politieke religie beïnvloed, net als dat dit bij een ‘echte’ religie het geval is (Burrin, 1997). Extreme voorbeelden van politieke religies zijn het Nazisme en Communisme.

De ontstaansgeschiedenis van politieke religie stelt dat de secularisering van Westerse samenlevingen er toe heeft geleid dat de ‘betovering’ die religie van oudsher bood nu naar de politiek wordt overgeheveld (Burrin, 1997; Van Kersbergen, 2010). Wanneer vanuit een functioneel perspectief naar religie en politiek wordt gekeken is de gelijkenis tussen beiden duidelijk zichtbaar. Beide concepten bieden mensen soortgelijke zaken; een collectieve identiteit, sociale integratie, een doel en een pakket van normen en waarden (Burrin, 1997). Bij het verdwijnen van de Kerk uit de samenleving zoeken mensen naar een andere wijze om Webers zingevingsprobleem voor zichzelf op te lossen. Volgens onderstaand citaat van Burrin is het niet verbazingwekkend dat de politiek voor veel mensen een oplossing biedt: “The wave of philosophical and political systems throughout the nineteenth century, […] is evidence of how, in the midst of the void left by the decline of religion, […] feelings and attitudes of exaltation, fascination and reverence, typical of the religious experience, were transposed to secular objects. The fact that politics was particularly subject to this intoxication of the absolute is hardly surprising since politics and religion share many common features”. (Burrin, 1997, p. 327). De overeenkomsten tussen religie en politiek worden dus onderstreept.

Bij het langzaam verdwijnen van de kerk uit de samenleving heeft de politiek de rol om invulling te geven aan het zingevingsprobleem deels overgenomen. Dit betekent niet dat religie geheel uit de Nederlandse politiek is verdwenen. De scheiding tussen Kerk en Staat

(13)

13

wordt in het Nederland als één van de grondleggers gezien van een succesvolle democratie. Alhoewel deze scheiding in zoverre geslaagd is dat de Kerk zich niet met overheidszaken bemoeit en vice versa, heeft er geen scheiding van staat en religie plaatsgehad. Hier is het onderscheid tussen enerzijds Kerk en anderzijds religie van belang – de Kerk als instituut heeft geen politieke macht in een geseculariseerde staat, maar religie als geloofsovertuiging bestaat nog wel als politieke stroming. Zo bestaan er in Nederland op landelijk niveau nog een drietal Christelijke politieke partijen (CDA, CU en SGP). Daarnaast hebben religieuze waarden nog altijd een grote invloed op stemgedrag (Van Kersbergen, 2010).

In een verdediging van onderzoek aan de hand van persoonlijkheidsmaten beschrijft Robert Hogan (2005) een drietal generalisaties van de menselijke natuur. Hogan stelt dat mensen altijd in groepen leven; deze groepen kennen een status hiërarchie; en tenslotte heeft iedere groep een religie, die doorgaans wordt gebruikt om de statushiërarchie en de geldende morele – en wetssystemen te verantwoorden. Binnen de stroming van de politieke religie vervult de democratie de functie van religie. Het quasi-messianisme van Van Kersbergen geldt als een zeer 'aardse' vorm van politieke religie - het geloof in de projecten kan worden gezien als een manier van invulling van de religie die iedere groep mensen bezit.

Voor Van Kersbergen bieden de quasi-messianistische projecten een oplossing voor het zingevingsprobleem – de projecten geven mensen een doel en iets om voor (of tegen) te strijden. Het artikel van Van Kersbergen beargumenteert dat het behalen en afzwakken van de quasi-messianistische projecten de reden is van het verlies van vertrouwen in de democratie.

Weber stelde dat men als oplossing voor het zingevingsprobleem bij gebrek aan religie naar een charismatisch leider kan stappen. In dit onderzoek wordt gekeken wie de mensen zijn die zich bij de charismatisch leiders voegen (Portis, 2008). Er wordt gesteld dat charismatisch leiders de rol van de ‘betoverende projecten’ overnemen en zo de functie van quasi-messianistische leider creëren. Het geloof in deze leiders is vergelijkbaar met het geloof in de quasi-messianistische projecten – de overtuigd volger van de politiek leider gelooft dat diegene in staat is om via de politiek het leven van de volger in afzienbare tijd te verbeteren. Daarnaast hebben politiek leiders en de quasi-messianistische projecten gemeen dat ze beiden discussie genereren en ze zowel duidelijke aanhangers als tegenstanders aantrekken.

(14)

14

2.4. Charismatisch en authentiek leiderschap

Het charismatisch leiderschap is naast rationeel en traditioneel leiderschap één van de Ideaaltypen van gezag waar Weber onderscheid tussen maakt. Weber gelooft dat charismatisch leiderschap de belangrijkste katalysator van verandering op cultureel en politiek gebied is (Portis, 2008). Een charismatisch leider is iemand die volgens Weber een buitengewone kwaliteit bezit die ervoor zorgt dat zijn volgers in hem geloven: “bij de charismatische macht claimt de leider dat hij zijn volgelingen in gunstige zin zal veranderen, mits ze zijn wil volgen” (Uit: De Jong, 1997, paragraaf 5.7.1). Deze kwaliteit bestaat met name uit de wijze waarop de volgers de charismatisch leider zien. In de woorden van Garzia: 'the crucial requirement for a political leader is not that of effectively possessing certain personal attributes [...] the task is to let followers believe it' (Uit; Garzia, 2011, p. 1).

De benaming van charismatisch leiderschap is niet voorbehouden aan één type leider, en de term omvat ook geen moreel oordeel. Zo wordt Adolf Hitler een charismatisch leider genoemd, maar Barack Obama ook. Daarnaast zijn vanuit religieuze bewegingen (Jezus Christus, Mohammed), sociale bewegingen (Martin Luther King, Mahatma Ghandi) of de bedrijfswereld (Steve Jobs) charismatisch leiders bekend (House & Howell, 1992, p. 83). Een zeer diverse groep voorbeelden, zowel in moreel opzicht als qua achtergrond – de enige overeenkomst tussen al deze charismatisch leiders is dat ze over een vaste achterban beschikten– een groep volgelingen.

Een charismatisch leider kan niet bestaan zonder haar volgers; mensen die geloven in en waarde toekennen aan de acties en kwaliteiten van de leider (House & Howell, 1992). Charismatische leiderschap moet om deze reden worden gezien als een relatie tussen leider en volger, waarin beiden elkaar beïnvloeden. Binnen de sociale wetenschap zijn echter met name leiders het onderwerp van onderzoek – veelal wordt gekeken naar de manier waarop leiders volgers beïnvloeden, en de rol van de volger wordt soms onderschat (naar; Hetland, Sandal & Johnsen, 2008, en bijvoorbeeld; De Cremer et al., 2009; Garzia, 2012; Verhulst et al., 2010; Cottrell et al., 2007; Bennis, 2007). Ook Weber stelt dat juist het geloof van volgelingen in een leider is wat een charismatisch leider zijn autoriteit verschaft (Portis, 2008). Dit onderzoek zal zich richten op de persoonlijkheid van de volgers – de mensen die een politiek leider op een voetstuk plaatsen en geloven dat diegene hun leven beter kan maken.

(15)

15

De ongrijpbaarheid van charisma maakt charismatisch leiderschap een lastige term voor de wetenschap. Psychologisch onderzoek richt zich doorgaans op de effecten van charismatisch leiderschap op efficiëntie op de werkvloer. In deze context wordt charismatisch leiderschap meestal omschreven als transformational leadership (De Hoogh et al, 2005); een term die een leiderschapsstijl aangeeft die werknemers (of volgers) motiveert om boven verwachting te presteren. Van transformational leaders wordt verwacht dat ze de status quo kunnen veranderen door ‘betekenis aan werk toe te voegen’ (De Hoogh et al., 2005, p. 840). De term transformational leadership en het concept van charismatisch leiderschap worden doorgaans door elkaar gebruikt. De psychologische leiderschapsliteratuur beschrijft een groot aantal leiderschapsstijlen.

Een van deze leiderschapsstijlen is het authentiek leiderschap (Avolio & Gardner, 2005). Een authentiek leider kent de volgende vier eigenschappen; (1) authentiek leiders zijn niet op zoek naar bevestiging van anderen, maar blijven bij zichzelf, (2) ze worden gemotiveerd door persoonlijke overtuigingen, en niet door machtslust en status. (3) Authentiek leiders zijn ‘echt’ en geen kopieën – ze geven leiding vanuit hun eigen perspectief en (4) het gedrag van authentiek leiders wordt geleid door de eigen waarden en overtuigingen (Avolio & Gardner, 2005, p. 321). Er bestaan veel overeenkomsten tussen authentiek leiders en transformational leiders; van beiden wordt verwacht dat het optimistische, sterke persoonlijkheden zijn, maar de authentiek leider is ‘verankert in een diep begrip van de eigen persoon – zij weten waar ze staan bij belangrijke issues en heetf vaste overtuigingen’ (Avolio & Gardner, 2005, p. 330). Het is van belang dat er in de theorie omtrent de authentiek leiders een belangrijke rol voor de volgers is weggelegd. Er wordt veronderstelt dat de authentiek leider zijn waarden en overtuigingen overbrengt op zijn volgers, en dat deze volgers op hun beurt steeds authentieker worden – en dus meer overtuigd van de waarden en overtuigingen van de leider. Op zijn beurt worden de overtuigingen van de leider gesterkt door de goedkeuring en instemming van zijn volgers. De leider en volger gaan dus een langdurige relatie aan, waarbij beiden elkaars waarden en overtuigingen steeds beter leren kennen.

(16)

16

2.5. Persoonlijkheidskenmerken

De persoonlijkheid van mensen blijft stabiel over de jaren heen, en heeft sterke invloed op gedrag (Costa & McCrae, 1997). Persoonlijkheid heeft dus potentie om een belangrijke voorspeller van politiek gedrag te zijn (Mondak & Halperin, 2008). Tot voor kort was persoonlijkheid echter een onderbelicht onderwerp binnen de politicologie. Er bestond namelijk geen eenduidig instrument om persoonlijkheid meetbaar te maken (Mondak & Halperin, 2008). Het zogeheten five-factor model of personality - ook wel de ‘Big Five’ genoemd – heeft hier verandering in gebracht (McCrae & Costa, 1997).

De Big Five is een universeel gebruikte, robuuste schaal voor het meten van de persoonlijkheid van mensen (Goldberg, 2006). De schaal meet persoonlijkheid aan de hand van een vijftal dimensies. De vijf dimensies van persoonlijkheid zijn; openheid voor nieuwe ervaringen (Openness to Experience), neuroticisme (Neuroticism), mildheid (Agreeableness), extraversie (Extraversion) en conscientieusheid (Conscientiousness). Het grote voordeel van het gebruik van het five-factor model of personality is dat resultaten te vergelijken zijn met ander empirisch onderzoek (De Hoogh et al, 2005; Mondak en Halperin, 2008). Bij het beschrijven van de hypothesen zal verder worden ingegaan op de specifieke persoonlijkheidseigenschappen die aan de vijf dimensies worden toegekend.

In eerder onderzoek wordt een sterke samenhang tussen ideologische voorkeuren en verschillende van de Big Five persoonlijkheidskenmerken gevonden (Gerber et al., 2010). Zo blijkt dat mensen met een hoge mate van openheid een sterke voorkeur hebben voor linkse partijen terwijl er voor mensen met een lage mate van openheid een voorkeur voor rechtse partijen is gevonden (Gerber et al, 2010). Daarnaast blijkt een lage mate van mildheid samen te hangen met een voorkeur voor rechtse partijen en een algemeen wantrouwen in politici (Gerber et al, 2010; Pattyn et al. 2002). Mensen met een lage mate van mildheid worden ook geassocieerd met een voorkeur voor populistische partijen (Bakker et al, 2015). Tenslotte hangen hoge mates van neuroticisme en conscientieusheid samen met conservatieve overtuigingen en de wil om veranderingen beperkt te houden (Gerber et al, 2010). Extraversie blijkt als enige van de Big Five geen voorspeller voor ideologische voorkeur te zijn.

(17)

17

2.6. Quasi-messianistisch leiderschap

Quasi-messianistisch leiderschap is een concept dat niet eerder empirisch is onderzocht. In dit onderzoek zal quasi-messianistisch leiderschap gedefinieerd worden als een charismatisch leider die zich in de ogen van de volger onderscheidt van andere leiders. Leiders die geschikt zijn om als quasi-messianistisch leider te fungeren zijn dus leiders die in staat zijn hun volgers te betoveren en hoop te bieden op een betere toekomst en zullen in sterke mate te vergelijken zijn met charismatisch leiders. Zowel charismatisch leiders als quasi-messianistisch leiders kunnen enkel als zodanig gedefinieerd kunnen worden bij de gratie van de perceptie van de volger – het verschil tussen beide typeringen is de aanname van exclusiviteit.

De aanname van exclusiviteit betreft een belangrijk verschil tussen de typeringen van charismatisch leiders en quasi-messianistisch leiders. Er wordt gesteld dat volgers niet meer dan één quasi-messianistisch leider volgen. Juist in het verschil met andere leiders onderscheidt de quasi-messianistisch leider zich voor haar volgers. Charismatisch - of transformational - leiders bevinden zich overal – op de werkvloer, in de politiek, bij de sportvereniging – ze weten mensen te motiveren en aan te zetten tot onverwachte prestaties (De Hoogh et al., 2005). De quasi-messianistisch leider is echter een klasse apart, en lijkt veel meer op de door Weber gehanteerde definitie van charismatisch leiders. Dit is iemand die voor zijn volger de hoop op een beter leven representeert. Oftewel – de quasi-messianistisch leider is een charismatisch leider met wie de volger een veel sterkere band voelt dan met andere charismatisch leiders.

Deze definitie van quasi-messianistisch leiderschap laat een en ander open; zo staat het zijn van een quasi-messianistisch leider los van ideologische stromingen – hij kan een populist zijn, leiding geven aan een linkse of rechtse partij, conservatief of progressief zijn – zolang een volger een zeer sterke overtuiging heeft dat juist deze leider in staat is het leven van de volger te verbeteren middels de politiek zal de relatie tussen de leider en de volger als quasi-messianistisch worden beschouwd. Dit onderzoek kijkt dus naar alle politiek leiders, en niet enkel naar diegenen met een zeer mondige aanhang, zoals populisten.

Quasi-messianistisch leiderschap is een overtreffende trap van charismatisch of transformational leiderschap. Het is echter aannemelijk dat de typering ook een aantal overeenkomsten met authentiek leiderschap heeft. Net als bij het authentiek leiderschap

(18)

18

wordt er van het quasi-messianistisch leiderschap verwacht dat leider en volger een langdurige relatie aangaan en elkaar wederzijds beïnvloeden. De charismatisch leider die Weber beschrijft (Portis, 2008) past goed bij de definitie van de authentiek leider. Om deze reden zal de beschrijving van de authentiek leider ook worden meegenomen bij het formuleren van de hypothesen.

3. Hypothesen

3.1 Verklaringsmechanismes

Er wordt verwacht dat de persoonlijkheidskenmerken van volgers van invloed zullen zijn op de wijze waarop de volgers zich verhouden tot politiek leiders. Er bestaan veel studies die veronderstellen dat persoonlijkheidskenmerken de relatie met leiders beïnvloeden. Echter, er is geen overeenstemming over welk van de persoonlijkheidsdimensies zich hoe verhouden tot waardering voor leiderschap (oa. Judge & Bono, 2000; Hoogh et al., 2005). Verklaringen hiervoor zijn dat er lange tijd geen algemeen gebruikte persoonlijkheidsdimensie bestond, dat de relatie van volgers tot een zeer diverse groep typeringen van leiders wordt onderzocht (geen eenduidigheid, ook niet wat context werk/politiek betreft) en tenslotte het lage volume van onderzoek dat zich richt op de persoonlijkheidskenmerken van volgers in plaats van leiders. Er zijn echter twee mechanismes geïdentificeerd die in het algemeen de wijze waarop volgers naar leiders kijken kunnen verklaren (Ehrhart & Klein, 2001).

Ten eerste worden volgers aangetrokken door leiders waarvan ze menen dat die op hen lijken. De mate van gelijkheid van persoonlijkheid (beschreven als het congruency-model en ook wel als closeness in de literatuur) is een zeer sterke voorspeller van de mate van waardering voor een bepaald type leider (oa. Caprara & Zimbardo, 2004; Felfe & Shyns, 2006; 2010; Ehrhart & Klein, 2001; Liborius, 2014; House & Howell, 1992; Garzia 2012; 2013). Mensen zijn geneigd een hoge waardering te geven aan leiders die ze aan zichzelf doen denken. Uiteraard is dit een kwestie van perceptie – dankzij gebrekkige informatie is het goed mogelijk dat volgers diverse kwaliteiten aan leiders toekennen waar deze leiders eventueel niet over beschikken. Dit gegeven zal het mechanisme van nabijheid worden genoemd.

(19)

19

Ten tweede worden volgers aangetrokken door leiders waarvan ze menen dat deze in staat zijn om in hun behoeftes te voorzien (Ehrhart & Klein, 2001; Felfe & Schyns, 2010). Deze vorm van aantrekkingskracht zal hier het mechanisme van behoeftevervulling worden genoemd. Het mechanisme van behoeftevervulling is in het kader van de definitie van quasi-messianistisch leiderschap interessant – dit onderzoek kijkt immers naar volgers die menen dat ‘hun leider’ in staat is hun leven te verbeteren. Het is aannemelijk dat een quasi-messianistisch leider voor zijn volger deze niche vervuld.

De belangrijkste vraag van dit onderzoek blijft echter nog onbeantwoord; welk type volgers zal eerder geneigd zijn een sterk geloof in een quasi-messianistisch leider te tonen? In het vervolg zullen de vijf persoonlijkheidsdimensies nader beschreven worden, en waar het aannemelijk is dat het bezit van de beschreven kwaliteiten kan leiden tot quasi-messianistisch volgerschap zullen er hypothesen geformuleerd worden. Bij het formuleren van de hypothesen zal er rekening gehouden worden met de twee mechanismes van nabijheid en behoefte bevrediging.

3.2. Openheid voor nieuwe ervaringen

Van mensen met een hoge score voor openheid voor nieuwe ervaringen wordt gesteld dat het creatieve, onconventionele denkers zijn. Het zijn nieuwsgierige mensen met een grote fantasie die open staan voor veranderingen en nieuwe ideeën (De Hoogh et al., 2005; McCrae & Costa, 1997). Van deze mensen wordt verwacht dat ze in staat zijn om ‘out of the box’ oplossingen te bedenken (Judge & Bono, 2000).

Charismatisch leiders worden meestal omschreven als individuen met een hoge mate

van openheid voor nieuwe ervaringen (De Hoogh et al, 2005). Het creatieve denken staat de leiders toe om met slimme oplossingen te komen en een aantrekkelijke visie te formuleren (House & Howell, 1992). Dit beeld wordt bevestigd; uit een meta-onderzoek over 73 steekproeven blijkt dat leiders1 naast een hoge mate van extraversie en conscientieusheid ook over een hoge mate van openheid beschikken (Judge et al. 2002). Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat individuen met een hoge mate van openheid voor nieuwe ervaringen zich sneller manifesteren als de leider van een groep (Judge et al. 2002).

1 Let wel; het onderzoek van Judge et al. (2002) richt zich op leiders van diverse typeringen, niet enkel op

(20)

20

Er wordt van volgers van charismatisch leiders verwacht dat ze zich herkennen in de persoonlijkheid, maar ook in de ideeën van de leider (Schyns & Felfe, 2006). Zowel het mechanisme van nabijheid als het mechanisme van behoeftevervulling zijn in de relatie tussen open volgers en charismatisch leiders van kracht. Volgers met een hoge mate van openheid voor nieuwe ervaringen herkennen deze kwaliteit in een charismatisch leider, en voelen zich hierdoor meer aangetrokken tot diegene. Immers, dit is een leider die ze qua persoonlijkheid aan zichzelf doet denken (mechanisme van nabijheid). Daarnaast zijn open volgers meer vatbaar voor de unieke oplossingen van een charismatisch leider (Judge & Bono, 2000). Om deze reden wordt gesteld dat de open volger eerder geneigd is te geloven dat de charismatisch leider in staat is verandering te brengen en het leven van de volger middels de politiek te verbeteren (mechanisme van behoeftevervulling). Middels de beide mechanismes wordt verwacht dat mensen met een hoge mate van openheid een voorkeur hebben voor charismatisch leiderschap.

Wanneer wordt teruggegrepen op het zingevingsprobleem van Weber en het quasi-messianisme van Van Kersbergen valt te stellen dat mensen met een hoge mate van openheid niet alleen een voorkeur hebben voor charismatisch leiders, maar dat ze ook meer potentie hebben om een quasi-messianistisch volger te zijn. Ter herinnering; Weber stelt dat religie één van de belangrijkste oplossingen van het zingevingsprobleem is (De Jong, 1997). In een meta-analyse van onderzoek naar de relatie tussen de Big Five en religiositeit wordt gevonden dat mensen met een hoge mate van openheid minder vaak religieus zijn (Saroglou, 2002). Van de vijf onderzochte persoonlijkheidsdimensies was openheid de enige die een lagere mate van religiositeit voorspeld. Het is aannemelijk te stellen dat open mensen proberen het zingevingsprobleem, wanneer ze dat ervaren, op te lossen door hun hoop te richten op een leider die op gelijke wijze denkt als zijzelf.

Tenslotte is ook te stellen dat open volgers eerder een authentieke relatie met een leider aangaan – de volgers van authentiek leiders worden namelijk omschreven als mensen die een sterk bewustzijn hebben, en duidelijk hebben wat hun overtuigingen en waarden zijn, maar open staan om zich aan de hand van de overtuigingen van de leider te ontwikkelen (Avolio & Gardner, 2005). Deze typering sluit het dichtst aan bij mensen met een hoge mate van openheid. Dus; open individuen kennen de sterkste overtuigingen, en wanneer een politiek leider overeenstemmende overtuigingen uit leidt dit tot een

(21)

21

langdurige relatie en zeer hoge leiderschapsevaluaties. Aan de hand van deze gegevens worden de volgende hypothesen geformuleerd:

3.3. Neuroticisme

Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn over het algemeen onzeker, angstig, en nerveus ingesteld. Mensen met een hoge mate van neuroticisme beschikken veelal over een tekort aan zelfvertrouwen (McCrae & Costa, 1997). Zelfvertrouwen is daarentegen één van de belangrijkste kwaliteiten van een charismatisch leider (House & Howell, 1992). Typische volgers van charismatisch leiders worden door Ehrhart en Klein (2001) beschreven als mensen die over een hoog zelfvertrouwen beschikken en graag een risico nemen. Via het mechanisme van nabijheid zou worden verwacht dat mensen met een hoge mate van neuroticisme weinig potentie hebben om quasi-messianistisch volger te zijn.

In het geval van neuroticisme is het echter niet aannemelijk om alleen van het mechanisme van nabijheid uit te gaan. Felfe en Schyns (2006) stellen dat een deel van de volgers van charismatisch leiders als kwetsbaar gezien kunnen worden - mensen die op zoek zijn naar 'betekenis in het leven' en hopen dat een charismatisch leider ze dit kan bieden. Dit onderzoek veronderstelt in navolging hiervan dat mensen met een hoge mate van neuroticisme middels het mechanisme van behoeftevervulling eerder geneigd zijn om quasi-messianistisch aanhangers te zijn. Deze groep verwacht dat de charismatisch leider kan voorzien in datgene dat ze nu missen; leiding en een geloof in een beter leven. Er wordt dus gesteld dat voor deze groep het effect van het mechanisme van behoeftevervulling sterker zal zijn dan dat van het mechanisme van nabijheid - aan de hand van deze veronderstelling wordt de volgende hypothese geformuleerd:

Openheid voor nieuwe ervaringen

H1: Mensen met een hoge mate van openheid voor nieuwe ervaringen

zijn eerder geneigd om een quasi-messianistisch volger te zijn.

H1a: Mensen met een lage mate van openheid voor nieuwe ervaringen

(22)

22

3.4. Mildheid

Met de dimensie mildheid wordt de mate van altruïsme, vertrouwen, hulpvaardigheid en wil tot samenwerking van een individu weergegeven (McCrae & Costa, 1997). Milde personen zijn pro-sociaal, warm en gericht op het helpen van anderen. Mildheid is een nuttige kwaliteit voor charismatisch leiders. Een sterk sociaal inzicht en de wil om anderen te helpen dragen bij aan een sterke waardering voor charismatisch leiders op de werkvloer (De Hoogh et al., 2005). De dimensie van mildheid wordt dan ook vaak bij charismatisch leiders aangetroffen (Judge et al., 2002). Middels het mechanisme van nabijheid wordt een mild volger dus aangetrokken tot een charismatisch leider. Er is geen reden waarom het mechanisme van behoeftevervulling de relatie tussen mildheid en leiderschap beïnvloedt.

Pattyn et al. vinden een positief verband tussen de mate van mildheid en het vertrouwen dat mensen hebben in de politiek en de democratie (2002, maar ook; Mondak & Halperin, 2008). Gezien dit hoge vertrouwen in de politiek en het mechanisme van nabijheid wordt gesteld dat milde personen geneigd zijn tot het volgen van charismatisch leiders. Met een hoge mate van politiek vertrouwen en een neiging tot pro-sociaal gedrag is het waarschijnlijk dat iemand met een hoge mate van mildheid politiek leiders in het algemeen hoger beoordeeld. Dit leidt tot de volgende hypothese:

3.5. Extraversie

Mensen die hoog scoren op de schaal voor extraversie hebben een hoog zelfvertrouwen; deze mensen zijn assertief, avontuurlijk, energiek en dominant (McCrae & Costa, 1997). Van de vijf persoonlijkheidskenmerken kent extraversie de sterkste samenhang met leiderschap

Neuroticisme

H2: Mensen met een hoge mate van neuroticisme zijn eerder geneigd

om een quasi-messianistisch volger te zijn.

Mildheid

H3: Mensen met een hoge mate van mildheid zijn eerder geneigd om

(23)

23

in het algemeen; leiders hebben bijna altijd extraverte persoonlijkheden (Judge et al., 2002). Extraversie is de kwaliteit die het meest wordt genoemd wanneer over de persoonlijkheidseigenschappen van een charismatisch leiders wordt gesproken. Volgers met een hoge mate van extraversie zullen deze kwaliteit identificeren in een charismatisch leider, en zich via het mechanisme van nabijheid aangetrokken voelen tot deze leider. Om deze reden wordt de volgende hypothese geformuleerd:

3.6. Conscientieusheid

De persoonlijkheidsdimensie van conscientieusheid meet de mate van betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid en doelgerichtheid van een individu (McCrae & Costa, 1997). Mensen met een hoge score voor conscientieusheid werken binnen de lijnen; ze zijn voorzichtig en houden zich het liefst aan de regels. Charismatisch leiders worden doorgaans niet als conscientieusheid omschreven (De Hoogh et al., 2005). Er is dus geen ondersteuning dat het mechanisme van nabijheid hier van kracht zou zijn. Daarnaast is er geen reden dat charismatisch leiders voor volgers met een hoge mate van conscientieusheid beter in staat zouden zijn dan anderen om in behoeften te voorzien. Integendeel; een volger die gericht is op orde en regelmaat zal zich niet snel overgeven aan een geloof in de kwaliteiten van een charismatisch leider. Om deze redenen worden er geen hypothesen voor conscientieusheid geformuleerd.

Met behulp van de mechanismes van nabijheid en behoeftevervulling (Ehrhart & Klein, 2001; Felfe & Schyns, 2010) is er een vijftal hypothesen opgesteld over de verwachtte relaties tussen persoonlijkheidskenmerken van volgers en quasi-messianistisch leiders. In het vervolg van het onderzoek zullen deze hypothesen getoetst worden aan de hand van empirische data.

Extraversie

H4: Mensen met een hoge mate van extraversie zijn eerder geneigd

(24)

24 4. Methoden

In dit onderdeel van het onderzoek zal de wijze waarop de hypothesen zijn onderzocht nader worden toegelicht. Eerst wordt uitleg gegeven over de aard van de data en het onderzoeksdesign, daarna komen de operationalisaties aan bod. Tenslotte worden van alle variabelen beschrijvende statistieken getoond en zal de keuze voor de analysemethode van multinomiale logistische regressieanalyse worden toegelicht.

4.1. Data en dataselectie

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn er een aantal gegevens nodig; leiderschapsevaluaties van verschillende, liefst uiteenlopende politiek leiders en de persoonlijkheidskenmerken van degenen die deze evaluaties hebben ingevuld. De Nederlandse LISS paneldata bevat deze informatie gemeten over een groot aantal respondenten, en is dus uitermate geschikt voor dit onderzoek.

Het LISS panel bestaat uit een willekeurige steekproef van huishoudens die samen representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Het LISS panel wordt afgenomen sinds 2007 en sindsdien vullen de deelnemers in ruil voor een vergoeding maandelijks een vragenlijst in via het internet2. Het onderwerp van deze vragenlijsten verschilt maandelijks,

want het LISS volgt diverse onderzoeksthema's. Per huishouden is één respondent ouder dan 16 jaar verantwoordelijk voor het bijhouden van de gegevens. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de data over persoonlijkheid en de data over politieke waarden.

Voor het verkrijgen van gegevens over leiderschapsevaluaties is er gebruik gemaakt van een wave van de politieke waarden studie uit januari 2016. In totaal is deze vragenlijst aan 6913 huishoudens voorgelegd. Dit levert een respons op van 6092 respondenten (821 respondenten hebben het survey niet ingevuld, 11,9% non-response).

De respondenten vullen niet iedere maand opnieuw de persoonlijkheidsvragenlijst in. Jaarlijks wordt een aandeel van de totale groep deelnemers aan het LISS project gevraagd om deelname aan deze lijst. Om voor iedere respondent die de leiderschapsevaluaties in januari 2016 heeft ingevuld ook over de persoonlijkheidsvragenlijst te beschikken is gebruik

2 Voor uitgebreidere informatie over de werking van het LISS panel – zie Scherpenzeel en Das (2010) of

(25)

25

gemaakt van vijf waves tussen 2011 en 2015. Wanneer een respondent om wat voor reden dan ook in meer dan één van de waves van het persoonlijkheidsvragenlijst voorkomt dan is in dit onderzoek gebruikt gemaakt van het gemiddelde van haar scores. Het is geen probleem dat een deel van de persoonlijkheidsdata uit 2011 stamt terwijl andere delen recenter zijn. Naar aanleiding van een longitudinaal onderzoek naar de stabiliteit van persoonlijkheidsmaten concluderen Costa en McCrae (1997) dat de persoonlijkheid van volwassenen zeer stabiel is, en niet sterk veranderd.

De respondenten die hetzij geen leiderschapsevaluatie hebben ingevuld of voor wie geen respons op één van de persoonlijkheidsvragenlijsten te vinden is worden verder niet meegenomen in dit onderzoek, waardoor er een dataset overblijft waarin zich n = 5677 respondenten bevinden.

Het feit dat de data Nederlandse huishoudens en Nederlandse partijleiders betreft is nuttig voor dit onderzoek; Nederland kent een pluraal politiek stelsel, wat volgers een ruime keuze biedt tussen verschillende leiders – er wordt verwacht dat de mogelijke effecten van ideologische voorkeuren om deze reden goed zichtbaar zullen zijn.

4.2. Operationalisaties

4.2.1. Quasi-messianistische leiderschapsevaluaties

Bittner (2007; maar ook; Verhulst et al, 2010) stelt dat de beste manier om een leiderschapsevaluatie te meten het combineren van de sympathiescores en de verwachte competentiescore is. In vergelijkend onderzoek laat ze zien dat de wijze van meten (hetzij ingeschatte competentie, hetzij sympathie scores) van invloed is op de wijze dat een respondent een leider beoordeeld. Haar onderzoek geeft aan dat bij het meten van charismatisch leiderschap sympathiescores een goede maat zijn. Helaas bevat de LISS data geen informatie over vermeende competentie van de politiek leiders. Gezien de nadruk op charismatisch leiderschap worden hierdoor echter geen problemen verwacht. Uiteindelijk wordt er voor dit onderzoek vanuit gegaan dat een quasi-messianistisch volger haar leider een zeer hoge sympathiescore toekent, zeker in vergelijking met de scores die ze aan andere leiders geeft.

(26)

26

Respondenten verlenen naar aanleiding van de vraag ‘Wat vind je van…’ een score tussen de 0 en 10 (zeer onsympathiek tot zeer sympathiek) aan elf Nederlandse lijsttrekkers (Mark Rutte van de VVD, Diederik Samsom van de PvdA, Geert Wilders van de PVV, Emile Roemer van de SP, Sybrand van Haersma Buma van het CDA, Alexander Pechtold van D66, Arie Slob van CU, Jesse Klaver van GroenLinks, Kees van der Staaij van de SGP, Marianne Thieme van PvdD en Henk Krol van 50PLUS).

Er is in dit onderzoek gekozen om respondenten die een politiek leider evalueren met een ‘9’ of een ‘10’ te beschouwen als quasi-messianistisch volgers. Deze keuze is gebaseerd op het lage aantal respondenten dat een dergelijke hoge evaluatie heeft gegeven (14,5 % van de respondenten), en op het feit dat de gemiddelde beoordelingen van de politiek leiders erg laag zijn (= 4,65, zie tabel 2), waarmee beoordelingen van een ‘9’ of ‘10’ direct opvallen.

Iedere respondent is aan de hand van de hoogste score die hij of zij aan één van de elf lijststrekkers heeft gegeven ingedeeld in één van drie groepen; scores van een 9 of een 10 worden 'quasi-messianistisch volgers'; n = 825. Scores van de 6 tot en met de 8 worden 'reguliere volgers'; n = 4280. Met een hoogste score tussen de 0 en de 5 belandt een respondent in de groep 'teleurgestelden', n = 572.

Om te waarborgen dat respondenten die alle leiders hoog beoordelen niet over een kam worden geschoren met quasi-messianistisch volgers die één leider zeer waarderen zal een gemiddelde score van de waardering voor de elf politiek leiders in het model worden meegenomen als een controle variabele. Deze schaal kent een sterke interne validiteit (cronbach's alpha = ,819). Het toevoegen van de gemiddelde leiderschapsevaluaties dient daarnaast een tweede doel; het waarborgen van de exclusiviteitsassumptie. Er is verondersteld dat volgers van quasi-messianistisch leiders één leider zeer hoog beoordelen, en niet dat ze leiders in het algemeen hoog beoordelen.

4.2.2. De Big Five

De persoonlijkheidskenmerken zijn gemeten aan de hand van vijftig items van de IPIP (International Personality Item Pool) (Goldberg et al., 2006). Respondenten wordt gevraagd diverse stellingen over het eigen gedrag te beantwoorden aan de hand van een Likertschaal ('Gebruik de antwoordschaal hieronder om te beschrijven hoe nauwkeurig elke uitdrukking u

(27)

27

als persoon beschrijft' – antwoordcategorieën van 'helemaal juist' tot 'helemaal onjuist'). Voorbeelden van de stellingen zijn: 'Ben altijd voorbereid'; 'Raak makkelijk gestrest'; 'Zorg dat mensen zich op hun gemak voelen'.

Nadat deze items allen in de overeenkomstige richting zijn gecodeerd is er een factoranalyse uitgevoerd (zie bijlage 1 voor de uitkomsten van de factoranalyse en een overzicht van de vijftig IPIP items ten opzichte van de diverse persoonlijkheidsschalen). Uit de resultaten van deze analyse zijn een vijftal schalen (met 10 items elk) geconstrueerd die de vijf dimensies van neuroticisme (cronbach's alpha = ,913), conscientieusheid (cronbach's alpha = ,817), openheid voor nieuwe ervaringen (cronbach's alpha = ,797), extraversie (cronbach's alpha = ,898) en mildheid (cronbach's alpha = ,842) weergeven. Zoals te zien is de interne validiteit van elk van de vijf schalen hoog.

4.2.3. Achtergrondkenmerken

Bij opleidingsniveau wordt de hoogst afgeronde opleiding gemeten op een schaal tussen ‘1 = basisschool’ en ‘6 = universiteit’. Geslacht spreekt voor zich, en is als dummy-variabele gecodeerd waarbij een score van ‘1’ een vrouw weergeeft. Bij leeftijd is de opgegeven leeftijd overgenomen als continue variabele – er zijn geen categorieën gemaakt. Deze variabelen zijn enkel ter controle in de modellen opgenomen en zullen verder niet worden besproken

4.3. Model

Dit onderzoek probeert verschillen in leiderschapsevaluaties te verklaren aan de hand van persoonlijkheidskenmerken en achtergrondfactoren. De nadruk ligt hier op zeer positieve leiderschapsevaluaties. Figuur 1 geeft het te onderzoeken model schematisch weer; aan de linkerzijde staan de onafhankelijke variabelen en aan de rechterzijde staat de afhankelijke variabele. Het model bestaat uit de Big Five persoonlijkheidsschalen neuroticisme, conscientieusheid, openheid voor nieuwe ervaringen, extraversie en mildheid en de achtergrondkenmerken opleiding, geslacht en leeftijd als voorspellers van de afhankelijke variabele, hoogst gemeten leiderschapsevaluaties. De gemiddelde score van de leiderschapsevaluaties is als controlevariable in het model opgenomen.

(28)

28

4.4. Beschrijvende statistieken

Tabel 1 geeft voor ieder van de elf lijsttrekkers aan hoeveel respondenten de betreffende leider als hoogste hebben beoordeeld. De groep respondenten die de betreffende leider een ‘9’ of een ‘10’ hebben gegeven wordt los weergegeven. Het valt op dat Geert Wilder van de PVV met n = 176 respondenten het grootste aantal beoordelingen met een score van een ‘9’ of ‘10’ heeft. Mark Rutte (n = 126), Emile Roemer (n = 120) en Jesse Klaver (n = 115) worden na Wilders het vaakst zeer positief beoordeeld. Wilders’ populariteit onder een selecte groep kiezers is opvallend – de gemiddelde leiderschapsevaluatie van de politicus onder alle kiezers is veruit het laagst (gemiddelde = 2,82). De gemiddelde evaluaties van de andere leiders schommelen tussen de 3,65 (Henk Krol) en de 5,44 (Emile Roemer). Wilders kent dus de grootste groep fervente voorstanders, maar wordt over het algemeen zeer negatief beoordeeld door de respondenten. Dit veronderstelt dat Wilders het beste past bij de definitie van de quasi-messianistisch leider – iemand die zowel zeer overtuigde voorstanders als tegenstanders aantrekt.

Figuur 1. Schematische weergave regressiemodel

Persoonlijkheidskenmerken: *Neuroticisme

*Conscientieusheid

*Openheid voor nieuwe ervaringen *Extraversie

*Mildheid

Controle:

*Gemiddelde score leiderschapsevaluaties Achtergrondkenmerken: *Opleidingsniveau *Geslacht *Leeftijd Hoogst gemeten leiderschapsevaluatie *Zeer laag (0-5) *Regulier (6-8) *Quasi-messianistisch (9-10)

(29)

29

Iets meer dan de helft van de respondenten (n = 3194) kent haar hoogste evaluatie toe aan meer dan één leider. Er zijn slechts 19 respondenten die een ‘9’ of een ‘10’ aan meer dan één leider geven – dit gegeven versterkt de exclusiviteitsassumptie. De respondenten zijn over het algemeen niet geneigd om een ‘9’ of een ‘10’ toe te kennen, en degenen die dat wel doen geven dit cijfer in bijna alle gevallen aan slechts één van de leiders.

Gedurende het interpreteren van de resultaten zal specifiek op Rutte, Wilders, Roemer en Klaver worden gelet, aangezien zij de politiek leiders zijn met de grootste aantallen zeer hoge leiderschapsevaluaties. Deze vier lijststrekkers en hun partijen kennen weinig overeenkomsten: links (Roemer en Klaver) en rechts (Rutte en Wilders) zijn vertegenwoordigd, wel of geen regeringsdeelname op het moment van de meting (Ruttes VVD is coalitiepartner), en wel of geen populistische insteek (Wilders’ PVV en Roemers SP tegenover Ruttes VVD en Klavers GroenLinks). Juist deze verschillen maken de volgers van deze leiders interessant – kennen zij ondanks de ideologische (en andere) verschillen van hun leiders toch overeenkomsten qua persoonlijkheid? Om dit te testen zal er na het uitvoeren van de algemene analyses verder op de verschillen en overeenkomsten van de volgers van deze vier leiders worden ingegaan.

Tabel 2 geeft de beschrijvende statistieken van alle variabelen weer. Voor de nominale variabelen (de afhankelijke variabele en het geslacht van de respondenten) zijn per categorie de frequenties weergegeven, van de andere variabelen zijn het gemiddelde, de standaardafwijking en de uiterste scores te vinden. Bij de Big Five scoren de respondenten over het algemeen het hoogst op mildheid (gemiddelde = 3,88) en het laagst op neuroticisme (gemiddelde = 2,54). Het valt verder op dat geen van de respondenten lager dan 1,63 op de openheid dimensie heeft gescoord.

4.5. Analyse

Er is gekozen voor het gebruik van een multinomiale logistische regressieanalyse. Door de aard van de afhankelijke variabele is dit de meest geschikte methode. Er is getracht een model te construeren aan de hand van de gemiddelde evaluatiescores en de maximale score die per respondent wordt gerapporteerd. Daarnaast is een poging ondernomen om per respondent het totaal van de maximale leiderschapsscore min de gemiddelde leiderschapsscore te nemen. Dit leverde echter in alle gevallen een dusdanig links-scheve

(30)

30

verdeling op dat er van een normaal verdeelde afhankelijke variabele geen sprake meer was, waardoor reguliere OLS regressie onmogelijk bleek. Het lage gemiddelde van de gemiddelde leiderschapsevaluaties valt op in tabel 2 (= 4,65). Omdat de schaal van de gemiddelde leiderschapsevaluaties is geconstrueerd door middel van de leiderschapsscores van elf diverse leiders van onderling concurrerende politieke partijen is het begrijpelijk dat er weinig mensen zijn die zeer hoog op deze schaal scoren.

Een andere reden dat gekozen is voor een multinomiale logistische regressie is dat mensen die hoog op de gemiddelde leiderschapsevaluatie schaal scoren niet per definitie quasi-messianistisch volgers te zijn. Stel dat een respondent iedere leider een score van acht of hoger heeft gegeven, dan is er weinig dat de leiders in haar ogen onderscheid – zeker niet op de manier dat een volger naar een charismatisch leider kijkt. Dit gegeven heeft geleid tot de wijze waarop de afhankelijke variabele wordt gemeten en het type regressieanalyse dat zal worden uitgevoerd.

Multinomiale logistische regressie biedt gezien de aard van het onderzoek een uitstekend alternatief voor OLS regressie. Bij een multinomiale logistische regressie wordt onderzocht of de kans dat een respondent zich ten opzichte van de referentiecategorie in een van de andere categorieën van de afhankelijke variabele bevindt toe of afneemt wanneer de voorspellende variabelen fluctueren. Door de respondenten aan de hand van de maximale leiderschapsevaluatie score in een drietal categorieën op te delen is het mogelijk de hypothesen te toetsen.

De analyses zijn in twee stappen uitgevoerd. Ten eerste is het model zoals weergegeven in figuur 1 getoetst met behulp van de gehele dataset. Ten tweede zijn er voor de volgers van de vier lijsttrekkers met de meeste quasi-messianistisch volgers - Wilders, Rutte, Roemer en Klaver - extra analyses uitgevoerd.

(31)

31

Tabel 1. Verdeling volgers over leiders

Voorkeuren Leiderschap scores 9 of 10 Totaal Gemiddelde SA Rutte (VVD) 126 1040 5,09 2,53 Wilders (PVV) 176 1293 2,82 2,75 Roemer (SP) 120 1352 5,44 2,01 Klaver (GL) 115 1004 5,34 2,26 Samsom (PvdA) 27 475 4,58 2,32

Haersma Buma (CDA) 29 632 4,98 2,04

Pechtold (D66) 74 943 5,22 2,30

Van der Staaij (SGP) 84 751 4,47 2,21

Krol (50+) 6 228 3,65 2,14 Thieme (PvdD) 34 465 4,39 2,30 Slob (CU) 53 681 4,95 2,17 Totaal 844 8864 Overlap 19 3194

Tabel 2. Beschrijvende statistieken van alle variabelen

N Gemiddelde SA Minimum Maximum Big Five Neuroticisme 5635 2,54 0,66 1 4,90 Conscientieusheid 5635 3,73 0,50 1,30 5 Openheid 5635 3,49 0,47 1,63 5 Mildheid 5635 3,88 0,47 1,30 5 Extraversie 5635 3,25 0,63 1 5 Achtergrond Opleidingsniveau 5654 3,68 1,51 1 6 Geslacht Man 2677 (47,2%) - - - - Vouw 2994 (52,7%) - - - - Leeftijd 5671 51,32 17,85 16 97 Leiderschap Gemiddeld 5677 4,65 1,40 0,09 10 Maximaal 0-5 572 (10,1%) - - - - 6-8 4280 (75,5%) - - - - 9-10 825 (14,5%) - - - -

(32)

32 5. Resultaten

De uitkomsten van de eerste multinomiale logistische regressie worden weergegeven in tabel 3. De analyse is driemaal herhaald - ieder van de drie categorieën van de nominale afhankelijke variabele wordt éénmaal als referentiecategorie gebruikt. Dit resulteert in drie modellen; model 1 met quasi-messianistisch volgers als referentiegroep, model 2 met reguliere volgers als referentiegroep en tenslotte model 3 met de groep teleurgestelden als referentiegroep.

De uitkomsten van de multinomiale logistische regressie analyse worden weergegeven met zogeheten kans ratio's (log kansen in de tabel). Deze kans ratio's geven aan wat er gebeurt als de waarde van de variabele veranderd. Een kans ratio groter dan '1' geeft aan dat de kans dat een individu zich in de aangegeven groep bevindt - en niet in de referentiegroep - toeneemt wanneer de waarde van de variabele toeneemt. Een kans ratio met een waarde beneden de '1' houdt in dat de kans toeneemt dat iemand zich in de referentiegroep bevindt wanneer de waarde van de variabele toeneemt (Miles & Shevlin, 2001). Tabel 3 geeft per variabele aan wanneer deze een significante voorspeller blijkt - dit wordt getoetst middels een Wald-test met een significantieniveau van p < 0,05.

5.1. Toetsing van de hypothesen

5.1.1. H1: Mensen met een hoge mate van openheid voor nieuwe ervaringen zijn eerder

geneigd om een quasi-messianistisch volger te zijn.

Aan de hand van de literatuur is gesteld dat mensen met een hoge mate van openheid voor nieuwe ervaringen eerder geneigd zijn om een quasi-messianistisch volger te zijn. Deze mensen tonen grote overeenkomsten met charismatisch leiders, en zijn meer vatbaar voor unieke en nieuwe ideeën. Daarnaast zijn deze mensen over het algemeen minder vaak religieus – wat er toe kan leiden dat ze hun heil zoeken bij geloof in politiek leiders.

De kans ratio van 1,88 (significant met; p < 0,05) bij openheid onder quasi-messianistische volgers in model 2 geeft aan dat wanneer de openheid van een individu toeneemt het waarschijnlijker wordt dat dit individu een quasi-messianistisch volger is, en niet een regulier volger. Dit beeld wordt bevestigd wanneer naar de kans ratio van 0,53

(33)

33

Tabel 3. Uitkomsten multinomiale regressieanalyse. Het verklaren van quasi-messianistisch

leiderschap met behulp van persoonlijkheids- en achtergrond kenmerken.

Quasi-messianistisch

aanhangers (9-10) Reguliere aanhangers (6-8) Teleurgestelden (0-5) Log kans SA sig Log kans SA sig Log kans SA sig Model 1: Referentie: max 9-10

Persoonlijkheidskenmerken Neuroticsme BASIS 0,98 0,06 0,83 0,11 * Conscientieusheid 1,00 0,08 0,96 0,14 Openheid 0,53 0,10 ** 0,39 0,16 ** Extraversie 0,97 0,07 0,82 0,11 * Mildheid 1,00 0,10 0,96 0,16 Achtergrond Opleidingsniveau (laag-hoog) 1,04 0,03 0,93 0,05 ** Geslacht (1 = vrouw) 1,14 0,09 1,72 0,14 **

Leeftijd (jong – oud) 1,00 0,00 0,98 0,00 **

Controle

Gemiddelde score

leiderschapsevaluaties 0,80 0,03 ** 0,26 0,05 **

Model 1: N = 5677, Nagelkerke R2 = 0,28, Model Chi2 (df =18) = 1352,81 ** Model 2: Referentie: max 6-8

Persoonlijkheidskenmerken Neuroticsme 1,03 0,06 BASIS 0,85 0,09 * Conscientieusheid 1,00 0,08 0,96 0,12 Openheid 1,88 0,10 ** 0,73 0,14 ** Extraversie 1,03 0,07 0,85 0,10 * Mildheid 1,00 0,10 0,97 0,13 Achtergrond Opleidingsniveau (laag-hoog) 0,96 0,03 0,89 0,04 ** Geslacht (1 = vrouw) 0,88 0,09 1,51 0,12 **

Leeftijd (jong – oud) 1,00 0,00 0,98 0,00 **

Controle

Gemiddelde score

leiderschapsevaluaties 1,25 0,03 ** 0,32 0,04 **

Model 2: N = 5677, Nagelkerke R2 = 0,28, Model Chi2 (df =18) = 1352,81 ** Model 3: Referentie: max 0-5

Persoonlijkheidskenmerken Neuroticsme 1,20 0,10 * 1,17 0,09 * Conscientieusheid 1,05 0,13 1,04 0,12 BASIS Openheid 2,58 0,14 ** 1,37 0,14 ** Extraversie 1,22 0,10 * 1,18 0,10 * Mildheid 1,04 0,14 1,04 0,13 Achtergrond Opleidingsniveau (laag-hoog) 1,08 0,04 1,12 0,04 ** Geslacht (1 = vrouw) 0,58 0,13 ** 0,66 0,12 ** Leeftijd (jong – oud) 1,02 0,00 ** 1,02 0,00 **

Controle

Gemiddelde score

leiderschapsevaluaties 3,85 0,05 ** 3,09 0,04 **

Model 3: N = 5677, Nagelkerke R2 = 0,28, Model Chi2 (df =18) = 1352,81 ** ** = significant met p < 0,05. * = significant met p < 0,10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The use of agents that decrease bone resorption, notably the calcitonins, diphosphonates and mithramycin, has been shown to result in symptomatic and/or biochemical improvement

Next to giving an historical account of the subject, we review the most important results on the existence and identification of quasi-stationary distributions for general

Baie Afrikaners bet teenoor Afrikaners onverskillig geword, mede- mens bet teenoor medemens vervreem, en daardie arme mense moes in hulle moedeloosheid

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care

Ik vind dat er wel wat menselijk kontakt moet zijn. Ondergeschikten voeren dat dan uit. De baas moet verantwoordelijk zijn. Je moet zelf zoveel mogelijk

Often decision-making in small restaurants is centralized to the small restaurant owner (SRO) whose personal traits are proposed to influence the strategic decision

In het eerste geval zijn de emittent en de stor- ter van de middelen onvoorwaardelijk overeen­ gekomen dat de emittent aandelen zal plaat­ sen zodra zulks statutair

Artikel 197A(2)(a) bepaal dat die nuwe werkgewer in die plek van die ou werkgewer geplaas word ten opsigte van alle dienskontrakte wat bestaan het onmiddelik voor die ou werkgewer