• No results found

Intonatie in het Nederlands

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Intonatie in het Nederlands"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Intonatie in het Nederlands

Citation for published version (APA):

Hart, 't, J. (1981). Intonatie in het Nederlands. Logopedie en Foniatrie, 53(6), 306-314.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1981

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

(2)

Logopedie en Foniatrie 53 ( 198 I) 306-314

Intonatie

in

het Nederlands

J. 't HART, Instituut voor Perceptieonderzoek, Eindhoven

Bij de start van het experimenteel georiënteerde onderzoek aan de Nederlandse intonatie heeft niet de gedachte aan praktische toepassingen voorop gestaan. Dat neemt echter niet weg dat de resultaten van dit onderzoek inmiddels hun weg naar praktische toepassingen aan het vinden zijn. En hoogstwaarschijnlijk zal ook de logopedie er baat bij kunnen vinden, kennis te nemen van de belangrijkste regelmatigheden van de Nederlandse intonatie.

Twee motieven; doel van het onderzoek

Er waren voor ons twee belangrijke motieven om met dit onderzoek te beginnen. Ten eerste is intonatie - en daaronder willen we uitsluitend verstaan het geheel van de waarneembare variaties in de periodiciteit waarmee de stembanden trillen - een essentieël deel van het totale klankbeeld van spraak, waarvan dus de beschrijving een fonetische plicht is. Desondanks was er dan tot dan toe door fonetici erg weinig aan gedaan. Ten tweede was er weliswaar door anderen nogal wat aan gedaan, te weten door taalkundigen, maar om te beginnen lag door hun anders gerichte belangstelling hun vraagstelling anders dan bij fonetici, en vervolgens was door die andere vraagstelling en door hun niet instrumenteel-experi-mentele instelling hun methodiek verschillend van die welke fonetici gewoonlijk volgen.

Onze vraagstelling luidde als volgt: Aannemende dat er systematiek zit in de toonhoogtevariaties in spraak, is het dan mogelijk die systematiek op te sporen en expliciet te beschrijven? Het uiteindelijke doel zou zijn, willekeurige spraakuitingen geheel volgens regels van passende toon-hoogtekontouren te voorzien; het resultaat daarvan moest hoorbaar gemaakt kunnen worden en het zou dan acceptabel moeten klinken. De stileringsmetbode

Tussen motieven en doelligt een lange weg die begint met meten van- in dit geval de grondfrekwentie van het meestal op band opgenomen -spraaksignaal, om eerst maar eens te zien wat er zoal gebeurt. Hierbij doen zich al direkt twee moeilijkheden voor. Ten eerste is het meten van de grondfrekwentie uit het gekompliceerde spraaksignaal technische een zeer moeilijke zaak. De laatste tijd gaat dat echter allengs beter. Maar ten tweede blijken er veel grillige variaties op te treden in de periodiciteit vah de stembandtrillingen. Het is onwaarschijnlijk dat deze allemaal door de

(3)

spreker bedoelde variaties zijn, en het is even onwaarschijnlijk dat ze allemaal in gelijke mate bijdragen tot de waarneming van de spraak-melodie. Het ergste is nog, dat naarmate de meettechniek een hogere graad van perfectie bereikt, hierdoor steeds nauwkeuriger de grilligheden van de stembandtrillingen worden weergegeven. Zie bijvoorbeeld figuur 1, een meting van een kort Engels zinnetje .

.. ..

...

.

....

Figuur I. Resultaat van een meting van de grondfrekwentie in een Engels zinnetje.

Hoe komen we nu aan de weet, hoe het waargenomen toonhoogteverloop van zo'n zinnetje er uit zou zien? Dat gaat met de stileringsmethode. Hierbij wordt geprobeerd, de gemeten curve te vervangen door een zo klein mogelijk aantal rechte lijnen onder de voorwaarde, dat de zo vervaardigde kunstmatige toonhoogtekontour voor het gehoor niet onderscheidbaar is van het origineel. De rechte-lijnenkontour wordt dus niet alleen met potlood in het plaatje van de meting getekend; hij moet immers hoorbaar gemaakt worden, en dat kan gelukkig met behulp van een speciaal daarvoor ontworpen machine, de Intonator, of, tegenwoordig, met behulp van een speciaal daartoe geprogrammeerde computer. De eerste poging hoeft natuurlijk niet al meteen raak te zijn, maar met nog een paar keer proberen lukt het toch vrij snel. In figuur 2 is een zo verkregen stilering van hetzelfde zinnetje te zien, met de oorspronkelijk meting erbij. Ondanks de objektief aanwezige grote verschillen zijn deze niet waarneembaar.

Een volgende stap is, de in de gestileerde kontouren optredende bewegingen te standaardiseren met betrekking tot hun grootte, duur, helling en plaats in de syllabe, om zodoende met een gering aantal ver-schillende standaardbewegingen allerlei willekeurige spraakuitingen te kunnen voorzien van acceptabel klinkende gestileerde kontouren. Deze

(4)

~~---~

".

,..

Figuur 2. Getrokken lijn: resultaat van een zodanige stilering van de toonhoogtekontour dat geen onderscheid hoorbaar is tussen de gestileerde kontour en het origineel (de gestippelde kurve).

kunnen dan hier en daar wel een beetje anders klinken dan hun korresponderende originelen, maar ze bevatten toch in wezen dezelfde essentiële toonhoogtevariaties.

Resultaten globaal

Op deze manier hebben we een beschrijvingswijze ontwikkeld die weliswaar een beetje grof is - de echte subtiele dingen ontgaan ons nog op deze manier, en zelfs van het 'lees toontje' van de lagere school weten we het fijne niet- maar die ons juist daardoor in staat heeft gesteld, vrijwel alles wat er in de intonatie van gewoon gesproken Nederlands te verantwoorden. Dat heeft geleid tot een schema waarin alle welluidende toonhoogte-kontouren bijeengebracht zijn. Dat schema hebben we de grammatika van de Nederlandse Intonatie genoemd. Wie de regels van deze grammatika volgt, maakt toonhoogtekontouren die voor Nederlandse oren volkomen normaal en acceptabel klinken.

Deze regels zijn voldoende expliciet om er een komputer mee te kunnen instrueren teneinde willekeurige zinnen van behoorlijke intonatie te voorzien, zoals ook het doel was, omdat alleen zó bewezen wordt dat de vergaarde kennis toereikend is. Zo'n opdracht houdt overigens in, dat voor ieder stemhebbend stuk gespecificeerd moet worden wat de grond-frekwentie is, en niet alleen bijvoorbeeld of het hoog of laag eindigt.

Resultaten in meer detail: patronen

We onderscheiden in het Nederlands acht verschillende basis-intonatie-patronen. Daarvan is er één erg belangrijk, het hoedpatroon, omdat dat in verreweg de meeste gevallen gebruikt wordt. Basispatronen zijn nog

(5)

1

2

_/"··. ·-

..

~

In Zeist is een instrum_!!!tenfabriek door bra"d verwoest Met ~ gaat het gelukkig

~··

... _r

~ lii I Je koffie of thee

~ een heel stuk ~ter

3 Maar àt heb ik ook noot t beveerd Keeft tltt het eigenlijk al gezien

_ _ _,A /

4

Gebruik je i!!.iker In je koffie

5

~~---~~----Oe prijzen varden tegenvoordig kunstgtig !~ag gehouden

(a): Oe prijzen varden kuns~ig laag gehouden

6 (b): Wát zeg je, wát vardt er kunst• ...

_ / ' -(a) Oe pJ:ljzen!

~~

7 - \ ; - - ...

_;---Kijk !!.!.i nou: Ik heb hen binnenste buiten aan:

Figuur 3. Voorbeelden van een aantal verschillende intonatieparonen van het Nederlands. Zie de tekst.

(6)

tamelijk abstrakte bouwschema's; de konkrete realisaties kunnen nog heel wat variaties binnen elk patroon laten zien. Voor de luisteraar, zo is uit experimenten gebleken, hebben die verschillende realisaties toch zoveel gemeen, dat we om die reden verschillende realisaties van een patroon noemen. Een stelselmatige behandeling van deze patronen is te vinden in de Kursus Nederlandse Intonatie van Collier en 't Hart, die binnenkort zal worden uitgegeven bij Acco in Leuven en Amersfoort. Hier volstaan we met enige voorbeelden.

Zie figuur 3. Nummer (1) is een voorbeeld van het hoedpatroon, voor twee verschillende zinnen, elk met vier accenten (onderstreept). De gestippelde dalingen vallen tussen twee woorden in, ze geven geen accent, in tegen-stelling met de daling op '-woest' resp. 'be-'. In (2) zien we een zinnetje dat op onder andere de twee aangegeven manieren geïntoneerd kan worden (waardoor ze iets anders gaan betekenen, maar daarin zijn we op dit moment niet geïnteresseerd), eerst met een hoedpatroon, dan met een ander patroon. Bij (3) is sprake van de allereenvoudigste variant van het hoed patroon, de 'punthoed', plus een stijging aan het eind, voor twee verschillende zinnetjes. Ook het eerste geval van (4) is zo'n zelfde melodisch verloop, maar het kan ook met twee andere patronen geïn-toneerd worden. Bij (5) een wat langere zin met vier verschillende patronen, waarvan de eerste weer een punthoed. Bij (6) een kort stukje konversatie, waarbij het gaat om het laatste. Dit typisch half-hoog eindigende patroon wordt ook wel gebruikt bij roepen, en de half-dalende beweging komt ook voor in andere patronen, zoals in het terras-achtige patroon onder bij (5). Bij (7) tenslotte twee voorbeelden van patronen met een zekere emotionele geladenheid.

Deze voorbeelden hebben onder meer duidelijk gemaakt, dat het dus kennelijk mogelijk is om (a) éénzelfde zin met verschillende patronen te intoneren en (b) twee verschillende zinnen met precies hetzelfde patroon. Het is dus niet zo dat uit een gegeven zin zou zijn af te leiden hoe de- enig mogelijke - intonatie ervan is, zoals in de linguïstische literatuur wel is geclaimd. Evenmin is het zo dat een bepaalde intonatie, ongeacht op welke zin die wordt gemaakt, éénduidig met een bepaalde betekenis korreleert, zoals ook wel gedacht is.

Het hoedpatroon in meer detail

We zullen nu een aantal eigenschappen van het hoedpatroon bespreken, niet alleen omdat dat het meest voorkomende patroon is, maar ook omdat dit een goede voorbereiding is op de hierna volgende bijdrage van Van Geel. De essentiële eigenschappen zijn: begin en einde zijn laag, er is tenminste één stijging en één daling, in die volgorde. Waar liggen die stijging en die daling? we onderscheiden eerst twee gevallen:

a. Er is slechts één toonhoogte-accent; dan vallen stijging en daling samen op de lexikaal beklemtoonde lettergreep van het woord dat het toon-hoogte-accent draagt.

(7)

Voorbeeld:

Ik zal het morgen wel even doen.

b. Er zijn twee toonhoogte-accenten; dan zijn er weer twee mogelijk-heden:

1. Twee punten. Voorbeeld:

~~---~~~~----~~--~

In Nijmegen is het ook van~vond nog onrustig geweest.

2. Eén platte hoed: alleen stijging voor het eerste accent, alleen daling voor het tweede. Voorbeeld:

In Nijmegen is het ook van~vond nog onrustig geweest.

Verder is er altijd een zeer langzame daling van toonhoogte over de gehele spraakuiting heen, de zogenaamde deklinatie. In normale spraak valt de deklinatie niet op, maar wel in langgerekte 'uh'-geluiden in aarzelingen. In de plaatjes is de deklinatie weggelaten, behalve natuurlijk in figuur 1 en 2. Gevallen is de term toonhoogte-accenten. Dat zijn de belangrijkste, voor de luisteraar meest opvallende accenten in de zin, door de spreker bewust aangebracht. We zullen er later nog op terugkomen.

Gesteld nu dat we een zin hebben waarin we drie toonhoogte-accenten willen aanbrengen. Een bruikbare eerste oplossing is er een met drie punthoeden. Maar er is een sterke neiging, het voorlaatste en laatste accent met een platte hoed te maken. Dan komt er dus één punthoed en één platte hoed. Er is echter nog een derde mogelijkheid, namelijk door de daling van de punthoed af te halen en die uit te stellen tot een belangrijke syntaktische grens. Zie de gestippelde dalingen in figuur 3 ( 1 ). In veel gevallen is er zo'n grens vóór de persoonsvorm, die zelf meestal niet geaccentueerd is.' Dit zouden we eindeloos kunnen uitbreiden tot vier, vijf en meer accenten. Interessant is echter alleen maar een aantal gevallen waarin sprake is van vier accenten. Weer kunnen we dan beginnen te denken aan vier punt-hoeden. Toepassing van de regel omtrent het voorlaatste en laatste accent brengt ons dan bij twee punthoeden en één platte hoed. Van één of van allebei die punthoeden kunnen we de daling afhalen en die uittellen. Een voorbeeld, waarin we de tweede daling uitstellen:

··.~

Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen.

(8)

zogenaamde kontinueringsstijging komen, gevolgd door een onhoorbare daling tijdens de pauze tussen de twee zinsstukken. Voorbeeld:

_ __.J/

'

/··.~

Als de vos de ~sie preekt, boer pas op je ganzen.

We hebben nu, afgezien van de deklinatie, vier verschillende bewegingen gehad, twee stijgingen, twee dalingen. De 'gewone' stijging en de 'gewone' daling geven een toonhoogte-accent, de uitgestelde daling en de kon-tinueringsstijging doen dat niet. Hoe komt dat? Dat heeft rechtstreeks te maken met de precieze plaats van de beweging ten opzichte van de klinkerinzet van de lettergreep. De uitgestelde daling valt tussen twee woorden in, eventueel in een pauze, is beneden vóór de klinkerinzet van het volgende woord. De kontinueringsstijging begint laat in de klinker. De gewone stijging daarentegen is vroeg, de gewone daling valt middenin de klinker.

Zo'n late stijging kan ook optreden aan het einde van de zin, zoals we in een paar voorbeelden van figuur 3 hebben kunnen zien. Daarmee kom ik aan het eerste punt van de volgende sektie.

Misvattingen

Uit het op intuïtie en auditieve observatie gebaseerde pre-experimentele stadium van het spraakonderzoek zijn juist op het gebied van de prosodie, en op dat van de intonatie in het bijzonder, een aantal misvattingen over-gebleven, hetgeen in sommige leerboeken nog lang sporen nalaat.

Een zeer bekend voorbeeld is, dat de 'vraagzin' altijd een stijgende toon aan het eind zou verlangen, en omgekeerd, dat een eindstijging erop zou duiden dat de betreffende spraakuiting een vraag is. De feiten zijn, dat weliswaar de overgrote meerderheid van de niet-vragen geen eindstijging heeft, maar dat aan de andere kant ongeveer de helft van de vragen eveneens geen eindstijging heeft. Omgekeerd, van alle uitingen met een eindstijging is ongeveer de helft een vraag, de andere helft een niet-vraag.

Een volgende misvatting is de overdreven rol die voor het accentueren wordt toegeschreven aan de intensiteit, en daarmee samenhangend, de aandacht die met betrekking tot het produceren van accenten geschonken wordt aan de subglottale druk (P5). Gebleken is, le dat slechts bij

emfatisch accent plaatselijke verhoging van Ps gemeten wordt; 2e dat er weliswaar een verband bestaat tussen P5 en toonhoogte, maar dat bij normaal spreken slechts tot uiting komt in de deklinatie, als gevolg van de afnemende Ps gedurende een uiting; 3e dat de accentverlenende toon-hoogtebewegingen geproduceerd worden door middel van aktivering en de-aktivering van de musculus cricothyroideus. Wat betreft de waarneming is men het er thans over eens dat de sterkste cue voor accentuering de toonhoogte is, dan volgt de duur en tenslotte de intensiteit en de nauw-keurigheid van artikulatie. Dit volgt uit luisterproeven met spraakmateriaal

(9)

waarin de in natuurlijke spraak gekombineerd aanwezige cues ontkoppeld worden. Toonhoogtebewegingen, ook in korte en zachte syllaben, geven aanleiding tot verreweg de grootste eenstemmigheid (ongeveer 75%) onder de luisteraars over de ligging van de accenten.

Bij veel gelegenheden in ons maatschappelijk leven moeten mensen geschreven teksten hardop lezen. Een veel gehoorde goede raad is dan, niet weg te zakken aan het eind van de zin, een raad die zelden behoeft te worden gegeven aan mensen die spontaan spreken. Een beetje wegzakken kan niet worden vermeden: er vindt een toondaling plaats om het laatste accent te geven, en vaak ligt dat vrij ver vóór het eind van de zin; uit de algemene helling van een normaal fonetogram blijkt dat de intensiteit afneemt bij lagere toonhoogte. Wordt voor het laatste accent een te groot beroep gedaan op Ps, dan verergert het wegzakken van een paar dB tot meer dan 10 dB. Veel sprekers maken, om wegzakken te voorkomen, een extra, maar overbodig en dus storend accent ergens in het laatste stuk. Een paar voorbeelden:

·-.~

zullen ook de districtscommandanten worden vervangen.

_ A /'·.~

, •• grensgebied tussen de twee landen - n de orde komen.

Merk op dat, om dat laatste accent aannemelijk te maken, aan het eind van 'kommandanten' en 'landen' een kontinueringsstijging gemaakt wordt. Deze suggereert ten onrechte een diepe syntaktische breuk. Het is te betreuren dat dit verschijnsel veelvuldig voorkomt bij radiosprekers. Een ander probleem bij het voorlezen van een tekst is, dat zonder grondige voorbereiding niet duidelijk is, welke woorden een toonhoogte-accent moeten krijgen en welke niet. Vooral dat laatste is belangrijk, want er worden meestal teveel toonhoogte-accenten gemaakt. Hoe beter de spreker begrijpt wat hij zegt, hoe minder toonhoogte-accenten hij geeft. Dit is natuurlijk riskant, vandaar het belang van een goede voorbereiding. Aan de andere kant is het een misvatting, te menen dat er per zin slechts één zogenaamde 'zinsaccent' is, zoals de linguïstische traditie nog altijd voorhoudt. Zeker is het echter ook niet zo, dat ieder lexikaal woord (inhoudswoord, tegenover funktiewoord) een toonhoogte-accent krijgt. dat voorschrift trof ik onlangs aan in een nieuwe kursus voor de korrekte uitspraak van het Amerikaans-Engels.

Helaas kennen we nog niet expliciet de regels volgens welke toonhoogte-accenten worden toegekend, of juist niet worden toegekend. Onderzoek daarnaar is nog in volle gang. In spontane spraak zijn daar zelden of nooit problemen mee: impliciet kennen we de regels wel.

(10)

Samenvatting van de resultaten: mogelijke toepassingen

Het onderzoek aan de Nederlandse intonatie heeft een aantal bruikbare resultaten opgeleverd:

Intonatie wordt terecht aan suprasegmenteel verschijnsel genoemd. De zinsmelodie wordt ervaren als een quasi-kontinue lijn over de 'fatische laag' heen. Toch hebben we geleerd het in diskrete gebeurtenissen te be-schrijven, via de stileringsmethode. De diskretisering leidt niet tot on-natuurlijkheid.

Er is een transcriptiesysteem en een grammatika. Daarmee kan een docent precies opsporen welke fouten er eventueel gemaakt worden. Waar nodig kan de student respektievelijk verteld worden hoe er korrekt geïntoneerd kan worden. Er hoeft dan niet meer een beroep te worden gedaan op het pure imitatievermogen van de student/patiënt. Bij die explicitering is timing van de bewegingen ten opzichte van de lettergrepen (klinker-inzetten) het meest delikaat. . Wie kunnen hier baat bij hebben? Om te beginnen docenten Nederlands, vooral aan anderstaligen, en zij die Nederlands als tweede taal leren. Verder zij, die moeten waken (of zouden moeten waken) voot de kwaliteit van het gesproken woord. Tenslotte de logopedisten: toepassing hiervan in onderricht aan doven is wellicht onbegonnen werk, maar bij onderricht aan slechthorenden kan er wellicht wel enig sukses verwacht worden. Het idee is geopperd, de intonatiekursus te gebruiken met broddelaars en stot-teraars, in de verwachting dat daarmee de aandacht kan worden afgeleid. Tenslotte is er hoop dat deze inzichten een bijdrage kunnen leveren bij het leren hanteren van een intoneerbare kunstlarynx voor gelaryngecto-meerden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• In dit opzicht loopt Bolivia nog achter op de meeste andere Zuid-Amerikaanse landen, waar al eerder een concentratie van de bevolking in de steden plaatsvond.. • Uit de gegevens

[r]

Er is uitgegaan van een verdeling in organische en anorganische stoffen en van een verdeling in stoffen die op korte termijn beschikbaar zijn voor organismen en van stoffen die

Een antwoord als: omdat Nederland een klein land is, moet worden fout gerekend.

− Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om rente / interest (na directe belastingen en sociale premies).. − Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om pacht / huur (na directe

De Kazerne in Muiden en het voormalige stadhuis in Naarden in het bijzonder gemeentelijk erfgoed is met een groot historische waarde om dat te behouden voor maatschappelijke

Middenstam volledig aangetast door de echte tonderzwam en zware inrottingen aan de voet... Diest ‘Halve Maan’: Stam volledig uitgehold en schuine stand, uitholling ingerot en

Voor investeringen in de loop van het begrotings- jaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplich- tingen een investeringsvoorstel