• No results found

Prospectie met ingreep in de bodem aan de Reiberg te Beersel. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Unicas nv

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Prospectie met ingreep in de bodem aan de Reiberg te Beersel. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Unicas nv"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prospectie met ingreep in de bodem aan de

Reiberg te Beersel.

Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Unicas nv

Patrick Reygel

Mei 2016

ARON bvba

(2)

P

ROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM AAN

R

EIBERG TE

B

EERSEL

.

O

NDERZOEK UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN

UNICAS

NV.

Patrick Reygel

Tongeren

2016

(3)

Naam aanvrager: Maxim Hoebreckx

Naam site: Beersel -Reiberg

Colofon

ARON rapport 285 - Prospectie met ingreep in de bodem aan Reiberg te Beersel.

Opdrachtgever: Unicas nv

Projectleiding: Patrick Reygel

Uitvoering veldwerk: Patrick Reygel, Maxim Hoebreckx, Joris Steegmans

Auteurs: Patrick Reygel

Foto’s en tekeningen: ARON bvba (tenzij anders vermeld)

Wettelijk depot: D/2016/12.651/26

Op de teksten, foto’s en tekeningen geldt een auteursrecht. Gelieve ons de wens om gebruik te maken van de teksten of illustraties schriftelijk over te maken op info@aron-online.be

Zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van ARON bvba mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, bewerkt, en/of openbaar gemaakt door middel van web-publicatie, druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook.

ARON bvba Archeologisch Projectbureau Neremweg 110 3700 Tongeren www.aron-online.be info@aron-online.be tel: 012/225.250 fax: 012/770.034

(4)

Inleiding ………. 1

1. Het onderzoeksgebied………... 1

1.1 Algemene situering……… 1

1.2 Historische achtergrond………. 4

1.3 Vroeger archeologisch onderzoek……….. 7

2. Het archeologisch onderzoek……….. 9

2.1 Doelstelling……….. 9

2.2 Verloop……… 10

2.3 Methodiek……… 10

3. Onderzoeksresultaten………... 11

3.1 Bodemopbouw………. 11

3.2 Gaafheid van het terrein………... 11

3.3 De archeologische sporen en vondsten….………... 11

Conclusie en aanbevelingen…... 13

Bijlagen

Bijlage 1: Administratieve gegevens Bijlage 2: Lijst met afkortingen

Bijlage 3: Tijdstabel Bijlage 4: Fotolijst Bijlage 5: Overzichtsplan Bijlage 6: Profielen Bijlage 7: Vergunning

(5)

Inleiding

Naar aanleiding van een geplande verkaveling aan de Reiberg te Beersel (Afb. 1), werd door Onroerend Erfgoed een prospectie met ingreep in de bodem in de vorm van een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk geacht.

Dit onderzoek, in opdracht van Unicas nv werd op 23 mei 2016 uitgevoerd door het archeologisch projectbureau ARON bvba uit Tongeren. Het onderzoek leverde geen sporen op.

Afb. 1. Globale situering van het onderzoeksgebied op de kaart van België (NGI, 2002).

1. Het onderzoeksgebied

1. 1. Algemene situering

Afb. 2: Orthofoto met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood) (Bron: Geopunt/QGis).

Het onderzoeksterrein situeert zich in de gemeente Beersel, dat ten zuidwesten van de stad Brussel gelegen is. De E19/R0, de ring rond Brussel, en afrit 20-Huizingen situeren zich vlak ten zuidoosten van het onderzoeksterrein. Het terrein wordt omsloten door huizen langs de Reiberg in het zuiden, de Steenweg naar Alsenberg in het oosten en de Grensweg – die de grens met de naburige gemeente Halle vormt – in het westen. Een veldweg tussen de Grensweg en de Steenweg naar Alsemberg begrensd het terrein in het noorden.

(6)

Het terrein omvat percelen 392G, 398V en 398V4 (Kadaster Beersel, Afdeling 4, sectie A) en beslaat een oppervlakte van ca. 5199m2.1 Een huis stond tot voor kort ter hoogte van perceel 398V (Reiberg nr. 8), in het zuiden van het onderzoeksterrein. De oostzijde van dit perceel was bovendien verhard. Een stal was aanwezig op perceel 392G. Een veldweg doorkruiste het perceel vanuit het westen naar het oosten, vanaf de achterzijde van perceel 398V in de richting van de stal op perceel 392G. De rest van de projectzone was onbebouwd en in gebruik als weiland.

De omgeving van het onderzoeksgebied behoort tot hydrologisch net van de Zenne, die ca. 1,4 km ten noordwesten van de projectzone stroomt. 650 m ten noordoosten vloeit de Molenbeek, die ca. 2,5 km ten noorden van het terrein in de Zenne stroomt. De Kleine Beek, eveneens een zijbeek van de Zenne, vloeit 1,25 km ten zuidwesten van het terrein.

Het gebied ten oosten van de Zenne is heuvelig en sterk versneden: het wordt gekenmerkt door het voorkomen van diepe smalle beekdalletjes naast hoge heuveltoppen.2 Het projectgebied situeert zich op de noordoostelijke helling van de Reiberg/Kluisbos, die een maximale hoogte van ca. 70 m TAW bereikt. Het terrein zelf daalt in noordoostelijke en oostelijke richting, van ca. 65,5 m TAW in het zuidwesten tot ca. 59,6 m TAW in het noordoosten.

De tertiaire ondergrond bestaat uit zandige en kleiige, nagenoeg horizontale sedimentaire formaties, die min of meer sterk door erosie aangetast werden tijdens de interglaciale en interstadiale fasen van het Pleistoceen.3 Ter hoogte van het onderzoeksterrein bestaat het tertiaire substraat uit de Formatie van Kortrijk. Deze kan

onderverdeeld worden in vier leden: het Lid van Aalbeke, het Lid van Moen, het Lid van Saint-Maur en het Lid

van Mont-Héribu. Op vele plaatsen kan het onderscheid tussen deze verschillende leden niet gemaakt worden.

Zo zijn het Lid van Saint-Maur en Mont-Héribu systematisch samengenomen. Het zuidwesten van het onderzoeksterrein wordt gekarteerd met het Lid van Moen. Dit is een zeer heterogene afzetting die bestaat uit silt tot zand met lokaal enkele kleiige zones. De dikte van het lid kan oplopen tot 35 m. In het noorden wordt het Lid van Saint-Maur gekarteerd. Dit Lid bestaat voornamelijk uit klei met zeer fijn silt, en enkele dunne intercalaties van grofsiltige klei of kleiige, zeer fijn silt. De dikte neemt toe van het zuiden (20-25m) naar het noorden (tot 35m).4

Op het versneden tertiair oppervlak werd vooral tijdens het laatste ijstijdperk (cfr. Würmglaciaal) van het Pleistoceen niveo-eolische leem afgezet. Dit leemdek is plaatselijk echter dun of afwezig, vooral langs de steile hellingen en rond de tertiaire opwelvingen. Met het verzachten van het klimaat na de ijstijden verdween de permanent bevroren ondergrond. De huidige Zennevallei en de voornaamste beekvalleien werden in deze periode tot in het tertiair of primair substraat uitgediept en er ontstonden talrijke secundaire depressies. Deze valleien werden tijdens het Holoceen gedeeltelijk opgevuld met door het water aangebracht materiaal (alluvium) en ten dele ook door organogeen materiaal (veen). Verder in het holoceen, vanaf de ontbossing van de streek, greep door afspoeling op de hellingen bodemerosie plaats. Op de plaatsen waar het leemdek dun was kwamen de tertiaire lagen aldus aan het oppervlak. Het geërodeerd materiaal werd grotendeels als colluvium afgezet aan de voet van de hellingen en in de depressies. Een gedeelte van dit materiaal werd door het water meegevoerd, waarbij het tijdens overstromingen langs de Zenne sedimenteerde (cfr. recent alluvium van de oeverwallen).5

Op de quartair geologische kaart worden ter hoogte van het onderzoeksgebied eolische lemen uit het weicheliaan gekarteerd. Het betreft een homogene leem van het midden- en laat-weichelseliaan. Deze leem kan beschreven worden als een gele, kalkrijke loess en wordt vooral waargenomen op de plateaus of quasi vlakke delen, waar er bijna geen hellingswerking is. Deze leem, gekend als het Lid van Brabant, wordt dikwijls aan de basis gekenmerkt door een typische horizont, namelijk de Bodem van Kesselt. De dikte van dit

1

Het merendeel van perceel 398V4 (ca. 486 m²) was in oorsprong inbegrepen in de verkaveling (lot 9). Dit lot werd echter uit de verkaveling uitgesloten en toegevoegd aan perceel nr. 398X4. Ook in het zuidelijke uiteinde van het terrein wordt een gedeelte uit de verkaveling gesloten en aan de aanpalende percelen toegevoegd. De vooropgestelde oppervlakte van 5650m² uit de bijzondere voorwaarde is dus niet correct.

2

Louis A. (1959) Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Halle 101E, Brussel, p. 12.

3

Idem, p. 12-13.

4

Buffel P. en Matthijs J. (2009) Toelichtingen bij de geologische kaart van België, Vlaams Gewest. Kaartblad 31-39

Brussel-Nijvel, Brussel, p. 24; Schroyen K. (2003) Toelichting bij de Quartair geologische Kaart. Kaartblad 31-39, Brussel-Brussel-Nijvel, p. 10. 5

(7)

leempakket is erg variabel en kan dikwijls de 10 m overschrijden. De ouderdom van het lid van Brabant wordt gesteld op het laat-weichseliaan.6 Deze leem bevindt zich ter hoogte van het merendeel van het onderzoeksgebied rechtstreeks op het onderliggende substraat (Afb. 3, beige, nr. 17). Enkel in de meest noordoostelijke hoek (Afb. 3, groen, nr. 27) situeert een tweede leempakket, het Lid van Hesbaye, zich onder het Lid van Brabant. Deze gestratificeerde leem van het midden-weichseliaan bestaat uit een lichtbruine tot grijze leem die dikwijls kalkrijk is. Het is een eolische loess die door de herwerking van smeltwater afgezet werd in kleine depressies. Het betreft een gestratifieerde leem met dunne intercalaties van zand, klei of lemig zand. Mogelijk zijn er dunne laagjes of brokjes herwerkt organisch of venig materiaal aanwezig. Geregeld is er ook een vermenging met materiaal van het onderliggende substraat. Vaak worden in de leem grindhoudende elementen teruggevonden (voornamelijk gerolde en gebroken silex). De afzettingen van het Lid van Hesbaye worden voornamelijk langs hellingen en in lokale depressies waargenomen. Zelden wordt ze waargenomen nabij de toppen van heuvels. De dikte van deze sedimenten varieert van plaats tot plaats en reikt van 0m tot 15m.7

Onder het Lid van Hesbaye en/of het Lid van Brabant (Afb. 3, nr. 18 en 27) bevindt zich onder de eolische leemafzettingen een diachrone zandige faciës. Diachrone faciës zijn faciës die niet rechtstreeks kunnen gerelateerd worden aan een bepaalde chrono-stratigrafische positie. Meestal betreft het herwerkt pre-quartair en quartair materiaal dat voorkomt aan de basis van de andere quartaire eenheden. Het diachroon zandig faciës wordt meestal rechtstreeks teruggevonden op het onderliggende substraat en aan de basis van de overige quartaire afzettingen. Dit materiaal sedimenteerde na het afspoelen en/of een massabeweging langs hellingen. Ze worden enkel geïncorporeerd als diachroon zandig faciës als ze duidelijk te onderscheiden zijn van het onderliggende substraat en de eventueel bovenliggende sedimenten.8

Afb. 3: Uittreksel Quartair profieltypekaart kaartblad 31-39 Brussel-Nijvel en aanduiding van het onderzoeksgebied(DOV/QGis)

6

Schroyen K. (2003) Toelichting bij de Quartair geologische Kaart. Kaartblad 31-39, Brussel-Nijvel, p. 20.

7

Idem, p. 20.

8

(8)

In het pleistocene loessdek is volgens de bodemkaart een goed ontwaterde bodem met een textuur B-horizont, een grijsbruine podzolachtige bodem, tot ontwikkeling gekomen (Afb. 4, Aba1, roodoranje). Een Aba1-bodem is droge leembodem met een textuur B-horizont en een dunne A-horizont (< 40 cm). De serie Aba ontwikkelde zich in het pleistocene leemdek en vertoont onder de A-horizont een aan klei en sesquioxiden aangerijkte textuur B-horizont. Deze Bt-horizont bestaat uit een bruine zware leem met meestal goed ontwikkelde polyedrische structuur en kleihuidjes (coatings). Naar onder toe neemt het kleigehalte sterk af.9 De dunne A-horizont kan verklaard worden doordat deze A-horizont van het oorspronkelijk profiel door erosie gedeeltelijk of geheel (in de vroeg ontboste gebieden) werd weggenomen. De B2t-horizont begint direct onder de bouwvoor (Ap) of onder een dunne B-horizont.10 Het zuidelijke deel van het onderzoeksterrein staat op de bodemkaart als een OB-bodem gekarteerd.

In de lager gelegen gebieden, ten oosten en zuiden van het onderzoeksgebied, op de rand van de droge leemruggen en in de secundaire depressies, komen colluviale depressiegronden voor (Afb. 4, Abp en Abp(c),

beige-geel). Bij deze bodems zonder profielontwikkeling rust een donkerbruine Ap-horizont op het geelbruine

leemcolluvium. Bij Abp(c)-bodems rust het colluviaal materiaal tussen 40 en 80 cm op een bedolven B2t-horizont.11

Afb. 4: De bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Bron: Geopunt/QGIS).

1.2 Historische achtergrond

Het stratenpatroon in de omgeving was ten tijde van de opmaak van de Kabinetskaart van de Oostenrijkse

Nederlanden (1771-1778) (Afb. 5) slechts beperkt uitgebouwd. Het onderzoeksterrein kan daarom eerder bij

benadering op de oostflank van de Kluisberg (Kluys Bosch), in het gehucht Huizingen, gesitueerd worden. Wegen komen in deze zone niet of nauwelijks voor. Het terrein is onbebouwd en wordt door akker- en landbouwgrond ingenomen.

9

E. Van Ranst & C. Sys (2000) Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen, Gent, p. 299.

10

Louis A. (1959) Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Halle 101E, Brussel, p. 35.

11

(9)

Afb. 5: Detail uit de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden met schematische aanduiding van het onderzoeksgebied (rood), 1771-1777 (Bron: Geopunt/QGis)

(10)

Op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1841, Afb. 6) is het stratennet rondom het onderzoeksterrein meer uitgebouwd en zijn de Steenweg naar Alsemberg (Route de Hal à Waterloo) en de Reiberg (Dreve) wel aangeduid. Ook de veldweg die het noorden van het terrein begrensd, is op deze kaart afgebeeld (sentier nr.

13). De Grensstraat, ten westen van het terrein, is nog niet aangeduid. De omgeving en het onderzoeksterrein

blijven onbebouwd, met uitzondering van één huis langs de Steenweg naar Alsenberg. Ook de

Vandermaelenkaart (1846-1853, Afb. 7) en de Poppkaart (1842-1879, Afb. 8) geven een vergelijkbare toestand

weer. Op de Vandermaelenkaart wordt bovendien duidelijk dat het onderzoeksterrein zich op de flank van een heuvelrug bevindt.

Afb. 7: Detail uit de Vandermaelenkaart (ca. 1846-1854) met situering van het onderzoeksgebied (rood) (Bron: Geopunt/QGis).

Afb. 8: Detail uit de Poppkaart (ca. 1842-1879) met situering van het onderzoeksgebied (rood) (Bron: Geopunt/QGis).

De topografische kaarten van 1873, 1904 (Afb. 9) en 1939 tonen nog steeds een onbebouwd onderzoeksgebied dat als landbouwgrond werd ingenomen. Op de kaart van 1904 wordt een veldweg aangeduid die het terrein in ZW-NO richting doorkruist. Op de latere kaarten is deze weg echter weer verdwenen. Op de kaart van 1969 (Afb. 10) is de omgeving rondom het onderzoeksterrein meer bebouwd. Ook op het terrein staan in de

(11)

zuidoosthoek enkele bijgebouwen aangeduid. De Grensweg is op deze kaart evenwel nog niet aangeduid. Dit is wel het geval op de kaart van 1981 (Afb. 11), waar ook de E40 op staat aangeduid. Op deze kaart wordt een deel van het zuidelijke deel van het onderzoeksterrein bovendien ingenomen door een bijgebouw.

Afb. 9: Topografische kaart uit 1904 met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: Cartesius).

Afb. 10: Topografische kaart uit 1969 met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: Cartesius).

Afb. 11: Topografische kaart uit 1981 met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: Cartesius).

1.3 Eerder archeologisch onderzoek.

Binnen het projectgebied zelf werd tot op heden geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.In de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksterrein zijn meerdere CAI-vindplaatsen gekend, die een langdurige bewoning in het gebied aantonen (Afb. 12).

(12)

Ca. 480 m ten west-zuidwesten van het terrein werd bij de bouw van een woning, ter hoogte van CAI 158556, een laag aangesneden op een diepte van 1,2 à 1,5 m, bestaande uit Romeinse dakpanfragmenten en een slijpsteen.

Afb. 12: Detail uit de Centrale Archeologische Inventaris met aanduiding van de omliggende vindplaatsen en het onderzoeksterrein (rood) (Bron: Geo.onroerenderfgoed.be/QGIS).

Ook op de Kluisbos werden meerdere vondsten en meldingen gedaan. Deze vindplaatsen - die zich allen op een afstand van 780 m tot 1 km ten zuidwesten van het onderzoeksterrein bevinden - liggen allen op een ca. 2 km lang NW-ZO plateau dat de vallei van de Zenne ten noord-noordwesten, de vallei van de Kleine Beek ten westen en van de Kapittelbeek ten zuid-zuidoosten domineert. Het Kluisbos neemt het noordelijke deel van het plateau in. Ter hoogte van CAI 161 werd lithisch materiaal, mogelijk uit het neolithicum, aangetroffen. Bij CAI 150624 werd bij een veldprospectie een niervormige heuvel aangeduid met een lengte van ca. 18 m. Mogelijk betreft het twee heuvels die door een lichte slenk van elkaar gescheiden zijn. Het heuvellichaam bestaat uit leem of klei met kleine brokjes rode tegulae en veel oranjerode spikkels. De natuurlijke bodem in de omgeving bevat zeer veel grint, terwijl die op het eerste zicht afwezig is in de heuvelvulling. De gebruikte aarde is daarom vermoedelijk van elders aangevoerd. In 1898-1901 werd bij een opgraving door Cumont en Poils een regelmatige kuil in het centrum van de heuvel opgemerkt. In deze kuil zaten houtskool, tegulae, scherven, dierenbeenderen, een gebroken aarden buis en een zilveren Denarius van Alexander Severus (222-235) en werd als een mogelijke geplunderde grafheuvel geïnterpreteerd. Ca. 100 à 200 m ten zuid-zuidwesten en lager op de helling gelegen werd bij een archeologisch onderzoek een brandlaag aangesneden (CAI 1494), waarvan de geassocieerde vondsten doen denken aan een mogelijke Romeinse smidse/smelterij. Ook op ca. 100 m ten noord-noordwesten van CAI 150624 (CAI 20122) werd bij de aanleg van het sanatorium Rose de la Reine12 Romeins bouwmateriaal en aardewerk aangetroffen. Bij de transformatie van dit voormalige sanatorium tot wooneenheden werd het restant van een mogelijke midden-Romeinse grafheuvel aangesneden (CAI 1491). Vlakbij, ter hoogte van CAI 1492, werd in de 19de eeuw door De Loë een Romeinse dakpanoven opgegraven. Romeins materiaal werd ook ter hoogte van de laat-middeleeuwse hoeve ‘Hof ten Blooten’, 550 m ten zuidwesten van het onderzoeksterrein, Romeins bouwmateriaal, enkele munten, een maalsteen en aardewerk

12

Ook wel het kindersanatorium Baronne Lucie Lambert genoemd. Gebouwd ca. 1927 voor de opvang van tuberculosepatiëntjes (zie Inventaris Onroerend Erfgoed ID 200134).

(13)

gerecupereerd (CAI 1495). Ook bij CAI 1493, 970 m ten noordwesten van het onderzoeksterrein, werd Romeins bouwmateriaal ontdekt op ca. 1 m diepte, bij het uitsteken van de grond door steenbakkers.

Ook ten noordoosten van het onderzoeksgebied, ter hoogte van en langs de E40, zijn enkele CAI-locaties gekend: de oude Sint-Jan-Baptistkerk (CAI 120) situeerde zich ca. 580 m ten noordoosten van het onderzoeksterrein en was gelegen onder de berm van de E40. Men vermoedt een eerste houten kapel uit 9de -10de eeuw, die mogelijk gevestigd was op een reeds bestaande christelijke begraafplaats. Ook werd in de kerk Romeins bouwmateriaal teruggevonden en een snedefragment van een gepolijste bijl (mogelijk midden-neolithisch – vroege bronstijd?). De vlakbij gelegen locatie CAI 1817 geeft de plaats van de oude motte ‘Oud Hof ter Borcht’ weer. Deze verdween bij de aanleg van de autosnelweg. Het ‘Nieuw hof ter Borcht’, gebouwd in 1545-1550 door Pieter Boisot, bevond zich ter hoogte van CAI 1818. Ter hoogte van het huidig provinciaal domein, ca. 680 m ten noordoosten van het onderzoeksterrein, was het Kasteel Beaulieu gelegen, een lusthof dat mogelijk terug gaat op een middeleeuws waterkasteel (CAI 1820).

2. Het archeologisch onderzoek

2.1 Doelstelling

Doel van de prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Dit houdt in dat het archeologisch erfgoed opgespoord, geregistreerd, gedetermineerd en gewaardeerd wordt en dat de potentiële impact van de geplande werken op de archeologische resten wordt bepaald. Onderdeel van de evaluatie is dat er mogelijkheden gezocht worden om in situbehoud te bewerkstelligen en, indien dit niet kan, er aanbevelingen worden geformuleerd voor vervolgonderzoek (ruimtelijke afbakening, diepteligging, strategie, doorlooptijd, te voorziene natuurwetenschappelijke onderzoeken en conservatietechnieken, voorstel onderzoeksvragen).

Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden: - Welke zijn de waargenomen horizonten, beschrijving + duiding? - Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden? - Zijn er tekenen van erosie?

- In hoeverre is de bodemopbouw intact?

- Is er sprake van een of meerdere begraven bodems?

- Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving. - Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

- Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? - Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

- Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie?

- Zijn er indicaties (greppels, grachten, lineaire paalzettingen, …) die kunnen wijzen op een inrichting van een erf/nederzetting?

- Zin er indicaties die kunnen wijzen op een grafveld of grafheuvel(s)? - Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja;

- inhumatie of crematie?

- Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden? - Wat is de omvang?

- Komen er oversnijdingen voor?

- Wat is het, geschatte, aantal individuen?

- Kunnen de sporen gelinkt worden aan nabijgelegen archeologisch vindplaatsen? - Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen?

- Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …)?

(14)

- Is er een bodemkundige verklaring voor de partiële afwezigheid van archeologische sporen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

- Kunnen archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. de argumentatie)?

- Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats? - Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats?

- Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen?

- Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling: hoe kan deze bedreiging weggenomen of verminderd worden (maatregelen behoud in situ)?

- Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven:

1. Wat is de ruimtelijke afbakening (in drie dimensies) van de zones voor vervolgonderzoek? 2. Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht, zowel vanuit methodologie als aanpak voor

het vervolgonderzoek?

- Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?

- Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welke type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid?

2.2 Verloop

Voorafgaandelijk aan het onderzoek werd op naam van Maxim Hoebreckx (ARON bvba) een vergunning voor het uitvoeren van een prospectie met ingreep in de bodem bij het Agentschap Onroerend Erfgoed aangevraagd. Deze vergunning werd op 1 april afgeleverd onder het dossiernummer 2016/145. Een vergunning voor het gebruik van een metaaldetector werd afgeleverd onder dossiernummer 2016/145(2) en stond tevens op naam van Maxim Hoebreckx.13 Verder werd een KLIP-aanvraag ingediend, teneinde de aanwezigheid van nutsleidingen te verifiëren.

Het onderzoek werd door Maxim Hoebreckx, Joris Steegmans en Patrick Reygel (ARON bvba) uitgevoerd op 23 mei 2016. De kraan werd geleverd door Vanlaethem OTS nv. Petra Driesen volgde het project intern op. Tijdens het onderzoek werd telefonisch en per e-mail contact onderhouden met Marc Brion (onroerend erfgoed) en in onderling overleg werden de sleuven op 23 en 24 april gedicht.

2.3 Methodiek

Conform de bijzondere voorwaarden en het voorgestelde sleuvenplan werd het terrein onderzocht door middel van 5 continue noordwest-zuidoost lopende sleuven. De proefsleuven waren gelijkmatig gespreid en gelegen in de lengte van het terrein. De sleuven waren ca. 2m breed en de afstand tussen de sleuven bedroeg ca. 12m. In elke sleuf werd ook een proefput aangelegd, om de bodemopbouw te bepalen. Het vlak van de sleuven werd aangelegd op ca. 35cm diepte, net onder de bouwvoor en in de Bt-horizont.

Gezien het terrein nog niet volledig van bouwpuin ontdaan was, werden de zuidoostelijke uiteinde van sleuven 2, 3 en 4 met enkele meters ingekort. Ter compensatie werd sleuf 5 in noordwestelijke richting verder doorgetrokken. De totale opengelegde oppervlakte bedroeg 574m² wat neerkomt op 11,2% van het gehele terrein. De sleuven en de bodemprofielen werden manueel opgeschoond, gefotografeerd, ingemeten met behulp van een GPRS en beschreven. Bij de uitwerking van het onderzoek werden de profielen gedigitaliseerd14 en werd een databank opgesteld met een fotolijst.15 Tevens werd een gegeorefereerd overzichtsplan opgemaakt met daarop de sleuven en proefputten.16

13 Zie bijlage 7. 14 Zie bijlage 6. 15 Zie bijlage 4. 16 Zie bijlage 5.

(15)

3. Onderzoeksresultaten

3.1 Bodemopbouw

Zoals ook bleek uit de bodemkaart bestond de moederbodem op het terrein uit een droge leembodem met een textuur B-horizont en een dunne A-horizont (< 40 cm). Het gedeelte dat als OB gekarteerd staat, bevatte ook duidelijk meer sporen van recente verstoringen. De A-horizont had een dikte variërend van 30 tot 40cm. De Bt-horizont had een dikte variërend van 20 tot 40cm. Hieronder lag de B/C horizont, die in proefputten 1 en 2 op een diepte van ca. 1m zandiger werd en overging in de tertiaire bodem. De C-horizont van beide proefputten bevatte ook opvallend veel grindfragmenten, afkomstig uit het substraat. (Afb. 13-14)

Afb. 13 en 14: Bodemprofielen van sleuf 1 (L.) en 4 (R.) met aanduiding van de bouwvoor (Ap), B-horizont (Bt), C-horizont (C) en tertiair.

3.2 Gaafheid van het terrein

Zoals hogerop reeds aangehaald, was het zuidelijke terreindeel tot voor kort bebouwd en op de bodemkaart als OB gekarteerd. Diverse verstoringen en recent puin in alle sleuven maakten dit ook duidelijk. (Afb. 15, 16).

3.3 De archeologische sporen en vondsten

Tijdens het onderzoek werden geen archeologische sporen en vondsten aangetroffen.

Ap

Bt

C

Tertiair

Ap

Bt

C

(16)

Afb. 15: Het onderzoeksterrein vanuit het zuiden, met nog aanwezig puin van de recente bebouwing.

Afb. 16: Sleuf 1 met lagen en greppels opgevuld met recent bouwpuin.

(17)

Conclusie en aanbevelingen

- Welke zijn de waargenomen horizonten, beschrijving + duiding?

In alle proefputten werd een gelijkaardig bodemprofiel aangetroffen: bouwvoor (ca. 35cm dik); Bt-horizont (ca. 25cm dik) en B/C-horizont. In sleuven 1 en 2, op een diepte van ca. 1m, werd de natuurlijke bodem zandiger en volgde een overgang naar de tertiaire zandige bodem. De C-horizont bevatte hier ook meer bijmenging van grindfragmenten.

- Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden?

Er ontbreekt geen horizont.

- Zijn er tekenen van erosie?

De dunnere A-horizont kan verklaard worden door erosie, maar dit is niet te bewijzen.

- In hoeverre is de bodemopbouw intact?

De bodemopbouw is intact.

- Is er sprake van een of meerdere begraven bodems?

Neen

- Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving.

Er zijn geen archeologische sporen en vondsten gedaan. De overige onderzoeksvragen zijn dus verder ook niet van toepassing.

Op basis van deze resultaten wordt voor het onderzoeksgebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Bovenstaande aanbevelingen dienen louter ter advisering van het bevoegd gezag zijnde de afdeling Onroerend Erfgoed Vlaanderen van het Agentschap Ruimtelijke Ordening. Een definitieve beslissing tot het al of niet uitvoeren van een vervolgonderzoek ligt dan ook bij dit bevoegd gezag.

(18)

Bijlage 1: Administratieve gegevens

Bijlage 2: Lijst met afkortingen

Bijlage 3: Tijdstabel

Bijlage 4: Fotolijst

Bijlage 5: Overzichtsplan

Bijlage 6: Profielen

Bijlage 7: Vergunning

(19)

Kerkstraat 38 1755 Oetingen

Opdrachtgevende overheid: Onroerend erfgoed

Uitvoerder: ARON bvba

Vergunninghouder: Maxim Hoebreckx

Dossiernummer vergunning: 2016/145

Begin vergunning: 11/04/2016

Einde vergunning: Einde der werken

Aard van het onderzoek: Prospectie met ingreep in de bodem

Begindatum onderzoek: 23/5/2016 Einddatum onderzoek: 23/5/2016 Provincie: Vlaams-Brabant Gemeente: Beersel Deelgemeente: / Adres: Reiberg

Kadastrale gegevens: Afdeling 4, sectie A, 392G, 398V, 398V4

Coördinaten: X: 143 022 Y: 159 004 Totale oppervlakte: 5119m² Te onderzoeken: 10% Onderzochte oppervlakte: 11,2% Bodem: Aba1

Archeologisch depot: - Deboeck Jeannine, Bruineputstraat 23, Beersel

- Deboeck Lievin, Oudstrijdersstraat 122, Beersel - Deboeck Agnes, Delleputstraat 15, Halle - Deboeck Marc, Drasop 16, Halle - Deboeck René, Kareelveldlaan 6, Beersel

Afb: Topografische kaart met aanduiding van het projectgebied (bron: AGIV).

Bijzondere voorwaarden: Bijzondere voorwaarden bij vergunning voor prospectie met ingreep in de bodem te Beersel, Reiberg

Omschrijving van de archeologische verwachtingen:

De locatie heeft, omwille van zijn specifieke bodemkundige en landschappelijke kenmerken, een verhoogd archeologisch potentieel.

Dit wordt bevestigd door de aanwezigheid van gekende vindplaatsen in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Ook het plaatselijke toponiem de “Reiberg” (koningsberg) kan verwijzen naar de aanwezigheid van een dergelijke grafstructuur. Wetenschappelijke vraagstelling m.b.t. het onderzoeksgebied:

-Welke zijn de waargenomen horizonten, beschrijving + duiding? -Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden? -Zijn er tekenen van erosie?

-In hoeverre is de bodemopbouw intact?

-Is er sprake van een of meerdere begraven bodems?

-Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving. -Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

-Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

-Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? -Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

-Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie? -Zijn er indicaties (greppels, grachten, lineaire paalzettingen, …) die kunnen wijzen op een inrichting van een erf/nederzetting? -Zin er indicaties die wijzen op een grafveld of grafheuvel(s)? -Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? -Kunnen de sporen gelinkt worden aan vindplaatsen?

-Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen? -Wat is de relatie tss. de bodem en de landschappelijke context?

-Is er een bodemkundige verklaring voor de partiële afwezigheid van archeologische sporen? -Kunnen archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. de argumentatie)?

-Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats?

-Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats?

-Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen? -Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling: hoe kan deze bedreiging weggenomen of verminderd worden (maatregelen behoud in situ)?

-Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven:

-Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant? -Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welke type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid?

Geplande werkzaamheden: Verkaveling

(20)

Afkortingen Kleur: Blauw BL Bruin BR Donker (kleur) DO Geel GE Gevlekt VL Grijs GR Groen GRO Leemkleurig LE Licht (kleur) LI Mergelkleur ME Oranje OR Paars PA Roest(kleurig) ROE Rood RO Wit WI Zwart ZW Samenstelling: Baksteen Ba Breuksteen Bs Grind Gr Hout Ho Houtskool Hk Kalk Ka Kalksteen Ks Kei Kei Kiezel Kz Klei Kl Leem Le Leisteen Lei Mergel Me Moederbodem Moe Mortel Mo Natuursteen Ns Dakpan Dp Silex Si Slak Sl Steenkool Sk Verbrand Vb Zand Za Zandsteen Zs Zavel Zv IJzeroxide Fe

Fosfaat (groene band) Ff

Mangaan Mn Hoeveelheid: Periodes: Materiaalcategorie: Aardewerk: Zeer weinig zw Weinig w Matig m Veel v Zeer veel zv Bronstijd BRONS

- Vroege Bronstijd BRONSV

- Midden Bronstijd BRONSM

- Late Bronstijd BRONSL

IJzertijd IJZ

- Vroege IJzertijd IJZV - Midden IJzertijd IJZM

- Late IJzertijd IJZL

Romeins ROM

- Vroeg Romeins ROMV

- Midden Romeins ROMM

- Laat Romeins ROML

Middeleeuwen MID

- Vroege Middeleeuwen MIDV - Volle Middeleeuwen MIDH - Late Middeleeuwen MIDL - Post Middeleeuwen MIDP

Glas GL Keramiek AW Metaal ME Mortel MO Organisch OR Pleisterwerk PL Terracotta TC Steen ST Dikwandig (ROM) DW

Dikwandig amfoor (ROM) AM Dikwandig dolium (ROM) DO Dikwandig wrijfschaal (ROM) MO

Gebronsd (ROM) GB

Geglazuurd (MID) + GL

Geverfd (ROM) GV

Gladwandig (ROM) GW

Grijsbakkend (MID) GRIJS

Handgevormd HA

Kurkwaar KU

Maaslands witbakkend (MID) MAAS-TG1 Maaslands roodbakkend (MID) MAASL-TG3 Pompejaans rood (ROM) PR

Porselein PORS

Protosteengoed (MID) PSTG

Roodbakkend (MID) ROOD

Roodbeschilderd (MID) RBES

Ruwwandig (ROM) RW

Steengoed (MID) STG

Terra nigra (ROM) TN

Terra rubra (ROM) TR

Terra sigillata (ROM) TS

Lowlands (ROM) LOW

(21)

Nieuwste tijd 1789-heden

Nieuwe tijd 1500-1789

ME

Late Middeleeuwen MIDL 1200-1500 Volle Middeleeuwen MIDH 900-1200 Vroege Middeleeuwen MIDV 430/450-900

- Karolingische periode 750-900 - Merovingische periode 500-750 - Frankische periode 430/450-500

ROM

Laat-Romeinse tijd ROML 275-430/450

B ROMLB 350-430/450

A ROMLA 275-350

Midden-Romeinse tijd ROMM 69-275

B ROMMB 150-275

A ROMMA 69-150

Vroeg-Romeinse tijd ROMV 57vC.-69nC.

B ROMVB 25nC.-69nC. A ROMVA 57vC.-25nC. IJZ Late-IJzertijd IJZL 250-57vC. Midden-IJzertijd IJZM 475/450-250vC. Vroege-IJzertijd IJZV 800-475/450vC. BRONS Late-Bronstijd BRONSL 1050-800vC. Midden-Bronstijd BRONSM 1800/1750-1050vC. B BRONSMB 1500-1050vC. A BRONSMA 1800/1750-1500vC. Vroege-Bronstijd BRONSV 2000/2100-1800/1750vC. NEO Laat-Neolithicum NEOL 2850-2000vC. B NEOLB 2450-2000vC. A NEOLA 2850-2450vC. Midden-Neolithicum NEOM 4200-2850vC. B NEOMB 3400-2850vC. A NEOMA 4200-3400vC. Vroeg-Neolithicum NEOV 5000-4200vC. B NEOVB 4900-4200vC. A NEOVA 5300-4900vC. MESO Laat-Mesolithicum MESOL 7800-5300vC. Midden-Mesolithicum MESOM 8500-7800vC. Vroeg-Mesolithicum MESOV 9500-8500vC. PALEO Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000-9500vC. B PALEOLB 18.000-9500vC. A PALEOLA 35.000-18.000vC. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000-35.000vC. Vroeg-Paleolithicum PALEOV < 300.000vC. ARCH. PER. (C14-) JAREN GELEDEN 250 1.500 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 11.000 15.000 20.000 30.000 40.000 50.000 75.000 100.000 125.000 150.000 200.000 250.000 HOLOCEEN POSTGLACIAAL LAA T GLACIAAL KW ARTIAIR PLEIST OCEEN WEICHSELIEN SAALIEN Subatlanticum Subboreaal Atlanticum Boreaal Preboreaal LATE DRYAS ST. ALLERØD IST. BØLLING IST. DENEKAMP IST. HENGELO IST. MOEDERHOOFD IST ODDERADE IST. BRØRUP IST. AMERSFOORT IST. Eemien STADIAAL III BANTEGA IST. STADIAAL II HOOGEVEEN IST. STADIAAL I VROEGE DRYAS ST. MESOLI- NEOLI- BRONS- IJZER- ROM. MIDDEL-THICUM THICUM TIJD TIJD TIJD EEUWEN PALEOLITHICUM midden laat Middeleeuwen 450-1500 Romeinse tijd 57 vC. - 430/450 nC. IJzertijd 800-57 vC. Bronstijd 2100/2000-800 vC. Neolithicum 5300-2000 vC. Mesolithicum 9500-5300 vC. Paleolithicum < 300.000-9500 vC. gem. juli temp. 10-15°C

gem. juli temp. 5-10°C gem. juli temp. < 5°C

(22)

Fotolijst

BE-16-RE

0476 Werkfoto / / Overzicht terrein Z /

0477 Werkfoto / / Overzicht terrein Z /

0478 Werkfoto / / Overzicht terrein Z /

0479 Werkfoto / / Overzicht terrein ZO /

0480 Profiel 1 / Profiel 1, sleuf 1 ZW /

0481 Profiel 1 / Profiel 1, sleuf 1 ZW /

0482 Profiel 1 / Profiel 1, sleuf 1 ZW /

0483 Overzicht 1 / Sleuf 1 ZO /

0484 Overzicht 1 / Sleuf 1 ZO /

0485 Overzicht 1 / Sleuf 1 ZO /

0486 Detail 1 / Verstoring in sleuf 1: greppel met puin ZW / 0487 Detail 1 / Verstoring in sleuf 1: greppel en lagen met puin ZO / 0488 Detail 1 / Verstoring in sleuf 1: greppel en lagen met puin ZO /

0489 Profiel 2 / Profiel 2, sleuf 2 NO /

0490 Profiel 2 / Profiel 2, sleuf 2 NO /

0491 Profiel 2 / Profiel 2, sleuf 2 NO /

0492 Overzicht 2 / Sleuf 2 ZO /

0493 Overzicht 2 / Sleuf 2 ZO /

0494 Overzicht 2 / Sleuf 2 ZO /

0495 Overzicht 2 / Sleuf 2 ZO /

0496 Overzicht 2 / Sleuf 2 ZO /

0497 Profiel 3 / Prodiel 3, sleuf 3 NO /

0498 Profiel 3 / Prodiel 3, sleuf 3 NO /

0499 Profiel 3 / Prodiel 3, sleuf 3 NO /

0500 Overzicht 3 / Sleuf 3 NW / 0501 Overzicht 3 / Sleuf 3 NW / 0502 Overzicht 3 / Sleuf 3 NW / 0503 Overzicht 3 / Sleuf 3 NW / 0504 Overzicht 4 / Sleuf 4 NW / 0505 Overzicht 4 / Sleuf 4 NW / 0506 Overzicht 4 / Sleuf 4 NW / 0507 Overzicht 4 / Sleuf 4 NW / 0508 Overzicht 4 / Sleuf 4 NW / 0509 Overzicht 4 / Sleuf 4 NW /

0510 Profiel 4 / Profiel 4, sleuf 4 NO /

0511 Profiel 4 / Profiel 4, sleuf 4 NO /

0512 Profiel 4 / Profiel 4, sleuf 4 NO /

0513 Overzicht 5 / Sleuf 5 ZO /

0514 Overzicht 5 / Sleuf 5 ZO /

0515 Overzicht 5 / Sleuf 5 ZO /

0516 Profiel 5 / Profiel 5, sleuf 5 ZW /

0517 Profiel 5 / Profiel 5, sleuf 5 ZW /

(23)
(24)
(25)
(26)
(27)

10 20 63.98 W W 996 995 130 120 110 GNDRAAD K1 58.28 A:56.89 X:56.87 X A K2 58.05

Voetweg nr.13 (breedte 1.65m)

Reiberg (gemeenteweg)

Steenweg naar Alsemberg (gewestweg)

6.12 1.10 1.40 6.58 1.55 9 18 917 919 921 915 911 900 7 6 10 11 12 13 14 19 20 929 935 933 392F SCHOONJANS GERDA 392C SCHOONJANS GERDA 393N SCHOONJANS GERDA 390B2 DE GROOF KIRSTEN EN BOOGAERTS FILIP 393T SCHOONJANS GERDA 393W (nr.921) en 393V (nr.919)

DAY MARIE LOUISE EN SCHOONJANS JOZEF 398D4 FASTENAEKELS ANDRE FASTENAEKELS HUGO 398K4 STERCK WILLY EN CALLAERT JOANNA 398X4 BV BVBA/HILDE PETROONS PETROONS HILDE 390Z VERBRUGGHE JULIA EN WELLENS WILLY 391C DAENINCK GHISLAINE TIMMERMAN PATRICK TIMMERMAN NICOLE TIMMERMAN CHRISTINE 391D WAUTERS LUCIENNE EN TIMMERMAN PATRICK Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Weide Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Handelszaak Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Gesloten bebouwing Horecazaak Weide Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning Weide Tuinzone Halfopen bebouwing Eengezinswoning Halfopen bebouwing Eengezinswoning Gesloten bebouwing Eengezinswoning 398D3

GHIJSSELS MARIE JOSE CRAPS JEAN-JACQUES CRAPS JEAN-FRANCOIS CRAPS EVELINE 398L4 WAUTERS EDDY EN PIERREUX DANIELLA 390V DE COSTER CHRISTIANE EN MOSSELMANS WILLEM 398M4 398N2 BERCKMANS EDDY BUELINCKX ANN 398P3 GALLO GIOVANNI MASSAER NATHALIE 398G3 398E4 394R GOOSSENS ADOLPHE HAEZELEER GERMAINE 394V HEYVAERT ROBERT DE MUYLDER LEONIA 559L4 559K4 559H4 64.22 64.46 64.44 64.38 64.43 64.43 64.38 64.48 64.50 64.56 64.48 65.10 65.51 65.24 64.95 64.48 64.34 64.09 64.04 64.08 64.58 64.37 64.02 64.24 64.26 64.62 64.33 63.97 64.25 63.89 64.17 63.88 63.74 63.69 63.73 63.72 63.75 63.79 64.14 63.7563.75 63.82 63.62 63.52 63.68 63.55 63.47 64.76 65.0065.07 65.08 65.02 64.58 64.72 64.73 64.60 64.47 64.23 64.56 64.70 64.53 64.42 64.45 63.88 64.05 63.87 63.83 63.88 64.16 64.33 64.12 63.75 63.97 64.05 64.11 64.05 64.13 63.57 63.53 63.49 63.48 64.62 64.92 65.15 64.46 64.30 65.05 65.01 64.46 64.41 64.45 64.43 64.45 64.32 64.2964.29 63.51 63.83 63.51 63.20 63.02 63.36 63.34 61.96 62.79 63.35 63.01 62.03 61.87 61.87 62.49 61.46 60.55 60.86 61.48 61.58 61.42 60.83 62.48 61.75 60.60 61.37 60.08 60.64 60.05 60.57 62.30 62.57 61.42 61.84 62.46 63.06 62.76 62.04 61.54 61.63 63.42 62.78 62.13 62.11 62.76 60.79 61.31 61.02 60.46 59.77 60.19 59.66 59.83 59.66 59.90 61.10 60.39 60.10 61.10 59.49 60.96 60.94 60.55 60.51 59.89 59.39 62.90 63.52 63.30 63.26 63.30 62.94 62.89 62.85 62.89 63.15 63.25 63.2063.13 62.86 62.92 62.78 62.90 62.84 62.76 62.43 62.01 61.63 61.79 61.88 61.86 61.51 61.48 61.12 61.27 61.67 61.11 61.08 61.21 61.91 61.77 61.95 61.36 61.45 61.48 61.03 61.25 61.17 61.04 58.29 58.24 58.03 57.74 57.48 57.54 57.79 58.08 58.29 58.34 58.08 58.43 58.70 58.27 58.57 58.83 59.04 58.93 59.11 59.08 59.02 58.91 58.93 59.77 59.84 59.61 59.64 58.24 58.54 58.78 59.31 58.28 58.63 58.73 58.85 59.15 58.72 58.78 59.03 59.14 59.12 59.06 59.23 57.89 57.95 58.17 58.33 58.36 57.66 57.82 58.08 58.09 57.46 57.57 58.05 58.2658.34 58.16 57.88 58.11 58.18 57.95 58.02 58.27 58.16 57.84 57.70 58.31 58.20 57.89 57.75 58.22 58.22 58.24 57.97 58.18 58.38 58.29 59.53 58.17 58.23 58.18 58.24 58.29 60.94 58.28 58.29 58.36 58.3058.37 58.44 58.37 62.94 62.9364.13 64.13 R E D 65.26 64.82 999 998 997 8

Bestaande woning

te slopen

Stal te slopen

Stallen te slopen

Bomen te rooien

398V DEBOECK JEANNINE DEBOECK LIEVIN DEBOECK AGNES DEBOECK MARC DEBOECK RENE EN MARCELIS MARIE 392G DEBOECK JEANNINE DEBOECK LIEVIN DEBOECK AGNES DEBOECK MARC DEBOECK RENE EN MARCELIS MARIE 392C SCHOONJANS GERDA 398V4 DEBOECK JEANNINE DEBOECK LIEVIN DEBOECK AGNES DEBOECK MARC

DEBOECK RENE EN MARCELIS MARIE A A' B B'

Haag te verwijderen

VP2

VP3

VP1

Garage te slopen

Poort te verwijderen

en te herstellen in originele toestand

bij voltooiing van de werken

Bestaande afsluiting op te breken

en te herstellen in originele toestand

bij voltooiing van de werken

Serre te slopen

Piste op te breken

Kadastrale schets 8 van 1946

Kadastrale schets 12 van 1949

Plan landmeter Chris Mosselmans

Kadastrale schets 8 van 1946

Vrijstaande bebouwing Eengezinswoning

Weide

Weide

Bestaande woning te slopen

Doorsnede A-A'

Doorsnede B-B'

maaiveld maaiveld 1/250

1

BESTAANDE TOESTAND

0.840 x 0.891 = 0.75 m2 D+A CONSULT NV Meiboom 26 B-1500 Halle T + 32 (0)2 363 89 10 F + 32 (0)2 363 89 11 info@daconsult.be STUDIEBUREAU datum wijziging A B C D E F G H J K L M N I . . . .

U:\Infrastructuur En Omgeving\Projecten\Beersel\I50602 Verkaveling Reiberg\Plannen\R-verkavelingsaanvraag\150601\bt_I50602.dwg

Hans Gielis D+A CONSULT NV Meiboom 26 B-1500 Halle T + 32 (0)2 363 89 10 F + 32 (0)2 363 89 11 info@daconsult.be STUDIEBUREAU datum wijziging A B C D E F G H J K L M N I 20/08/14 Aanpassingen ingevolge opmerkingen TMVW

09/10/14 Aanpassingen riolering ter hoogte van sleuf ingevolge opmerkingen TMVW

24/10/14 Aanpassingen riolering ter hoogte van sleuf ingevolge opmerkingen TMVW op datum van 14/10/14

15/12/14 Aanpassing ontwerp i.f.v. de opmerkingen van gemeente Beersel 29/04/2014 Wijziging verkavelingsontwerp 30/06/2015 Wijziging verkavelingsontwerp . . . .

U:\Infrastructuur En Omgeving\Projecten\Beersel\I50602 Verkaveling Reiberg\Plannen\R-verkavelingsaanvraag\150601\bt_I50602.dwg

19 september 2014 kadaster provincie gemeente datum projectleider projectmedewerker projectnummer schaal fase plan plannummer plan opp: VLAAMS BRABANT BEERSEL Afdeling 4, sectie A, nr. 392G, 398V en 398V4 LUC BOSMANS

DAVY VAN DER MEULEN/LISA LOUX I50602

VERKAVELINGSAANVRAAG

9

VERKAVELING REIBERG

Hans Gielis OPDRACHTGEVER T F bruno@housing2020.be +32 (0)475 68 75 73 1750 Lennik Sint-Barbarastraat 2 H&M Building Company

BEERSEL

boordsteen met kantstrook

LEGENDE

rand van de rijbaan overgang verharding rand onverharde weg afsluiting algemeen scharnierpunt (hek/poort) gevel/gebouw huisnummer betonverharding verkeersbord zitbank

paal openbare verlichting

E straatkap electriciteit D straatkap divers 15.24 17.25 dorpelpeil gebouw dorpelpeil garage grenspaal 64.98 bestaand maaiveldpeil loofboom R kast TV slikker inspectieput

bestaande gemengde riolering grens der werken

verkavelingsgrens

opnamepunten en kijkrichting foto's

constructies slopen en zone bouwrijp maken. Dit is NIET in de opdracht begrepen.

(28)
(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Thuis wordt door zowel kinderen als jonge- ren bij de lunch vaak melk gedronken, terwijl er bij de lunch op school door kinderen meestal voor drinkyoghurt en door jongeren

Belangrijke thema’s zijn de rol van de boer (die van groot belang is bij het tot stand brengen van de band tussen dier en cliënt), waarborgen van dierenwelzijn en erkenning van

Deze financiële en institutionele analyse wordt uitgevoerd door gebruik te maken van een door het LEI ontworpen analysekader dat uitgaat van betalen vóór water, zoals voor

Per scenario is de respondenten gevraagd of ze dan nog in Nederland (en Duitsland voor de Duitse respondenten) eiproducten zouden in kopen, of het van belang is of die ei- producten

Commerciële dienstverlening bij samenwerking vereist niet alleen professioneel advies vanuit meerdere disciplines, maar ook aandacht voor de sociale druk waarmee ondernemers te

Om hiervoor alternatieven te vinden op basis van hernieuwbare grondstoffen, heeft Christiaan Bolck van Wageningen UR een businessplan geschreven voor een con- sortium van

Dit klinkt simpel, maar is vaak helemaal niet makkelijk, bijvoorbeeld omdat bestaande netwerken geneigd zijn zich af te sluiten voor ‘buitenstaanders’, of omdat partijen überhaupt

Na uitbreiding van de Unie met deze landen zal ongeveer een kwart van de wereldvarkensproductie in de Europese Unie plaats vinden. In de huidige lidstaten is de productie die