• No results found

L. Hellinga-Querido, C. de Wolf, Laurens Janszoon Coster was zijn naam<br/>J.W. Groesbeek, Wie was Laurens Jansz. Coster? Een nieuw licht op zijn persoon

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "L. Hellinga-Querido, C. de Wolf, Laurens Janszoon Coster was zijn naam<br/>J.W. Groesbeek, Wie was Laurens Jansz. Coster? Een nieuw licht op zijn persoon"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R E C E N S I E S

Voor de meer algemeen georiënteerde historici vormen de bijdragen uit deze tweede categorie het interessantste deel van de bundel.

Tenslotte bevat het boek nog een aantal uiteenlopende artikelen die niet onder een gemeen-schappelijke noemer zijn te brengen. Allereerst een case-studie over vier leden van het geslacht Doubleth die van 1586 tot 1667 de functie van ontvanger-generaal van de Republiek hebben vervuld. Tijdens hun ambtsuitoefening werden de staats financiën nog als familiezaak behartigd. Andere bijdragen gaan over de fiscale rechtspraak in Gelderland, de stedelijke accijnzen in het zeventiende-eeuwse Den Bosch en de geschiedenis van het belastingmuseum.

Het belastingmuseum kan tevreden zijn met deze publikatie, die in samenwerking met de Contactgroep financiën en fiscaliteit is tot stand gekomen. Gelet op de lacunes op het terrein van de geschiedenis van fiscaliteit en overheidsfinanciën, is het verder te hopen dat het museum en de contactgroep kans zien om bijvoorbeeld eens in de vijfjaar een bundel artikelen te laten verschijnen. En dan uiteraard bij voorkeur een bundel die een wat duidelijker omlijnd thema kent.

A. Sj. van der Goot

L. Hellinga-Querido, C. de Wolf, Laurens Janszoon Coster was zijn naam (Haarlem: Enschedé, 1988,133 blz., ƒ39,50, ISBN 90 70024 51 9); J. W. Groesbeek, Wie was Laurens Jansz. Coster?

Een nieuw licht op zijn persoon (Utrecht: VSP, 1988, iv + 43 blz., ƒ14,90, ISBN 90 6764 106

5).

Zeker ook namens de Haarlemse uitgeverij, die in de negentiende eeuw een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de mythevorming rond Laurens Janszoon Coster, houdt D. J. Enschedé in het voorwoord bij J. W. Groesbeeks boekje een pleidooi voor hernieuwde aandacht voor de Nederlandse uitvinder van de boekdrukkunst. Het jaar 1988 is uitgeroepen tot Costerjaar en dit is aanleiding geweest voor de oud-rijksarchivaris Groesbeek opnieuw de archieven van Haarlem te onderzoeken, maar ook tot het samenstellen van een uitvoerige expositie in het Teylers Museum in Haarlem. Het boek van Lotte Hellinga-Querido en Clemens de Wolf begeleidde deze expositie. Wat heeft het Costerjaar nu aan belangwekkends opgeleverd?

Het boek van Hellinga en De Wolf is fraai geïllustreerd en behandelt helder en overzichtelijk de geschiedenis van de boekdrukkunst in West-Europa en de rol die Coster in de Nederlandse cultuur gespeeld heeft. In het eerste deel van dit boek beschrijft mw. Hellinga de overgang van schrijven naar drukken in de vijftiende eeuw. In tegenstelling tot het transcriberen van de middeleeuwse scriptores vormde het drukkersbedrijf van meet af aan een samenwerkingsver-band tussen drukkers, zetters en correctors. Met name de laatste categorie is interessant: het waren vaak geleerde humanisten, die de teksten corrigeerden en die grote invloed hadden op de drukkers. Erasmus is hiervan het bekendste voorbeeld. Dat de oorsprong van de boekdrukkunst in Mainz lag, waar de vermaarde Gutenbergbijbel ca. 1455 gedrukt werd, daarover kan geen twijfel bestaan. Natuurlijk gunden andere drukkers Johan Gutenberg niet de eer de eerste te zijn geweest. Maar Laurens Janszn. Coster komt in de eerste 37 pagina's van het boek niet voor; zijn naam past niet tussen de oudst bekende Duitse, Engelse en Italiaanse drukkers die mw. Hellinga behandelt. Het was dan ook één van de vele mythes die de ontdekking van boekdrukkunst omringden dat in Holland, en met name in Haarlem, de pionier te vinden zou zijn. Dit ging terug op een mededeling in de Koelhoffsche Kroniek van 1499. Maar deze gedachte werd echter pas

(2)

R E C E N S I E S

uitgewerkt door humanisten in de late zestiende eeuw. Laurens Janszn. Coster verschijnt voor het eerst in de Batavia (geschreven in 1569 en gedrukt in 1588) van Hadrianus Junius. In dit loflied op Holland geschreven op last van de Staten geeft Junius voor het eerst het overbekende verhaal van de toevallige ontdekking door Coster van het principe van de losse letters tijdens een boswandeling en de diefstal van deze vinding door de knecht van Coster. Aan het slot van haar betoog komt mw. Hellinga tot de conclusie dat de Costermythe ondanks alles heeft bijgedragen tot het ontstaan van de bibliografie in Nederland. De al vroeg verzamelde Costeriana worden nu beschouwd als 'Dutch prototypography'.

Natuurlijk is de Costermythe ook interessant als cultuurhistorisch verschijnsel. De Wolf beschrijft in het tweede deel van dit boek het verloop van de reputatie van Coster, van de achttiende tot het begin van de twintigste eeuw. Uiteindelijk zijn het de negentiende-eeuwse historicus Robert Fruin en de bibliograaf pater Bonaventura Kruitwagen geweest die de Haarlemmer van zijn voetstuk haalden. Dit overzicht is zonder meer geslaagd. Het boek bevat daarnaast een goede collectie 'Costercuriosa'.

In tegenstelling tot De Wolf heeft Groesbeek geprobeerd tot nu toe onbekende feiten over de Haarlemse burger Coster te ontdekken. Het probleem van de uitvinding van de boekdrukkunst blijft buiten beschouwing, ook al denkt de auteur dat in Mainz gedrukt werd naar Hollands voorbeeld. Coster zou zijn uitvinding onvoldoende geëxploiteerd hebben. De archiefvondsten die Groesbeek vermeldt, betreffen de familie van Coster en zijn bezittingen. Het is nuttig dat hij definitief afrekent met het verwarren van de twee Haarlemse Laurens Janszn.'s. De eerste was een aanzienlijk koopman (ca. 1370-1439), maar heeft de achternaam Coster blijkens de archieven nooit gevoerd; de tweede (ca. 1410-1484) deed dat wel en hij moet dus de hoofdpersoon van de Costermythe zijn geweest. Met deze publikatie is Haarlem overigens een illusie armer. Het zogenaamde Costerhuis aan de Grote Markt 25 heeft niets met Coster te maken gehad, het echte Costerhuis aan de Grote Markt 33 werd in 1929 gesloopt. Maar gelukkig heeft Laurens Janszn. Coster een tweede huis in Haarlem in bezit gehad dat nog bestaat. Met de aandacht die Coster in 1988 heeft gekregen, kunnen Haarlem en de drukker Enschedé tevreden zijn.

K. Tilmans

M. J. H. A. Lijten, Het burgerlijk proces in stad en Meierij van 's-Hertogenbosch 1530-1811 (Dissertatie Tilburg; Brabantse rechtshistorische reeks II; Assen: Van Gorcum, 1988, xxvi+292 blz., ƒ49,-, ISBN 90 232 2307 1).

Het procesrecht krijgt maar weinig aandacht van historici, zelfs van rechtshistorici. Het aantal monografieën in ons land is, wat de laatste drie decennia betreft, wel op de vingers van één hand te tellen. De regels van formeel recht lijken abstract, kaal, formalistisch. Al die voorschriften en regeltjes over dagvaarding, termijnen, uitwisseling van stukken, getuigenverhoren lijken zo weinig relevant voor de volle historische werkelijkheid. Toch is dat een eenzijdige en voorbarige opvatting. In essentie zijn het juist de regels van het procesrecht die, met behulp van een rechterlijke macht, het recht materialiseren. De volstrekt eigen ontwikkeling die de westerse wereld heeft doorgemaakt, met name sinds de receptie van kanoniek en Romeins recht in de juridische wetenschap, rechtsvorming en rechtspraktijk is van dien aard dat daarin — met allerlei variaties binnen de verschillende staten — de idee van de rechtsstaat als het ware werd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dirk Coster, Nieuwe geluiden.. van Goethe's jongen tijd, met zijn parelende spontaneïteit. En dit niet bij wijze van onderganen invloed, maar als een herinnering aan enkele

De belofte van de ziel in de historie, is het onweerhoudbare, altijd zich herhalende verschijnen van den zuiveren mensch, die lijdt in vreugde en dankbaarheid; de belofte van de ziel

Nu wij hier bijeengekomen zijn, om bij het tienjarig bestaan van ‘de Stem’ een blik terug te werpen, kan ik u noch mijzelf verhelen, dat wij hier niet alleen te doen hebben met

Met beide doelen voor ogen, zo gaat Hooft verder, zijn bijna negen dagen aan de Warenar besteed, waarin het stuk begonnen en beëindigd is, omdat het toch niet in kieskeurige

De uitgangspunten van Rens en Van Eemeren hebben enige mijns inziens problematische gevolgen voor de onderzoekspraktijk van deze auteurs. Allereerst blijken zij geneigd om in

gewetensvrijheid; zijn vader Klaas sterft, laat zich levend verbranden voor zijne godsdienstige overtuiging; zijne moeder, Soetkin, kwijnt van verdriet en sterft ten gevolge van

Quand un vieil homme, portant sans gloire sa tête chenue, emmenait à Ulenspiegel sa femme, jeune commère, celui-ci se cachant, comme il avait fait pour le soudard, montrait dans

Teeuwis tegenspeelster is Juffrou Meyken van Grevelinckhuysen. 6) Het publiek leert haar kennen als een vrouw die de Jonker getrouwd heeft om zijn geld. Ze is bedrogen