• No results found

Bestrijding van raaiopslag in rietzwenkgras en veldbeemdgras onder dekvrucht wintertarwe : verslag van drie jaar onderzoek : 1987 - 1989

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bestrijding van raaiopslag in rietzwenkgras en veldbeemdgras onder dekvrucht wintertarwe : verslag van drie jaar onderzoek : 1987 - 1989"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Conclusies

Uit de resultaten van de zaaitijdenproeven met smal-le weegbree in 1987 en 1988 is duidelijk geworden dat het aantal schieters (bloemstengels) in de twee-de oogst aanzienlijk daalt wanneer één maand later wordt uitgezaaid (eind april in plaats van begin april).

Op de totaalopbrengst (zowel vers als droog) lijkt deze teeltmaatregel geen grote invloed te hebben. Bij uitzaai in mei loopt de opbrengst ineens fors te-rug en neemt ook het aantal schieters in de tweede oogst in eerste instantie weer toe. Kwalitatief gezien kan dus een beter produkt verbouwd worden, zonder veel op de opbrengst te hoeven toegeven wanneer eind april (in plaats van zoals in de praktijk gebruikelijk is eind maart/begin april) wordt gezaaid. Daarbij dient vermeld te worden dat het gaat om een

proefneming in slechts twee seizoenen (1987 en 1988) op kleigrond met de weegbree-selectie 811. Het schietergedrag van weegbree wordt niet alleen beïnvloed door daglengte en temperatuur, maar wordt ook sterk bepaald door de eigenschappen van de gebruikte selectie. In afwachting van nieuwe se-lecties zijn de zaaitijdenproeven met weegbree daar-om voorlopig gestopt.

Summary

Direct sowing of Plantago lanceolota in the end in-stead of the beginning of April has no influence on the total fresh and dry herba-production. This mea-sure however substantially reduces the bolting-rate in the second cut, and therefore increases the qua-lity of the dried product.

Bestrijding van raaigrasopslag in rietzwenkgras en

veld-beemdgras onder dekvrucht wintertarwe

Verslag van drie jaar onderzoek: 1987 -1989

Control of volunteer perennial ryegrass (Lolium perenne) in tall fescue (Festuca

arundina-cea) and smooth-stalked meadowgrass (Poa pratensis) undersown in winter wheat

(Triti-cum aestivum) Research report: 1987 -1989

ir. P.M. Spoorenberg, PAGV, ir. G.H. Horeman, NGC en ing. DJ. Baumann, PAGV

Inleiding

Er ontbreken nog perspectieven voor een bestrij-dingsmethode van raaigrasopslag in de graszaadge-wassen rietzwenkgras en veldbeemdgras. In veld-beemdgras is het wel mogelijk met een niet-selectief herbicide het raaigras pleksgewijs te doden. In riet-zwenkgras is dit niet mogelijk, omdat de raaigras-planten nauwelijks te onderscheiden zijn van het rietzwenkgras vanwege de sterke gelijkenis tussen beide grassoorten.

Het doel van het onderzoek was om een bestrij-dingsmogelijkheid te ontwikkelen op basis van een verschil in fytotoxiciteit bij toepasssing in de dek-vrucht. Hiertoe zijn in de oogstjaren 1987 - 1989 proeven uitgevoerd op het PAGV, om enkele graan-herbiciden in de dekvrucht wintertarwe te toetsen op

hun mogelijk verschil in fytotoxiciteit tussen de on-dergezaaide grassoorten rietzwenkgras, Engels raaigras en veldbeemdgras.

Proefopzet en uitvoering

De proefopzet werd zodanig gekozen, dat Engels raaigras, veldbeemdgras en rietzwenkgras in stro-ken achter elkaar werden gezaaid. Hierdoor werden niet-opslagplanten van Engels raaigras bestreden in veldbeemdgras of rietzwenkgras en werd gekeken naar verschillen in fytotoxiciteit van de gebruikte her-biciden voor de drie grassoorten. De herher-biciden wer-den in banen dwars over de grassoorten gespoten. De proeven werden in het najaar aangelegd, waarbij de objecten steeds in drie herhalingen werden

(2)

uitge-voerd. Als dekvrucht werd in de proef van oogstjaar 1987 het wintertarweras Arminda gekozen. Vanwe-ge problemen met uitwinteren is in de andere twee proeven gekozen voor het ras Miller. De proefopzet is weergegeven in tabel 55. De proefresultaten wer-den steeds jaarlijks geëvalueerd, waarna het proef-schema werd aangepast. Dit komt vooral tot uiting in de keuze van de gebruikte herbiciden. De gebruikte grassoorten en de tijdstippen van toepassing wer-den wel gelijk gehouwer-den. Helaas is in proef PAGV 1955 het tweede zaaitijdstip niet uitgevoerd; dit geldt ook voor het derde tijdstip in proef PAGV 2129. Omdat de weersomstandigheden in de periode na de bespuiting mogelijk invloed hebben op het effect

van de bestrijding wordt in tabel 56 een overzicht gegeven van de gemiddelde temperatuur en de tota-le neerslag tijdens de eerste vier weken na de be-spuiting.

Resultaten

Proef PAGV 1760, oogstjaar 1987

Door de zeer strenge winter leek de proef aanvanke-lijk te mislukken, omdat het gras nagenoeg verdwe-nen leek. In het late voorjaar bleek echter dat het

Tabel 55. Proefopzet.

Table 55. Experimental details.

Faktoren: M = middelen (5 respectievelijk 3 bodemherbiciden en 1 onbehandeld) G = gewas (3 grassoorten)

T = tijdstip (van inzaai grassen) Middelen:

code werkzame stof dosering PAGV 1760 PAGV 1955 PAGV 2129

M1 methabenzthiazuron 4 kg/ha x M2 chloortoluron 3 l/ha x M3 linuron/trifluralin 4 l/ha x M4 isoproturon 4 l/ha x M5 terbutryn 4 l/ha x M6 aclonifen 4 l/ha M7 onbehandeld x Gewas:

G1 = Veldbeemdgras (10 kg/ha) ras = Baron G2 = Rietzwenkgras (7 kg/ha) ras = Bartes G3 = Engels raaigras (10 kg/ha) ras = Barvesta Tijdstip:

code object

inzaai wintertarwe bespuiting met middelen M

PAGV 1760 03-11-1986 04-11-1986 PAGV 1955 20-10-1987 20-10-1987 PAGV 2129 28-10-1988 03-11-1988 T1 inzaai G1, G2, G3 gelijk met

de wintertarwe 03-11-1986 T2 inzaai van G1, G2, G3 ongeveer

een maand na T1 06-12-1986 T3 inzaai van G2 en G3 in het

voorjaar 19-05-1987 20-10-1987

06-04-1988

28-10-1988 02-12-1988

(3)

Tabel 56. Gemiddelde temperatuur (°C) en totale neerslag (mm) in weken na een bespuiting. Table 56. Mean temperature (°C) and total rainfall (mm) in the weeks following a treatment.

week 1 2 3 4 temperatuur PAGV 1760 8,2 8,8 7,7 4,1 1955 8,9 10,6 5,6 7,9 2129 4,4 8,5 4,6 5,2 PAGV 1760 9,1 4,4 31,8 2,4 neerslag 1955 7,1 17,1 2,8 31,8 2129 2,7 8,4 9,9 21,8

gras de winter had overleefd. In de stroken behan-deld met chloortoluron was de dekvrucht wintertar-we cv. Arminda zeer zwaar beschadigd.

De resultaten zijn samengevat in tabel 57. Met name de herbiciden methabenzthiazuron (M1), chloortolu-ron (M2), linuchloortolu-ron/trifluralin (M3) en isoprotuchloortolu-ron (M4) gaven een goede bestrijding van het Engels raai-gras dat op T1 was gezaaid. Terbutryn (M5) had een slechtere stand tot gevolg. Het Engels raaigras dat op T2 of op T3 was gezaaid ondervond geen fyto-toxiciteit van de meeste herbiciden. Alleen chloortolu-ron had nog enig negatief effect op de stand van het Engels raaigras dat op T2 was gezaaid.

Methabenzthiazuron, isoproturon en terbutryn had-den geen zichtbaar effect op de stand van het veld-beemdgras dat op T1 was gezaaid. Chloortoluron en linuron/trifluralin veroorzaakten duidelijk schade aan het veldbeemdgras. Het veldbeemdgras dat op T2 was gezaaid, ondervond geen schade van de ge-bruikte herbiciden.

Bij rietzwenkgras dat op T1 was gezaaid, werd ongeveer hetzelfde beeld waargenomen als bij het veldbeemdgras van zaaitijdstip T1, alleen veroor-zaakte chloortoluron iets minder schade. Het riet-zwenkgras dat op T2 en T3 was gezaaid ondervond geen schade van de gebruikte herbiciden.

Proef PAGV 1955, oogstjaar 1988

De zaai van veldbeemdgras, rietzwenkgras en Engels raaigras op T1 was goed geslaagd. De zaai op de andere tijdstippen verliep minder voorspoedig. T2 werd niet gezaaid en T3 eigenlijk te laat. Hier-door kwam in deze veldjes het rietzwenkgras niet en het Engels raaigras maar zeer matig tot ontwikke-ling. Bij de beoordeling van de proef is hiermee re-kening gehouden.

In tabel 58 zijn de gemiddelde resultaten vermeld.

Tabel 57. Gemiddelde resultaten fytotoxiciteit, waargenomen op 24-8-1987 en 16-9-1987. Table 57. Mean results fytotoxicity.

G1T1 G1T2 G2T1 G2T2 G2T3 G3T1 G3T2 G3T3 M1 + +

+

+ +

-+ + M2

-+

±

+ +

-+

+ M3

-+

-+ +

-+ + M4 + + + + +

-+ + M5

+

+ +

+

+

+

+ + M7 + + + + + + + + + = geen effect op gras

± = enig negatief effect op gras (hollere stand) - = sterk/duidelijk negatief effect op gras

(4)

Tabel 58. Gemiddelde resultaten fytotoxiciteit, waargenomen augustus/september 1988. Table 58. Mean results fytotoxicity.

G1T1 G1T2 G2T1 G2T2 G2T3 G3T1 G3T2 G3T3 M1 + + + ± M2 + + + + M3

-•

±

M4 + niet uitgevoerd + niet uitgevoerd + niet uitgevoerd + M6 + + + + M7 + + + ± + = geen effect op gras

± = enig negatief effect op gras (hollere stand) - = sterk/duidelijk negatief effect op gras

Methabenzthiazuron (M1), chloortoluran (M2), iso-proturon (M4) en aclonifen (M6) hadden geen effect op het Engels raaigras dat op T1 was gezaaid. Al-leen M3 (linuron/trifluralin) bleek het Engels raaigras van zaaitijd T1 te bestrijden.

De stand van het raaigras van zaaitijd T3 werd niet beïnvloed door de in het najaar toegepaste bodem-herbiciden.

Veldbeemdgras en rietzwenkgras van het eerste zaaitijdstip werden alleen bestreden met linuron/tri-fluralin. Methabenzthiazuron, chloortoluran, isoprotu-ron en aclonifen hadden geen effect op de stand van het gewas.

De stand van het rietzwenkgras dat op T3 was ge-zaaid, was zo slecht dat een goede beoordeling van de nawerking van de middelen niet mogelijk was.

Proef PAGV 2129, oogstjaar 1989

De zaai van veldbeemdgras, rietzwenkgras en Engels raaigras op T1 en T2 was goed geslaagd, uitgezon-derd in één veldje van herhaling 2. Dit veldje is bui-ten de beoordeling gebleven. Zaaitijdstip T3 werd niet gezaaid.

In tabel 59 zijn de gemiddelde resultaten weergege-ven. Oppervlakkig bezien was er geen bestrijdings-effect zichtbaar bij Engels raaigras, veldbeemdgras

en rietzwenkgras. Uit nauwkeurige waarneming (cij-fermatige beoordeling) bleek dat alle drie grassoor-ten een wat mindere stand vertoonden in de veldjes behandeld met methabenzthiazuron (M1) en acloni-fen (M6). Dit werd waargenomen in de veldjes ge-zaaid op de zaaitijdstippen T1 en T2.

Tabel 59. Gemiddelde resultaten fytotoxiciteit,

waar-genomen op 24-8-1989 en 20-9-1989

Table 59. Mean results fytotoxicity.

G1T1 G1T2 G2T1 G2T2 G2T3 G3T1 G3T2 G3T3 M1 + 7 + 6 + 6 + 7 + 8 + 6 M4 + 9 + 9 + 9 + 8 + 9 + 9 M6 + 7 + 7 + 7 + 8 niet + 7 + 7 M7

±

9 + 9 + 10 + 8 uitgevoerd + 9

+

10 niet uitgevoerd + + 10

= geen effect op gras

= enig negatief effect op gras (hollere stand) = sterk/duidelijk negatief effect op gras = goede stand gewas

(5)

Discussie en conclusies

Methabenzthiazuron en isoproturon lijken in de proef van 1987 perspectieven te geven voor de bestrijding van Engels raaigras zowel in veldbeemdgras als in rietzwenkgras. De bestrijding richt zich daarbij hoofd-zakelijk op het Engels raaigras dat kiemt gelijk of kort nadat de bespuiting is uitgevoerd. Een maand na de bespuiting hebben deze twee middelen geen effect meer op het Engels raaigras. In de proeven van 1988 en 1989 veroorzaken methabenzthiazuron en isoproteron echter geen fytotoxiciteit bij Engels raaigras. Mogelijk heeft de strenge winter van 1986-1987 mede invloed gehad op het bestrijdingseffect van deze twee herbiciden.

In de proef van 1987 heeft terbutryn enig negatief effect op de stand van het Engels raaigras, terwijl de stand van veldbeemdgras en rietzwenkgras niet worden beïnvloed. Terbutryn wordt echter in de ver-dere proeven niet meer meegenomen zodat conclu-sies over de effectiviteit moeilijk zijn te trekken. Chloortoluron en linuron/trifluralin bieden geen pers-pectieven voor een selectieve bestrijding van Engels raaigras.

De methode om Engels raaigras selectief onder de dekvrucht wintertarwe te bestrijden met veiligheid voor veldbeemd en/of rietzwenk, bleek alleen in het eerste proefjaar te werken. In de andere twee jaren bood geen van de beproefde bodemherbiciden een mogelijkheid om selectief Engels raaigras te bestrij-den zonder fytotoxiciteit voor het veldbeemdgras of het rietzwenkgras. De weersomstandigheden tijdens de winter zijn mede van invloed op de bestrijdende werking van de herbiciden.

Samenvatting

In 1987 -1989 is onderzoek gedaan naar een moge-lijkheid om opslag van Engels raaigras in rietzwenk-gras en veldbeemdrietzwenk-gras te bestrijden. Het doel van het onderzoek was om een bestrijdingsmogelijkheid te ontwikkelen op basis van verschil in fytotoxiciteit van verschillende herbiciden bij toepassing in de dekvrucht tarwe.

De drie grassoorten werden op drie tijdstippen ge-zaaid, namelijk gelijk met de tarwe, één maand na de zaai van de tarwe en in het voorjaar.

In 1987 zijn de volgende herbiciden op hun

fytotoxi-citeit getoetst: methabenzthiazuron, chloortoluron, linuron/trifluralin, isoproturon en terbutryn. In 1988 en 1989 is terbutryn vervangen door aclonifen en in 1989 werden chloortoluron en linuron/trifluralin niet meer in het proefschema opgenomen. De bestrijding werd gelijk met of enkele dagen na de zaai van de tarwe uitgevoerd.

In 1987 gaven de herbiciden methabenzthiazuron, chloortoluron, linu ron/trifluralin en isoproturon een goede bestrijding van het Engels raaigras, terwijl methabenzthiazuron en isoproturon veldbeemdgras en rietzwenkgras niet bestreden. In 1988 en 1989 was er geen ver schil in fytotoxiciteit van de herbici-den voor de drie grassoorten.

Een methode om Engels raaigras selectief in veld-beemdgras en rietzwenkgras onder de dekvrucht wintertarwe te bestrijden, is in dit onderzoek niet ge-vonden.

Summary

In 1987 -1989 the possibilities to control volunteer perennial rygrass (Lolium perenne) in tall fescue (Festuca arundinacea) and smooth-stalked mea-dowgrass (Poa pratensis) grown for seed were in-vestigated. The aim of the research was to find control methods based on differences in fytotoxicity of certain herbiciden when using these in the cover crop winter wheat (Triticum aestivum).

The gras was sown at three moments, e.g. together with the winter wheat, one month later and in spring.

In 1987, the herbicides used were: methabenzthia-zuron, chlortoluron, linuron/trifluralin, isoproturon and terbutryn. In 1988 and 1989 aclonifen replaced terbutryn and in 1989 chlortoluron and linuron/triflu-ralin were ommitted from the experimental sceme. The herbicides were sprayed at the day or some days after the winterwheat was sown.

In 1987 methabenzthiazuron, chlortoluron, linuron-trifluralin and isoproturon gave good control of pe-rennial ryegrass, while methabenzthiazuron and isoproturon did not effect tall fescue or smooth-stalked meadowgrass. In 1988 and 1989 there was no difference between the herbicides in fytotoxicity for the three grass species.

A possibility to control perennial ryegrass in tall fes-cue or in smooth-stalked meadowgrass was not found in this research.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gevonden ultkoaeten tt corrigeren op bovenstaande vîjse, oadat htt kalina afkoastig Mit dubbeltuper gevoon aa»ve*ig it ia htt materiaal ta dut aee-. ttlt voor

De gemiddelde produktieomvang van de nevenbedrijven was in 1970 34 sbe. De rustende landbouwers hebben in het algemeen de kleinste bedrijven, terwijl in de categorie

Aangezien niet bij voorbaat vaststaat dat voor de ontsluiting gebruik kan worden gemaakt van de bestaande wegen is niet alleen voor model I maar ook voor model III de

De verschillen in jaarkosten (gemiddeld over de eerste 10 jaar) t u s - sen de Venlo-kas en de kas met een kapbreedte van 6.40 meter zijn bij een kaplengte van 36 meter bij

Site purp.: Production (water supply).

Furthermore, this approach aims to supply teachers with sufficient information and equip them with various skills concerning the nature of language, the processes involved in learning

I decided to develop an intervention programme to optimise the cognitive development of Grade R-learners because of participants‟ poor results in the CITM

Firstly, the study aimed at determining to what extent are Grade R-learners‟ cognitive and meta-cognitive skills and strategies, cognitive functions and