• No results found

Invloed van bewaartemperatuur en bewaarduur op het ammonium- en nitraatgehalte van grondmonsters van een zandgrond onder grasland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van bewaartemperatuur en bewaarduur op het ammonium- en nitraatgehalte van grondmonsters van een zandgrond onder grasland"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRUM VOOR AGROBIOLOGISCH ONDERZOEK WAGENINGEN

INVLOED VAN BEWAARTEMPERATUUR EN BEWAARDUUR OP HET AMMONIUM- EN NITRAATGEHALTE VAN

GRONDMONSTERS VAN EEN ZANDGROND ONDER GRASLAND

B. de Bruin, O.J. Hemkes, J.H. Geurink en L.W. van Broekhoven

CABO-verslag nr. 61

Qtr^f

(2)

3 -INHOUD Biz. Samenvatting 5 Inleiding 5 Proefopzet 6 Analytische procedure 8 Statistische procedure 8 Resultaten en discussie 8 Conclusies 16

Suggestie voor verder onderzoek 16

Literatuur 17

Mjlage 1: Invloed van bewaartemperatuur en -duur op de gehalten aan minerale-N, nitraat-N en

ammonium-N, in juni 1983. 18

Bijlage 2: Invloed van bewaartemperatuur en -duur op de gehalten aan minerale-N, nitraat-N en

ammonium-N, in september 1983. 21

Bijlage 3: Invloed van bewaartemperatuur en -duur op de gehalten aan minerale-N, nitraat-N en

ammonium-N, in juni 1984. 24

Bijlage 4: Invloed van bewaartemperatuur en -duur op de gehalten aan minerale-N, nitraat-N en

ammonium-N, in augustus 1984. 27

Bijlage 5: Invloed van bewaartemperatuur en -duur op de gehalten aan minerale-N, nitraat-N en

(3)

5

-SAMENVATTING

In dit onderzoek is het effect van bewaaromstandigheden op het gehalte aan

minerale-N van grondmonsters (van grasland) bestudeerd. Grondmonsters zijn bij drie verschillende temperaturen (-20 °C, 4 CC en 30 °C) bewaard gedurende 1 dag,

3 en 6 dagen. Een gedeelte van de monsters werd na bemonstering direct

opgeslagen en een ander deel werd voor de bewaring gehomogeniseerd. De grond-monsters waren afkomstig van drie bemestingsniveaus. Een onbemest object (OINO),

een object met 60 ton varkensdrijfmest ha jaar (60IN0) en een object met 60 ton varkensdrijfmest en 385 kg kunstmest-N ha jaar (60IN1).

Bij bewaring bij 30 °C verdubbelde het gehalte aan minerale-N in enkele dagen. Bij bewaring gedurende drie dagen bij 4 °C veranderde het minerale-N gehalte zeer weinig, zodat deze bewaring acceptabel is. Homogeniseren van grondmonsters voor bewaring heeft een extra mineralisatie tot gevolg.

INLEIDING

Het gehalte aan minerale-N van de grond is een goede maat voor de hoeveelheid stikstof die voor de plant beschikbaar is. Omdat vooral de laatste jaren door middel van balansstudies getracht wordt de kennis van de stikstofhuishouding te vergroten, is het noodzakelijk een bewaaromstandigheid te kiezen waarbij het gehalte aan minerale-N niet verandert. Niet alleen het totale gehalte aan

minerale-N, maar ook de vorm waarin de minerale-N voorkomt (ammonium of nitraat) staat de laatste jaren volop in de belangstelling, bijvoorbeeld in het onderzoek naar het effect van nitrificatieremmers.

Het is bekend dat door verhoging van de bodemtemperatuur de activiteit van de bodem-microörganismen toeneemt. Hierdoor wordt een deel van de bodemstikstof gemineraliseerd en komt daardoor voor de plant beschikbaar (Ross en Bridger, 1978). Een goede beluchting en een grote hoeveelheid makkelijk afbreekbaar

organisch materiaal stimuleren eveneens het mineralisatieproces (Alexander, 1961 en Herlihy, 1979).

Breimer en Slangen (1981) hebben bij zand, leem en kleigronden gevonden dat: "directe behandeling van veld-vochtige monsters de voorkeur geniet en, als bewaring nodig is, een bewaarperiode tot en met drie dagen in een vriezer, koelruimte of bij kamertemperatuur acceptabel is".

(4)

6

-De temperatuur van grondmonsters die in zakken worden getransporteerd kan echter onder invloed van zon en omgevingstemperatuur aanzienlijk hoger worden dan kamertemperatuur. Hierdoor zou mineralisatie kunnen optreden, waardoor een onjuist beeld van de situatie zou worden verkregen.

Een onderzoek werd opgezet om meer inzicht te krijgen in het effect van de bewaartemperatuur en bewaarduur op het optreden van mineralisatie in grond-monsters. Hierbij werd ook nagegaan of zich veranderingen voordeden in de vorm waarin de minerale-N voorkomt. De proefopzet maakte het mogelijk om ook het effect van homogeniseren op de mineralisatie tijdens het bewaren te meten.

PROEFOPZET

In 1983 en 1984 werden op de proefboerderij "Droevendaal" op blijvend grasland proeven aangelegd op een licht leemhoudende zandgrond (ca. 4,0% organische stof, pH-KCl 5,9, N-totaal 1500 mg kg droge grond), met drie verschillende stikstof-bemestingsniveaus, namelijk:

1. geen N-bemesting (OINO);

2. 60 ton varkensdrijfmest ha jaar (60IN0);

3. 60 ton varkensdrijfmest ha jaar en 385 kg kunstmest-N ha jaar (60TN1).

Voor beide jaren waren van elk object drie grondbemonsteringen gepland, namelijk in het voorjaar, in de zomer en in de herfst. Daartoe werd elk object in drieën

gedeeld, zodat voor elke bemonstering een nieuw stuk beschikbaar was. De varkens-drijfmest werd in het vroege voorjaar op een diepte van circa 18 cm

geïnjec-teerd. De afstand tussen de injectiegleuven bedroeg 50 cm (Schepers, 1978). De geïnjecteerde hoeveelheid minerale-N bedroeg in 1983 180 kg en in 1984 110 kg ha . De totale geïnjecteerde hoeveelheid stikstof bedroeg in 1983 376 kg en in

1984 175 kg ha . Het gras werd gemaaid bij een. geschatte opbrengst van 2-3 ton ds ha op het object 60IN1. Er werd geen opbrengst bepaald. Per object werden van de laag 0-20 cm per keer 7 grondmonsters genomen. Hiervan werden 3 monsters van elk 40 steken direct opgeslagen bij 4 °C en eveneens 3 (ook van 40 steken) bij 30 °C. De tijd tussen het nemen van een grondmonster en het opslaan in het laboratorium bedroeg minder dan 10 minuten. De bewaartijden bij de genoemde temperaturen bedroegen 1 dag, 3 en 6 dagen. Om voor de analyse een goed sub-monster te kunnen nemen, werden alle sub-monsters vlak voor het analyseren gehomo-geniseerd. Hierbij wordt de grond fijn verdeeld. Daarbij wordt het monster echter extra aan de omgevingstemperatuur en de lucht wordt blootgesteld. Dit zou extra mineralisatie tot gevolg kunnen hebben. Om met goed vergelijkbare monsters

(5)

- 7

te kunnen werken werd tevens een extra groot monster genomen van 84 steken, dat onmiddellijk na bemonstering werd gehomogeniseerd en daarna meteen werd verdeeld in 13 submonsters van 600 g. In 4 hiervan werd direct het gehalte aan minerale-N bepaald om de uitgangstoestand te kennen. De overige 9 monsters werden in groepjes van 3 bewaard bij -20 °C, 4 °C en 30 °C. Ook nu waren de bewaartijden 1 dag, 3 en 6 dagen. Deze proefopzet maakt het mogelijk om het eventuele effect van homogeniseren vast te stellen. De schematische voorstelling van deze proef-opzet wordt gegeven in figuur 1.

BEMONSTERING

1 dag 3 dgn 6 dgn 1 dag 3 dgn 6 dgn 1 dag 3 dgn 6 dgn

(6)

8

-Het homogeniseren werd mechanisch gedaan met een grondverkruimelaar, gebouwd volgens het model van het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek.

ANALYTISCHE PROCEDURE

Alle monsters werden voor de chemische analyse gehomogeniseerd. Van de gehomo-geniseerde monsters werden 3 submonsters van elk 10,0 g ingewogen (3 parallellen) voor de analyse van ammonium en nitraat. Na extractie met IM KCl, werden de

filtraten gemeten op een systeem voor automatische analyse (Technicon-auto-analyzer IIC). Ammonium werd via de Berthelot-reactie gemeten. In deze indophenol-blauw-methode werd salicylzuur in plaats van fenol gebruikt. Nitraat werd bepaald na reductie tot nitriet met door koper geactiveerd cadmium, via de Griess-reactie.

STATISTISCHE PROCEDURE

De plaatsen voor de afzonderlijke steken van de grondmonsters werden geloot. Ook werd er rekening mee. gehouden dat per monster vlak naast de injectiegleuven evenveel steken werden genomen als op grotere afstand ervan.

Nagegaan is of de waargenomen veranderingen in de N-gehalten significant zijn. Daarbij zijn de direct geanalyseerde monsters als uitgangspunt genomen. Met de standaardafwijking van de enkele waarneming van de direct geanalyseerde monsters, werd met een t-toets (5% tweezijdige overschrijdingskans) (Snedecor en Cochran,

1968) vastgesteld of de gemeten waarden van de bewaarde monsters significant verschilden van de direct geanalyseerde monsters.

RESULTATEN EN DISCUSSIE

De resultaten, die weergegeven zijn in de figuren 2, 3 en 4, zijn gemiddelden van 5 verschillende bemonsteringstijdstippen (de zomer-bemonstering van 1983 ver-viel door weersomstandigheden). Uit deze 3 figuren blijkt dat bij 30 °C de mine-ralisatie en de nitrificatie het sterkst waren. Bij bewaring bij 4 CC trad pas na

3 dagen een verandering van enige betekenis op. Bij de -20 °C monsters (gehomo-geniseerd voor opslag), zien we gedurende de eerste dag ammonificatie en nitri-ficatie. Daarna liggen deze processen nagenoeg stil. De effecten bij de voor opslag gehomogeniseerde monsters .zijn groter dan bij de direct opgeslagen mon-sters. We willen benadrukken dat het hier om gemiddelden gaat. Er kunnen dus bij

afzonderlijke monsters extremere veranderingen plaatsvinden. De resultaten van elk bemonsteringstijdstip afzonderlijk zijn gegeven in de bijlagen 1 tot en met 5.

(7)

6 0 IN 1

-directe opstag- -gehomogeniseerd voor

opstag-40 rm9 N kg"ds 3 6 L •'»•C 32 28 24 20 16 12 8 4

K

• 30-C - 2 0 ° C / ' / ^ -. 4 " C '/^ • 30*C a N-mineraal A n i t r a o t - N • ammonium-N - l _ J L _ 6 0 i 0 1 6 0 1 6 0 1 3 6 aantal aagen 5 bemonsteringstijdstippen gemiddeld

Figuur 2. Invloed van bewaartemperatuur en -duur op de gehalten aan minerale-N, nitraat-N en ammonium-N in grond, die geïnjecteerd werd met 60 ton varkensdrijfmest ha jaar en die een kunstmestgift van 385 kg N ha jaar ontving (60IN1),

60 IN O

-directe opslag- -gehomogeniseerd voor

opslag-40 i-mgNkg"' ds 36 L * 4 - C 32 28 24 20 16 12 • 3 0 - C - 2 0 " C

'Jr

. 4 ' C • 3 0 ' C • N-mineraal Û n i t r a a t - N • ammonium-N 6 0 1 3 6 0 5 bemonsteringstijdstippen gemiddeld 6 0 1 aantal dagen

Figuur 3. Invloed van bewaartemperatuur en -duur op het gehalten aan minerale-N, nitraat-N en ammonium-N in grond, die met 60 ton varkensdrijfmest ha"

-1

jaar (60INO) werd geïnjecteerd.

OIN o

- d i r e c t e opslag- - gehomogeniseerd voor opslag-40 36 34 2 8 24 2 0 16 12 8 4 mg N kg ds • 4 "C • 3 0 " C o / , / " L«_l L - 2 0 "C \fe± . 4 «c • 3 0 ' C o N-mineraat & n i t r a a t - N • ammonium-N 0 1 6 0 1 3 6 0 1 3 6 0 1 5 bemonsteringstijdstippen gemiddeld 6 0 1 6 aantal dagen

Figuur 4 . Invloed van bewaartemperatuur en -duur op h e t g e h a l t e n aan minerale-N, n i t r a a t - N en ammonium-N in grond, afkomstig van onbemeste o b j e c t e n

(8)

10

-Uiteraard is het N-niveau van de grondmonsters afhankelijk van de bemesting. Het effect van zowel de bewaartempera tuur als van de bewaarduur op het gehalte aan minerale-N was echter bij een laag N-niveau niet principieel anders dan bij een hoog N-niveau. De grootste veranderingen vonden bij 30 °C plaats, tot een toename in het gehalte aan minerale-N van 496% bij OINO en 125% bij 60IN1, bij de vooraf gehomogeniseerde monsters. Bij de 4 °C monsters zien we alleen een mineralisatie bij de monsters die voor de opslag gehomogeniseerd zijn. Daar neemt het minerale-N gehalte toe met 30% bij 601N1, 85% bij 60IN0 en 149% bij OINO. Bij de direct opgeslagen monsters is bij 4 °C nagenoeg geen mineralisatie te zien, wel treedt er nitrificatie op. Bij de -20 °C monsters zien we een

mineralisatie na 1 dag, gevolgd door een stabilisatie van het gehalte minerale-N.

Op het object 60IN1 (figuur 2) bevatte de grond direct na de bemonstering (tijdstip 0) 16,7 mg minerale-N kg droge grond. Bij directe opslag (voor opslag niet gehomogeniseerd) bij 4 °C trad nagenoeg geen mineralisatie, maar wel nitrificatie op. Bij directe opslag bij 30 °C trad daarentegen een mineralisatie van 8,2 mg N kg ds na 3 dagen en van 15,1 mg N kg ds na 6 dagen op. Dat wil

zeggen een toename aan minerale-N van 49% na 3 dagen en van 90% na 6 dagen. De mineralisatie gedurende 1 dag bij 30 °C was sterker dan tijdens bewaring ge-durende 3 en 6 dagen bij 4 °C.

Bij de voor opslag gehomogeniseerde monsters zien we bij -20 °C een minerali-satie van 4,5 mg N kg ds na 1 dag. Na deze dag trad weinig extra mineraliminerali-satie op. Bij 4 °C en 30 °C neemt na 6 dagen de hoeveelheid minerale-N toe tot respec-tievelijk 21,7 en 37,6 mg N kg ds (met andere woorden respecrespec-tievelijk 30% en 125% toename aan minerale-N). Er was van het begin af aan nitrificatie, het ammoniumgehalte nam direct af. Tevens blijkt dat de mineralisatie bij de voor de opslag gehomogeniseerde monsters (bij 4 °C en 30 °C) duidelijk sterker was dan bij de direct opgeslagen monsters.

Bij uitsluitend 60 ton varkensdrijfmest ha jaar (60IN0) (figuur 3 ) , zien we ook een N-mineralisatie, zij het in mindere mate. Het blijkt ook hier dat bij de monsters, die voor opslag gehomogeniseerd zijn, meer mineralisatie optrad. Bij de bij -20 °C bewaarde monsters was het gehalte aan ammonium-N steeds hoger dan het gehalte aan nitraat-N. Bij de monsters bewaard bij 30 °C zien we

(9)

11

-Bij het OINO bemestingsniveau zijn de beelden in grote lijnen in overeenstemming met die van het 60IN0-object. Alleen ligt het gemiddelde N-niveau iets lager vooral het begingehalte aan ammonium. Ook bij dit bemestingsniveau (OINO) zien we dat bij -20 °C nagenoeg geen nitrificatie optrad. Wel nam gedurende de eerste dag het gehalte aan ammonium en daarmee ook de hoeveelheid minerale-N toe. Tn alle andere gevallen dan bij -20 °C zien we dat het gehalte aan anunonlum-N, dat aanvankelijk hoger was dan het gehalte aan nitraat-N, na ongeveer 1 dag altijd lager was.

Opvallend is dat bij alle bemestingsniveaus gedurende de eerste dag evenveel stikstof werd gemineraliseerd in de monsters die na homogeniseren werden bewaard bij -20 °C als in de monsters die direct bij 30 °C werden opgeslagen. Deze

mineralisatie was belangrijk sterker dan bij directe opslag bij 4 °C. Blijkbaar vond na het homogeniseren een snelle mineralisatie plaats, nog voor het monster was afgekoeld.

Er is een aantal factoren aan te geven waardoor dit effect van homogenisatie vooraf optreedt. Allereerst wordt door homogeniseren met de verkruimelaar de structuur van de grond kapot geslagen. Wortelresten, maar ook het grondaggregaat zelf, worden vermalen. Het lijkt waarschijnlijk dat het materiaal toegankelijker wordt voor microörganismen. Door het homogeniseren wordt zuurstof aan de grond-monsters toegevoegd. Voor de afbraak (mineralisatie) van organische stof is veel zuurstof nodig (Janssen, 1978). Ook voor de nitrificatie is er uiteraard zuur-stof nodig. Verder worden tijdens het homogeniseren de monsters aan een hogere omgevingstemperatuur blootgesteld, omdat deze in de ruimte waarin de homogeni-satie wordt uitgevoerd minimaal 18 °C is. De monsters worden dus even "opge-warmd", hetgeen de bacteriepopulatie activeert en sneller laat groeien (Van Egeraat en Deinema, 1983) en dus de mineralisatie en nitrificatie versnelt.

Al deze factoren tezamen kunnen er toe leiden dat in vooraf gehomogeniseerde monsters de mineralisatie en nitrificatie sneller en vollediger verlopen (zie tabel 1).

(10)

12

-Statistische bewerking:

Er is een aantal processen geïllustreerd in de figuren 2, 3 en 4. Nagegaan is of

de waargenomen veranderingen significant zijn. Het aantal significante verande-ringen wordt gegeven in tabel 1. De aantallen, die in de tabel staan, geven het

aantal significante veranderingen aan die in de 45 verschillende situaties (5 tijdstippen, 3 bemestingsniveaus, gemeten in drie parallelle monsters) is voorgekomen. Onder het +-teken staan significante toenamen, onder het —teken staan significante afnamen.

Tabel 1. Aantal significante veranderingen in gehalten aan nitraat-N, ammonium-N en minerale-N na 1 dag, 3 of 6 dagen op een totaal van 45 monsters (van

5 bemonsteringstijdstippen bij 3 bemestingsniveaus, geanalyseerd in drie parallelle monsters).

\v Bewaarperiode \ \ \ > Bewaar-^v temj > >eratuur\ f Ns^ NO -N -20 °C NH,-N MIN-N NO -N 4 PC NH,-N MIN-N NO -N 30 °C NH,-N 4 MIN-N Directe opslag 1 dag

+

36 6 11 3 37 13 7 26 2 3 dgn + 32 6 12 13 3 41 29 5 40 1 6 dgn

+

39 1 8 18 3 45 20 10 42 1 Voor 1

+

29 28 30 39 21 45 17 37 opslag gehomo dag -1 6 11 3 dgn

+

27 24 26 39 3 13 28 45 8 6 45 geniseerd 6 dgn + 30 27 31 45 8 10 37 45 2 15 45

(11)

13

-lût tabel 1 kan worden geconcludeerd:

- Bij 4 °C is voor nitraat-N en minerale-N het aantal significante veranderingen na directe opslag kleiner dan na homogenisatie vooraf.

- Bij 30 °C is voor nitraat-N en minerale-N het aantal significante verande-ringen na directe opslag kleiner dan na homogenisatie vooraf.

- Voor minerale-N is het aantal significante veranderingen na directe opslag bij 4 °C veel kleiner dan na homogenisatie vooraf bij -20 °C.

- Voor ammonium-N zijn alleen bij de bij -20 °C bewaarde monsters geen significante afnamen geconstateerd.

- Voor nitraat-N zijn er met uitzondering van 1 waarde, geen significante afnamen.

- Voor minerale-N komen de significante afnamen alleen bij de direct opgeslagen grondmonsters voor, 9 keer bij 4 °C en 4 keer bij 30 °C.

- Bij 30 °C, met uitzondering van 1 situatie, treden meer significante toenamen aan ammonium-N op dan bij 4 °C.

Bij langere bewaartijden is bij 4 °C en 30 °C een duidelijke toename in het aantal significante veranderingen in het gehalte aan minerale-N te zien (tabel 1 ) . Bij -20 °C is dit alleen na de eerste dag het geval, daarna is er een stabilisatie in de tijd. Als we de invloed van de temperatuur bekijken zien we dat zowel het aantal veranderingen in het gehalte aan minerale-N als in het gehalte aan nitraat-N bij 4 °C kleiner is dan bij 30 °C. Bij de -20 °C monsters

zien we meer significante toenamen van ammonium-N dan bij de andere temperaturen na homogeniseren.

Om een indruk te krijgen omtrent de landbouwkundige betekenis van de verande-ringen verwijzen we naar tabel 2, waarin de gemiddelde N-gehalten en de stan-daardafwijkingen van de direct geanalyseerde monsters zijn vermeld.

(12)

14

-Tabel 2. Gemiddelde N-gehalten in mg N kg ds en standaardafwijkingen van de direct geanalyseerde monsters, n = 12.

^ v Object Bemonst. tijdstip 06-83 09-83 06-84 08-84 10-84 ? ' ^ \ NO -N NH;-N 4 MIN-N N03-N NH,-N 4 MIN-N NO -N N H - N 4 MIN-N NO.-N 3 NH.-N 4 MIN-N NO -N NH.-N MIN-N OINO X 0,44 1,46 1,90 0,74 1,62 2,35 0,49 1,47 1,95 0,56 2,33 2,89 0,83 2,66 3,49 Sx 0,03 0,33 0,34 0,06 0,26 0,31 0,24 0,27 0,48 0,13 0,21 0,29 0,06 0,52 0,54 60INO X 0,89 14,22 15,12 0,91 1,53 2,36 2,28 2,24 4,51 0,62 2,76 3,38 0,69 2,55 3,24 Sx 0,15 1,70 1,71 0,08 0,31 0,49 1,25 0,74 1,68 0,07 0,60 0,62 0,10 1,05 1,06 60 INI X 1,13 30,96 32,09 10,79 3,82 14,86 6,32 3,88 10,21 19,02 3,16 22,18 1,23 2,64 3,87 Sx 0,43 3,37 3,59 0,54 1,12 0,90 2,44 1,06 3,17 0,17 0,40 0,84 0,22 1,03 1,06

De standaardafwijking van de enkele waarneming kan sterk verschillen. Bij de ammonium-N in juni 1983 is de standaardafwijking voor het OINO-object 0,33 en voor het 60INl-object 3,37. Een dergelijk verschil in spreiding heeft uiteraard invloed op de grootte van de verandering die nodig is om de significantiegrens te overschrijden.

De resultaten voor de 3 bemestingsniveaus zijn afzonderlijk weergegeven in tabel 3 (directe opslag) en in tabel 4 (gehomogeniseerd voor opslag).

(13)

15

-Tabel 3. Aantal significante veranderingen in nitraat-N, ammonium-N en

minerale-N bij de direct opgeslagen monsters, voor de 5 bemonsterings-tijdstippen, geanalyseerd in drie parallelle monsters.

X \ \ \ Object \ . > Bewaar - >v tempera tuur\^ f \ , NO -N 4 °C NH -N MIN-N NO -N 3 30 °C NH -N MItJ-N 1 dag + 12 2 4 15 5 2 12 OINO 3 dgn + 12 4 6 7 15 11 15 6 + 15 1 10 15 8 15 dgn -2 2 60IN0 Bewaarperiode 1 dag + 12 1 2 12 5 2 9 3 dgn + 12 2 1 5 12 11 3 13 6 dgn + 12 ? 5 15 8 3 15 1 dag + 12 3 5 3 10 3 3 5 2 60 INI 3 dgn + 8 5 1 3 14 7 2 12 1 6 dgn + 12 4 3 3 15 4 5 12 1

Tabel 4. Aantal significante veranderingen in nitraat-N, ammonium-N en minerale-N bij de voor opslag gehomogeniseerde monsters, voor de 5 bemonsteringstijdstippen, geanalyseerd in drie parallelle monsters.

x. Object \ _ > > Bewaar - \ temperatuur\^ / \ . NO -N 3 -20 °C NH -N MIN-N NO -N 4 °C NH -N MIN-N NO -N 30 °C NH -N MIN-N 1 dag + 10 14 15 15 6 13 15 7 4 13 OINO 3 dgn + 10 13 13 15 3 5 13 15 13 15 6 dgn + 13 12 15 15 2 2 15 15 1 3 15 60IN0 Bewaarperio 1 dag + 10 7 7 12 4 15 6 4 12 3 dgn + 10 6 6 12 4 8 15 3 15 de 6 dgn + 10 10 8 15 4 5 12 15 1 3 15 1 dag + 9 1 7 8 12 4 15 4 3 12 60IN1 3 dgn + 7 5 7 12 4 7 15 5 3 15 6 dgn + 7 5 8 15 2 3 10 15 9 15

Bij de direct opgeslagen monsters was het aantal significante toenamen van minerale-N hoger, naarmate het bemestingsniveau lager was (tabel 3 ) . Het aantal significante afnamen van ammonium-N blijkt niet afhankelijk te zijn van het bemestingsniveau of de temperatuur (tabel 3 ) . In 12 van de 13 significante afnamen van het gehalte aan minerale-N gaat het om het 60INl-object, bemonsterd in juni 1983. Het veld-gehalte aan ammonium-N, en daardoor ook aan minerale-N, was daar erg hoog, namelijk 31,0 mg N-NH kg ds.

(14)

16

-Bij de vooraf gehomogeniseerde monsters blijkt dat zowel bij -20 °C als bij 4 °C het gehalte aan minerale-N op het OINO-object vaker significant is toegenomen dan op de hogere bemestingsniveaus. Bij bewaring bij 30 °C waren er nauwelijks verschillen in gehalten aan nitraat-N en minerale-N tussen de verschillende bemestingsniveaus.

CONCLUSIES

a. Hoewel bij een bewaartemperatuur van 4 °C de mineralisatie enigszins doorgaat lijkt een bewaarperiode van 3 dagen bij deze temperatuur verantwoord. Bij bewaring bij 30 °C zien we na 1 dag vaak al een verdubbeling (of meer) van het aanvankelijke gehalte aan minerale-N. Bewaring bij 30 °C moet dan ook

sterk ontraden worden.

b. Bij -20 °C is de nitrificatiesnelheid erg laag. Deze snelheid is bij 30 °C groter dan bij 4 °C.

c. Homogeniseren voor opslag heeft bij elke bewaartemperatuur een extra minera-lisatie tot gevolg en moet dus worden ontraden.

d. Er treedt meer mineralisatie van stikstof op bij 30 °C dan bij 4 UC. Bij

30 °C zien we dus meer significante veranderingen. Er is geen duidelijk

verband te zien dat duidt op een temperatuursafhankelijkheid van de nitrifi-catie. Bij -20 °C vindt vrijwel nitrificatie plaats.

e. Na de bemonstering van de grond zijn onder de verschillende in de

experi-menten aangelegde omstandigheden frequent veranderingen in de gehalten aan anorganische stikstof opgetreden.

SUGGESTIE VOOR VERDER ONDERZOEK

Een factor die in het hierboven beschreven onderzoek ontbrak is een directe bewaring van de monsters bij -20 °C. Met deze variabele erbij zou de bewaring bij -20 °C met die bij 4 "C vergeleken kunnen worden zonder dat daar het effect van homogenisatie een rol speelt. Een variabele die nu eveneens niet is aangenomen is bewaring bij 20 °C. Daarnaast lijkt het nuttig om het effect van een bewaring gedurende 6 uur bij 30 °C en vervolgens 2 dagen bij 4 °C te

(15)

17

-LITERATUUR

Alexander, M.: Introduction to soil microbiology. John Wiley and Sons Tnc. Londen, 1961.

Breimer, T. & J.H.G. Slangen: Pretreatment of soil samples before NO„-N

analysis. Netherlands Journal of Agricultural Science 29_ (1981) 15-22. Egeraat, A.W.S.M. van & M.H. Deinema: Microbiologie. Collegedictaat Deel 1. LH

Microbiologie. Wageningen, 1983.

Herlihy, M.: Nitrogen mineralisation of soils varying texture, moisture and organic matter. I. Potential and experimental values in fallow soils. Plant and Soil 53 (1979) 255-267.

Janssen, B.H.: Bodemvruchtbaarheid II. Collegedictaat LH Landbouwscheikunde. Wageningen, 1978.

Ross, D.J. & B.A. Bridger: Influence of temperature on biological processes in some soils from tussock grasslands. 2. Nitrogen mineralisation. New Zealand Journal of Science 21_ (1978) 591-597.

Schepers, J.H.: Beschrijving en handleiding proefveld drijfmestdoseermachine (Schepan MMM) met bijbehorende apparatuur. Instituut voor Bodemvruchtbaar-heid (IB), Haren. 1978, rapport 31.

Snedecor, G.W. & W.G. Cochran: Statistical methods. The IOWA State University Press. Ames, IOWA, USA, 1968.

Met dank aan C.A. Hoveijn voor zijn deskundige hulp bij het ontwikkelen van de proefopzet en drs. N. Vertregt voor zijn waardevolle suggesties.

(16)

w 18 -B i j l a g e l a . pi O M 25 O *• O* 0"> O M 25 O m 3 o er O M 25 i—• O n> •o c 3 r t fl> 3 N H-l _ i . 3 09 2

s

H-CL Cu <B M Cu (B 0 < » 3 Cu H H-rt> T> 01 M 0) M (-1 IB M 00 m p> 3 0> t-1 VJ 0) (S re i-t Cu a> B o 3 en r t tt> i-l 01 fo I N (B t—* M 3 < M O n> Cu 0 m 3 o* fl> «! Pi Pi n rt <B 0 T l <B H P> r t C C >-t (B 3 i i Cu e e i-< o -o Cu <B os (B 3* Pi t-1 r t n> 3 pi o> 3 S H-3 ni n pi M (B 1 W 3 H-r t H 91 01 r t 1 25 (B 3 01 E3 § O 3 H-S 1 25 t # H-3 C - k 3 3 H-h - * M5 00 U> ro 0) L- 4> T r « 1 1 r u 0) > • o u 0) L • > o 0> + o n w o o o ro O + o o ro O - 1 3 z (O I a

5 °

co 0J O "O HL o (O "1 /tv U3 n o 3 o IO (B 3 üi (D (B -1 a < o o -> o •o UI f " o ta a > 3 2 z U l f » * I I I Z Z Z

(17)

19 -B i j l a g e l b . OB O 0) L. .' > o

£

r U) O) L > T r 1 * O) L . • o I ro O O o (O ft 3-o 3 o (O (t 3 t/l <B n -> o. <

o

o

-i o n UI o (O o > • • n z z O X I I I z z z 3 5'

(18)

20 -B i j l a g e l e . -> a i r \ - > Cd - > o>>- > Od -0> L T 1 1 1 1 r / / "I * I ro

o

n o 3 o (O n Ui' n n -> a < o o -i o •o UI Q (O

(19)

21 -B i j l a g e 2 a . to 3 < O (B a < O to o er (D a> to '•O 00 to O z o o o n> •a e 3 r t (B 3 N 0Q (B S H-Cu Cu (D I—" a-3 <! to 3 C L - O to i-t to 09 to 3 to H ' ca IB (B a m a o 3 en r t <B i-l 0) (6 B •a m f-i to r t C C i-t (B 3 I a c c o X ) CM rt> OP n nr to r t (B 3 to to 3 5 H-3 (B H to M m i

z

i-t to to r t I Z (B 3 O 3 H-C s z en (B T3 r t (B

g-fB O .U a> 0 )

LU

U) r »> à n CD L- i > à I 1 00 h •> l a i O O o 0> •— t> . a u 0) >- • o à o o (VJ o —I 3 (Q z IQ a in n •a n 3 CT n - j (0 00 00 n n O X) m o to (O n O 3 o IQ (D 3 </>' (D n -i a. < o o -i o X) o IQ ^

3 2 z

f O i

z z z

(20)

22 -B i j l a g e 2b. a> <- .' i i i r - fr • o "I * OJ - e> O) <- &• • D

' 1 r

» . w O) - • t> o i- • » a INJ O o o o to to O 3 o (Q (D <B n -i o. < o o -I o •o UI o «o 3 z 2 | O i - r I I Z Z Y

(21)

23 -Rij lage 2c. r— O r u> O) <-/ 00 w O) o • f c . OD IV> i r Cd O) o o 3 (O z TT IQ a w o) f - * — « z 3 -a <0 co • a n O (/> o ia O r u O)

<-i r

i r

\ u -O) L- • \ • O O o o IQ a> 3" O 3 o (O üi ft n - i a < o o ~i o X) UI Q (O O) u» 3 z z 5 O I I I I z z z

(22)

H-i—i. - 24 B i j l a g e 3a. 03 09 to P> M < O M M O as n> o & < o> a o* ro < p> H fi-re •§ (T> i l 03 rt C C i-< m I a e o T 3 O -ro OQ (B =r OS o M

z

O to a o o CD d r t a ro S H -CL CU (B M O-(D 3 < 0 O. T 3 0> M t -1 n> P> 3 01 h -1 ^s co n> m n CL to a o a co rt to H ca ft 0) a a m n w M i Z H 0> 0> rt I Z fl> a o a H-C a i z a a OB ro 0) rxj O 0> L >'. 0 0 ) " - . > o

l

r

-» - > « o O) 0) L- > « o

l 1 r

> • o + O O I r O

o

e O o

n

~i

3

CQ

z

CO I Q L Cf)

c °

«O ° oo fB O O •o O CD

n *

CQ A O 3 o I Q f t 3 W rt -i O. < O O ~t O

g- l o

CQ l z z I CJ| i^ + I I I

z z z

00

(23)

- 25 B i j l a g e 3b. oo T I\J o> O T " 00 w O) n o

3

l d Z IQ O . O) t- • > a • c (O 00 1 n O) O z o o •o u> O (O "i r 0> '— > • a I rvj O o O n CO :x o 3 o c a <t> Cfl n n ~t a. < o o -I o •o </> o IQ w 3 Z Z 5- O X I I I z z z O) u. . > ^ D

(24)

26 -B i j l a g e 3c, - • O)

I. f

_ z

OD o r to -O) L_ 1 1 T T — • > o

i r

u - • O) L. • > • O O 3 o (O n 3 W (t m CL < O o -> % w O (O a > 0 > 3 2 z 5 O i 1 I I z z z

(25)

27 -B i j l a g e 4a. P3 m <£> 00 -> ß> o M ss o * er o\ o i-i 2S O d n c^ o h-I S3 1—» O fl> 13 C 3 r t <T> d N H-U i . d <W ft s H-a . O-m h-1 a-(D d < • ; 0) d a. i H-fD X ) 0) f i (U M M ro (-• TO m co d S3 t—t ^ a) n> (D H Du 5 O d CD r t fD i-( CD d M O ro Ou < 03 d a* a> fi t») 03 H r t fD S T t <D H 03 r t C C t-t fP d i a. c c H O T3 Cu n> 00 n> d * 03 h-1 r t (0 d 0) 03 d 3 H-d (t> >-i 93 M ro 1 S3 <* d H-r t i-l (a as r t 1 a fD d 03 3 g 0 d H-C s 1 53 w H-d 03 C 0P c CD r t c CO OD ro O) O ro 1

3

io • 2 £ . * • O -^ a w <7) L_ «fr- o > o > »o

I w

-t> « a

w

0J - > « a 0> L> • o ro O O O + e O 0> u r» o o c IQ C UI r* C w (O 00 -> o o T3 w o I Q V * (Q n> O 3 o (Q a> 3 5' ft n -i a < o o 1 <û • v z o o > O a >

u g z z

ü §• O I

1 i i Z Z Z

(26)

- 28 B i j l a g e 4b. O

o

f7) •b. _ hf o

1

- ' — 4 \ l I> D CD 1 f\> 1 (7) 1 O 1 1 CD 1 3 o <°. n a UI o c (O c

sa

c w (D 00 o 0> O z o o •o ui O (O

(27)

29 B i j l a g e 4c. u> C7> L 00 | \ j 0> O rv> 00 o o I 3 Z (O I a UI co c VI 0> O

sa *

c UI <D (30 (I n O •o ui o (O O) "OJ -ai L

o r

w -O) L. ~i * > • i O e O o (O 3-O 3 o <a (t tfl (V -I o. < o o -i o TJ l/l O > • o > o 5' O l (O I < I Z Z Z • o

(28)

w pi 09 fl> - 30 B i j l a g e 5 a . O ru -k O 00 53 O o o <B 3 as o (0 • o c 3 r t (0 3 0 0 (B 9 H. eu <B t -1 CL <B 3 < 01 3 a. i-f m •a » 09 n> Pi 3 01 ai <B 3 <! M O m a. < Ol 3 CT1 (B < Ol Dl n r t (B S TJ n Ol r t C e l-t IB 3 I Du C C i-( O TS Q. tt> 0 9 (B tr (B 3 PI Ol 3 3 (B T Ol l-" (B I BS l-t 0> Ol r t I S3 a> 3 O 3

H-i

I

' T — r

lA / Î

00 T " 1~ O) u> 0> 03 o 3 z z 2. O i I I I z z z O)

"-A :

w - > O)

i r

o

o

o

U) / \ \ (7) < - • Or > o l-l Q. (B o 3 co r t IB ' t CD " 55 <• H-3 O TT r t O er (B l-t Û o

ä w

o a o (Q (B 3 O) ~1 A o

o -*

o 3 (a Z a o CT (B - > <0 03 .&. o o •o w o "> /N (Q o 3 o <£) f t g w (B a < o o - î o XJ Ul Q Z

o

(29)

- 31 B i j l a g e 5b, rv> O) 00 hi t>. O w i- t> « o \ / \ O) 00 o o rv> O 3 lO TT Q. l/l A O L- > o 0> O O O O" n> -i oo • f e . o z o o •o </> o in O) L- > • T — i — T ~ i 1 1 1 r - > • O w - > oi L t>

w

I o o O I Q O 3 o (O n> UI a> ai -i O. < O O - j U I t - + I I I z z z i V

(30)

32 -Bijlage 5c, O 00 O M .&. - i 1 1 1 r O) 00 O O) L • > a Z O U I I

z

rv> IV)

z

X t- + I

z

o

o

tVJ - 1 /f 3 (O

z

(O a in CD O 7? r+ O er n - i _^ <D 00 O) O O •o w o (O

T r

0> L- > w O)

I-I \ \

(\)

o

o

o

+ i l o

o

(O (5 3 -O 3 o (O CD 3 </>' CD - i a < o o -i o TJ l/> O U3 V

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op gewestelijk vlak neemt men in het Waals gewest de hoogste werkloosheidsgraad waar onder de niet-Europese buitenlanders (40,8%, zie tabel 19) en nog in het Waals gewest is de

Bij de planten gepoot op grond ontsmet met methylbromide zowel machinaal als hand uitgevoerd, werd geen aantasting van wortelknobbelaaltjesaantasting geconstateerd,

Tevens wordt geadviseerd te bestuderen wat de oorzaak kan zijn van de grote variatie in gemeten methaanemissie met oog voor de leeftijd van de mest, effect

Naar de invloed van de cotylen op de verdere ontwikkeling van de plant werden verschillende onder- zoekingen gedaan (8,157,159). Deze toonden alle aan dat de ontwikkeling van de

Hoewel Wageningen University &amp; Research (WUR) officieel een eeuw oud is, gaat de historie van de universiteit ver­ der terug en daarbij speelt fytopathologie een

§ bezit kennis van alle voorkomende machines, gereedschappen en hulpmiddelen voor het leggen van parketvloeren zoals zaagtafels, tackers, schuurmachines, plaatsingsmaterialen

Omschrijving De vakbekwaam medewerker natuur en vormgeving kiest voor de uitvoering van de arrangementen en decoraties materialen en producten die het beste passen bij de te

De reeks publicaties “SOBANE – STRATEGIE Beheer van beroepsgebonden risico’s” heeft als doel deze strategie kenbaar te maken en aan te tonen hoe de strategie kan worden toegepast