1986-08-28
:·~Rapport 86. 14 Pr.nr. 404.0300
f~et ·effect van landbouwkundige maatregelen ~~p lde: dt~ldrD~veront~einiging van eindproduk -,·-tën tJp•:aen1 besmet' melkveehouderijbedrijf
~A.H. Roos
*
enJ.A.M.
van Hees**
*
.
.
:
Ri.jks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwprodukten Wageningen~* ConsulentsChap voor de Rundveehouderij, Tilburg (sinds 1985-05-01 CR Hengelo (0))
Verzendlijst: 2 3 4 5 6 7 8 9-23 24-43 44-58 59-68 69 70 71 72 73-79 80
Directeur Rijks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbom>~pro
dukten Wageningen CAD Voedervoorziening
CAD Melkwinning, Melkhygiene en Boerenkaasbereiding
CAD Bodem-, Water- en Eernestingszaken in de Veehouderij CAD voor de Rundveehouderij
CAD voor Gewasbescherming Directie Veehouderij en Zuivel
Directie Voedings- en K{>~ali teitsaangelegenheden LAC Stuurgroep Vee, Vlees en Eieren
LAC Stuurgroep Zuivelverontreiniging LAC Stuurgroep Bodem en Gewas
Consulentschap voor de Rundveehouderij, Tilburg
Directeur Instituut voor Veevoedingsonderzoek "Hoorn", Lelystad Directeur Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek "Schoonoord", Zeist
Directeur Plantenziektenkundige Dienst, l~ageningen Directeur Natuur- , Milieu- en Faunabeheer (NHF) Leden projectgroep
INHOUDSOPGAVE BLZ.
1. Samenvatting 1
2. Inleiding 1
3. Inventarisatie dieldrinbesmetting 2
4. Uitgangspunten voor de verlaging van de 3 dieldrinbesmetting door middel van land-bouwkundige maatregelen 5. Getroffen maatregelen 6. Resultaten/Discussie 7. Literatuur 4 5 5
- 1
-Het effect van landbouwkundige maatregelen op de
dieldrinverontreini-ging van eindprodokten op een besmet melkveehouderijbedrijf.
A.H. Roos
*
en J.A.M. van Hees**
*
Rijks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwprodukten, Wageningen**
Consulentschap voor de Rundveehouderij, Tilburg (sinds 1985-05-01 CR Hengelo (0)).1. Samenvatting
Uitgaande van wetenschappelijke kennis op het gebied van de over-dracht van het bestrijdingsmiddel dieldrin van grond naar gewas en via het gewas naar het eindprodukt melk is een aantal landbouwkundige
maatregelen getoetst op hun effectiviteit. De maatregelen hebben
ge-resulteerd in een zodanige verlaging van de dieldrinverontreiniging in de melk, dat overschrijding van de norm niet meer zal optreden. Op basis van de verkregen ervaringen kunnen in soortgelijke gevallen van bedrijfsschade door een besmetting met bestrijdingsmiddelen gerichte
aanpassingen in de bedrijfsvoering geadviseerd worden.
2. Inleiding.
Verontreiniging van grond met bestrijdingsmiddelen kan optreden na legale toepassing van bestrijdings~ddelen in de landbouw (b.v.
boom-gaarden die later in weilanden zijn omgezet). Verder door opbrengen
van besmet riool- of havenslib of door stortingen van verontreinigde
grond cq. door overwaaien (b.v. HCH besmetting Twente).
Op een verontreinigd melkveehouderijbedrijf was de oorzaak het op-brengen van rioolslib. In de periode 1967-1973 werd ca. 65 ha zand-grond van dit melkveehouderijbedrijf jaar op jaar bemest met een grote hoeveelheid rioolslib met als doel de hernestingstoestand te verbeteren. Door het opbrengen van dit rioolslib werd de grond, naar
- 2
-later bleek, sterk verontreinigd met het organochloorbestrijdingsmid-del dieldrin. Deze verontreiniging van de grond was dermate sterk dat het houden van melkvee op grasland resulteerde in overschrijding van het maximum toelaatbare gehalte van 0,15 mg/kg op vetbasis voor diel-drin in de melk.
Teneinde de verontreiniging te verlagen werd in 1982 op initiatief van de LAG-stuurgroep "Vee, Vlees en Eieren" en "Zuivelverontreini-ging een onderzoek gestart. Het doel van het onderzoek was om op grond van wetenschappelijke kennis (overdrachtsgegevens) zodanige landbouwkundige maatregelen te treffen, dat de contaminatie van de melk teruggebracht \o~erd onder het maximum toelaatbare gehalte van 0,15 mg/kg dieldrin op vetbasis. Door deze projectmatige begeleiding op het bedrijf kon het Consulentschap voor de Rundveehouderij te Tilburg, samen met het CAD Veevoeding te Lelystad en onderzoeksinsti-tuten, ervaring opdoen met de begeleiding cq. advisering van een praktijkbedrijf met bedrijfsschade door een vorm van milieuverontrei-niging.
3. Inventarisatie dieldrinverontreiniging
De dieldrinverontreiniging van de melk kan via verschillende routes plaatsvinden. Via het ruwvoeder (snijmais, gras), krachtvoeder en door opname van grond.
Door middel van overdrachtsonderzoek met melkvee op het Instituut voor Veevoedingsonderzoek, Lelystad in samemo~erking met het toenma-lige Rijkszuivelstation te Leiden was de relatie tussen het dieldrin-gehalte in het voer en de melk bepaald (1). Deze relatie, de zgn.
accumulatiefactor gedefinieerd als het dieldringehalte in de melk
(mg/kg vet), gedeeld door het dieldringehalte in het voer (mg/kg droge stof) bedroeg 6. Uitgaande van de maximale toelaatbare melk-verontreiniging van 0,15 mg/kg dieldrin kan een gemiddelde maximale toelaatbare voederverontreiniging van 0,025 mg/kg droge stof voor dieldrin berekend \o~orden. Daar de gemiddelde voederverontreiniging van de snijmais en het gras lager \o~as dan de berekende maximale voe-derverontreiniging en desondanks overschrijding van de norm optrad, is tevens nagegaan in welke mate krachtvoeder, drijfmest en de
- 3
-de melk. In het krachtvoe-der kon geen dieldrin gemeten wor-den en uit
onderzoek naar het dieldringehalte in de mest bleek dat het gehalte
in de mest laag \-las, namelijk ca. 0,02 mg/kg op droge stof. Bij
ver-spreiding van de drijfmest over het beschikbare grasland zal dit
resulteren in een zeer lichte verontreiniging van de grond. Verder
kan er door aankleven van drijfmest aan het gras een directe
besmet-ting van het gras plaatsvinden. Naast de ruwvoeders blijkt de directe
opname van grond door het melkvee een zeer belangrijke
contaminatie-bron te zijn, zo niet de belangrijkstel Bij een opname van 0,5 kg
grond met een gemiddelde dieldrinverontreiniging van 0,6 mg
diel-drin/kg op de droge stof bedroeg, uitgaande van een voeropname van 15
kg droge stof, de "voederverontreiniging" 0,02 mg/kg dieldrin op
droge stof. Dit zal dan alleen al via de grond resulteren in een
melkverontreiniging van 0,12 mg/kg dieldrin op vetbasis.
4. Uitgangspunten voor de verlaging van de dieldrinverontreiniging
door middel van landbomqJwndige maatregelen.
Op grond van de naar de praktijk vertaalde wetenschappelijke kennis op
het gebied van de overdracht van dieldrin van grond naar gewas en van
gewas naar de melk stonden de volgende uitgangspunten centraal bij de geadviseerde cq. genomen landbouwkundige maatregelen.
a. Het aanpassen van het bouwplan (verhouding aantal ha.
gras/bouw-land) in verband met de lagere overdracht van dieldrin van grond
naar mais dan bij gras.
b. Het verlagen cq. zo laag mogelijk houden van de grondopname door
het vee (zowel melkkoeien als jongvee)
c. Een "dieldrin-vrije opfok"van het jongvee en het "
dieldrin-vrij"-voeren van de droogstaande koeien. Het blijkt namelijk dat
diel-drin zich sterker ophoopt in het vet van niet lacterende dieren.
Uit onderzoek was gebleken dat direct na het afkalven bij een
ge-lijkblijvende dieldrinbesmetting van het voer de melkbesmetting in
- 4
-5. Ge!_!:'oJI~atregelen
Sinds 1981 is op het betreffende bedrijf getracht door aanpassing van de bedrijfsvoering de verontreiniging van melk met dieldrin te v er-minderen. In 1981 werd gestart met zomerstalvoedering. Het resultaat daarvan was goed maar heeft als praktische bezwaren dat het
arbeids-intensief is en bovendien een aanpassing van gebouwen en machines
vereist.
Het systeem van summerfeeding, waarbij alle vee het gehele jaar op
stal zou blijven en waarbij uitsluitend met geconserveerd ruwvoer
ge\.,rerkt zou \olorden en de uitbreiding van de veestapel konden niet
doorgaan ten gevolge van het invoeren van de superheffing. Op het
bedrijf werden in de begeleidingsperiade (mei 1981 - april 1985) de volgende praktische maatregelen genomen:
a. Inventarisatie van de dieldrinverontreiniging van de grond op de verschillende percelen en het in kaart brengen van de besmette en onbesmette percelen.
b. Het jaarlijks opstellen van een bouwplan voor de voedervoorziening (verhouding ha's grasland/snijmais). Snijmais zal door de oogst-\olij ze minder verontreinigd zijn met grond dan gras. In het bom.,r-plan werd daarom grasland zoveel mogelijk op onbesmette percelen en snijmals op besmette percelen gepland.'s Zomers was voor bij
-voedering naast het weiden overdag ca. 6 kg droge stof snij-mais/koe/dag nodig en voor de stalperiode voor de melkgevende dieren 2 a 3 kg droge stof graskuil en ca. 8 kg droge stof snijmais/dier/dag.
c. Graskuil winnen met minimale grondverontreiniging door extra aan-dacht te schenken aan de vlakligging van het land, het vangen van mollen, de juiste keuze en het goed afstellen van de
voederwin-ningsapparatuur.
d. Beweiding van besmette percelen door melkgevende dieren op perce-len met een ruim grasaanbod, ,.,aarbij snel \olordt omgeweid om de \.,reide niet te kort te laten afgrazen (in verband met grondopname). ' s Nachts bijvoeren op stal met ca. 6 kg droge stof snijmais/dier-/dag.
- 5
-e. Jongvee en droogstaande koeien 's zomers op stal houden en voeren met schoon vers gras of stro, hooi, snijmals en krachtvoer.
Bewei-ding alleen op onbesmette percelen!
f. Stalrantsoen jongvee en droogstaande koeien; "schoon" rm1voeder (hooi, stro, snijmals met lage dieldrin verontreiniging. Geen graskuil vervoederen!
g. Stalrantsoen melkgevende dieren: 2 a 3 kg droge stof graskuil met weinig of geen grondverontreiniging (gegevens bekend uit
ruwvoer-onderzoek!) en ca. 8 kg droge stof snijmais/dier/dag.
h. Opslag ruwvoer op verharde ondergrond in verband met
grondveront-reiniging en afdekken kuilen zonder grond, indien de opslagplaats op besmette grond is gelegen.
i. Gescheiden opslag van graskuilen afkomstig van besmette en onbe-smette percelen in verband met monstername en voederplan.
6. Resultaten/discussie.
In bijgaande tabel 1 zijn de resultaten van het onderzoek naar het dieldrin gehalte in de melk over de periode mei 1981 - april 1985
sa-mengevat. Uit deze resultaten blijkt dat indien bovenvermelde maatre-gelen namo~gezet gevolgd worden zelfs bij een gemiddelde grondveront-reiniging van 0,6 mg/kg dieldrin op droge stof een beheersbare situatie te realiseren is. Vooral het effect van de in 1983 gestarte
"dieldrinvrije11 opfok van het jongvee en de droogstaande dieren lijkt
succesvol te zijn geweest.
Op grond van de verkregen ervaringen kunnen in soortgelijke gevallen
van verontreiniging van grond met organochloorverbindingen gerichte aanpassingen in de bedrijfsvoering geadviseerd worden.
7. Literatuur
1. K. Vreman, L.G.M.Th. Tuinstra, J. van den Hoek, J. Bakker,
A.H. Roos, H. de Visser en J.H. Westerhuis, Neth. J. Agric. Sci 24
( 1976) 197-207.
2. K. Vreman, L.G.M.Th. Tuinstra, J. Bakker, J. van den Hoek,
A.H. Roos, H. de Visser en J .H. lolesterhuis, Neth. J. Agric. Sci 25
Tabel 1: Dieldringehalte in de tankmelk over de periode mei 1981 - april 1985 (mg/kg op vetbasis).
1981/1982 1982/1983 1983/1984 1984/1985 mei 0,12 juni 0' 12 0,08 0' 10 juli 0' 13 0,'12 augustus 0' 13 0' 10 0,08 september 0' 11 0' 14 0' 11 0,08 oktober 0' 13 0' 15 november 0' 16 0' 13 december 0' 12 0,13 0' 13 0,07 januari 0 '10 0' 10 februari 0 '12 maart 0' 11 0' 12 0' 11 april 0,08 0,09 0,06 -~---·-