• No results found

Met toestemming overgenomen uit Voluta Naamgeving: de geheimen van systematiek en nomenclatuur, een korte uitleg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Met toestemming overgenomen uit Voluta Naamgeving: de geheimen van systematiek en nomenclatuur, een korte uitleg"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 31(2), 2010 48

Mettoestemming overgenomen uitVoluta

Naamgeving:

de

geheimen

van

systematiek

en

nomenclatuur,

een

korte

uitleg

Peter

Moerdijk

*

Houdt de

systematiek

zich

bezig

metde

verwantschappen

van

organismen,

de nomenclatuuromvatde

regels

omdeze

korten

eenduidig

te noteren. Linné duidt desoortaanmet demethoofdletter

geschreven

naam vanhet

geslacht

waar desoortin

hoort, gevolgd

door denaam waarmeedesoort wordt

aangeduid,

in

principe

metkleine letter

geschreven.

Zoals het hele

boek, zijn

dienamenin

principe

in het

La-tijn:

Venus casina

bijvoorbeeld. Hij

latiniseerdezelfs

zijn

eigen

naam:Carolus Linnaeus. Na denaam vande soort

volgt

in

wetenschappelijke

literatuur

(na

Linné’s

Systema

Naturae)

de naamgevervandesoort,liefst

gevolgd

door

een

jaartal.

Dat is het

jaartal

waarin die nieuwenaam voor

heteerst in druk is verschenen. Naamen

jaartal

staanal dan niettussen

haakjes. Bijvoorbeeld:

Venus casina

Linné,

1758maarCerastoderma edule

(Linné, 1758).

Dat wil

zeg-gen dat deeerstein de

Systema

Naturae

daadwerkelijk

is

terugtevinden als Venus casina. De kokkelisdaarin ech-ter

geboekstaafd

als Cardium

edule,

enis laterineenander

geslacht Cerastoderma, geplaatst.

In zo’n

geval

komen au-teursnaam en

jaar

van

beschrijving

tussenhaken.

Zoals

gezegd

staat in de

systematiek

centraal de eenheid

soort, in het

Latijn; species.

Vanwateensoortis bestaanmeer

definities,

maar

algemeen gangbaar

is dattoteensoortalle

organismen horen,

die zich

onderling

kunnen

voortplanten

envruchtbare

nakomelingen

kunnen

krijgen.

Dat is het

bio-logische

soortconcept.Een

duidelijke

definitiezou

je

zeg-gen,maarin de

praktijk loopje

tegeneenheleboel

proble-menaan,zoals

bij organismen

die zich uitsluitend

ongeslach-telijk voortplanten.

Maar ook fossielen leveren

problemen

op,wanthoekun

je daarbij

nagaanofindividuen vruchtbare

nakomelingen

kunnen verwekkenendustoteenzelfdesoort behoren? Niet dus.

Bij

fossielenmoetenwe

terugvallen

op de

uiterlijke kenmerken,

een

‘nextbest’-oplossing: lijkt

een

aantal individuenheel erg op elkaarenverschillenzein één ofmeerkenmerkenconstantvan eenander

‘clubje’

indivi-duen,

dan moeten zewel tot dezelfdesoort behoren. Dat

noemen wehet

morfologische

soortconcept.

Het

classificatiesysteem

voordenatuurbestaat niet alleen uit soorten,maarook uit

geslachten, families, orden, klassen,

stammen,enz.Hier zal iknietteveel op

ingaan.

Interessant iswel,daterde laatste decenniaeennieuwe takvansportis

ontwikkeld,

het moleculair

genetisch onderzoek,

wat grote

gevolgen

heeftvoorde

systematiek.

Hiermee kun

je

demate van

verwantschap

tussen soorten

nauwkeuriger bepalen

dan alleen op

grond

van

uiterlijke

kenmerken. Dit onderzoek leidt ook

bij

deweekdierentoteenaantal nieuwe inzichten. Deze inzichten

zijn

in debinnenkortte

verschijnen

‘Fossielenatlas’ verwerkt

(red.:

is inmiddels

verschenen).

Denatuur echt

precies

in

hokjes

indelen kan dus niet. Zo kan het

voorkomen,

daterbinneneensoort

verschillende,

geografisch

vanelkaar

gescheiden populaties zijn,

die op één ofmeeraspectenconstantverschillen. Hetgaatover

verschillenmeteen

erfelijke (genetische)

oorzaak. Ze zien

eriets anders

uit,

maartoch

blijken

zezich

onderling

voort tekunnen

planten

envruchtbare

nakomelingen

tehebben. Daar ishet

begrip

ondersoort of

subspecies

van

toepassing.

Na de

geslachtsnaam

endesoortnaam

volgt hierbij

nog de Venus

(Dosina)

casina casinaLinné,

1758,

Astartefusca

in-crassataJanssen & Van der

Slik,

1974non

Brocchi, 1814,

Parvicardium cf. minimum

(Philippi, 1836),

Portlandia in-termedia Van

Regteren

Altenaet

al.,

1962

(pars

non Sars,

1865),

Yoldia arctica- auct.Voor de

beginnende

fossielen-liefliebbersmeken deze afschrikwekkende

‘bezweringen’

om

uitleg.

Waaromstaater

bijvoorbeeld ‘(Philippi, 1836)’

achter

en waaromstaatdie

bij

deenesoort tussen

haakjes

en

bij

de andere niet? Wat betekent cf. enwatis ‘non Brocchi’?

Het is niet

mogelijk

omdenatuur

precies

in

hokjes

inte de-len. Maar als

je

erover wil communicerenmet

anderen,

is

een

poging

daartoe toch verrekte

handig.

Dat besefte Carl

vonLinnézo

halverwege

de 18eeeuw enin 1758 wordt

het boek

‘Systema

naturae’

uitgebracht.

Linné ordende in dit monnikenwerk alle levende

organismen

die

hij

kende ineensysteem. Dat boekwerk is de

grondslag

vande sys-tematiek zoals dienu wordt

gebruikt

enook die van de nomenclatuur.

Venus(Dosina)casina casina

1 Cerastoderma edule (Linné, 1758),2

Linné,1758en

4

Venus(Venus)verrucosa

Linné, 1758,3

(Gmelin,1791).

(2)

AFZETTINGEN WTKG 31 (2),2010 49

ondersoortnaam,

bijvoorbeeld

de Bataafse stroommossel Uniocrassus batavus

(Maton

&

Rackett,

1807),

een

on-dersoortvande Gewone stroommossel Uniocrassus

cras-sus

Philipsson,

1788.

Bij

fossielen kennenwehet

begrip ‘stratigrafische

onder-soort’,

bijvoorbeeld

Venus casinocasina,die leefde in het late Plioceenenrecentnog voorkomtenV. casina

pseudo-turgida,

uitsluitend bekend uit het

Vroeg

Plioceen.

Zijn

dat echte ondersoorten? Datweten we

niet,

want

onderlinge

voortplanting

kunnenwe niet vaststellen enis ook nooit

mogelijk

geweest: V.casina

pseudoturgida

leefde

namelijk

eerder dan V. casina casina. In het Zeeuwse materiaalvan

V. casina in brede zin

(s.1.)

vindenweechter

legio

tussen-vormen, zodat beide weltot dezelfdesoort moeten

beho-ren.Wenemenaan, dat de verschillentussende

populaties

een

genetische

oorzaakhebben,maarhelemaal zeker is dat

niet.Worden verschillen veroorzaakt doorexterne

factoren,

zoalseenharde

ondergrond,

dannoemen wede

afwijkende

schelpen ‘vormen’,

formae.

Sommige

auteurs kiezen er-voor,om een

subspecies

optewaarderentotsoort, anderen

menendeze

voorzichtigheidshalve juist

als ‘forma’aante duiden. Het is in ieder

geval

van

belang

omze

afzonder-lijk

te

benoemen,

omdatze eenrelatie hebbenmetde ou-derdomvan een

afzetting

waarinzevoorkomen.

Ook binnen

geslachten zijn

er

indelingsproblemen.

Zo iser

behoefteaan een

begrip

voorietswatbinneneen

geslacht

een

groepje

nognauwerverwantevormen

is,

het

subgenus.

Dienaamkomt in hoofdlettertussenhakente staannade

geslachtsnaam

en voordesoortnaam; Venus

(Dosina)

ca-sino casina. Ter

onderscheiding

hiervan

krijg je herhaling

van de

geslachtsnaam

tussen haken als een soort tothet

typische

genus behoort: Venus

(Venus)

verrucosa

Linné,

1758. De

geschiedenis

leert dat zo’n

subgenusnaam

vaak wordt

opgewaardeerd

tot genus, in andere

gevallen

ver-dwijnt

deze echter in de

vergetelheid.

Nomenclatuur is saaie

kost,

het

zijn

de

regels

die

zijn

afge-sproken

over namen van soorten.

Erg juridisch,

maar

on-misbaar als

je

eens een

wetenschappelijk

boek induikt. Die

regels zijn

voorhet

dierenrijk vastgelegd

in de Internationa-le Codevoor

Zoölogische

Nomenclatuur

(ICZN),

het wet-boekvande nomenclatuur. In het

Engels gesteld

enonline te

raadplegen

via

http://www.iczn.org/iczn/index.jsp.

Belangrijk

omte weten

is,

datsoorten enondersoortenen

hogere

classificaties als generaenfamiliesonder de

nomen-clatuurregels vallen,

maar

formae,

variëteitenen monstru-ositeiten

(afwijkingen

die worden veroorzaakt dooreen

be-schadiging,

een

parasiet

ofeen

genetische afwijking)

niet. De oudereauteurs

krijgen daarbij

clementievande

Code,

want

zij

kenden die

regels

uiteraard

nogniet.

Het

belangrijkste uitgangspunt

vande Code

is,

dat de

weten-schappelijke

naamwaarondereensoortheteerstbeschreven

is,

de

geldige

naamis. Dit heet het

prioriteitsprincipe.

Een anderenaamdie latervoor eenzelfdesoortis

ingevoerd,

noe-men we een

junior synoniem.

Voorbeeld: de

Tapijtschelp

Venerupis senegalensis

(Gmelin,

1791)

zienwein oude-re artikelen vaakterugals

Venerupis pullastra (Montagu,

1803). Nog

niet

zolang geleden

werd pas

duidelijk,

dat de door Gmelin gegevennaamop dezelfdesoort

sloeg.

Die

naam heeft echter

voorrang/prioriteit,

omdat dienu

een-maal ouder is.

Als een endezelfdenaam voorverschillendesoorten ge-bruikt

wordt,

iser

sprake

vanhomoniemen.

Voorbeeld;in het artikelvanAnton Janse in

Afzettingen

van

juni

2007 ‘ZinenonzinomtrentAstarte

goldfussi Hinsch,

1925’

staat:Astarte concentrica

Goldfuss,

1837non

Con-rad,

1834. Dat betekent dat desoortdie Goldfuss in 1837 als Astarte concentricabeschreef, niet dezelfdesoort is

als de Astarte concentrica die Conrad al

eerder,

in 1834 beschreef. Het

woordje

‘non’ betekent dus: ‘maar niet die vanOmdat Conrad dienaamal eerder had

gebruikt,

is die al bezet

(gepreoccupeerd)

enmoeter eennieuwenaam

worden bedacht. Hinsch koosvoorA.

goldfussi.

Op

bovenstaande

regels zijn

weervele

uitzonderingen,

maarde

principes liggen

daarin welvast.

Eén

ding

is

nog

belangrijk.

Vooreen nieuw beschreven soort moeteen

type-exemplaar

- een

zogenaamd holotype

-worden

aangewezen,zodat later studie

gemaakt

kan

wor-denvandit

exemplaar.

Het is de standaardvoor eensoort. Andere

exemplaren

die

zijn gebruikt

om eennieuwesoort te

beschrijven

noemen weparatypes.

Vroeger

washet ech-ternog niet

gebruikelijk

om eentypeaante

wijzen.

Vaak is het dan

handig

omuit het materiaal dat de

oorspronke-lijke beschrijver gebruikte alsnog

een

type-exemplaar

aan te

wijzen,

het

zogenaamde

lectotype.

Tenslotte

gebruiken

taxonomen talvan

afkortingen

van

Latijnse begrippen.

Hieronder enkelevandemeest

voor-komende:

aff. staatvooraffinis =verwantaan, maarnietgelijkaan auct. staatvoorauctorum=zoals door meerauteurs bedoeld

cf.staatvoorconfer- lijktop,ismogelijkgelijkaan

et al. staatvooret alii=enanderen

non=niet

non, nee=niet,noch pars =eendeel

pars non=eendeel niet

partim=gedeeltelijk

spec, staatvoorspecies=(onbepaalde)soort

spec.nov./nov. spec, staatvoorspeciesnovum/novumspecies

=nieuwe soort

s.l. dan wel s.s.staanvoor sensulatoc.q.sensustrictu=in bre-de zinonderscheidenlijkin enge zin

indet. staatvoorindeterminans =niet te determineren

Metbovenstaande informatiemoethet

mogelijk zijn

om metandereogennaardie

‘afschuwelijke bezweringen’

te

kijken.

Ze leveren vaak ontzettend veel

informatie,

waar-door

je

heel snel

begrijpt

wat de

schrijver

bedoelt.'-*

*Peter

Moerdijk, Kingstraat

14, 4336LG

Middelburg,

tel. 011- 863 8405,e-mail:

moerdijkpw@zeelandnet.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een 24 uurs indicatie wordt toegekend als iemand niet zelf de regie over zijn eigen leven kan voeren en als hij/zij op onregelmatige tijden (dag en nacht) een beroep moet kunnen

Gemeenten scoren op deze twee kenmerken op een vijfpuntschaal (1 = zeer sterk stedelijk of arm en 5 = niet stedelijk of rijk).. Iedere gemeente verhoudt zich op basis hiervan tot

De bovenstaande tabel geeft de hoeveelheid frisdrank weer, die in een bepaald jaar gedronken wordt.. Met lineair interpoleren kun je bij een serie

Heer, hoor mijn gebed Ik wend mij tot U En kniel voor U neer Zegen mij, oh Heer. En Heer, ik ben het niet waard Dat U tot

Om al haar leden en al Gods mensen in staat te stellen deze kerkdiensten mee te maken plaatst de gemeente kerkdiensten online op basis van haar gerechtvaardigde activiteiten

R nb Coalitieakkoord; 1 jaar geen stijging OZB opbrengsten gebruikers niet woningen In het coalitieakkoord is opgenomen dat de OZB opbrengsten (exclusief areaaluitbreiding) een

Hij is ondervoorzitter van het beheerscomité van het Fonds voor de Medische Ongevallen, lid van de Ethische Commissie Zorg van UZ en KU Leuven en van het Raadgevend Comité

11 † - Voorbeelden van juiste argumenten voor de kenmerken van het locatietype zijn: 1.. • De locatie is vooral goed bereikbaar per auto (en niet per