• No results found

Geo-informatie instrumenten ter ondersteuning van complexe ruimtelijke planningsvraagstukken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geo-informatie instrumenten ter ondersteuning van complexe ruimtelijke planningsvraagstukken"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AAN: Agrarisch Areaal Nederland

bron voor de BGT

w w w .geo -info .nl • V ak blad v an G eo -Informatie Nederland 2013 • jaar gang 10 • Nummer 10

10 voor GIN!

Op naar de 20!

‘10 voor GIN!’

Verslag middagprogramma

(2)

Bij GeoFort is heel veel mogelijk.

Of u nu met 5 of 150 personen bent, GeoFort heeft voor alles een

pakket op maat. Elk arrangement is aan te vullen, uit te breiden of te voorzien van uw wensen en eisen! Laat u betoveren door de wereld van X,Y,Z op ons mooie fort.

Kijk voor het zakelijke aanbod op www.geofort.nl/zakelijk

GeoFort | Nieuwe Steeg 74 | 4147KG Herwijnen | 0345- 630480 | geozalen@geofort.nl | www.geofort.nl

Grensverleggend

vergaderen

www.geocensus.nl

Uw betrouwbare partner in geodetisch werk

Deventer Boxtel Soest | telefoon 035 - 622 11 79 | info@geocensus.nl

(3)

Voor u ligt het laatste nummer van 2013. We hebben afgelopen jaar

vanuit de redactie veel aandacht besteed aan de vormgeving. Zo goed

mogelijk hebben we dat gedaan op interactieve wijze samen met

u. Het lezerspanel voorzag ons van waardevolle informatie en heeft

een wezenlijke bijdrage geleverd in het nadenken over de te zetten

vervolgstappen. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een aantal geleidelijke

vernieuwingen waarbij de opmaak van deze editie het sluitstuk vormt.

Wij zijn blij met het resultaat en zullen de vormgeving ervan binnenkort

ook doorvoeren in onder andere de GIN-site.

Voor 2014 staat een aantal forse wijzigingen in de GIN-website

gepland. Zoals toegelicht op de ALV willen we een aantal belangrijke

veranderingen doorvoeren. Het doel is een dynamische omgeving,

waarin de afstemming tussen website, LinkedIn en andere beschikbare

kanalen geoptimaliseerd is. Dit betreft naast vormgeving uiteraard ook

afstemming op het gebied van inhoud. Het komt de laatste tijd nogal

eens voor dat er meer over een onderwerp is te zeggen. Dan is het mooi

om in het verlengde van de bijdrage in Geo-Info aanvullende informatie

kwijt te kunnen op onze GIN-site. Dat moet samen met het LinkedIn

kanaal een levendige community worden. Waar voor ieder wat te halen

en te brengen is. Meer aandacht voor thema’s in alle uitingen, meer

samenhang.

In deze editie is er weer een brede aandacht voor de ontwikkelingen

in ons vakgebied. Een paar scherpe columns, uitleg over het

gebruik van de AAN-percelen bij de opbouw van de BGT, verslagen

uit het kartografisch werkveld, informatie over webrichtlijnen,

generalisatievraagstukken en nog veel meer interessante bijdragen.

 

De redactie van GIN wenst alle lezers van Geo-Info veel leesplezier,

goede kerstdagen en een voorspoedig 2014!

Beste lezers

van Geo-Info,

Roelof Keppel

MIJNGIN

Meer informatie over

MIJNGIN en hoe daar

gegevens aan te vullen

en te verbeteren vindt u

door in te loggen op

www.geo-info.nl.

|

1

(4)

AAN: Agrarisch Areaal Nederland bron voor de BGT w w w.geo -info .nl • V ak blad v an G eo -Info rmatie Nederland 2013 • jaar gang 10 • Numme r 10 10 voor GIN! Op naar de 20! ‘10 voor GIN!’ Verslag middagprogramma

Colofon

Partners Geo-Informatie Nederland

Agenda GIN

Uitgever

Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Redactie Geo-Info

Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren

Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Bart Huijbers, Edward Mac Gillavry, Ad van der Meer, Ferjan Ormeling, Frans Rip Bladmanagement

Motivation Office Support bv, Nijkerk Inzenden kopij

Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie

Motivation Office Support Jan van de Vis

Telefoon: 033 – 247 34 00

E-mail: acquisitie@mos-net.nl Algemen e-mail: gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag

Vormgeving en druk

VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470

E-mail: administratie@geo-info.nl Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2013 Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw).

Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl

Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar.

© 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) BGT op de rails

Datum: 30 januari

Locatie: Rijtuigenloods Amersfoort Zie: https://bgtcongres.pleio.nl

GEO Event

Datum: 18 en 19 maart 2014 Locatie: Expo Houten

Zie: http://geoevent.dotcontrolevent.nl/

GeoBuzz

Datum: 25 en 26 november 2014 Locatie: ”1931” in Den Bosch Zie: http://geobuzz.nl/

(5)

...en verder

1

Redactioneel

Beste lezers

van Geo-Info

2

Agenda - Colofon

7

Verslag

Op reis in de Esri-wereld

14

Column

‘Groeien doe je buiten je

eigen comfort zone’

15

Verslag - 26

e

inter nationale

karto grafische conferentie

18

Open Kaart

Ontwikkeling van bos op

wereldschaal

19

Hulpkaarten in de pers

20

Geo en webrichtlijnen

gaan prima samen

22

Katern

Geomatics Business Park

- Nederlandse Vereniging

voor Ruimtevaart; een

bruisende community

26

Hoe de hele organisatie

profiteert van

geo-informatie

28

Column

Kaarten: tentamens

30

Automatische

kaart-generalisatie: innovatie

van Hollandse bodem

33

In Memoriam

Angelus Megens

34

De Reünie...

36

Verslag - Landmeters in

‘Dordrecht op de kaart’

In dit nummer ...

4

AAN:

Agrarisch Areaal Nederland,

bron voor de BGT

9

Geo-informatie

instrumenten

ter ondersteuning van

complexe ruimtelijke

plannings vraagstukken

24

Nieuwe oplossingen voor

automatische generalisatie

van TOP10NL?

29

Verslag -

‘10 voor GIN!’

|

3

2013-10

|

Geo-Info

(6)

80.000 aanvragers

Dienst Regelingen (DR) is de uitvoerder van regelingen voor het Ministerie van Economi-sche Zaken (EZ). DR keert als EU-betaalorgaan via regelingen o.a. EU-subsidies uit aan gebruikers van landbouwgrond en natuur, jaarlijks ca. 800 miljoen euro. Deze subsidie is afhankelijk van de oppervlakte die de agrari-sche ondernemer voor subsidie opgeeft. Ruim 95% van de 80.000 ondernemers dient jaarlijks digitaal een aanvraag in waarbij men ook zijn gewaspercelen digitaal intekent. Geografische objectcontroles vormen een belangrijk onderdeel van de afhandeling van de aanvraag. Een deel van deze controles vindt al plaats bij het intekenen. Dit gebeurt interac-tief door bijvoorbeeld ‘pop-ups’ als: ‘dit perceel wordt al door ondernemer Jansen geclaimd’ of ‘uw opgegeven oppervlakte is groter dan de toegestane referentieoppervlakte’. Deze werk-wijze voorkomt veel fouten in de aanvraag en voorkomt complexe herstelacties en corres-pondentie achteraf.

Top10Vector onvoldoende

EU-wet- en regelgeving verplicht alle EU-lidsta-ten een actuele en nauwkeurige referentielaag met perceelsgegevens in stand te houden. Tijdens de aanvraagprocedure vergelijken

automatische kruiscontroles bijvoorbeeld de door ondernemers aangevraagde ten met de maximaal subsidiabele oppervlak-ten in de referentielaag. De procedure con-troleert ook of er soms meerdere aanvragen op hetzelfde perceel betrekking hebben. Voor de referentielaag was DR lange tijd afhankelijk van de TOP10Vector. De eisen van de EU rond het perceelsregister zijn echter in de loop van de jaren steeds strenger geworden, zodat Top10Vector niet meer voldeed. De EU wil voorkomen dat Europees landbouwgeld uitbetaald wordt voor gronden of objecten die helemaal niet gebruikt kunnen worden voor landbouwdoeleinden. In Nederland spitste de controle zich toe op, met name, het niet nauwkeurig in beeld hebben van kleine landschapselementen als bermen, sloten, paden en landschapsgroen (houtwallen e.d.). De TOP10Vector had deze zaken niet gedetail-leerd genoeg beschikbaar. Ten tijde van het gebruik van TOP10Vector als basis bevatte het perceelsregister gemiddeld 4% (in waterrijke gebieden soms 8%) niet-subsidiabele elemen-ten, zoals sloten en landschapselementen. Daarnaast had de TOP10Vector een actualisa-tieachterstand opgelopen. De opdracht van de EU was dan ook om het perceelsregister te verbeteren en te actualiseren (figuur 1).

AAN: Agrarisch Areaal Nederland, bron voor de BGT

Tot 2009 gebruikte Dienst

Regelingen de TOP10Vector

voor haar referentielaag om

aanvragen voor EU-landbouw en

natuursubsidies te controleren.

In 2008 oordeelde een

controlerende EU-commissie dat

de Top10-percelen onvoldoende

nauwkeurig en actueel waren

en bovendien oppervlakten

bevatten die niet subsidiabel zijn.

Hierdoor was het niet mogelijk de

wettelijke controles effectief uit

te voeren. Nederland is hiervoor

gesanctioneerd met een boete van

enkele tientallen miljoenen euro’s.

Dit was aanleiding voor het maken

van een nieuwe referentielaag:

AAN. Enkele jaren later is AAN

uitgegroeid tot één van de

bronbestanden van de BGT.

Door Bert Huis en Roelof van der Wal

(7)

|

5

2013-10

|

Geo-Info

AAN referentielaag

Na de boete van de Europese Commissie is DR op zoek gegaan naar alternatieven om wel te voldoen aan de gestelde eisen aan de referentie-laag. De TOP10Vector was niet tijdig te herstellen. Andere bronnen met gedetailleerde topogra-fische data van het landelijk gebied waren niet landsdekkend voorhanden. DR is daarom in 2009 begonnen met het opbouwen van een nieuwe referentielaag. De initiële vulling van

deze nieuwe referentielaag is gedigitaliseerd op de actuele luchtfoto’s uit 2008 en 2009 (resolutie 25 cm). Bij het opzetten van de AAN-laag is DR gestart met het in kaart brengen van percelen grasland, bouwland en blijvende gewassen die in voorgaande jaren al werden aangevraagd. De referentielaag bevat nu zo’n 500.000 objecten of percelen met een totale oppervlakte van bijna 2 miljoen hectare en beslaat daarmee circa 45%

van het Nederlandse grondgebied. Het in gebruik nemen van de nieuwe AAN-laag in de agrarische sector heeft veel (politieke) com-motie gegeven. Krantenkoppen als ’40.000 ha verdwenen!’ illustreren de kwaliteit van de oude referentielaag. Het kostte de sector echter moeite afstand te doen van reeds verworven rechten en de daarbij behorende financiële voordelen (figuur 2).

Definitie van een AAN-perceel

Een AAN-perceel is gedefinieerd als een samenhangend agrarisch gebied met stabiele topografische grenzen. Het perceel kan in gebruik zijn bij meerdere agrariërs en meer dan één gewasgroep bevatten. De grenzen van een AAN-perceel worden voornamelijk bepaald door (semi-)permanente topografische grenzen (zoals wegen, waterlopen, bosranden, bebouwing, hekken e.d.). Het kan echter ook voorkomen dat de buitengrens van een perceel bepaald wordt door het gebruik van de grond. Dit komt o.a. voor bij erven en tuinen zonder een permanente fysieke grens met het perceel landbouwgrond. Dit hangt samen met de voorwaarde dat het referentieperceel alleen oppervlakte bevat die voor landbouwactiviteiten gebruikt kan worden. In de praktijk is het vaststellen van een grens soms lastig. Vooral rond boerenerven is de over-gang van erf naar perceel soms lastig te herken-nen. Ook bij natuurlijke graslanden is de grens niet altijd goed zichtbaar. Daarom wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen (zoals luchtfoto’s van voorgaande jaren, 360o foto’s

en topografische kaarten) om de juiste grens te bepalen. Delen van een perceel die in de agrarische sector vaak tot het perceel gerekend worden, zoals betonpaden/semi-verharde paden en verharde dammen, mogen van de EU niet in het referentiebestand worden opgenomen. Ook alle natuurlijke elementen als houtwallen, poelen e.d. worden niet opgenomen in het referentiebestand. Elementen met een tijdelijk karakter (bijvoorbeeld opslag van goederen) worden uit het perceel gehaald als het element langer dan twee jaar op dezelfde locatie ligt.

Kwaliteit

Voor de AAN is aansluiting gezocht bij IMGeo, het objecttype Terreindeel. Ook is aansluiting gezocht bij IMLG (Informatiemodel Landelijk Gebied), bij IMNAB: Informatiemodel Natuurbe-heerplannen Beheer en bij EU-kwaliteitseisen. Sinds 2010 geldt een Europese verordening, die een jaarlijkse beoordeling voorschrijft van de kwaliteit van het nationale LPIS (Land Parcel

Identification System) van de lidstaten. Dat geldt dus ook voor AAN. Deze verordening legt niet precies vast wat de nauwkeurigheid en actualiteit van de percelen moet zijn, maar probeert met kwaliteitsindicatoren een beeld van de kwaliteit te geven. De verordening kent zeven kwaliteitsindicatoren. Een deel van de kwaliteitsaspecten meet men aan de hand van een jaarlijks uit te voeren aselecte steekproef op 1250 referentiepercelen. Een ander deel berekent men aan de hand van data die in het perceelsregister is vastgelegd.

Deze kwaliteitsaspecten zijn leidend voor de gewenste kwaliteit van de AAN. De nadruk ligt vooral op het inrichten van processen en controles die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit. Jaarlijks rapporteert DR de uitkomsten van de kwaliteitstoets aan de EU. Een belangrijke kwaliteitsindicator is de

nauwkeurigheid van de oppervlakte. Om die te toetsen wordt via een representa-tieve steekproef de subsidiabele oppervlakte bepaald. Een onafhankelijk bedrijf digitaliseert een gebied van 1250 percelen opnieuw en vergelijkt het resultaat met het AAN-bestand. Het verschil tussen de gevonden percentage subsidiabele oppervlakte in de steekproef en de subsidiabele oppervlakte in het referentie-register mag niet meer afwijken dan 2% (norm: 98% - 102%). Aanvullend geldt dat het aandeel referentiepercelen, waarvan de subsidiabele oppervlakte niet goed is vastgelegd, niet meer dan 5% mag bedragen.

Als aan één van de zeven indicatoren niet kan worden voldaan, moet een ‘remedial action plan’ worden opgeleverd, waarin staat welke acties worden uitgevoerd om betreffende indicator wel te laten voldoen aan de eisen.

AAN: Agrarisch Areaal Nederland, bron voor de BGT

AAN: grondslag

voor 800 miljoen

Europese subsidie

per jaar

Assemblage AAN:

correctie op onjuiste

oude topografische

waarheid

Figuur 2 - Gemiddelde verandering van perceels-oppervlakte bij de overgang van Top10NL naar AAN.

(8)

Beheer en actualisatie

Om aan bovenstaande kwaliteitseisen te voldoen, is een beheerproces bij DR opgesteld, waarin elk jaar een groot aantal van de AAN-percelen wordt gecontroleerd op juistheid en actualiteit. Op basis van diverse signalen worden percelen in een werkproces in ArcGIS (ondersteund door ArcGIS Workflow Manager) beoordeeld en eventueel gemuteerd. Signalen die aanleiding geven tot mutatie zijn:

• Opmerkingen van de agrarische onderne-mers (ca 20.000 opmerkingen per jaar) • Uitkomsten van controles (o.a. veldcontroles

door de NVWA)

• Opstellen van risicoprofielen (bijv. controle op basis van de BAG)

Jaarlijks wordt 1/3 van het bestand geactuali-seerd. Door te werken met risicoprofielen wordt geprobeerd een groep percelen te controleren die een grote kans hebben op onjuistheden of op een actualiteitsachterstand. Die taxatie is dan gebaseerd op de waarden van de kwaliteitsindi-catoren.

Mutatie

Door middel van een zichtcontrole worden percelen gecontroleerd en zo nodig uitgezet voor een correctie of mutatie. Door gebruik van steekproeven wordt de kwaliteit van de productie nauwlettend in de gaten gehouden. Indien een dagproductie niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen, wordt de productie afgekeurd en opnieuw uitgezet. Elk perceel wordt gedurende het proces via de workflow manager gevolgd. Omdat het subsidieproces ook verlangt dat er naar oude subsidiejaren teruggekeken kan worden, wordt van elke versie van het perceel ook de materiële geldigheid vastgelegd.

De belangrijkste basis van de nieuwe refe-rentielaag zijn luchtfoto’s. Een landsdekkende luchtfoto uit 2008 is gebruikt als basis voor het creëren van de AAN-laag. Vervolgens is de meest recente jaarlijks beschikbare luchtfoto gebruikt voor het beoordelen en wijzigen van de AAN-percelen. DR doet hiervoor mee aan de rijksbrede aanbesteding van beeldmateriaal en beschikt sinds 2012 ook over de hoge resolutie-beelden (10 cm). De komende jaren zullen (ook in relatie tot de BGT) de hoge resolutiebeelden de basis vormen voor de kartering van AAN-percelen.

Met dit beheerproces en het steeds betere infor-matiemateriaal, is het DR gelukt om een stabiel referentiebestand voor de Europese subsidies neer te zetten, die op bijna alle kwaliteitsindica-toren ruim voldoende scoort.

Ontsluiting via PDOK

De overheid gebruikt Publieke Dienstverlening Op de Kaart (PDOK) als het platform om haar

geodata beschikbaar te stellen. Sinds 2012 stelt DR de AAN zonder beperkingen beschikbaar als open data in PDOK. De markt is vrij de AAN te gebruiken voor allerlei doeleinden. DR geeft hiermee invulling aan het Open Data Beleid van de overheid. De AAN is in PDOK beschik-baar als WMS, WFS en als downloadservice en wordt elk kwartaal ververst.

Bron voor de BGT

De Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) wordt de komende jaren ‘geüpgrade’ naar de BGT. De AAN vormt een substantiële bron voor de BGT. EZ wordt daarom een van de zeven bronhouders van de BGT, samen met Rijkswaterstaat, Defensie, ProRail, provincies, waterschappen en gemeenten. Tot 2016 zal het samenwerkingsverband van bronhouders (stichting SVB-BGT) werken aan de assemblage

van de data van deze zeven bronhouders. De AAN-objecten, met een gemiddelde oppervlakte van circa 3 ha liggen versnipperd in het landelijk gebied en grenzen voor meer dan 95% aan objecten van andere bronhou-ders (met name waterschappen en gemeen-ten). De verwachting is dan ook dat vrijwel alle AAN-objecten in die assemblage worden aangepast. Het zal grotendeels gaan om cos-metische aanpassingen. Doordat gemeenten vaak nauwkeuriger bestanden hebben, zullen grenzen van percelen in de BGT af gaan wijken van de huidige AAN-grenzen. Substantiële aanpassingen zullen zeker ook voorkomen als gevolg van interpretatieverschillen over erven, bermen, taluds en boomwallen.

€/ha

In 2015 treedt het nieuwe Europese landbouw-beleid in werking. Het verschil met het oude beleid is dat nu elke are subsidiabel is. Een hectare vertegenwoordigt dan voor de subsi-die een economische waarde van circa € 400. Daarnaast biedt elke hectare de mogelijkheid tot het produceren van een hoeveelheid mest, hetgeen bepalend is voor de omvang en legitimatie van een agrarisch bedrijf. Al met al vertegenwoordigt een hectare

landbouw-grond een economische waarde van € 500 tot € 1000. Dit kan oplopen tot € 2000/ha als een ondernemer ook mee doet aan agrarische natuurregelingen.

Transitie naar BGT

Door de financiële impact van een verande-ring in de perceelsgrootte probeert DR de transitie naar de BGT zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Voor het in gebruik nemen zal DR de afwijkingen van de BGT ten opzichte van de AAN controleren en de gevolgen zoveel mogelijk proberen te minimaliseren. Het is echter niet uitgesloten dat een deel van de doelgroep in oppervlakte benadeeld wordt door het ‘inritsen’/assembleren van de AAN in de BGT. Dit kan echter een correctie beteke-nen op een onjuiste ‘oude topografische waar-heid’. Na verloop van tijd zal de nieuwe digitale topografische waarheid, ontdaan van fouten, een integraal referentiebestand vormen voor heel geografisch Nederland. De agrarische sec-tor zal hier zelf ook de vruchten van plukken in de eigen bedrijfsvoering (bedrijfsmanage-mentsysteem, precisielandbouw) en in haar contacten met de agri-business, gemeenten, waterschappen et cetera.

Landschapselementen

In de komende jaren zal de referentielaag worden uitgebreid met landschapselementen. Dit is het gevolg van de verschuiving van het Europese landbouwbeleid van het subsidiëren van primaire landbouw naar natuurontwikke-ling. Het uiteindelijke doel is om een landsdek-kend bestand te creëren met het volledige (subsidiabele) buitengebied in kaart. Hierbij sluit DR zoveel mogelijk aan bij nationale- en internationale initiatieven, zoals de Basisre-gistratie Grootschalige Topografie (BGT), het informatiemodel IMGEO/IMBGT en INSPIRE. De kwaliteit van de data is van groot belang voor de EU, DR en de agrarische ondernemers. Onvoldoende kwaliteit kan leiden tot finan-ciële sancties van de EU, procesvertraging en bezwaarschriften van de agrarische sector.

Bert Huis en Roelof van der Wal. Beiden werk-zaam bij Dienst Regelingen van het Ministerie Economische Zaken. Ze zijn bereikbaar via b.huis@dienst-regelingen.nl

AAN beslaat 45%

van het Nederlandse

grondgebied

(9)

|

7

2013-10

|

Geo-Info

Verslag

Bij de start was ‘Jullie werk’ een mooie screenex-positie met vele externe portalen. Jan Willem van Eck (Esri in Nederland) had als titel ‘ArcGIS als platform voor innovatie’, maar sprak breder. Via Rome en een muur in de UK kwam hij met een film Intelligent Drive van Mercedes als nieuwe navigatie. ‘Innovatie moet je niet van anderen verwachten, maar van jezelf’, aldus de tip van de ambassadeur van JongGeo. Ook de innovatietrechter kwam aan de orde met veel verkennen en weinig output. Hoe Esri met ArcGIS Ideas aan e-gebruikersparticipatie doet, kwam open over. Op stap ging Van Eck met de gemeente Rotterdam, de luchthaven Schiphol en het nieuwe waterschap Scheldestromen. Applaus was er voor het Rotterdamse 3D-duur-zaamheidsproject in MUSIC-verband (Mitiga-tion in Urban areas: Solu(Mitiga-tions for Innovative Cities). Waterschap Scheldestromen investeert jaarlijks bijna 60 miljoen euro in Zeeland. Hoe dat gebeurt is in een speciale app te zien. Alle projecten staan op een kaart van Zeeland met uitleg erbij wat er precies gebeurt, hoe de voortgang is en wat het kost. De stippen laten

de locatie zien en in de pop-up is alle informatie over het werk te lezen. De status laat zien of het project helemaal op schema ligt (groen), van schema dreigt af te raken (oranje) of niet meer op schema ligt (rood). Ook heel open!

Verkavelen voor groei’

Ercia Slump (EZ-DLG) had als titel ‘Op koers in het landelijk gebied’, waar veel verandert.

Zo bezwoer ze de term ‘ecologische hoofdstruc-tuur’ te wissen en, dankzij het Natuurpact, te vervangen door ‘robuust natuurnetwerk’ (met de provincies als trekkers). De op de ruilverkavelin-gen volruilverkavelin-gende landinrichtinruilverkavelin-gen zijn ook uit de tijd en duurden minstens te lang. ‘Verkavelen voor groei’ staat voor een nieuwe gebiedsgerichte, snelle en effectieve manier van verkavelen, die Dienst Landelijk Gebied (DLG), Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en het Kadaster als ‘gouden combinatie’ samen ontwikkelden. Ondernemers en andere betrokkenen in het gebied maken zélf het ruilplan voor agrarische structuurverbetering, natuur, water, landschap en

andere maatschappelijke doelen. Door maximaal gebruik te maken van transparante groepspro-cessen is deze aanpak sneller dan de traditionele landinrichting en aanzienlijk goedkoper en effectiever. Nieuwe software maakt het mogelijk om op efficiënte wijze de interactieve groeps-processen te ondersteunen. Kadasterman Bert Hoeve had het op een filmfragment ook over ‘snel consequenties van ruilen laten zien met moderne GIS-technologie’ (van Intergraph, red.).

‘Rotterdam Open Data’

Ed van Ingen (Esri Nederland) interviewde vervolgens de Rotterdamse wethouder Korrie Louwes met de portefeuille Arbeidsmarkt, Hoger Onderwijs, Innovatie en Participatie. Al snel had ze fundamentele kritiek op de participatie sa-men leving uit de Troonrede. ‘Ik heb het liever over de participatiestaat. Mensen doen al heel lang van alles en nog wat voor elkaar, het zijn juist de overheden die weer beter moeten leren naast mensen te gaan staan’, aldus de D66-er. Zelf kwam ze voor in de film ‘Rotterdam Open Data’. Als wethouder doet ze veel met geogra-fische informatie en ze was enthousiast over de mondiale ‘Urban Observatory’ (UN Habitat). ‘Het allereerste begin was met open geodata’, was een mooi antwoord voor de zaal. Van Ingen vroeg ook waarom meer met overheidsdata doen zo traag verloopt. ‘Businesscases zijn nog

’Op reis in uw wereld’. Dat was het thema van de twintigste Nederlandse

Esri GIS Conferentie op 25 en 26 september in Rotterdam. Er waren 1500

medereizigers. De metafoor was compleet met ‘paspoort’ als programma,

koffers op het podium én CEO Mark Herbold uitgedost als gezagvoerder.

Men was zelfs in de Doelen op reis gegaan en wel naar bóven.

Op reis in de Esri-wereld

Reisvaardig...

Paspoort bekijken...

DLG, LTO en Kadaster

‘gouden combinatie’

(10)

niet een, twee, drie te maken. tweehonderd datasets staan in de Open Data Store, dat is nog niet alles, én bedrijven melden gebruik van over-heidsdata niet uit concurrentieoverwegingen. Er is meer dan je ziet!’, zo wist Louwes. Voor een goed gebruik moet ook volgens haar heel wat metadata worden meegegeven. Op de vraag hoe de open data is om te zetten in economisch

voordeel wist ze geen echt antwoord: ‘Daar is de overheid onwaarschijnlijk slecht in. Het is niet onze natuur.’ (De vele ambtenaren in de zaal mompelden.) Totale openheid kost de stad veel geld, want de data moet worden bewerkt. Daarom werkt men on demand en wordt er geld

gevraagd voor specifieke gegevens. De wet-houder wil vooral directe vragen van bedrijven. ‘Hoe preciezer, hoe beter en niet alleen voor zichzelf, want open is open’, zo vervolgde ze. Van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid had ze mooie themakaarten op sheets. ‘Geo is belangrijk daarin’, constateerde Van Ingen. Aan de zaal vroeg Korrie Louwes wat men het meest aan de gemeente miste. ‘Bent u ook op zoek naar samenwerking met andere overheden?’, aldus een vraag. Met buurgemeenten bleek het hoog-stens om uitwisseling te gaan. Open data wordt door Rotterdam wel nationaal en Europees gestimuleerd, maar niet bij buurgemeenten!

Ontdekkingsreiziger

Ontdekkingsreiziger Marc Cornelissen sprak over ‘De koude feiten over de Noordpool’. Hij was in 2007 ook al op de Nederlandse Esri GIS Confe-rentie en vond het nu voller (in de Doelen dan).

Sindsdien was hij meer met geografie gaan doen vanwege het online aanbod en ook wat hij zelf observeert kan daarmee gemakkelijker betekenis worden gegeven voor de buitenwe-reld, zo wist hij. Intussen was er veel nieuw en vooral dun zeeijs, ‘maar ijsberen zijn er altijd nog in de dierentuin in Rotterdam’. Het massaverlies van de ijskap is jaarlijks 26 maal de grootte van het IJsselmeer, maar Cornelissen had toch geen

Al Goreverhaal. ‘Het is moeilijk om vooruit te kijken’, zo besloot hij wijs en ervaren.

Parallellezingen

Beperkt dit verslag zich tot de eerste morgen, ook op de tweede morgen waren er keynote-presentatoren (zie website) en in de middagen

werd de praktijk belicht vanuit verschillende thema’s zoals Basisregistratie; en nu?, Loca-tion Analytics, Virtueel Bouwen, Introductie ArcGIS-platform, De toekomst van SDI’s en Asset Management. Meer dan 30 bedrijven spraken

in deze sessies. De donderdag was er zelfs een event van het vrouwennetwerk ‘Vrouwen op de kaart’: een ladies lunch. Dat laatste was ook voor mannen te vernemen op www.esri.nl, een web-site met nu nog veel méér over de conferentie!

Adri den Boer

Wethouder Louwes:

open geodata

was de start

Legt Addie Ritter (TU Delft) standhouder werking van drone uit?

GIN present als ‘grensverleggende sponsor’ van Geofort.

Erica Slump (DLG): verkavelen voor groei.

Rotterdamse wethouder Korrie Louwes: graag participatiestaat!

Enterprise GIS Award voor

Eindhovens GeoFundament

Esri Nederland kijkt met bewondering naar het werk van de gemeente Eindhoven. Directeur Ed van Ingen van Esri Nederland reikte de Enterprise GIS-award namens de organisatie uit. “De gemeente Eindhoven is een voorbeeld voor andere gemeenten door haar vernieuwende werkwijze. Door de gemeentebrede informatievoorziening, met optimaal gebruik van de mogelijkhe-den van GIS, kan de gemeente effectiever werken en burgers en partnerorganisaties actief informeren.”

(www.eindhoven.nl)

Mary-Ann Schreurs, wethouder van Eindhoven, neemt de award in ontvangst.

Congres met twéé

D66-wethouders

(11)

|

9

2013-10

|

Geo-Info

Het IPDD project

Het project ‘Integrated Planning and Design in the Delta’ (IPDD) richt zich op het ontwik-kelen van een methodologie voor planning en ontwerp voor complexe gebieden zoals de zuidwestelijke delta (ZWD) in Nederland. In het project werkt een consortium van drie disciplines samen: wetenschap, ontwerp en governance. Ter ondersteuning van de metho-deontwikkeling is er binnen IPDD gekozen om de ZWD als een complex adaptief systeem (CAS) (Dammers et al. 2013) te benaderen. Om de complexiteit van de ZWD visueel weer te geven is een model gekozen (“de diamant”) waarin de relaties tussen de negen belangrijkste deelsyste-men worden gepresenteerd (figuur 1).

Binnen IPDD hebben zowel de verschillende inhoudelijke disciplines als het planningsproces baat bij ruimtelijke data en kaarten. De weten-schapsdiscipline gebruikt deze voor exploratie van het studiegebied, het beschrijven van de historische ontwikkeling en huidige situaties en de analyse van ruimtelijke relaties en patronen. De ontwerpdiscipline kan deze resultaten gebruiken om ruimtelijke beperkingen en mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen te definiëren en verbeelden. En de governance discipline gebruikt ruimtelijke data en kaarten om beleidsmakers te enthousiasmeren voor toekom-stige ontwikkelingen en de daaraan gerelateerde beleidsvoering.

Rol van geo-informatie

De ruimtelijke data die voor het ondersteunen van dit soort complexe ruimtelijke

plan-ningsprocessen nodig is, is in Nederland in principe beschikbaar. Veel organisaties stellen ruimtelijke data als open data beschikbaar en het Nationaal Georegister (NGR) speelt een belangrijke rol in het vindbaar maken van deze gegevens. PDOK speelt een centrale rol bij het ontsluiten van deze (overheids) data. Bij aanvang van het IPDD-project was dan ook het uitgangspunt dat de huidige geo-informatie infrastructuur geschikt is voor het ondersteunen van dit soort complexe planningsprocessen.

Door middel van een studie in januari 2012 is dit uitgangspunt nader onderzocht. Aan de hand van drie aspecten: vinden, bereiken en verkrijgen (Backx, 2003), hebben we gekeken of de geodata in het NGR toegankelijk en bruikbaar is voor planners. Mensen die werken in de ruimtelijke planning zouden zelf in staat moeten zijn geodata die ze nodig hebben te vinden en te verkrijgen. Om dit proces bij de

Geo-informatie instrumenten

ter ondersteuning van complexe

ruimtelijke planningsvraagstukken

Het landgebruik in Nederland

is een complex systeem van

ruimtelijke eenheden (steden,

havens, waterbekkens, landbouw-

en natuurgebieden), die onderling

zijn verbonden door netwerken

van wegen, waterlopen, digitale

infrastructuur en stromen van

mensen, goederen en informatie.

Dit is een dynamisch systeem

dat verandert als gevolg van

demografische, economische

en natuurlijke ontwikkelingen.

Daarnaast moeten ruimtelijke

planners, ontwerpers en

stedenbouwkundigen die werken

aan de toekomstige inrichting

van Nederland, rekening houden

met onzekerheden als gevolg

van stedelijke en economische

ontwikkelingen, waterveiligheid

en klimaatverandering. Niet alleen

ruimtelijk eenheden maken dit een

complex systeem, ook politieke en

bestuurlijke aspecten zorgen voor

complexiteit. Ruimtelijke planners

en ontwerpers dienen in hun

toekomstvisies ook rekening te

houden met deze aspecten.

Door Jaap van der Mijden,

Lammert Kooistra, Arnold Bregt en

Niels van Manen

Figuur 1 - De Diamant: een conceptueel model voor de relaties tussen de deelsystemen van de zuidwestelijke delta als onderdeel van het com-plex adaptieve systeem.

Wat is IPDD?

IPDD is een project binnen het NWO-programma “Urban Regions in the Delta”. De looptijd van het programma is 2011-2013 (http://urd.verdus.nl/). IPDD consor-tium deelnemers:

Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), Technische Universiteit Delft (TUD), Wageningen University & Research cen-tre (WUR), Vrije Universiteit Amsterdam (VU), Deltares, H+N+S Landschapsar-chitecten, Must Stedebouw, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), HKV - lijn in water, Geodan, Geonovum, TNO en RoyalHaskoningDHV (RHDHV).

Geodata via PDOK en

NGR te complex voor

ruimtelijke planners

(12)

IPDD betrokkenen te stimuleren, is binnen het project voorlichting gegeven over het NGR en is daarnaast een viewer aangeboden voor het ontsluiten van ruimtelijke data. Ongeveer een jaar lang is geprobeerd het actief gebruik van de ruimtelijke data te stimuleren.

Maar de ontwikkelde toegang via geo-web-services en geo-registers werden in dit project niet of nauwelijks gebruikt, omdat deze veelal te complex en te ingewikkeld werden

gevon-den. Uit de resultaten van de studie kwam al snel naar voren dat het NGR in zijn toenmalige staat niet toegankelijk genoeg was voor ontwerpers en planners. Zoeken op data en de presentatie van deze data in webviewers vol-deed niet aan hun verwachting. Veelal wisten ze ook niet precies wat voor data ze zochten of wat voor data er beschikbaar was; “wij weten niet wat we niet weten”. Het oorspronkelijke uitgangspunt bleek niet te kloppen.

Wensen van planners

Planologen en ruimtelijke ontwerpers hebben specifieke gebruikseisen voor ruimtelijke gege-vens en kaarten. Presentatie en communicatie van geo-informatie is voor deze groep vaak het uitgangspunt (Duinker, 2013). Zij zoeken daarom geo-informatie die past bij het verhaal dat verteld wordt; geo-informatie als bron van inspiratie. Er wordt ‘gebladerd’ door de kaarten, “net als in een atlas”. Uit de studie bleek

dat onderstaande viertal punten essentieel worden gevonden door planners en ontwer-pers om inzicht in de bruikbare geo-data te verkrijgen:

• Visualisaties dienen vooraan te staan, metadata en tabellen zijn ondergeschikt aan de kaart;

• Makkelijk bladeren door het beschikbare kaartenmateriaal;

• De zoekfunctie zou suggesties moeten doen (à la Google);

• Laagdrempelige (technische) toegang tot de ruimtelijke data.

Hulpmiddelen in DENVIS

Om tegemoet te komen aan de specifieke gebruikerseisen voor toegang, uitwisseling en gebruik van ruimtelijke data is binnen IPDD geëxperimenteerd met nieuw ontwikkelde applicaties en zijn bestaande interactie hulp-middelen ingezet (MapTable). Ontwikkeld zijn iMaps (figuur 2), een applicatie voor eenvou-dige kaartraadpleging, en een ruimtelijk inter-ventieschema (figuur 3a) voor het snel in kaart brengen van ruimtelijke verbanden. Al deze hulpmiddelen zijn ingebracht in DENVIS, een in het kader van het IPDD-project ontwik-kelde beslissingsondersteuningssysteem voor ruimtelijke planning en ontwerp.

iMaps

De iMaps-applicatie geeft toegang tot al het beschikbare kaartmateriaal en geodata om tijdens en ook na het project de informatie toegankelijk te houden voor geïnteresseerden. Naast het beschikbaar stellen van geo-informa-tie van bronnen buiten het project, dient iMaps ook voor de uitwisseling van kaartmateriaal dat binnen het IPDD-project is ontwikkeld. Tot nu toe waren deze ontwerp- of referentiekaarten vaak niet centraal en digitaal toegankelijk buiten een project en veel gevallen betrof het alleen een afbeelding in een boek of rapport. Het geproduceerde kaartmateriaal is of eenvou-dig (b.v. monothematisch) of complex met veel pijlen en arceringen en mist in de meeste gevallen een georeferentie. Ontwerpers binnen IPDD zijn daarom ook gaan werken met geoge-refereerde kaarten als basis voor hun ontwerp, zodat ook deze opgenomen kunnen worden in iMaps. Dit maakt integratie van het kaart-materiaal met andere ruimtelijke informatie maar ook onderlinge vergelijking van kaarten eenvoudiger. Ook bevordert de georeferentie de toegankelijkheid van het kaartmateriaal en kan het worden gepresenteerd in bestaande en vertrouwde interfaces zoals Google Earth. De iMaps-applicatie is dus ontwikkeld om geo-informatie uit bronnen van zowel binnen als buiten het project beschikbaar te stellen voor de IPDD-onderzoekers. Toegankelijkheid is hierbij het sleutelwoord. Met het oog daarop is gekozen om iMaps als applicatie geschikt te maken voor zowel web als tablet. De keuze voor tablet omdat deze de directe toeganke-lijkheid vergroot, op elke plaats, op elk tijdstip. Daarnaast geeft de interface met touchscreen de mogelijkheid tot verhoogde interactie, bijvoorbeeld met de ‘swipe’-functie snel door kaarten te bladeren.

In de interface van iMaps neemt het kaart-beeld de voornaamste positie in (figuur 2).

Figuur 2 - Gebruikersinterface van de iMaps applica-tie, ontwikkeld voor de Delta Envisioning Support.

Figuur 3a - Het ruimtelijk interventieschema. Figuur 3b - Detailweergave van een ruimtelijke interventiekaart.

DENVIS (iMaps):

past beter bij

(13)

|

11

2013-10

|

Geo-Info

Ook worden er voor elk deelsysteem al suggesties gedaan voor kaarten, zodat er echt gebladerd kan worden door beschikbare kaarten net als in een digitale atlas. Een zoek-functie maakt het mogelijk om andere kaarten te zoeken en direct te bekijken. De onderlig-gende metadata en -tabellen zijn onderge-schikt aan het kaartbeeld, maar kunnen, mits beschikbaar, wel bekeken worden.

De architectuur van iMaps is relatief simpel. De applicatie bevat zelf geen geodata maar gebruikt links naar ‘Web Mapping Services’ om geodata op te halen en te tonen. Geodata is dus voornamelijk beschikbaar via de momen-teel beschikbare services, zoals bereikbaar via NGR. Voor de projectresultaten is een aparte service opgezet binnen het SDI4URD-project (Scholten, 2012). In dit parallelle project is een data infrastructuur ontwikkeld voor URD-pro-jecten. Als onderdeel hiervan zijn een aantal services ontwikkeld die geodata beschikbaar maken, maar ook de mogelijkheid bieden om geodata en kaarten die binnen de projecten worden ontwikkeld centraal op te slaan. Kaarten die voortkomen uit het IPDD-project kunnen, na het verkrijgen van een georeferen-tie, opgenomen worden in de SDI4URD en zijn daarmee toegankelijk in iMaps.

Ruimtelijk Interventieschema

Het ruimtelijk interventieschema (figuur 3a) is ontwikkeld in samenwerking met ontwerpers uit het IPDD-project. Zij hebben kaarten gemaakt die per deelsysteem mogelijke toekomstige ingrepen in de ZWD represente-ren. Om de verbanden tussen de verschillende interventies te visualiseren is er voor gekozen om deze kaarten in een interactieve applicatie te integreren. Op deze manier is het mogelijk

om met simpele muis-bewegingen door de kaarten te bladeren. Ook is het dan mogelijk om via oplichten en verduisteren van de interventies te zien welke ruimtelijke interven-ties complementair zijn (groen in figuur 3a) en welke juist niet (grijs in figuur 3b). Dit alles draagt bij aan het vergemakkelijken van het oplossingsgericht denken van de stakehol-ders. Alle kaarten zijn geogerefereerd om ook beschikbaar te zijn in DENVIS via iMaps en de MapTable, waar ze gebruikt kunnen worden

voor ruimtelijke analyses maar ook voor het regionaal conceptontwerp.

DENVIS

Binnen IPDD is er een beslissingsondersteu-ningssysteem ontwikkeld, Delta Envisioning Support (DENVIS), dat stakeholders ondersteunt om te experimenteren met meer integrerende toekomstvisies voor de complexe inrichtings-vraagstukken voor de ZWD. De te ontwikkelen visies, ook wel ruimtelijke concepten genoemd, verenigen de uiteenlopende maatschappelijke belangen, ruimtelijke functies en ambities in de

deelsystemen, op verschillende schaalniveaus en tijdsschalen. Hierbij maakt DENVIS een verbinding tussen de disciplines wetenschap, ontwerp en governance. Het systeem is ten eer-ste een governance-instrument: het zoekt met stakeholders naar oplossingen voor vraagstuk-ken in de ZWD waarbij vraagstuk-kennis en kaarten vanuit verschillende disciplines de input zijn voor het systeem. Vanuit governance is met name een stakeholderanalyse ingebracht, waarin de sta-keholders in de ZWD zijn geanalyseerd op hun standpunten, machtpositie en middelen en hun onderlinge relaties. De ontwerpdiscipline heeft mogelijke oplossingen voor de deelsystemen in beeld gebracht en verkend waar fricties zitten tussen deelsystemen en waar synergie mogelijk zou kunnen zijn. Dit resulteerde in interventie-kaarten (figuur 3b) voor alle negen deelsyste-men. Vanuit de wetenschap zijn innovatieve geo-informatie en instrumenten bijgedragen, en is gekeken of deze bijdragen aan een betere verbeelding van de ruimtelijke processen in het studiegebied.

MapTable ondersteunt proces

Om te zorgen voor een dynamisch en interactief verloop van het ‘support’-proces zijn verschillende geo-informatie instrumenten ingezet: een MapTable, een ruimtelijk interven-tieschema en iMaps.

De MapTable is een grote touchscreen-tafel uit-gerust met software om ruimtelijke informatie interactief te presenteren. Binnen DENVIS wordt de MapTable (figuur 4) ingezet ter ondersteu-ning van de verkenondersteu-ning van de waarden en ambities van de deelnemers en hun kwesties in de ZWD. Verder biedt de tekenfunctionaliteit van de MapTable de mogelijkheid om de ruimtelijke input van de stakeholders voor het ontwerp van regionale concepten te verwerken. Zo kunnen bijvoorbeeld mogelijke dijkverleggingen of nieuwe natuurgebieden direct op de kaart getekend worden.

Rol iMaps

iMaps is ingezet binnen DENVIS om stakehol-ders te assisteren bij hun feitenonderzoek. Door het aanbieden van kaartmateriaal van het studiegebied en daarbuiten kunnen sta-keholders extra achtergrondinformatie vinden over hun eigen of andermans vakgebied. Gevonden informatie kan via de MapTable voor de hele groep zichtbaar gemaakt en verder geanalyseerd worden.

Rol interventieschema

Het ruimtelijk interventieschema (figuur 3) wordt ingezet ter verkenning van oplossingen voor de ZWD. Dit instrument bevat mogelijke inter-venties voor de ZWD gebaseerd op bestaande plannen en visies. Deze interventies kunnen

Figuur 4 - Inzet van de TouchTable tijdens een van de sessies van de Delta Envisioning Support.

Plannen maken en

ingrepen ontwerpen

via een ruimtelijk

interventieschema

(14)

stakeholders helpen om te komen tot realisatie van hun ambities. Door het weergeven van relaties tussen de interventies in de verschillende deelsystemen, versterkt dit instrument ook de onderhandelingspositie van stakeholders, en kunnen coalities ontstaan tussen stakeholders met complementaire interventies.

Gebruikerservaring

Zowel DENVIS als de geo-instrumenten zijn geëvalueerd tijdens verschillende sessies. Projectleden, externe onderzoekers en stake-holders uit de ZWD hebben de mogelijkheid gehad om DENVIS te ervaren en hun feedback te geven. Tot nu toe zijn er drie belangrijke sessies geweest: één met IPDD-onderzoekers, om te kijken of de ontwikkeling van DENVIS aansluit bij de onderzoeksdoelen; één met PBL-onderzoekers, om de game en zijn instru-menten te testen; en als laatste een sessie met stakeholders uit de ZWD, om de game in de praktijk toe te passen.

Via observaties en korte vragenlijsten hebben we inzicht gekregen in de bruikbaarheid van de instrumenten en DENVIS in de ruimtelijke planning. De respondenten waren over het algemeen zeer positief over het gebruik van de instrumenten tijdens de DENVIS sessies. Het is een “nieuwe en leuke manier om gegevens te bekijken en te verwerken”, ten opzichte van het gebruikelijke papieren materiaal. Helaas bleken het gebruiksgemak en snelheid om gegevens te verwerken nog een knelpunt. Hoewel het merendeel van de respondenten ervaring heeft met touchscreen-apparaten, blijkt ook dat het gebruik van bijvoorbeeld de

MapTable extra uitleg vereist. Het ruimtelijk interventieschema heeft bijzondere aandacht gekregen van veel deelnemers. Ze vonden het “een unieke manier om oplossingen aan te dragen en om ideeën op te doen” zonder aan te geven dat dit de enige mogelijkheden zijn. Hoewel de respondenten het in de evaluatie niet helemaal eens waren over de bruikbaar-heid van DENVIS in de ruimtelijke planning, hebben ze het met een gemiddelde score van

5.4 uit 7 toch positief beoordeeld. Het inte-gratieve aspect van DENVIS is zeer geprezen, maar in de praktijk zal het zich nog moeten bewijzen. Daarvoor zal DENVIS nog verder ontwikkeld en getest moeten worden.

Conclusie

Binnen het IPDD project dat gericht is op complexe ruimtelijke planningsvraagstukken is geprobeerd om de reeds aanwezig geo-informatie infrastructuur in Nederland direct in te zetten. Dat is niet gelukt. De specifieke wijze waarop ruimtelijke planners omgaan met ruim-telijke informatie sluit niet goed aan bij de vorm van het geo-informatie aanbod uit bijvoorbeeld NGR en PDOK. Binnen het project is vervolgens

intensief geëxperimenteerd met applicaties die de reeds aanwezige informatie op een veel eenvoudigere wijze aanbieden (iMaps). Uit de uitgevoerde evaluatie bleek dit veel beter aan te sluiten bij specifieke wensen van de plan-ners en ontwerpers. Deze applicaties konden overigens zo snel ontwikkeld worden, omdat de onderliggende geo-informatie infrastructuur beschikbaar is. Zowel DENVIS als de geo-informatie instrumenten zullen doorontwikkeld en verder geëvalueerd worden in sessies met deelprogramma’s van het Deltaprogramma.

Literatuur

Backx, M. 2003. Gebouwgegevens redden levens – Toegankelijk-heidseisen van gebouwgegevens in het kader van de open-bare orde en veiligheid. TU Delft.

Dammers, E., A.J Bregt, V.M. Meyer, J. Edelenbos, & B. Pel. (2013, in pub.). Urban delta areas as complex adaptive systems. in: Built Environment.

Duinker, Roderick. 2013. Geovisualization approaches and

pro-cesses – lessons from the IPDD Project. WUR/MUST, internship

research report.

Scholten Henk. J. 2012. Spatial Data Infrastructure for Urban Regions

in the Delta (SDI4URD). NWO Proposal 2012. http://urd.verdus.nl/

pagina.asp?id=1020

Jaap van der Mijden, Lammert Kooistra en Arnold Bregt werken bij Wageningen University, Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing.

Niels van Manen werkt bij de Vrije Universiteit Amsterdam, Spatial Information Laboratory. De auteurs zijn bereikbaar via

jaap.vandermijden@wur.nl

Maps: toegankelijkheid

is het sleutelwoord

Op de laatste warme oktoberdag waren we in Leuven voor de aftrap van het Europese Erasmus project: “GI – Need to Know” (GI-N2K). Een gezelschap van 30 mensen uit 25 landen. Voor mij was dit een gedenkwaardig moment! Ik had er lang niet op durven hopen. In 2005 schreef ik in Geo-Info een stukje over “The Geoin-formation Science & Technology Body of Know-ledge” (BoK). Destijds dacht ik: ‘Dit is belangrijk, maar wie in Europa zal dit ooit oppakken?’ Acht jaar later is de in 2006 uitgekomen BoK het ver-trekpunt van een, met Europees geld gesteund, project van drie jaar. De bedoeling van GI-N2K is om in Europa een betere afstemming mogelijk te maken tussen het aanbod van GI-onderwijs en de vraag naar GI-kennis vanuit de werkgevers.

Waarom vind ik dat mooi? Van 2009 tot en met 2012 heb ik op de jaarlijkse AGILE-conferenties workshops georganiseerd over de BoK en het mogelijk gebruik ervan. Mijn insteek was “EduMapping”, het in kaart brengen waar welk onderwijs wordt gegeven. De belangstelling was echter steeds nogal beperkt. Wel bleek in 2011 dat, behalve AGILE, ook de besturen van ISPRS en ICA geïnteresseerd waren. Ik had de moed al een beetje opgegeven. In 2012 nam Danny Vanden-broucke bij KU Leuven het initiatief voor een aan-vraag in het kader van het Erasmus-programma. Halverwege 2013 bleek de aanvraag geaccepteerd te zijn. Het was Danny, al jaren bestuurslid van AGILE en ook actief voor INSPIRE, gelukt om groen licht voor dit GI-N2K-project te krijgen.

’s Avonds wandelden de deelnemers in groepjes naar het Dynasty-Wok restaurant in Heverlee. Daar bleek dat wokken niet voor elke aanwezige gesneden koek was. Wat moet je doen met die rauwe groente en dat vlees? Welke saus moet ik kiezen? Waar vind ik de rijst? Dus wezen we elkaar de weg. Wokken blijkt nog niet Europa-breed inge-burgerd. Maar met wat collegiale instructie kwamen de oningewijden vrij snel op gang. Hopelijk zal het ook zo gaan met GI-BoK, en met de verbeterde versie ervan. Wokken met die BoK!

Frans Rip

Wokken met die BoK!

(15)

|

13

2013-10

|

Geo-Info

© 2013, Trimble Navigation Limited. All rights reserved. Trimble and the Globe & Triangle logo are trademarks of Trimble Navigation Limited, registered in the United States and in other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. SUR-218

De nieuwe Trimble UX5 Aerial Imaging Solution zet een

nieuwe standaard in het snel en veilig verzamelen van

beelddata vanuit de lucht door u de hele dag productief te

houden – ongeacht de job.

Of u nu kiest om te vliegen in regenachtige omstandigheden

langs winderige kusten, in hete woestijnen, of in een besneeuwd

en bergachtig gebied, de Trimble UX5 is een betrouwbare

oplossing ontwikkeld voor mapping-en landmeetprofessionals

die de hoogste nauwkeurigheid vereisen. De combinatie van

de intuïtieve Trimble Access™ workfl ows en krachtige Trimble

Business Center software voor beeldverwerking, brengt je naar

een niveau die reikt ver boven de rest.

trimble.com/uas

#TrimbleUX5

KAARTEREN HEEFT EEN

NIEUW NIVEAU BEREIKT

(16)

De afgelopen tijd krijgen we steeds vaker signalen dat het einde van de economische crisis in zicht is. Hier zal iedereen zijn eigen gedachten over hebben en de geluiden die ik hoor zijn nog steeds onverminderd verdeeld. Wel zijn er steeds vaker positieve verhalen te horen.

De huidige economische crisis werd ingeluid door het faillissement van Lehman Brothers in september 2008. De daar-opvolgende crisis bij een groot aantal banken, de grote sommen publiek geld die nodig waren om deze banken overeind te houden, het dalende vertrouwen van burgers in de financiële wereld en de overheid hebben de afgelopen vijf jaar diepe sporen achtergelaten.

Betekent dit nu dat er de afgelopen vijf jaar helemaal niets is gebeurd? Dat lijkt er niet op. Een paar maanden voor het Lehman Brothers debacle lanceerde Apple de App Store, om precies te zijn in juni 2008. Een paar maanden eerder had Steve Jobs OS 2.0 voor de iPhone geïntroduceerd. De iPhone, in al zijn facetten, heeft ons dagelijks leven volledig veranderd. De App Store is een vernieuwing die fascinerend is en misschien niet altijd op juiste waarde wordt geschat. Rondom het ontwikkelen van apps zijn mooie verhalen bekend. Wie kent Nick D’Aloisio? Deze jonge Brit bedacht zo’n twee jaar geleden op 15-jarige leeftijd de app ‘Summ ly’. Het programmaatje vat nieuwsberichten van verschillende media samen. In maart van dit jaar werd zijn app voor ‘tientallen miljoenen’ gekocht door Yahoo. Hiermee is Nick vermoedelijk op 17-jarige leeftijd één van de jongste selfmade multimiljonairs ter wereld. De overname van de app door Yahoo betekent wel het einde van de app. De technieken, en vooral het principe van vrije nieuwsgaring, zullen gebruikt gaan worden in mobiele producten van Yahoo zelf. Ik denk dat Nick zonder dat hij dat zelf echt besefte zijn succes vooral te danken heeft aan het feit dat hij bewust of onbewust de grenzen heeft opgezocht van vrije beschikbaarheid van nieuws informatie.

De ontwikkeling van apps heeft ook op ons vakgebied grote invloed. De hele discussie rondom ‘open (geo)data’ is een aantal jaar geleden in een stroomversnelling gekomen, omdat op eenvoudige en snelle wijze toepassingen kunnen worden gemaakt die het nut en de meerwaarde van hergebruik van overheidsdata aantonen. Bronhouders van overheidsdata zijn de afgelopen twee jaar over elkaar heen gerold als het ging om het organiseren van ‘hackathons’, app seminars en wedstrijden. Een mooie ontwikkeling, want het heeft ons er ook toe aange-zet om na te denken over het continue en kwalitatief hoog-waardig beschikbaar zijn van overheidsdata. Deze onderwer-pen worden door het ‘Doorbraakproject Oonderwer-pen Geodata’ verder opgepakt (zie het interview met Mark Herbold en Frans Lips in Geo-Info 2013-8/9).

Waar wij nog niet in zijn geslaagd, is om het hergebruik van ‘open geodata’ massaal door het bedrijfsleven te laten oppakken. Ook dit wordt geadresseerd door het ‘Doorbraakproject Open Geodata’ in de vorm van Open Data Estafettes. Dit jaar is daar al in

het kader van ODIN een eerste start mee gemaakt. In 2014 zullen er estafettes worden georganiseerd rondom de thema’s water, duurzame energie en smart cities. Het streven is dat elke estafette moet leiden tot vijf nieuwe toepassingen waarvoor business cases zullen worden ontwikkeld. GeoBusiness Nederland, als pri-vate partner in het doorbraakproject, levert hier een bijdrage aan door haar achterban zoveel mogelijk te mobiliseren. Uitgangs-punt hierbij is dat de kansen er zijn en de belemmeringen rond open data worden weggenomen, waardoor het bedrijfsleven de ruimte krijgt om te gaan ondernemen met open data.

De uitdaging die wij als partners in de driehoek in het geo-domein nu hebben, is het vinden van de nieuwe toepassingen en die verzinnen wij niet zomaar. Daarvoor zullen we ons moeten inleven in de problematiek van de thematische sectoren waarin wij kansen en meerwaarde zien in het gebruik van geo-data en technologie. En daarvoor zullen we onze comfort zone moeten verlaten.

Enige tijd geleden was ik bij een niet geo-gerelateerd marketing-symposium. Het was een inspirerende bijeenkomst met marketeers van organisaties en bedrijven zoals IKEA, HEMA, ING en DSM. Grote succesvolle bedrijven en een interessante mix van expertises die bij elkaar waren gekomen om met elkaar kennis en ervaringen te delen over nieuwe markten, toepassings-gebieden en marketingstrategieën. Wat mij daarbij opviel, waren de frisse ideeën rondom bestaande concepten en producten. Bijvoorbeeld, de Billy boekenkast (wie heeft deze kast niet ooit gehad of nog steeds?) is een concept uit de jaren 60-70 van de vorige eeuw maar verkoopt nog steeds. Er worden zelfs nog nieuwe markten en doelgroepen aangeboord! Echter, de belang-rijkste ervaring die ik uit deze middag meenam was dat het delen en uitwisselen van kennis tussen bedrijven die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben leidt tot nieuwe inzichten en ideeën. Dat kwam doordat de aanwezige marketeers informatie wilden delen en openstonden voor elkaars ideeën. Daarmee verlieten zij hun eigen comfort zone – en legden daarmee een basis voor nieuwe ideeën en uitdagingen.

Als geo-bedrijfsleven staan wij nu ook voor deze keuze. We hebben te maken met een terugtredende overheid die het initiatief overlaat aan het bedrijfsleven en het bedrijfsleven krijgt in de vorm van open data een incentive om te gaan onderne-men in nieuwe markten en toepassingsgebieden. Daarvoor zullen we deze nieuwe markten wel moeten leren kennen en zullen we moeten openstaan voor de vragen en problematiek in deze nieuwe markten. We zullen dus uit onze eigen bescher-mende comfort zone moeten treden en de uitdaging aangaan en ons gaan begeven in deze nieuwe markten. Dit zal ongetwij-feld fascinerend zijn en de basis vormen voor innovatie, groei en ontwikkeling!

Camile van der Harten

c.vanderharten@geobusiness.nl

‘Groeien doe je

buiten

je eigen

comfort zone’

Column

Camile van der Har

(17)

|

15

2013-10

|

Geo-Info

Verslag

Ontwikkelingen in kartografisch design / ontwerp

Treffender kon de opening van de ICC 2013 in Dresden niet zijn, met (een verkorte versie van)

Deutschland von Oben, een documentaire over

Duitsland, gezien vanuit de lucht, vergelijkbaar met de serie “Nederland van Boven” die afgelopen jaar is uitgezonden door de VPRO. Vol schit-terende videobeelden van het Duitse landschap, afgewisseld door kartografische animaties van de groei en de krimp van de ijskappen in en na de laatste ijstijd, en van de overheersende wind-stromingen. Kaarten worden niet meer alleen beschouwd als geografisch presentatieproduct op zich, maar steeds meer als “story teller” geïn-tegreerd in een verhaal. Dat biedt vele kartogra-fische uitdagingen, zeker voor animaties en voor (mobiele) interactieve internettoepassingen, zoals Kenneth Field (voorzitter van de ICA commissie Map Design en auteur van de winnende inzen-ding op de kaartententoonstelling) vertelde in zijn presentatie “Telling stories with Web maps”. Kaartgebruikers zijn in dit tijdperk van de neo-kartografie prosumers van kaarten. Ze consume-ren niet meer alleen geografische informatie, maar beschikken door (mobiele) webtechnologische ontwikkelingen ook over steeds meer (en) geavan-ceerde toepassingen om zelf snel en gemakkelijk kaarten te produceren en om geografische

gegevens, zoals geo-gerefereerde foto’s en tweets, te genereren. Het is echter nog steeds de karto-graaf die met zijn kennis en expertise het verschil kan maken bij het overdragen van geografische informatie op kaarten. Hij kan dit door garant te blijven staan voor effectief en aantrekkelijk kaartontwerp, de “art” in kartografie, rekening hou-dend met de inhoud, de (potentiële) gebruikers en gebruiksdoeleinden van de kaart. President William Cartwright en Kenneth Field daagden uit om bij het ontwerpen van kaarten niet continu te blijven voortborduren op succesvolle kaarten uit het verleden, zoals Beck’s metrokaart van

Londen. “Steal like an artist” is het devies. Laat je inspireren door ontwerpkeuzes voor andere tot de verbeelding sprekende kaarten en kaartseries, zoals Alexander Kent suggereerde, maar zeker ook door ontwerpen uit andere creatieve disciplines. En blijf “best practices” uitdragen, niet alleen tussen kartografen onderling, maar ook naar de enorme en diverse groep van kaartgebruikers, die sterk Google Map-minded is.

Via social media genereren prosumers een enorme hoeveelheid geografische gegevens (“big data”). Zowel voor tweets als voor geo-gerefereerde foto’s werd benadrukt dat deze gegevens een schat aan informatie kunnen opleveren. Ook volunteered geographic information (VGI), zoals in Open Street Map, levert actuele topografische informatie op. Het analyseren en uiteraard het presenteren van deze big data is thans één van de grootste kartografische uitdagingen, en volgens Zihan Liu en collega’s komt daar voor national mapping and cadastral agencies (NMCA’s) de uitdaging bij om VGI te gebruiken voor het actualiseren van de topografische basisgegevens. Veel aandacht is er ook voor het ontwerpen van een standaardvi-sualisatie voor de topografische gegevens, zoals richtlijnen voor “good design” voor de topografi-sche kaarten van respectievelijk de Amerikaanse USGS en de Engelse Ordnance Survey. Daarbij

Voor meer dan 1400 deelnemers was de locatie aan de Elbeoever in Dresden,

met uitzicht op en op loopafstand van de oude stad, mooi weer en een

perfect geoliede conferentiemachine, de ideale locatie voor het tweejaarlijkse

mondiale kartografiecongres: 81 landen waren vertegenwoordigd evenals

de nodige internationale organisaties. Met een goed gevulde technische

expositie (figuur 1), een tentoonstelling van (digitale) kaarten en atlassen

waarop ook de door Addie Ritter (kaartbeheerder TU Delft) voorbereide

Nederlandse inzending goed uit de verf kwam, excursies naar bibliotheken

en kaartcollecties in de buurt, een leuke tentoonstelling van inzendingen

van kinderen voor de Barbara Petchenik prijsvraag, had plaatselijk organisator

Prof. Manfred Buchroithner het goed voor elkaar. Wat bracht deze 26e ICC

voor interessante nieuwe trends?

26

e

internationale

kartografische conferentie

Dresden 26-30 augustus 2013

(18)

is thans nog onvoldoende aandacht voor gebruikers en gebruiksdoeleinden. Gesuggereerd wordt om de richtlijnen uit te wisselen tussen NMCA’s en tevens om meer gebruik te maken van gestandaardiseerde symbolen, bijvoorbeeld via de SymbolStore op internet.

De kartografische tentoonstelling (papieren kaarten, atlassen en digitale kartografische pro-ducten) gaf veel inspiratie. Veel NMCA’s toonden recente topografische kaartbladen, enkele zelfs in 3D. Opvallend waren de praktische kaarten voor (kleuren)blinden, en de vele zeer fraaie themati-sche kaarten en toeristithemati-sche kaarten van diverse landen en streken. De facsimilé-uitgave van de Atlas de Wit, waarvan Peter van der Krogt een van de auteurs was, viel in de prijzen bij de internatio-nale kartografische tentoonstelling.

En uiteraard trokken ook de inzendingen voor Barbara Petchenik Children’s Map competition, terecht, veel bekijks. Suggesties voor de Neder-landse inzending bij volgende kartografische ten-toonstelling in Rio de Janeiro? Meer aandacht voor story telling maps! Hopelijk maken de organisato-ren de tentoonstelling dan ook weer toegankelijk voor niet-conferentiebezoekers die geïnteresseerd zijn in kaarten en in kartografisch design/ontwerp in het bijzonder. En hopelijk worden de digitale kartografische producten dan eens op een écht toegankelijke manier gepresenteerd.

Topografische kartering en SDI

Het onderwerp Topografie komt in veel thema-sessies van verschillende aandachtsgebieden uitgebreid aan de orde: zowel bij de thema’s webservices, visualisatie, productontwikkeling, automatisch vectoriseren van gescande kaarten en automatische generalisatie. Vanuit het Nederlandse Kadaster zijn de volgende papers en presentaties gegeven: “PDOK Kaart, the Dutch mapping API” door Haico van der Vegt; “Dutch NMCA launches Open Data” door Nico Bakker en “Implementation of an automated generalisation workflow to generalise a 1:50k map from 1:10k data” door Ben Bruns.

De presentaties kregen ruime aandacht van de vele congresbezoekers. Maar bijzondere aandacht ging uit naar de presentatie over de automatische generalisatie. In de keynote van Jack Dangermond (de CEO van ESRI) op de openingsdag werd de Nederlandse generalisatie al aangeprezen als de 1e in de wereld die met ESRI

software een volledige automatische generalisa-tie heeft uitgevoerd. Ook op de ESRI stand op de beursvloer was er uitgebreid aandacht voor. Opvallend was het grote aantal presentaties en posters die aandacht besteedden aan het vergelijken van topografische kaartseries van de verschillende Europese landen. Het uiterlijk en de inhoud van de vele Europese topografische

kaartseries verschilt nog steeds enorm. Vanuit het INSPIRE-project worden de bestanden steeds meer gestandaardiseerd, maar een uniforme visualisatie is nog steeds moeilijk te realiseren. Er waren ook speciale sessies gewijd aan de NMCA’s. Nationale organisaties, cross-border databases en samenwerking in Europees ver-band vormden daarbij de onderwerpen. Er was onder meer aandacht voor het project European Location Framework (ELF), waarin Kadaster en TU Delft uitgebreid participeren.

Zoals gebruikelijk waren er diverse technische excursies, onder andere naar het GeoSN, zeg maar de Saksische Topografische Dienst waar uitge-breid werd ingegaan op het topografisch-kar-tografisch informatiesysteem, het Duitse SDI, en INSPIRE activiteiten. Opvallend was de print-on-demand techniek, waar de kaarten niet in oplage, maar op bestelling worden gedrukt. Daarnaast ging men ook naar de IABG Geodata Factory, waar een 70-tal meest jonge geo-specialisten vele projecten uitvoeren voor met de Duitse, maar ook Europese overheden. Ze zijn gespecialiseerd in fotogrammetrie, topografische en thematische karteringen en satellietbeeld interpretatie. Naast de vele presentaties en tentoonstellingen was er ook aandacht voor kartografische kunst.

Een van de kunstenaars tekende bij vrijwilligers een minuscule kaart op de handpalm. Uiteraard heeft Ferjan Ormeling hiermee de Kartografie in zijn hand.

Gebruikers, gebruik en bruikbaarheid

De gebruikers hebben hun definitieve vaste plaats veroverd in het programma van de Internationale Kartografische Conferentie. Dat is logisch, want alles wat wij geo-informatici produ-ceren wordt uiteindelijk door iemand gebruikt. In het wetenschappelijk programma kon er op elke dag en tijd uit de zes parallelle sessies wel een lezing gekozen worden die inging op specifiek gebruikers- of bruikbaarheidsonderzoek of op de methoden en technieken daarvan. Het mag wel eens gezegd worden dat de ICA Commis-sie on Use and User Issues, die al jarenlang een Nederlandse voorzitter heeft, daar mede een rol in heeft gespeeld. Het beleid van deze commissie was van begin af aan om meer jonge (PhD) en vrouwelijke onderzoekers in het internationale ICA-netwerk te betrekken. Dat lukte van begin af aan prima bij de specifieke activiteiten van de commissie, maar nu was ook bij de grote conferentie in Dresden een duidelijke verjon-ging en vervrouwelijking zichtbaar. Deze jonge onderzoekers, waaronder ook studenten van Menno-Jan Kraak en Corné van Elzakker, die samen met hen bijdragen hadden voorbereid, gaven vaak interessante presentaties vooral over de toepassing van een combinatie van moderne en alternatieve onderzoekstechnieken, zoals oogbewegingsregistratie.

De ICA Commissie on Use and User Issues heeft zich altijd bezig gehouden met die methoden en technieken van gebruikersonderzoek. De basis-vraag was daarbij altijd: “Werkt het kartografische product of niet?” Aan “Hoe het werkt (cognitie en perceptie)?” kwam de commissie door tijdgebrek niet toe, maar sinds kort heeft deze vraag de aandacht van de nieuwe ICA Commission on Cognitive Visualization, die wordt geleid door Sara Fabrikant (Zwitserland) en Amy Griffin (Australië). Beide commissies werken uiteraard

Bekendmaking van de prijs voor de beste atlas door Jury-voorzitter Corné van Elzakker.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het grootste gedeelte (56%, N = 710) van de deelnemers die niet op zoek is naar werk, geeft aan door zijn aandoening of beperking niet te kunnen werken(Figuur 47); 12% (N = 147)

De zeven aanbevelingen willen een toevoeging zijn op bestaande kaders zoals de ‘De Tien Geboden voor taalbeleid’ (Ebbers, 2000), de twaalf inspirerende vra- gen over

Je weet nu dat er verschillende bestuivers zijn die belangrijk zijn om bloemen te bestuiven.. Hoe zorgen bijen er voor dat bloemen

In punt 1.2.5 wordt ook gesproken over het stimuleren van inwoners bij het beheer van openbare ruimte en het meer betrekken van de jeugdgemeenteraad bij de inrichting van

• Meer informatie om de situatie rondom het zieke gezinslid beter te begrijpen. • Beter leren omgaan met de zorgintensieve situatie binnen

Door ouders met respijtzorg te ontlasten, hebben zij meer tijd om de JMZ aandacht en zorg te geven die anders misschien (vanwege de zorg voor een ziek gezinslid) gemist wordt. JMZ

Introductie – Olivier Constant (communicatiemedewerker Expertisecentrum Dementie Vlaanderen) Vergeet dementie, onthou mens! Over de impact van beeldvorming en communicatie op

Het effectiviteitsonderzoek toonde aan dat studenten na begeleiding met ‘Wijzer op weg’ inderdaad minder moeilijkheden ervoeren met het verwerken van hun studiema- teriaal, al werd