• No results found

Herinzaai van grasland in uiterwaarden : verslag van tien jaar onderzoek en ervaring

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herinzaai van grasland in uiterwaarden : verslag van tien jaar onderzoek en ervaring"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Herinzaai

van

grasland

(2)

PFiOEFSTATION VOOR DE RUNDVEEHOUDERIJ

Verslag van tien jaar onderzoek er; ervaring

Conslusions in English

RAPPORT NR.

46

(3)
(4)

blz.

l . In1 eiding

2. Herinzaai met grasmengsels in mei l 9 6 6

3

e Herinzaai met monocultures van gras

4

Herinzaai op praktijkpercelen

5.

Samenvatting en conclusies/~onclusions

6.

Literatuur

(5)
(6)

1. INLEIDING

Uiterwaarden zijn gebieden die liggen tussen de grote rivieren en de winterdijken en die jaarlijks aan overstroming blootstaan. Deze gebiedep beslaan gezamenlijk een oppervlakte van bijna 28.000 ha, waarvan ca. 10.000 ha langs de IJssel, ca. 9.000 ha langs de Rijn en Lek, ca. 10.000 ha langs de Waal en ca. 9.000 ha langs de Maas

(1).

Net verschil in hoogste ligging binnen de uiterwaarden is groot. Er zijn plekken die snel onder water komen terwijl andere maar zelden worden overstroomd. Hier en daar is tussen de rivier en de winterdijk nog een zogenaamde zomerdijk die bepaalde polders -soms maar tijdelijk- watervrij kan houdeh.

De uiterwaarden worden in verband met de overstromingskans hoofd- zakelijk als grasland gebruikt. Door het grote verschil in hoogtelig- ging loopt de botanische kwaliteit van de grasmat sterk uiteen, maar is overwegend matig. Overigens van eerste kwaliteit tussen slecht en goed met daartussen allerlei gradaties. Tevens wordt de botanische sa- menstelling van de grasmat sterk nadelig bePnvloed door het extensive gebruik. De bemesting, het gebruik en de veyzorging van het grasland in de uiterwaarden laat vaak veel te wensen over (2).

Op de lagere uiterwaarden bestaat de grasmat veelal voor een be- langrijk deel uit fioriengras met daarnaast kweek, ruwbeemdgras en on- kruiden. De meest voorkomende onkruiden zijn krulzuring, kruipende bo- terbloem, paardebloemen, moeraskers, akkerdistel, herderstasje, vijfi vingerkruid en muur. Op de hogere uiterwaarden bestaat de grasmat veel- al voor een belangrijk deel uit beemdvossestaart en roodzwenkgras.

De

belangrijkste onkruiden zijn hier akkerdistel en scherpe boterbloem. Bij een slechte verzorgingstoestand komen deze soorten massaal voor. Bij een betere verzorgingstoestand kan ook wel Engels raaigras voor- komen.

Over de herinzaai van uiterwaarden was tot 1966 weïnig bekend. In het voorjaar van 1970 kwamen de meeste uiterwaarden in zelfs mei nog onder water te staan. Over geheel Gelderland bijvoorbeeld betrof

dit ca. 10.000 ha

(3).

Het water bleef lang staan zodat de laagste percelen half juni pas weer droog kwamen. Op veel percelen was van de grasmat niets meer over.

Er kwamen toen uit de praktijk veel vragen over herinzaai, onder andere welke grondbewerking moest worden toegepast en welk mengsel of welke grassoort moest worden gezaaid.

In dit rapport worden de resultaten van de Berinzaai met gras- mengsels in 1966 en een tweetal proefvelden die respectievelijk in

1970 en

1971

zijn aangelegd beschreven. Tevens worden de resultaten van waarnemingen op praktijkpercelen vermeld.

Het rapport is samengesteld met medewerking van ing. H.J. de Gooijer van het Instituut voor Biologisch en Scheikundig Onderzoek van Landbouwgewassen (IBS) te Wageningen. De schat tingen van de botanische samenstelling van de proef- en praktijkpercelen werden hoofdzakelijk samen met hem uitgevoerd.

(7)

2. HERINZAAI MET GRASMENGSELS IN MEI I 9 6 6

In overleg mclt het I~lstituut voor Rassenoriderzoek van Landbouw- gewassen

(IVRG)

te Wageningen zijn ter oriëntatie drie mengsels uitge-

zaai? op een uiterwaard te Bronkhorst, namelijk BG-,

MK7

en MK 8 (zie tabel l ) .

Tabel 1 Samenstelling van de mengsels in 1966 in kg per ha

Table l Composition of the mixtures in 1966 in kg per ha

' ) A translation of the grass species in tliis report is to be found in appendix 1

3.

De proef werd aangelegd op een wat lager gele ge^ die onder de vochtrijke gronden gerangschikt kan worden. De mengsels MK'j

en

MK8

werden genomen met de gedachte dat de gezaaide soorten na enkele jaren weer uit het besttand verdwijr~er met als gevolg eer, geleidelijk herstel van de oude grasmat met de soorten die van nature op deze ui- terwaarden groeien.

Voor een iets hoger gedeelte van het desbetreffende perceel werd het mengsel B G ~ gekozen. De verwachting was echter niet dat Ehgels raaigras, veldbeemgras en klaver zich bij de overstroming zoud.en hand- haven, hoewel de grond als zodanig voor deze soorten uitermate geschikt is. Wel werd verwacht dat beemdlangbloem, dat in alle drie mengsels voorkomt, het op deze vochtrijke grond goed zou doen.

Jaarlijks werd in de herfst de botanische samenstelling van de drie objecten geschat. Na de herinzaai kwam het perceel in de volgen- de perioden onder water te staan.

Van 5/12-1966 tot I S / 1-1967

Van

4/

3-1967 tot 19/ 3-1967

Van

5/

9-1968 tot 27/ 9-1968 (alleen laagste plekken)

Van 27/ 9-1968 tot 4/11-1968

Van 27/ 4-1969 tot l i / 5-1969 (alleen laagste plekken nog langer)

Ir drie jaren na de herinzaai werd de botanische samenstelling van het heringezaaide grasland geschat. De resultaten daarvan zijn weerge- geven in tabel 2.

(8)

Tabel 2 Botanische ~amenstellir~g in procenter. (i = sporadisch aan-

--

we zig)

Table 2 Botanical compositions in percents (-F = found in smal num- bers)

Op het cbject B G ~ bestond de grasmat de eerste twee jaren voor ongeveer tweederde deel uit Engels raaigras. Dit is een hoeveelheid die men op basis van het gezaaide mengsel ook zou verwachten. Met

Ileemdlangbloem is dit niet bet geval. Hoewel juist voor deze grondsoort (omstz.ndigheden) voor het mengsel BG6 is gekozen omdat hier meer beemdlangk,loem in zit dan in de andere BG-mengsels, is in de grasmat hiervan niets teruggevonden. Het aandeel timothee in de grasmat was ook niet van betekenis. De bezetting met klavers was het eerste jaar goed maar in de beide volgende jaren werd maar sporadisch klaver gc- vonden. Ook opvallend is dat direct het eerste jaar al 20

%

fiorien in de grasmat voorkaram zonder dat dit gezaaid was. In 1966 heeft.dit zich nog sterk uitgebreid, He-! laatste jaar (1969) moest al weer van een vqrsleten grasmat gesproken worden; er waren namelijk maar 22

%

goede gyassen meer,

55

%

matige grassen, 8

%

slechte grassen en

l 5

%

onkruiden.

Het eerste jaar kwam in (Ie objecten

MK7

en

MK8

in verhouding tot de hoeveelheid zaaizaad van Engels raaigras in de gezaaide mengsels een hoog percentage Er'gels raaigras voor. In het object

MK7

was het na één jaar praktisch verdwenex~ en in het object MK8 na twee jaar, hoewel het hierin na één jaar al zeer sterk was gedaald.

Opvallend is dat in beide MK-mengsels in verhouding tot de hoe- veelheid zaaizaad van timothee dit gras zich zo sterk heeft ontwikkeld. In 1969 werd het echter praktisch niet meer teruggevonden.

Verder valt het op dat op het object

MK8

het eerste jaar nog 10

%

beemdlangbloem in (Ie grasmat voorkwam. Het tweede jaar was het echter al weer gedaald tot

4

$.

In hoeverre het verschil in de aanwezigheid Tian beemdlangbloem in de grasmat tussen de mengsels BG6 en

MK7

ener- zijds en die van MK8 anderzijds belnvloedt is door de rassen die in de mengsels voorkwam el^ is niet meer te achterhalen.

Zowel op het obtiect

MK7

als op

MK8

kwam het eerste jaar nog een hoger percentage fiorien in de grasmat voor dan op het object BG6. Ook in 1969 zien we hier een zeer sterke uitbreiding van het fiorien. Na drie jaar was de vegetatie op de objecten MK'i cv

MK8

dan ook weer ge- lijk aan de vegetatie die op deze uiterwaarden van nature wordt gevonden

(9)

namelijk hoofdzakelijk fiorien, met daarna.ast wat ruwbeemd en verder kweek en onkruiden.

De uitermate grote verslechtering van de kwaliteit van de gras- mat in 1969 op alle objecten moet voor het belangrijkste deel worden

toegeschreven aan de vroege overstroming in 1968 (van

5

september

tot

ca. 27 september) en de late overstroming in het voorjaar van 1969

(van 27 april tot ca. I 1 mei). Overstromingen dus in perioden met vrij

hoge temperaturen -belangrijk hoger dan bij overstromingen in de win-

ter- en in perioden waarin de grasgroei nog niet was beëindigd of reeds weer was begonnen.

Op het perceel aan de zuidkant van het proefperceel, die wat

uitgangstoestand en hoogteligging betreft vergelijkbaar is met het proefperceel, had geen herinzaai plaats. Dit perceel bestond in 1967 uit een dichte zode van fiorien. Hierin kwamen plekken voor met uit- sluitend kruipende boterbloem, verder wat bentpollen, moeraskers en

zuring. In

1969

was hierin nog geen verandering gekomen. Het kwaliteits-

verschil tussen het proefperceel en het buurperceel was in 1969 van weinig betekenis meer.

(10)

3

* HERINZAAI MET MONOCULTURES

VAN

GRAS

Om na te gaan welke grassoorten het beste bestand zijn tegen overstroming werd ook onderzoek gedaan niet monocultures van gras. Hier- voor werden de volgende grassoorten gebruikt: Engels raaigras, beemd- langbloem en rietzwenkgras. In Juni

1970

werd een proef aangelegd op

een uiterwaard te Bronkhorst cn in 1971 te Bcmrnel.

Onderzoek te Bronkhorst w

Opzet van de proef

De proef werd aangelegd op een vrij lage niterwaard. Het is een lichte kleigrond met een hoog kalkgehalte en een heel goede bemes- tingstoestand.

-

Engels raaigras

Hct hcogste gedeelte, ca. l ha, werd bestemd voor het Engels raaigras. Er werd 25 kg zaaizaad per ha gebruikt waarvan de helft wei- detype en de helft hooitype van respectievelijk de rassen Earenza er^

Bar1 enna.

Beemdlangbloem

Van het Laagst gelegen ~edeelte werd ca.

0,45

ha bestemd voor beemdlangbloem, Hiervan werd

40

kg zaaizaad per ha gezaaid, bestaande uit half weidetype en half hooity-pe. De rassen waren respectievelijk Bergamo en Belimo.

-

Riet zwenkgras

De rest van hl-t laagst gelegen gedeelte (ca. 0, 50 ha) werd be- stemd voor rietzwenkgras. Hiervoor werd het ras Festal genomen, waar- van 40 kg zaaizaad per ha werd gezaaid. De objecten met beemdlangbloem en rietzwenkgras waren gescheiden door een greppel maar werden als één perce~l gebruikt.

Op 16 juli stond het gras er in bet algemeen goed op maar het Engels raaigras -was meer ontwikkeld dan de beide andere soorten. Het is bekend dat deze een tragere begi.nontwikkeling hebben dan Enge?-s raaigras. In het rietzwenkgras stond zeer veel onkruid evenals in een gedeelte van het Engels raaigras. Het bestond hoofdzakelijk uit her- derstasje. Verder kwamen in alle objecten plaatselijk wat perzikkruid en wat pollen krulzuring voor. Door de objecten tijdig te beweiden en de resten van het onrkuid -56 maaien werd het onkruid zonder chemische

middelen goed bestreden. Naderhand bleek dat het rietzwenkgras een te holle stand had en onvoldoende uitstoelde. Vermoedelijk is de kiem- kracht van het zaad ook niet te best geweest. In het rietzwenkgras kwam, mede door de holle stand, zeer veel tuintjesgras voor. Op de bei- de andere objecten stond ook wel tuintjesgras maar toch duidelijk min- der dan op het object rietzwenkgras.

De proefpercelen werden overwegend beweid. Vaak werden ze wel ééns per jaar gemaaid voor voederwinning. De voederwinning duurde veel- al lang, wat vooral in 1972 een nad.elig effect op de grasmat had.

Op 22 november 1972 liepen de proefpercelen geheel onder water ma.ar op

3

december was alles al weer droog. In de winter

1974/1975

is het land echter een lange tijd overstroomd geweest. Op 25 oktober

1974

liep het onder en het was half februari

1975

pas weer droog.

(11)

W e l w a r e n e r a f w i s s e l e n d p e r i o d e n met l a g e r e en hogerc: v a t e r s t a n d e n .

Be gemiadelde d a g t e m p e r a t u r e n t e De B i l t v a r i e e r d e n i n de o v e r s t r o - mingsperiode van

5 , 0

t o t

8 , 4

O C .

I e d e r e h e r f s t i s een s c h a t t i n g gemaakt van de b o t a n i s c h e samen- s t e l l i n g van de grasmat. De r e s u l t a t e n h i e r v a n worden i n t a b e l

3

ge- geven. D e s t a r t van h e t Engels r a a i g r a s was d u i d e l i j k b e t e r dan van de b e i d e a n d e r e g r a s s e n . B o t a n i s c h e s a m e n s t e l l i n g e11 z o d e d i c h t h e i d i n p r o c e n t e n

(+

= s p o r a d i s c h aanbre z i g ) Object Engels r a a i g r a s - - - m

-

~ o d e d i c h t k ~ e i d 7 ~ w a r d d e n s i t y

-

Engels r a a i g r a s '

-

Ruwbeemd B o t a n i c a 1 c o m p o s i t i o n e.nd sward d e n s i t y i n p r o c e n t s (1- = in

smal1 number found) B i j de voederwinningt a = v e l d p e r i o d e i n 1972

-

22 dagen b = v c l d p e r i o d e ia 1972

-

1 3 dagen With f o d d e r c o n s e r v a t i o n : a = w i l t i n g p e r i o d i n 1972

-

22 days b = lbrilting p e r i o d i n 1972

-

13 days

(12)

In

1971

was de kwaliteit van de grasmat zeer goed. Ten gevolge van het verschil in veldperiode bij de voederwinning in 1972 is d i t object verdeeld in een gedeelte a en b. Op het a-gedeelte was de veld- periode 22 dagen en op het b-gedeelte

13

dagen. De verschillen in bo-

tanische samenstelling komen duidelijk naar voren. Nadien is zowel van het a- als van het b-gedeelte het percentage Engels raaigras afgeno- men en het percentage ruwbeemd toegenomen. Op beide gedeelten heeft

zich vooral het laatste jaar d e kweek sterk uitgebreid. Waarschijnlijk is dit het gevolg van de opener grasmat in

1974.

Deze opener grasmat moet worden toegeschreven aan het maaien van een te korte stoppel en het maaien van een te zwaar gewas in juli

1974.

Op het object beemdlangbloem bestond de grasmat het eerste jaar maar nauwelijks voor de helft uit beemdlangb3oem en voor de helft uit tuintjesgras. Het tweede jaar is het percentage beemdlangbloem belang- rijk toegenomen en het percentage tuintjesgras zeer sterk verminderd. Nadien is ten opzichte van

1971

het percentage beemdlangbloem met ca.

de helft gedaald en is ruxbeemd sterk naar voren gekomen. Daarnaast hebben zich de laatste jaren kweek en fiorien belangrijk uitgebreid. Het laatste jaar maken deze soorten ongeveer een kwart van het gras- bestand uit. Mede hierdoor werd toch een goede zodedichtheid bereikt.

Na de overstroming in

1974/1975

hebben alle drie grassoorten flink geleden, het rietzwenkgras iets ilinder dan de beide andere soor- ten.

Onderzoek te Bemmel

Opzet van de proef

---.."---

In

1971

werd op een uiterwaard te Bemmel eenzelfde proef aange- legd als in Bronkhorst. Het is een kleigrond met hoge gehalten ten aanzien van kalk en vooral van fosfaat. De proefpercelen waren elk ca. 36 are groot. Wegens de slechte beginontwikkeling in de proef bij Bronkhorst werd de zaaizaadhoeveelheid per ha vim rietzwenkgras en beemdlangbloem verhoogd.

Rietzwenkgras

Voor het rietzwenkgras werd weer het ras Festal genomen. Er werd

69

kg zaaizaad per ha gebruikt.

Engels raaigras

Voor Engels raaigras werd weer half weidetype en half hooitype gebruikt. Be rsasen waren respectievelijk Perma en Hora. De gebruikte hoeveelheid zaaizaad bedroeg 40 kg per ha,

Beemdlangbloem

Voor het beemdlangbloem werd ook weer half weidetype en half hooity-pe gebruikt. Be rassen waren respectievelijk Bergamo en Belino. Zaaizaad: 69 kg per ha.

Jn de winter

1974/1975

hebben de proefpercelen onder water ge- staan. Op 21 december

1974

liep de gehele polder onder water. De Taag- ste gedeelten van de objecten hadden toen al een week blank gestaan ten gevolge van kwel. Op

15

februari

1975

was de hele polder weer vrij van water De hoogste gedeelten van de proefobjecten waren al twee 3

drie weken eerder weer vrij gekomen. Men kan stellen dat de laagste gedeelten minstens 60 dagen onder water hebben gestaan. Op het laagste gedeelte van de proefobjecten heeft minstens

1,5

meter water gestaan en op de hoogste gedeelten ca. 0,75 meter.

(13)

Op

6

juli stonden alle drie grassoorten er goed op en er was wei- nig verschil in ontwikkeling. Wel was op de trekkersporen de stand be- ter. In alle objecten kwam wat onkruid voor dat bestond uit herders- tasje, muur, krulzuring, zwarte nachtschade en moeraskers. Op het ob- ject rietzwenkgras kwam wat meer herderstasje en muur voor dan op de beide andere objecten. De kweek bleek over het algemeen goed bestre- den te zijn. In het rietzwenkgras en het Engels raaigras kwam maar sporadisch een kweeksprietje voor; in het beemdlangbloem kwam op het oostelijke gedeelte wat meer kweek voor.

Op 23 juli bleek het onkruid zich zodanig te hebben ontwikkeld dat besloten werd een chemische bestrijding toe te passen. Deze werd op 30 juli uitgevoerd met een mengsel van MCPA en MCPP, respectievelijk

4

en 1 liter produkt per ha. Deze onkruidbestrijding heeft goed vol- daa.n., alleen de zwarte nachtschade had weinig geleden. Gelukkig kwam deze er iet zoveel in voor.

Tengevolge van onqunstige weersomstandighedenvoor entijdens de voederwinning in 1972 is de grasmat van rietzwenkgras grotendeels dood gegaan zodat herinzaai noodzakelijk was.

Het resultaa,t van de schatting van de botanische samenstelling die jaarlijks in de herfst werd uitgevoerd wordt in tabel

4

gegeven.

Botanische samenstelling en zodedichtheid in procenten

(+

=

sporadisch aanwezig)

Botanical composition and sward density in percents

(+

= in Teel g~leden met de voederwinning/~uch suff ered with f odder conservation 2erinzaai

77

april I ~ ~ ~ / S O Y I

17

april

I973

(14)

Van het rietzwenkgras werd in 1971 een vrij goede grasmat'ver- kregen. Tengevolge van de problemen bij de voedexwiming in 1972 bleef

er niet veel meer over en werd het hoofdbes;tanddeel straatgras. Na de herinzaai in 1973 werd een uitstekende grasmat verkregen.

De grasmat van het Engels raaigras was aanvankelijk erg open, mede tengevolge

van

het lostrekken van plukjes gras door het vee in het eerste jaar. Noewel het percentage Engels raaigras zeer goed was heeft zich niet een volledig gesloten grasmat gevormd. Het is wat pol- lig gebleven.

Van ha;t beemdlangbloem was de grasmat aanvankelijk ook erg open

mede t.engevs,lge van het lostrekken van plukjes gras bij de laatste be- weiding in 1971. Het percentage beemdlangbloem is redelijk gebleven maar er is meer ruwbeemd in gekomen dan in de beide andere objecten.

Ook ontwikkelde zich nogal wat kweek.,

Op 9/4-1975 werden de volgende waarnemingen gedaan.

-

Riet zwenkgras

De grasmat heeft weinig geleden; op het laagste gedeelte plaat- selijk een iets open zode en'wat bleker van kleur. Regelmatig verspreid komt wat ruwbeemd voor; praktisch geen bladonkruiden en kweek. Het

hoogste gedeelte is al weer flink aan de groei.

-

Engels raaigras

Qp het hoogste gedeelte heeft de grasmat weinig geleden. Wel konen er wat kaLe plekken in voor waarvan de oorzaak niet duidelijk is. Bladonkruiden en kweek komen niet voor. Op het laagste gedeelte komen maar ca.

5

groene plantendelen meer voor, hoofdzakelijk van kweek. Er zijn nog w e l spruitjes Engels raaigras aanwezig en nog wat meer ruwbeemd. Herinzaai van het lagere gedeelte blijft noodzakelijk.

Beemdlangbloem

OQ dit object heeft de grasmat nog een bezetting van ca. 20

%,

op het hoogste gedeelte Lets meer en op het Laagste gedeelte iets min- der. Van het beemdlangbloem is weinig meer over. Wat er staat is hoofd- zakelijk kweek en ruwbeemd. Herinzaai van het gehele perceel is nood- zakelijk.

,

(15)

14

4

HERINZAAI OP PRAKTIJKPERCELEN

I n de e e r s t e h e l f t van 1970 kwamen de meeste u i t e r w a a r d e n twee k e e r onder w a t e r t e s t a a n , n a m e l i j k i n f e b r u a r i en i n de e e r s t e h e l f t van mei t o e n de g r a s g r o e i a l l a n g weer was begonnen. Het werd ongeveer h a l f j u n i v o o r d a t de l a a g s t e p e r c e l e n weer droog kwamen.

Vb6r de o v e r s t r o m i n g was de s i t u a t i e a l s v o l g t : een d e e l van de p e r c e l e n was r e e d s afgeweid;

op een d e e l van de p e r c e l e n s t o n d een weidesnede en op de h o o g s t g e l e g e n p e r c e l e n soms a l een k u i l s n e d e g r a s ;

een d e e l van de p e r c e l e n werd v l a k voor de o v e r s t r o m i n g nog gauw gemaaid.

N a de overstroming b l e e k d a t van meerdere p e r c e l e n de grasmat zodanig had g e l e d e n d a t h e r i w z a a i n o o d z a k e l i j k b l e e k . Het doodgaan van de g r a s -

m a t moet g r o t e n d e e l s worden toegeschreven a a n h e t l a n g onder w a t e r s t a a n b i j v r i j hoge t e m p e r a t u r e n (13,6

-

18,O O C). Tevens was de g r a s g r o e i a l l a n g begonnen en d i t z a l ook een o n g u n s t i g e i n v l o e d heb- ben gehad. Op sommige p e r c e l e n was e c h t e r de dikke l a a g s l i b

( 5

-

10 cm), d i e e r b i j de o v e r s t r o m i n g opgekomen was, de oorzaak van h e t dood- gaan van de grasmat.

Op de p e r c e l e n waar de grasmat n i e t dood was n a de o v e r s t r o m i n g b l e e k d a t h e t g r a s l a n d g e b r u i k vóór de o v e r s t r o m i n g van i n v l o e d was ge- weest op de mate van b e s b h a d i g i n g van de grasmat. Op de p e r c e l e n d i e vóór de overstroming nog waren kaalgeweid of gemaaid had de grasmat minder g e l e d e n dan op de p e r c e l e n waar d i t n i e t was gebeurd.

Sommige percelen, d i e vooraf n i e t waren beweid of gemaaid, wer- den gemaaïd zodra ze weer begaanbaar waren. Op deze p e r c e l e n h e r s t e l d e de grasmat z i c h b e t e r dan waar d i t p a s l a t e r werd u i t g e v o e r d .

Op de p e r c e l e n waarvan de grasmat dood was gegaan t e n g e v o l g e van d e o v e r s t r o m i n g g i n g h e t e r om op welke w i j z e zo s n e l m o g e l i j k g r a s kon worden verkregen. Het was n a m e l i j k ongeveer h a l f j u n i geworden v o o r d a t met h e r i n z a a i of e v e n t u e e l b i j z a a i e n kon worden begonnen. Om- d a t h e t i n j u n i s t e r k kon drogen werd g e a d v i s e e r d een o p p e r v l a k k i g e g r o n d b ~ w e r k i n g t o e t e p a s s e n met een b l a d e n f r e e s

( 5

6 cm d i e p ) en v e r v o l g e n s zo m o g e l i j k t e z a a i e n met een B r i l l i o n z a a i m a c h i n e . Werd ge-

z a a i d met een k u n s t m e s t s t y o o i e r of met de hand dan werd g e a d v i s e e r d d e grond n a d i e n t e r o l l e n met een Cambridgerol a l s de grond h i e r v o o r voldoende w a s opgedroogd.

I n de p r a k t i j k z i j n e c h t e r de volgende z e e r v e r s c h i l l e n d e werk- wi'jzen t o e g e p a s t :

helemaal geen grondbewerking;

met een h a r k k e e r d e r de grond wat l o s k r a b b e n ;

v6ór hef z a a i e n f r e z e n met een b l a d e n f r e e s , v a r i a t i e c a .

5

t o t ca. 72 cm d i e p ;

e e r s t z a a i e n , dan f r e z e n met een b l a d e n f r e e s , c a .

4

a

5

cm d i e p , v e r v o l g e n s r o l l e n ;

-

een z a a i b e d maken met een zware e g ;

h e t g e b r u i k van een L e l y f r e e s -k B r i l l i o n z a a i m a c h i n e ;

-

h e t g e b r u i k van een L e l y z a a i f r e e s .

Aan de hand van de v e r k r e g e n r e s u l t a t e n kan worden g e s t e l d d a t onder genoemde' omstandigheden een ondiepe grondbewerking v ó ó r de i n z a a i h e t

s n e l s t e t o t een goed r e s u l t a a t h e e f t g e l e i d . Geen grondbewxking g a f een onbevredigend r e s u l t a a t . De a a n s l a g van h e t zaad l i e t v e e l t e wen- s e n over. Bovendien werden de jonge g r a s p l a n t j e s a l s p o e d i g overwoekerd door h e t s n e l groeiende o n k r u i d , onder a n d e r e moeraskers.

Op de p e r c e l e n waar i n juni/juI.i een d i e p e r e grondbewerking werd t o e g e p a s t met een L e l y f r e e s of L e l y z a a i f r e e s duurde h e t l a n g v o o r d a t een g e s l o t e n grasmat werd v e r k r e g e n . V e r q o e d e l i j k moet d i t worden

(16)

toegeschreven aan een te sterke (diepe) uitdroging van de grond. Waar later in het seizoen, augustus/september, met één van deze methoden is ingezaaid waren de resultaten goed. Deze latere inzaai is echter op uiterwaarden erg riskant met het oog op mogelijke overstroming in het volgende winterseizoen.

Het algemene advies was voor de hoger gelegen uiterwaarden bij herinzaai het BG6-mengsel t e nemen, echt& zonder klaver, tegen 30 kg zaaizaad per ha. Aangezien de praktijk snel gras moet hebben voor het vee werd aangeraden 10 kg Westerwolds raaigras -speciaal van het land- ras- als dekvracht te zaaien. Op de lagere uiterwaarden werd bij herin- zaai alleen Westerwolds raaigras of ~taliaans raaigras aangeraden te- gen 30 à 40 kg zaaizaad per ha. De gedachte die .hier achter zat was

zo snel mogelijk gras te krijgen en omdat na één 3 twee jaar de gezaai- de soorten verdwenen zijn en een langzaam herstel van de grasmat met de grassen die hier van nature groeien zoals fiorien, kweek en m w - beemd.

In de praktijk zijn echter ook andere mengsels gezaaid, bijvoor- beeld per ha:

-

30 30 à kg

35

BG11 kg BG5 C 20 kg Westerwolds raaigras (landras)

32 kg BG5

+

1 5 kg Westerwolds raaigras

-

25 kg Italiaans raaigras C 20 kg Weste~wolds raaigras; soms werd een jaar later Engels raaigras bijgezaaid

-

30 kg Westerwolds raaigras

De grote hoeveelheden Westerwolds raaigras bij een BG-mengsel zijn in het algemeen funest geweest voor een goede ontwikkeling van de soorten die in de BGmengsels voorkomen. Soms was hier maar heel weinig van terug te vinden. Voor Sommige gevallen moeten de slechte resultaten mede worden toegeschreven aan te diep zaaien, namelijk

4

5

cm diep in frezen.

In het algemeen hebben zich het Westerwolds raaigras en/of het Italiaans raaigras -waar dit alleen was gezaaid- het eerste jaar zo- danig ontwikkeld dat van enig herstel van de oude grasmat weinig te- recht is gekomen. De winters zijn nadien zodanig zacht geweest dat de genoemde soorten in de herfst van 1974 nog niet geheel uit de grasmat waren verdwenen. Het natuurlijke herstel van de oude grasmat heeft mede daardoor heel geleidelijk plaats gevonden.

Botanische samenstellin~

In de herfst van 1972 we~den een aantal percelen uiterwaard opge- zocht waarop ook herinzaai had plaatsgevonden en waarvan bekend was wanneer en hoe de herinzaai was uitgevoerd en van welk graszaadmengsel bij de inzaai gebruik was gemaakt. Van deze percelen is ook iedere herfst de botanische samenstelling van de grasmat geschat. In verband met de overstroming in de winter 1974/1975 is dit in de eerste helft van april 1975 ook gedaan. De resultaten van de schatlingen worden in de bijlagen l t/m 12 weergegeven.

Uit de gegevens van deze praktijkpercelen waar herinzaai heeft plaatsgevonden blijkt dat bij het gebruik van een BGmengsel een uit-

stekende grasmat kon worden verkregen met het hoofdbestanddeel Engels raaigras. Het Engels raaigras kan zich goed handhaven als het grasland goed wordt gebruikt en het in de winter niet te lang onder water komt te staan. Re hoogteligging speelt bij dit laatste een grote rol.

Beemdlangbloem dat in de BG-mengsels voorkomt is in de grasmat op deze percelen niet teruggevonden. Met timothee is het iets anders gesteld; meestel werd het wel teruggevonden maar vaak slechts een klein percentage en zelden een percentage van ca. 10

$I.

Vermoedelijk heeft hierbij de standvastigheid van het ras ook een rol gespeeld. Verder is

(17)

wel gebleken dat timothee overstroming vrij goed kan verdragen.

Herinzaai met eea BGmengsel waarbij de grote hoeveelheden Wes- terwolds raaigras of waarbij Italiaans raaigras als dekvrucht werd ge- bruiktheeft een onbevredigend resultaat gegeven. Van de soorten die in het BG-mengsel voorkwameL werd in de grasmat maar heel weinig terugge- vonden,

Op percelen waar alleen Westerwolds raaigras of Italiaans raai- gras of een mengsel van deze beide soorten werd gezaaid vond het na- tuurlijke herstel van de grasmat, mede door de zachte winter, maar heel geleidelijk plaats.

Onder gunstige omstandigheden, dat wil zeggen kaal land en lage temperaturen, blijkt Engels raaigras een kort durende overs-txoming vrij goed te kunnen verdragen.

Graslandverbetering op de hoger gelegen uiterwaarden gaf in de

(18)

5

SAMBVAT3'ING

EN

CONCLUSIES

In Nederland xi jn in totaal bijna 38.000 ha uiterwaa.rden erL deze lopen jaarlijks het risico van overstroming.

OF>

de lagere uiterwaarden bestaa.t de grasmat veelal voor een belangrijk deel uit fioriengras met daarnaast kweek, ruwbeemdgras en onkni der,.

Op de hogere ~it~erwaarden bestaat de grasmat veelal voor een be- langrijk deel uit beemdvossestaart, roodzwenkgras en onkruiden. Bij een betere verzorgingstoestand kan ook wel mgels raaigras vocrkomen,

Over de herinzaai van uiterwaarden was tot 1966 weinig bekend. Deor de langdurige hoge waterstand van ? e IJssel in 1965 was het gras- bestand van vcrxchillende (lage) uiterwaarden bijzonder slecht gewor- den. In het voorjaar van 1965 werd daarom ter oriëntatie herinzaai toegepast op een lage uiterwaard bij Bronkhorst. De tcen in de Rassen- lijst voorkomende mengsels

B G ~ ,

MX.7

en MKG werden hiervoor ger~omen. Hoewel de atart goed was, was na drie jaar (in 1969) de vegetatie

vooral op de objecten MK7 en W:& weer ongeveer gelijk aan de vegetatie die op d.eze uiterwaarden van nature wordt aangetroffen. Deze uiterwaard heeft in deze periode verschillende keren. onder water gestaa.n.

In de eerste helft van

1970

kwamen de meeste uiterwaarden twee keer ~ n d e r water te staan, na,melijk in februari en in de eerste helft van mei. Bij de overstroming in mei die duurde tot ongeveer half juni was de gra.sgroei al lang begonnen en was de temperatuur al vrij hoog. De gemiddelde dagtemperaturen te De Rilt varieerden van 13,6 tot

18,9

O C. Van meerdere percelen uiterwaard had de grasmat zodanig geleden dat herinaaai noodzakelijk was. Dit is er aanleiding toe geweest dat in

1970

is begonnen met een onderzoek naar de mogelijkheden van her- inzaai van grasland in uiterwaarden. Hierbij zijn drie grassoorten vergeleken, namelijk Engels raaigras, beemdlangbloem en rietzwenkgras, alle in monocultures. In

1970

werd een proef aangelegd te Bronkhorst en in

1971

te Bemmel.

In het jaar na het jaar van inzaai bestond de grasmat op de ob- jecten te Bronkhorst waar Ehgels raaigras, beemdlangbloem of rietzwenk- gras was ingenaaid respectievelijk uit:

bijna 100

$

Erigels raaigras

-

ca. 80

%

beemdlangbloem m i m 50

$

riet zwenkgras

Aan het eind van

1974

waren deze percentages gedaald tot respectieve- lijk ca.

45,

ca.

35

en ca.

40.

In het voorjaar van

1975 (l7

april) na de overstrotning

1974/1975

was van het Engels raaigras en het beemd- langbloem 2i;ix ,i:;ch niets meer over. Van het rietzwenkgras was in de gra.smat nog ca. 10

$

aanwezig.

In Bemmel bestond in de herfst van het jaar van inzaai

(1971)

de grasmat op de soortgelijke objecten uit:

100

$

Engels raaigras 100

$

heemdlangbloem ca.

90

$

rietzwenkgras

Aan het eind van

1974

waren deze percentages respectievelijk ca.

95,

ca. 80 en ca.

95.

Na de overstroming in

1974/1975

bleek in ket voorjaar van

1975

(9

april) dat het rietzwenkgras heel weinig had geleden; alleen op de laagste plek was de grasmat iets opener geitorden.

Op het hoogste gedeelte had het Engels raaigras weinig geleden terwijl op het laagste gedeelte het Engels raaigras prak$isch verdwe- nen was.

Van het beemdlangbloem was weinig meer over,

Bij deze proeven heeft de beweiding van rietzwenkgras geen pro- blemen gegeven.

(19)

juni een ondiepe grondbewerking de voorkeur heeft. Het gebruik van een mengsel met overwegend Engels raaigras gaf goede resultaten.

Het gebruik van meer dan

6

kg Westerwolds ra.aigras er] het ge-

bruik van Italiaans raaigras is niet aan te raden omdat deze soorten

snel verdwijnen zonder da.t andere goede soorten tijdig de plaats kun-

nen innemen. Het zaaien van beemdlangbloem geeft teleurstellende re- sultaten terwijl timothee zich kan handhaven, weliswaar in een gering percentage.

Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat herinzaai van ui- terwaarden het beste in het voorjaar kaan worden uitgevoerd als de kans

op overstroming grotendeels voorbij is. Sn het algemeen zal april begin

mei de meest geschikte tijd zijn.

Voor gemengd gebruik kan voor de herinzaai het beste het mengsel BG? worden gebruikt, Dit is een mengsel van Ehgels raaigras (hooi- en weidetype), timothee hooitype en klaver. Voor uitsluitend maaien komt naast het mengsel BG? ook rietzwenkgras in aanmerking. Rietzwenkgras geeft bij vaak of uitsluitend maaien een hogere opbrengst dan Engels raaigras en timothee. Bovendien is het beter bestand tegen overstro-

ming dan Engels ra.aigras

.

Een mengsel waarin beemdlangbloem is opgenomen of beemdlangbloem in monocultuur, verdient geen aanbeveling.

The experiment showed that in river forelands new grass should be shown in spring. The chance of overflowing is usually smaller in

spring. In genera1 the period April

-

early May wil1 be the best time.

If

the grass wil1 both be m o m and be grazed, the mixture BG1

gives the best results. This is a mixture of pegennial ryegrass (hay

and pasture type), timothy hay and clover. For only mowing tal1

fescue gives a higher yield than perennial rye grass and timothy. Besides it better stands overflowing than perennial ryegrass.

Only meadow fescue or a mixture with meadow fescue does not give good results.

(20)

6.

LITERATUUR

l . Natuur en landschap, water, bodem, lucht.

Tijdschrift voor natuurbeh,oud en milieubeheer,

1974/3

-

4.

2. SAW-rapport nr, 202. Een graslandvegetatiekartering van het

xui1verka;velingsgebied "Heerde".

Maart

-1966,

Karteringsverslag nr. 84 van de afdeling Vegetatie-

kartering en Gewassentaxatie.

3

Ervaringen op ondergelopen uiterwaarden, door ix, J.L. Luijendijk

en J.J. de Gier, Consulentschap voor de Rundveehouderij en Akker-

bouw te Tiel. Redrijfsontwikkeling l

(1970) 6

(oktober), editie

Veehouderij.

4

a Rassenlijst voor Landbouwgewassen

1966.

5

e Rassenlijst voor Landbouwgewassen

1976.

6.

Rassenbericht IVRO Wageningen nr.

462.

Grassen voor voederdoel-

(21)

20

Perceel

6

-

B. Buis te Boven Leeuwen

Zodedichtheid

Engels ra.aigras

esterwolds raaigras

taliaans raaigra s

est (hoofdzakelijk onkrui-

Herinzaai: 2 x eggen, zaaien met een kmstmeststrooier, l

x

naeggen

l x rollen met een Cambridgerol

Mengsel: 10 kg Engels raaigras hooitype

5

kg Engels raaigras weidetype

5

kg beemdlangbloem

5

kg Westerwolds raaigras

5

kg Italiaans raaigras

Gebruik : In

1970

en

1972

één keer gehooid, verder beweid.

Andere jaren alleen beweiding -k een'keer bossen.

(22)

Perceel 8

-

B. Buis te Boven Leeuwen

Zod.edicb theid Engels raaigras

Herinzaai: Op

20/8-1970

gefreesd en ingezaaid met Lelyzaaifrees

Freesdiepte 10 & l ? c m

Mengsel: BG5 3

35

kg per ha

Gebruik : In

1974

een keer gehooid, verder beweiding

+

bossen.

(23)

'Perceel G . J . Pelgrom aan de dijk te Bronkhorst

Zodedichtheid Engels raaigras

Berinzaai : In juli

1970

gefreesd met de LeZyfrees en ingezaaid met

de Brillionzaaimachine. Hengsel BGS.

Bemesting : Ieder jaar

l 5

20 ton stalmest.

Jaarlijks ca. 325 kg

N

per ha uit kunstmest.

Gebruik : Hoofdzakelijk weiden. Een enkele keer hooien (niet alle

jaren.

Ieder jaar wordt gebloot.

Onkruidbestrijding wordt toegep~st.

bder water:

1973

-

eind november

-

begin december: ruim een week on-

der water gestaan.

1974

-

van 28 oktober

1974

tot ca, 10 februari

1975

on- der water gestaan.

(24)

Perceel W. Willems f e Olst

Berinzaai e Augustus

1970

gefreesd met Lelyfrees, ingezaaid met Bril- lisnaaaimachine.

Kengael: 366, 30 kg per ha.#

Gebruik : Hoofdzakelijk beweiding, extensief.

Onder water: Eind november

-

begin december

1973

ruim een week. Begin november

1974

ca. i week.

Begin december

7974

tot half febmaxi

1975.

Winter

1974/1975.

(25)

24

Perceel D.J. Hulsbergen te Ben Nul (0lst)

Zodedichtheid

Engels raaigras

Herinzaai : Inzaai van bouwland in

1969.

Mengsel:

BG5.

Gebruik : Hoofdzakelijk beweid.

(26)

2

5

Perceel

W.

Steendijk te Den Nul (01s~)

Zodedichtheid en soorten

Zodedichtheid

Italiaans raaigra s

Herinzaai : Inzaai op 13/6-1970 van bouwland.

Gefreesd met Lelyfrees, gezaaid met Brillionzaaimachine.

Mengsel: 30 kg BG11 -t- 20 kg tetraploid Italiaans raaigras.

Gebruik : Veelal maaien.

(27)

2

6

Perceel J. Schouten te Doorwerth

Herinzaai : Voorjaar 1972.

Mengsel: BG1 , zonder klaver, 30 kg per ha. Onder water: Winter

1974/1975,

snel weer droog*

(28)

P e r c e e l 14

-

Waiboerhoeve t e Millingen a/d R i j n

Herinzaai : Geen; n a t u u r l i j k h e r s t e l van de grasmat.

(29)

2 8

Waiboerhoeve t e U l l i n g e n a/d R i j n

7 = sporadisch aanwezig

Berinzaai : 16 juni t o t 10 j u l i 1970. Ondiepe bewerking met bladen- Prees, zaaien met Brillionzaaimachine.

Mengsel: 30 kg BG6 zonder k l a v e r i 10 kg Westerwolds r a a i g r a s , l a n d r a s .

Gebruik : Afwisselend weiden en maaien.

(30)

29

Waiboerhoeve te Millingen a/d Rijn

dedichtheid

+

= sporadisch aanwezig

Herinzaai :

16

juni tot 10 juli 1970. Ondiepe bewerking met bladen-

frees, zaaien met Brillionzaaimachine.

Mengsel: 30 kg BG6 zonder klaver

+

10 kg Westerwolds

raaigras, landras.

Gebruik : Afwisselend weiden en maaien.

(31)

Perceel 28 a

-

Waiboerhoeve te Mjllingen a/d Rijn

gels raaigras

taliaans raaigras

est (hoofdzakelijk onkruiden)

Herinzaai : 16 juni tot 10 juli. Ondiepe bewerking met bladenfrees, zaaien met Brillionzaaimachine.

Mengsel: gedeelte van het perceel Italiaans raaigras, ras Lemtal. Gedeelte van het perceel Italiaans raaigras te- traploid, ras Tetila. (doel kweekbes tri jding)

(32)

3 1

P e r c e e l

7

-

Waiboerhoeve t e Millingen a/d Rijn

odedichtheid n g e l s r a a i g r a s

Herinzaai : 12 juni i 9 7 0 doorzaaien met Ruiglandzaaimachine.

Mengsel: 25 kg p e r ha EngeZs r a a i g r a s , h a l f weidetype, h a l f hooitype.

Gebruik : Afwisselend weiden en maaien.

(33)

Nederlandse, Latijnse en Engelse ramen van in dit rapport genoemde plantensoorten

Nederlandse naam mgels raaigras

Engels raaigras weide- typ e

Engels raaigras hooi-

~ Y P e Beemdlangbloem Beemdlangbloem weide- type Beemdlangbloem hooi- -typ e Timothee Timothee weidetype Timothee tussentype Timothee hooitype Riet zwenkgras Ruwbeemdgras Beemdvossestaart Roodzwenkgras Kropaar Italiaans raaigras

West erwolds raaigras

Straatgras Kweek Fiorien Ruwe smele Witbol Geknakte vossestaart Witte weideklaver Witte cultuurklaver Akkerdistel Herderstasje Kruipexde boterbloem Krul zuring Moeraskers Muur Paardebloem Scherpe boterbloem Vijfvingerkruid Zwarte nachtschade

Lolium Perenne Perennial ryegrass Lolium Perenne Perennial pasture type

Lolium Perenne Perennial hay type

Festuca pratennis Huds Meadow fescue

Festuca pratennis Huds Meadow pasture type

Festuca pratennis Huds Meadow haytype

Phleum pratense L. Phleum prateme L. Phleum pratense L. Phleum pratense L. Festuca arundinacea Schreb. Poa trivialis Alopecurus pratennis

L.

Festuca rubra

L.

Dactylis glomerata

L.

Lolium multiflorum Lam. Lolium multiflorum Lam. Poa annua

Elytrigia repens Desv. Agrostis stolonifera Deschampia cespitosa P.B. Holcus lanatus L. Alopeanus gen. L. Trifolium repens Trifolium repens Cirsium arvens Scop. Cap sella bursa-pasto- ris

Ranunculus repens L.

Rumex crispus L.

Rorippa Islandica Bor- bas

Stellaria media Vill. Taraxacum species Ranunculus acris L. Potentilla reptans L. Solanum nigmun L. Timo thy Timothy pasture Timothy intermediate " c e

Timothy hay type Tal1 fescue

Rough stalked meadow grass

Meadow f oxtail

Creeping red fescue Cocksfoot Italian ryegrass Westerwolds ryegrass Annual meadowgrass Couchgrass Fiorin Tufted hairgrass Velvet grass Foxtail

White pasture clover White cultivated clover Creeping thistle

Shepherdl s purse

Creeping buttercup Curly dog

Marsh yellow cress

Chickweed Clandelion Meadow crowfoot

C reep ing

Black nightshade

Dutch, Latin and Eriglish names of plants, mentioned in this report

(34)

t > 1 * j '

3 ,

Rundvl~produktie In Frankrijk. Verstag vaneen studiereis, april 1971. tihmbcht

2 Proef met propyleenglycol als piurventief middel tegen slep~emeïkgiekte. a

Ir. A B. Meijer en Ti. Boxem, januari 1972, uk&&st

Atr. '3. Charolais

X

W s t i e m voor deesproduktie. Verslag :wan vergelijkende

p r m e n op- praktijkbedrijven. Ir. W. L I-larmsen, januarl 1972 1 I,-

4. ' Vleesproduktie ih Engeland. Verslag van een studiereis van 28augustw tot

3 september 1970. Ir. W.L. Harmsen en Ir. C M. Hupkes, januari 1971. uitverkocht Nr. 5. Bijvoeding van melkvee. in de weide. Literatuurstudie van prowen in @e

periode 19451971. j. ~oxem, met t972

I

9.-

'

S. Ni.faatverg:ifH~hig bij Nndvee als'gevotg van hoge nltraatgenalten in grae

JaMdprOd~kM~. W. Willemsrwr Ing., september 1972

-

t 8 i t v e h M 3

7, ' Inwoed van h~rinzacrf en stikstof op de opbrengst en de botani'whe samen-

stelling van grasfand. G. Kriaf, oktober 1?272,

I

4,- 8. De invhsgd van hat stgltype,op de g W van stieren. Wrsiag van onden:Qek

' op W Wlerd, H- E. Hamsen m . A C. Sniits, oktober 1972 f 4,-

Nr. 9. Wt effect van m a ~ t r ~ i l e n ~ e g e n het, aaltje ftichodorus teres in gresland. J.. J. Wol&ting, oktober W72. " . V , $ T.- Nr. 10. BljQoeren van k m e w e r aan weícjmd meIíwee in.&hvt najtwr. J. v*

Geneijgen, Ing.. oktober -%G?%! u i t v e h h &

Nr. 11. Ooplst, a~slag,efi medeielng van, mijmais in' m oord-ltelS&.' Vmtag van Wn

Studiereis.'Dr. Ir. D. C. M. Bcionman e.a., maart 1873. . f 4.- Nt..12 ~u~i$!~ew~prbdukii-e in

oord-italil~.

verslig M n @en studimk. Ir. W. L

n Hermtm eh W. H. &Bos& maart 1875. '

P

CA-.

Nr. 14. Het gebruik van decomputer in de rundveehouderij. Verslag van een studie- reis naar rekencentra. Ir. N. Benedictus, ets., juni 1973. f 4,-

.-.,

.l&: SlaohtrIjp maken vanjor~ge si'ierpn. ~8rgetifktng van drie systemen, op de : h

. C: p. wboerhaeve,in 1631 .en let2 H E Wamsen, juli 1973. ttiwwko~ht

Nr. 26. Invloed van mierenzuur opde opnamevan kuilvoer doorpinken. Ir. S. Cchuk-

king en Ing. A. G. Hengwld, augustus 1973. f a '

.Nr. 17. Vediezen bij Wet inkuilen vah b i & s t a a ~ p . Verslag van een proef op ,,De

Vlíerd" in 1971. Ing.'& 9: Mengev&d, smtembet $9?3. 'f 4.-

,Nr.. f3r Snijmaiis in de run&mvo@ing in hankrijk,.~erslag van ?n studiereis. Ir:D.

Oosteodorp e.a., december 1973. ,g 4 7

t ME. 19. "Weesprodltktie met atgékai6e vaamn. l r . ' ~ . L Harmm en H E, Harm-

SS^, f & ~ $ f í 197.. ' u i d o ~ h *

C

.b,

20., Voeäktg wan melkvee m& weinig ruwvoert Ing. Tj. Bokwn, februari 1974. uitv-cht '+ Nr.'

, .

91, Oogsk, opstag en vdederihgrvan snijmaïs. 1Xer)goep; OQBst, opsiag?en voe

dering van snijmais,apfil 1&74. 5

P

4.-

Nr. '22 Whap&houderij in Qroot-8rittannÎë. Verslag ,van een studiereis. Ir. P. W.

Tol, Ir. J. A. M. Voermans en Ir. H. J. Welde, april 1974. ~ o c I B Nr. 23. Muurbes&ij.ding met herhioiäen in jong grasland.bíj lage temperatuten.+ J A

Ing. L Ragz13tmoni en Ir. W. Luteri, april 1974.

P

4.- Nr. 24. Qndeaoek rundvteespmduktie in Wt-Duitsland. Verslag van een Mudie

reis. ir. W. L. tiarmsemen Ir. C. B. S fuaretsbot, juni 1974. f 4 4,-

Nr. 25, Reactie van melkvee op raedering met gedroogd en gaperst mwvaer, Ing. J. 'van Geneijgen. J. W. F. tiijrnk en Drs. R, Krornmerl, juli 1974. f

4'-

Nr. 26. Zelfvoedering van snijmaiskuil in vergelijking met andere voedersysternen.

Verslag van een studiecommissie, augustus 1974. f 4,-

Nr. 27. Wedittg van jonge vleesstieren met vers gras en krachtvoer. Ing. H. E m-

sen en Ing. J. W. 43ctrtgb8n, augustus 1934.

P

4,- NI. 28. De rorrdveehouderij in Ierland. V8rslag "an een studiBrets, S,neVmber 19-74. f 6.-

Nr. 29. Bedrijfssyntham-ondenoek in de Runrl\reehouderij, februari 1975.

Nr, 30. Rwrvoedemvoor nrnúwe in Nederland. R'oduktie, handel, gebrulk. J. aI,uitv&mhr

april 19~5- - $ l a -

Nr. 31. Invloed van grondbewerking op heringezaaid bJ.&end gfasland. Ing. J. J.

Wadring, juli 1975. i

(35)

Wlrf 4-

' . ftukdernee B, Lelystad

d e w ~ n g op gfro 5807iM '

m á vtmislding : mqwri ar. r ( ~ i

. L'

(36)

E m T A

Pag.

5

le alinea 28.000 ha moet zijn : 38.000

ha

hoogste ligging moet aijn : hoogteligging

28 alinea Overigens

van

eerste kwaliteit moet zijn :

Overigens varieert de kwaliteit

Bijlage 13 Lolium Perenne moet zijn : Lolium perenne

L.

Featuca pratennis moet zijn : Festuca pratensis

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

It was found from all of the employee participation themes: consultation, collective bargaining, joint decision-making, co-management, self-management and financial

Op deze wijze wordt een vormvast en duurzaam systeem verkregen, dat gewoon op de kasgrond kan worden geplaatst en waarbij het veen goed gestoomd kan worden.. De kosten zijn

The objectives (derived from the aim) were to provide an indication of the familiarity of agencies and their clients with the term "integrated marketing

Bogemelde kommunikasie-volwassenheidsmodel ten opsigte van die kommunikasievermoë van die bourekenaar word voorgestel om die ontwikkeling van die totale professie te

Hierdie faktore sal noodsaaklike bydraes lewer om sosiaal-ekonomiese uitdagings soos werkskepping, entrepreneurskap, groei en welvaart vir almal daar te stel"

In consideration of the state of theological-ecclesiological responses to migration issues, the second section will arguably classify theological-ecclesiological responses to

Het deel van het water dat niet door het membraan ge- perst wordt heeft een hoger zoutgehalte dan de invoer, daar de zouten zich hier in ophopen.. Deze waterstroom wordt

Voor deze behandelingen werd de standaard bestrijding met quintozeen strooi- poeder vôôr het uitplanten gevolgd door thiram stuifpoeder na het uit-.. planten in de