Over sociaal constructivistisch onderzoek aan landschap
Reactie op “Van horen zeggen” van Flip Witte, Vereniging Vijf Dorpen in het Groen, en Pieter van der Kuil, Stichting Heemkunde Renkum
Roel During
Wageningen, 19 januari 2016
Geenzins is het mijn bedoeling geweest om de Vereniging Vijf Dorpen in ‘t Groen in een kwaad daglicht te stellen. Sterker nog, ik vind het een mooie vereniging die veel goed werk doet in de gemeente Renkum. Ik kan het weten, want ik woon in die gemeente en zie regelmatig in het veld en in de krant welke activiteiten ze ondernemen. Elke gemeente zou er blij mee zijn. Het is te betreuren dat de heren Witte en Van der Kuil mijn woorden zo geheel anders opvatten dan bedoeld en ook opgeschreven. Letterlijk staat er “veel burgers en ook de vereniging Vijf Dorpen in ’t Groen zien de landgoederen niet zozeer als cultureel erfgoed, maar als park en natuur en daar blijf je vanaf (Meurs et al., 2015).” In de tweede reactie van Witte en Van der Kuil is deze frase verworden tot “Vijf dorpen geeft niets om cultuurhistorie”. Er is in het artikel waarschijnlijk een dermate gevoelige snaar geraakt dat de interpretatie van hetgeen geschreven is de overhand neemt boven wat er letterlijk staat. Ook met de stelling dat de verwaarlozing van het landschap te wijten is aan een conflict tussen natuurliefhebbers en minnaars van de cultuurhistorie, heb ik geen enkele herkenning. Dit heb ik niet zo opgeschreven en ook niet zo bedoeld.
Wat is er dan wel bedoeld? Voordat ik daar op in kan gaan, zal ik eerst uitleggen hoe de uitspraken zijn ingebed in sociale systeemtheorie. Waar het in het artikel om gaat is dat de discoursen over cultureel erfgoed en natuurbescherming zijn ingebed in dagelijkse gesprekken over de omgeving van de gemeente Renkum en dat die operationeel gesloten kunnen zijn naar elkaar toe. Zonder diep te theorie in te duiken, verwijs ik hier naar de communicatietheorie van Luhmann (1995), die in dit verband spreekt over autopoiese. Autopoiese is het proces dat elke communicatie een nieuwe communicatie oproept in een proces dat zelfreferentieel (operationeel gesloten) is. Het is een theorie over communicatiesystemen, waarvan de elementen bestaan uit communicaties en niet uit mensen. Elke communicatie roept een volgende communicatie op binnen een bepaald spectrum aan mogelijkheden. Luhmann wijst er op dat elke communicatie voortbouwt op en verwijst naar eerdere communicaties, hetgeen resulteert in genoemde zelfreferentialiteit. Informatie wordt geduid met behulp van begrippen die in eerdere interacties tot stand zijn gebracht. Veel van de conflicten ten aanzien van landschap kunnen
geanalyseerd worden met een combinatie van Luhmann en discoursanalyse. Luhmann besteed in zijn theorie veel aandacht aan waarnemen. Waarnemen is in zijn ogen niets anders dan een onderscheid maken en vervolgens één kant van dat onderscheid actualiseren. Daarbij kan er sprake zijn van een basaal onderscheid, zoals in het geval van natuur en cultuur. De noodzakelijke consequentie van deze theoretische beschouwing over observeren is dat er altijd sprake is van een blinde vlek: namelijk het onderscheid zelf kan niet gezien worden.
Als er sprake is van conflicten ten aanzien van de omgevingskwaliteiten binnen de gemeente Renkum, en als deze te maken hebben met het basale onderscheid natuur en cultuur, dan kunnen deze het beste opgelost worden door met behulp van een ander onderscheid een nieuw licht op de zaak werpen. Dit is in het onderzoek en het artikel gedaan met het onderscheid landgoederen-natuur en natuur buiten
landgoederen. Met dit nieuwe onderscheid is het mogelijk om de blinde vlek minder storend te laten zijn. Iedereen die naar landschap kijkt maakt dergelijke basale onderscheidingen, vaak zonder het zelf te beseffen. Dat geldt ook voor de onderzoekers van het wetenschapswinkelproject. Er is niks mis mee, want het is de normaalste zaak van de wereld. Mensen die gewend zijn om deel te nemen aan
cultuurhistorische communicatiesystemen, zullen de natuur vanuit die bril betekenis geven. En andersom geldt hetzelfde. Dat is een uitgangspunt op theoretische gronden. En door middel van een analyse van interviews en verdere gesprekken ten aanzien van de landgoederen en buitenplaatsenproblematiek heb ik vastgesteld dat deze twee perspectieven ook in Renkum aanwezig zijn. En dat is niet gebaseerd op een enkele uitlating van een persoon, maar op de uitlatingen van verschillende personen, die voor mij ook bevestigd werd door de wijze waarop over natuur en cultuurhistorie gesproken werd in het rapport Verborgen Pracht.
Op de vraag naar de bronnen blijf ik mij op het standpunt stellen dat ik deze zeker niet prijs geef. In discoursonderzoek gaat het er om dat aannemelijk gemaakt wordt dat de onderscheiden discoursen,
alsmede hun interacties en hun werkingsmechanismen, een goed beeld geven van het krachtenspel dat ten grondslag ligt aan het denken over en werken aan landschap. De onderbouwing is altijd voor discussie en verbetering vatbaar. Hij die het beter weet en beter kan, krijgt alle ruimte om de
werkelijkheid nauwkeuriger te benaderen. De sociaal wetenschappelijk onderzoeker zal altijd beseffen dat het om een sociaal geconstrueerde werkelijkheid gaat, die nimmer objectief eenduidig beschreven en begrepen kan worden.
Literatuur