Laboratoriumtechniek P3
Overzicht lesstof toets 3
Voeg jouw eigen punten toe
En bewaar onder een andere naam
Check de samenvattingen in het boek
Check de samenvattingen op MLOChemie.nl En verder……..
Zuurstof (zuurgeest)
Verwarrend O en O2 allebei zuurstof
Atoomnummer 8 dus graag 2 e- opnemen Meest voorkomende ion
2-In peroxide H2O2 is elke O
1-3 stabiele isotopen 5 instabiele !! 16
H9 Oxiden
Oxiden : verbinding met zuurstof Grieks oxygen Latijn oxygenium
Oxys scherp of zuurvormend Gen doen, uitvoeren
Meest voorkomende atoom ter wereld Puur luchtzuurstof ,
Verbinding H
Rekenvoorbeeld
Zwvelpoeder wordt volledig verbrand tot zwaveltrioxide hoeveel gram zuurstof is Reactie 2 S + 3 O2 -> 2 SO3
2 mol S ~ 3 mol O2
Zwavelpoeder wordt verbrand tot zwaveldioxide
Reactie S + O2 -> SO2
1 mol S ~ 1 mol O2
Diwaterstofsulfiet
SO2+H2O -> H2SO3 zwaveligzuur
bacteriedodend Chateau Migraine
H9: Oxiden (1)
Metalen:
Reageren naar oxiden met zuurstof Reageren naar hydroxiden met water
Basische Oxiden (CaO)
Kunnen O2- afstaan
Niet-metalen:
Reageren naar oxiden met zuurstof Reageren naar zuren met water
Zure oxiden (SO
3)
H9: Oxiden (2)
Indeling groepen metaaloxiden Groep 1: M = Li, Na, K, Rb, Cs
Onedele metalen reageren direct met zuurstof
tot metaaloxide via formule 4 M + O2 → 2 M2O
Reactie in water: M2O + H2O → 2 M+ + 2 OH
- Groep 2: M = Ca, Mg, Be, Ba
Onedele metalen reageren direct met zuurstof
tot metaaloxide: bijv .tweewaardig metaal M
2 M + O2 → 2 MO
H9: Oxiden (2)
Verbinding van ijzer met zuurstof wordt Ijzer(III)oxide (roest) met met water
ijzer(III)hydroxide (roodbruin)
Alumimiumozide is ondoordringbaar voor zuurstof Des te meer zuurstof in een oxide ,
des te zuurder de stof. Na reactie met water.
Des te meer zuurstof, des te meer oxiderend de stof werkt. (kaliumpermanganaat, dichromaat explosief
H9: Oxiden (3)
Typen oxiden:
Basisch Oxide: reageren naar base
Metalen
Zuur Oxide: reageren naar zuur
Niet-metalen
Indifferent Oxide: reageren niet
Amfoteer oxide: reageren naar base of zuur
Zout: uit welke `twee oxiden?
Vb KNO3 wordt ontleed in welke twee oxiden ? Oplossing:
- Neem het metaal en bedenk het metaaloxide K+ dus het metaaloxide is K2O
- Neem het niet-metaal rn bereken hoeveel + 3 O’s zijn samen 6- en een K+ maakt de N5+ - Welk oxide van N en O heeft een N5+
dat oxide is N2O5 - We hebben nu
H10 Concentratie
Basis eenheid: mol per liter molair of M
Suiker heeft molmassa 180 g/mol 90 gram suiker opgelost in 1 L
c(suiker) = 90 g /180 g/mol = 0,5 mol/L
De letter c voor hoeveelheid stof concentratie Actuele concentratie : rechte haken
[suiker]
Houd je concentratie !
Los 5,844 gram NaCl op in een Liter water. Molmassa NaCl = 58,44 g/mol
Maar NaCl lost goed op !! c(NaCl) = 0,1 mol/L In de oplossing zwemmen geen NaCl moleculen ?
[NaCl] = 0 omdat NaCl -> Na+ + Cl
dus [Na
+] = 0,1 mol/L
Concentratie vasthouden
Men lost calciumchloride (molmassa 111 g/mol) op. In 250 mL lost metn 11,1 gram calciumchloride op. CaCl2 -> Ca2+ + 2 Cl
c(CaCl2) = (11,1/111) x4 mol/L (waarom x4 ? = 0,4 mol/L 250 mL >> 1 Liter
[CaCl2 ] = 0 [Ca2+ ] = 0,4 mol/L maar…..
Concentratie vasthouden (2)
CaCl2 -> Ca2+ + 2 Cl
[CaCl2 ] = 0 [Ca2+ ] = 0,4 mol/L maar
[ Cl- ] = 0,8 mol/L zie reactie
Metafoor: sloopbedrijf
Fiets >> frame + 2 wielen.
Stel dat men 0,4 mol fietsen tsloopt
tot losse onderdelen (ionen= onderdelen ) Hieruit komen 0,4 mol frames
En 0,8 mol wielen
Concentratie (3)
c in mol/L of
c in mmol/mL c = mmol/V V.c = mmol 20 mmol suiker in 100 mL c =
125 mmol suiker in 500 mL c=
175 mg NaCl in 100 mL c= … [Na+] =…….
Concentratie antwoorden
20 mmol suiker in 100 mL c = 0,20 mol/L 125 mmol suiker in 500 mL c = 0,250 mol/L
175 mg NaCl in 100 mL c= (175/58,44)/100 =0,0299 mol.L [Na+] = 0,0299 mol/L
225 mg CaCl2 in 50 mL bereken c
c(zout)= (225/111,1) /50 = 0,0405 dus [Cl-] =2x 0,0405 mol/L = 0,0810 mol/L
Mengen verschillende
concentraties
Meng 150 mL 0,200 mol/L NaCl Met 80 mL 0,150 mol/L CaCl2 Bereken [Cl-] in het mengsel
Hint: noteer de oplosreactie
Mengen verschillende
concentraties uitwerking
Meng 150 mL 0,200 mol/L NaCl Met 80 mL 0,150 mol/L CaCl2
NaCl Na+ + Cl- CaCl2 Ca2+ + 2 Cl
-NaCl 150 mL × 0,200 mol/L = 30 mmol Cl
-CaCl2 80 mL × 0,150 mol/L × 2 = 24 mmol Cl
230 mL totaal 54 mnol Cl
[Cl-] = mmol/mL = (30+24)mmol/(150+80)mL
Hoe maak je een oplossing ?
Als je 0,1 M NaCl nodig hebt, hoe maak je dat?
Begin altijd eerst met 1 Liter.
0,1 M NaCl betekent 0,1 mol NaCl per liter dus opgelost en aangevuld tot 1 Liter 0,1 M NaCl is dan 0,1 mol NaCl in 1 Liter Molmassa 58,44 g/mol dus
0,1 mol × 58,44 g/mol = 5,844 gram NaCl / L (mol/mol valt weg)
0,100 M HCl : 0,1× 36,5 gram HCl per liter = 3,65 g HCl /L titrant 0,100 M NaOH is dan 4,00 gram NaOH / L
H11 Chemische reacties
Reactiesnelheid- aggregatie-toestand
- katalysator pos. of neg. (enzymen, hormonen) - exotherm (komt warmte vrij
- endotherm (kost warmte dus blijven toevoegen - activeringsenergie (extra bultje in grafiek)
Temperatuur hoger=meer botsingen= betere reactie Deeltjesgrootte kleiner beweegt dus reageert sneller Meestal gasevenwicht of ionen in oplossing
H11 Chemische reacties
Bezoekers V&D
In en uitgaand na verloop van tijd constant. Dynamische evenwicht
Als A B Evenwichtsvoorwaarde
K
=[B] [ ] dus in mol/L
[A] eenheid K afhankelijk
Grote K reactie naar rechts beter (evenwicht rechts Kleine K evenwicht ligt links
voorbeeld
In een vat van 2 liter is een gasevenwicht. A 2 B
Er is 6 mol A en 12 mol B
Bereken de evenwichtsvoorwaarde K [A] = 3 mol/L [B]= 6 mol/L
Stel K op en vul elke [concentratie] mol/L in :
[B]2 [6]2 ( mol/L)2
K = --- = --- = 12 --- = mol/L
H11 Evenwichtsreactie
Evenwicht K eenheid
2 A B K =[B]/[A]2 1/(mol/L) = L/mol
3 A B K ==[B]/[A]3 1/ (mol2/L2= L2/mol2
(delen door een breuk = x het omgkeerde
A 2 B K = [B]2/[A] mol/L
A 3 B K = [B]3/[A] mol2/L2
Vaste stof niet in de vergelijking
Vaste stof reageert wel mee maar [stof] is constant (alleen oppervlak doet mee) dus in de K stoppen… AgCl (s) Ag+ + Cl- K = ?
K = [Ag+].[Cl-] = ca. 10 -10 mol2/L2
Erg kleine K betekent . . . lost slecht op PbCl4 (s) Pb4+ + 4 Cl- K= [Pb4+]x [Cl-]4
Berekening K
via correct invullen
(MAKKIE ?)Stel in een afgesloten vat van
2
L ontstaat een gasevenwichtvolgens :
3 A B + 2 C (alles gas) K = [B]x[C]2
[A]3
In evenwicht is 4 mol A, 10 mol B en 8 mol C Bereken alle concentraties en
[
A] = 2 mol/L [B]= 5 mol/L en [C]= 4 mol/LInvullen K = ( 5x42) / 23 = 10 geen eenheid
In evenwicht: 6 mol A , 10 mol B en 12 mol C [A] [B] [C] K In 1 L A B + C 6 10 12 20 mol/l In 2 L A B + 2 C .. .. .. .. In ½ L 2 A B + C .. .. .. .. In 4 L 2 A B + 2 C .. .. .. .. In 2 L 2 A B + C .. .. .. .. In 10 L 3 A B + 2 C .. .. .. .. Vul ontbrekende waarden in …..