• No results found

Psychopathie en empathie bij delinquente jongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Psychopathie en empathie bij delinquente jongeren"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Psychopathie en Empathie bij Delinquente Jongeren

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

A. C. J. Schippers 10872957

Onder begeleiding van mw. dr. T. L. van Zuijen

(2)

Abstract

The present study investigated whether there is a correlation between psychopathic traits and affective empathy and whether there is a correlation between psychopathic traits and cognitive empathy. Three hundred and fifty boys, aged between fourteen and 24 , detained in five Dutch correctional institutes for juvenile offenders, participated in this study. The methods used are questionnaires, self-report lists and heart rate measurement. The results show a negative correlation between psychopathic traits and affective trait empathy and a negative correlation between affective state empathy, measured by questionnaire and self-report lists and the callous-unemotional dimension of psychopathic traits. Furthermore, the results show no correlation between psychopathic traits and cognitive state empathy, not between psychopathic traits and affective state empathy measured by heart rate and not between affective trait empathy and affective state empathy measured by heart rate. Lastly, the results show a positive correlation between affective state empathy measured by self-report lists and affective state empathy measured by heart rate.

Keywords: delinquency, psychopathy, psychopathic traits, affective empathy, cognitive empathy, state empathy, trait empathy, heart rate

(3)

Samenvatting

In huidig onderzoek is bekeken of er een samenhang is tussen zowel psychopathische trekken en affectieve empathie als tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie. Het onderzoek is uitgevoerd bij 350 jongens, in de leeftijd van veertien tot en met 24 jaar, die in vijf Nederlandse Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's) verbleven. In het onderzoek is gebruik gemaakt van

vragenlijsten, zelfrapportage en hartslagmeting. Uit huidig onderzoek blijkt dat er een negatieve samenhang is tussen psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken en dat er een negatieve samenhang is tussen affectieve empathie in

empathische toestand gemeten middels zelfrapportage en de harteloze-emotieloze dimensie van psychopathische trekken. Daarnaast is gebleken dat er geen samenhang is tussen zowel

psychopathische trekken en cognitieve empathie als tussen psychopathische trekken en

affectieve empathie gemeten in empathische toestand gemeten middels hartslag. Tevens laten de resultaten zien dat affectieve empathie in termen empathische trekken niet samenhangt met affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels hartslag. Als laatst laten de resultaten een positieve samenhang zien tussen affectieve empathie gemeten in empathische toestand gemeten middels zelfrapportage en affectieve empathie gemeten in empathische toestand gemeten middels hartslag.

Kernwoorden: delinquentie, psychopathie, psychopathische trekken, affectieve empathie, cognitieve empathie, empathische toestand, empathische trekken, hartslag

(4)

Psychopathie en Empathie bij Delinquente Jongeren

Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer 1850 jongeren tussen de twaalf en 23 jaar in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) geplaatst (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2014). Dit gebeurt omdat zij worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit of omdat zij wegens het plegen van een strafbaar feit een vrijheidsstraf of een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd hebben gekregen. De voornaamste functies van een JJI zijn de veiligheid van de maatschappij garanderen en de jongeren voorbereiden op de terugkeer in de maatschappij. Deze laatste functie wordt

gewaarborgd door behandeling, opvoeding, onderwijs en zorg binnen een orthopedagogisch leefklimaat (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2014). De waarborging is noodzakelijk wegens het grote aantal psychische en sociale problemen die spelen bij deze jongeren (Boendermakers, 1995; Vreugdenhil, Doreleijers, Vermeiren, Wouters & Van Den Brink, 2004). Negentig procent van deze jongeren ervaart ten minste één psychiatrische stoornis. Dit is aanzienlijk meer dan de bij de gehele populatie jongeren tussen twaalf en de achttien jaar waarbij dit 22% is (Verhulst, Van Der Ende, Ferdinand & Kasius, 1997). Hoe meer stoornissen of kenmerken van stoornissen een jongere ervaart, des te groter de kans dat een jongere ook psychopathische trekken heeft (Puythress, Dembo, Wareham & Greenbaum, 2006).

Puythress et al. (2006) gebruiken in hun onderzoek de definitie van psychopathie, zoals die is geformuleerd door Cooke en Michie (2001). Zij veronderstellen dat psychopathie uit drie verschillende dimensies bestaat welke geconceptualiseerd zijn in karaktertrekken: De "grandioos-manipulatieve" (interpersoonlijke) dimensie, bestaande uit geveinsde charme, grootsheid en manipulatie, de "impulsief-onverantwoordelijk" (gedrags) dimensie, bestaande uit impulsiviteit, onverantwoordelijkheid en thrillseeking en de "harteloze-emotieloze" (affectieve) dimensie, bestaande uit onverschilligheid, emotieloosheid en meedogenloosheid (Cooke & Michie, 2001). Psychopathische trekken blijven stabiel gedurende de gehele levensloop (Frick, Ray, Thornton & Kahn, 2013). Psychopathische trekken zijn voorspellend voor vijandige en

(5)

instrumentele agressie, delinquentie in het algemeen en delinquentie op jonge leeftijd (Mullins-Nelson, Salekin & Leistico, 2006; Flight & Forth, 2007; Vaughn, Howard & DeLisi, 2008). Tevens bestaat er een negatief verband tussen psychopathische trekken en empathie (Cohan & Strayer, 1996; Flight & Forth, 2007).

Empathie wordt beschreven als de mogelijkheid om de emoties en gedragingen van anderen te begrijpen en te ervaren (Cohen & Strayer, 1996). Deze persoonseigenschap

ontwikkelt zich vanaf het tweede levensjaar (Zahn-Waxler, Radke-Yarrow, Wagner & Chapman, 1992). Empathie bestaat uit een cognitieve en een affectieve component. De cognitieve

component behelst het begrijpen van de gevoelens van anderen en de affectieve component behelst het ervaren van de emoties van anderen (Blair, 2006). Delinquente jongeren en volwassenen hebben over het algemeen minder empathie dan niet-delinquente jongeren en volwassenen (Bush, Mullis & Mullis, 2000; Jolliffe & Farrington, 2004). Delinquenten die in meerdere mate psychopathische trekken vertonen zijn het minst empathisch van de gehele groep delinquenten (Ellis, 1982).

Jongeren die in meerdere mate psychopathische trekken vertonen, beschikken wel over cognitieve empathie, maar in mindere mate over affectieve empathie in vergelijking met jongeren die in mindere mate psychopathische trekken vertonen. Dit blijkt uit verscheidene onderzoeken. Dadds et al. (2009) onderzochten 2760 kinderen met psychopathische trekken in de leeftijd van drie tot dertien jaar en vergeleken deze groep met een groep kinderen zonder psychopathische trekken van dezelfde leeftijd. Kinderen met psychopathische trekken hebben tot het negende levensjaar zowel minder cognitieve als affectieve empathie in vergelijking met kinderen zonder psychopathische trekken. Vanaf het negende tot het dertiende levensjaar is de cognitieve empathie bij kinderen met psychopathische trekken echter zodanig ontwikkeld, dat op dat component geen verschil meer te zien is ten opzichte van kinderen zonder psychopathische trekken (Dadds et al., 2009). Bij kinderen tussen de negen en zestien jaar oud is ook te zien dat

(6)

kinderen met psychopathische trekken minder affectieve empathie hebben dan kinderen zonder psychopathische trekken, maar dat deze kinderen wel evenveel cognitieve empathie hebben (Jones, Happé, Gilbert, Burnett & Viding, 2010). De vergroting van cognitieve empathie kan verklaard worden doordat kinderen op de basisschool aangeleerd krijgen om te praten over emoties (Singer, 2006).

Delinquente jongeren in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar met psychopathische trekken beschikken wel over cognitieve empathie, maar in mindere mate over affectieve empathie (Cheng, Hung & Decety, 2012). Dolan en Fullam (2004) geven, evenals Blair et al. (1996), aan dat volwassen delinquenten met psychopathische trekken wel beschikken over cognitieve empathie. Decety, Chen, Harenski en Kiehl (2013) onderzochten met neurologisch onderzoek het verschil in empathie tussen volwassen delinquenten met psychopathische trekken en volwassen delinquenten zonder psychopathische trekken. Volwassen delinquenten met psychopathische trekken hadden veel minder hersenactiviteit bij het zien van foto's van mensen die pijn lijden ten opzichte van volwassen delinquenten zonder psychopathische trekken. Decety et al. (2013) trekken hier de conclusie uit dat volwassen delinquenten met psychopathische trekken minder affectieve empathie hebben dan delinquenten zonder psychopathische trekken.

Uit recent onderzoek blijkt in tegenstelling tot onder andere de conclusies van Dolan en Fullam (2004) en Cheng et al. (2012) dat delinquenten met psychopathische trekken juist beperkter beschikken over cognitieve empathie (Brook & Kosson, 2013). In dit onderzoek werd echter gebruik gemaakt van een aangepaste versie van de Empathic Accuracy Task. Deze taak meet naast de cognitieve empathie voornamelijk de accuraatheid van empathie (Ickes, 1997). Tevens zijn de aanpassingen die Brook en Kosson (2013) aan de taak hebben aangebracht niet gecontroleerd op betrouwbaarheid. Uit ander onderzoek met tegenstrijdige resultaten blijkt dat delinquenten met psychopathische trekken meer cognitieve empathie hebben dan delinquenten zonder psychopathische trekken (Pfabigan et al., 2015). Dit onderzoek beschikte echter over een

(7)

klein aantal participanten waardoor de resultaten minder betrouwbaar zijn (Jones, Carley & Harrison, 2003). Uit een derde recent onderzoek met tegenstrijdige resultaten blijkt dat delinquenten met psychopathische trekken over zowel evenveel cognitieve als affectieve empathie beschikken als delinquenten zonder psychopathische trekken (Domes, Hollerbach, Vohs, Mokros en Habermeyer, 2013). Domes et al. (2013) beschrijven echter zelf dat de middelen waarmee empathie gemeten is in hun onderzoek, nog niet zijn onderzocht op betrouwbaarheid om in een forensische setting te gebruiken. Ondanks de beschreven

beperkingen van deze onderzoeken, kan er echter wel geconcludeerd worden dat er nog enige ambiguïteit heerst wat betreft samenhang tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie en samenhang tussen psychopathische trekken en affectieve empathie.

Naast de verdeling in cognitieve empathie en affectieve empathie, kan empathie ook onderverdeeld worden in termen van empathische trekken (Engelse term: trait) en empathische toestand (Engelse term: state). Empathische trekken behelst de eigenschap waarin gezegd wordt empathie te kunnen tonen in empathische situaties. Empathische toestand behelst de toestand waarin de empathie daadwerkelijk getoond wordt tijdens empathische situaties (Van der Graaff et al., 2015). Cognitieve empathie en affectieve empathie kunnen zowel in termen van

empathische trekken als in termen van empathische toestand gemeten worden middels

vragenlijsten. Een mogelijk nieuwe manier om affectieve empathie in empathische toestand te meten is het meten van hartslag gedurende een empathische conditie. Uit onderzoek van De Wied, Van Boxtel, Matthys en Meeus (2012) blijkt dat jongeren met psychopathische trekken minder variatie in hartslag laten zien ten opzichte van jongeren zonder psychopathische trekken bij het kijken van verdriet inducerende filmfragmenten. Waar bij jongeren zonder

psychopathische trekken de hartslag daalt naarmate de filmfragmenten zieliger worden, blijft de hartslag van de jongeren met psychopathische trekken nagenoeg gelijk ten opzichte van het begin van de filmfragmenten. Uit de vragenlijsten die De Wied et al. (2012) afgenomen hebben,

(8)

blijkt dat jongeren met psychopathische trekken minder affectieve empathie hebben dan jongeren zonder psychopathische trekken. Hieruit concluderen De Wied et al. (2012) dat er samenhang is tussen affectieve empathie en hartslag. Tevens geeft Kreibig (2010) aan dat er samenhang is tussen affectieve empathie en hartslag. Hoe meer affectieve empathie iemand bezit, hoe lager de hartslag wordt gedurende een verdriet inducerend filmfragment (De Wied, Van Boxtel,

Posthumus, Goudena & Matthys, 2009; Kreibig, 2010). Er lijkt dus samenhang te zijn tussen affectieve empathie en hartslag. Om dit vast te stellen is verder onderzoek nodig.

Het doel van huidig onderzoek is om te onderzoeken of er een verband is tussen

psychopathische trekken en empathie bij delinquente jongeren. Empathie zal gemeten worden in termen van zowel cognitieve empathie als affectieve empathie. Affectieve empathie in termen van empathische trekken en cognitieve empathie in empathische toestand worden gemeten middels zelfrapportage. Affectieve empathie in termen van empathische toestand, zal naast zelfrapportage ook gemeten worden middels hartslag.

De eerste onderzoeksvraag van huidig onderzoek luidt: “Wat is het verband tussen psychopathische trekken en empathie bij jongeren in een JJI?” Verwacht wordt dat er geen

samenhang is tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie gemeten in empathische toestand. Daartegenover wordt er verwacht dat er een negatieve samenhang tussen

psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in zowel empathische toestand als in termen van empathische trekken. De tweede onderzoeksvraag luidt: “Is er een samenhang tussen affectieve empathie in termen van empathische trekken en affectieve empathie in empathische toestand gemeten middels hartslag, bij jongeren in een JJI?”. Verwacht wordt dat er een negatieve samenhang is tussen affectieve empathie in termen van empathische trekken en affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels hartslag.

(9)

Methode Participanten

Huidig onderzoek is uitgevoerd in vijf JJI's verspreid door Nederland in de periode 2013-2015. Aan het onderzoek namen 350 jongeren deel die in deze JJI's verbleven. De leeftijd van de participanten lag tussen de veertien jaar en zes maanden en 24 jaar en vijf maanden. De

gemiddelde leeftijd was achttien jaar en tien maanden (SD = 1.65). Van de participanten rekende 46.3% zich tot de Nederlandse bevolkingsgroep, 13.7% rekende zich tot de Marokkaanse

bevolkingsgroep, 10.9% rekende zich tot de Antilliaanse bevolkingsgroep, 6.6% rekende zich tot de Surinaamse bevolkingsgroep en 6.3% rekende zich tot de Turkse bevolkingsgroep. Zestien procent van de participanten gaf aan zich tot een andere bevolkingsgroep te rekenen waaronder de Somalische, Roemeense en Afghaanse bevolkingsgroep. Van de participanten volgde 3.4% geen voortgezet onderwijs, 10.9% speciaal voortgezet onderwijs, volgde 67.1% VMBO onderwijs, 5.4% havo onderwijs, 2.3% atheneum of gymnasium onderwijs. De overige 14.3% van de participanten gaf aan andersoortig onderwijs te volgen. Aan de hand van de

onderzoeksgegevens van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is gekeken naar de sociaal economische status (SES) van de participanten (SCP, 2015). De gemiddelde SES-score van alle inwoners van Nederland is 0.28 (SD = 1.09). De SESscore van de participanten lag tussen de -5.38 en de 1.90. De gemiddelde SES-score van de participanten is -0.82 (SD = 1.44).

Instrumentarium

Psychopathie. De Youth Psychopathic traits Inventory – Short version (YPI-S) is

afgenomen om psychopathische trekken te meten (Van Baardewijk et al., 2010). Deze vragenlijst bestaat uit achttien vragen en meet de drie dimensies van psychopathische trekken: "de

grandioos-manipulatieve (interpersoonlijke) dimensie" de "harteloze-emotieloze (affectieve) dimensie" en “de impulsief-onverantwoordelijk (gedrags) dimensie. Elke dimensie wordt

(10)

glimlach te gebruiken" (grandioos-manipulatieve dimensie ), "Ik vind huilen een teken van zwakte, zelfs als niemand dit ziet" (harteloze-emotieloze dimensie) en “Ik beschouw mijzelf als een behoorlijk impulsief persoon" (impulsief-onverantwoordelijk dimensie). Items werden gescoord op een vier-punts-schaal variërend van 1 = “klopt helemaal niet” tot 4 = “klopt

helemaal”. Hoe hoger de score, des te meer psychopathische trekken. De YPI-S en de subschalen zijn door Van Baardewijk et al. (2010) betrouwbaar gemeten (α = .85).

Empathische trekken. Bryants (1982) Index of Empathy for Children and Adolescents

(IECA) is gebruikt om affectieve empathische trekken te meten. De Wied et al. (2007)

vertaalden de IECA om vervolgens de betrouwbaarheid te meten. Na factoranalyse bleek dat de IECA uit meerdere subschalen bestaat. Van deze schalen is alleen de schaal “empathisch

verdriet” betrouwbaar (α = .76). Er is daarom gekozen om alleen deze schaal te gebruiken. De

schaal bestaat uit zeven vragen. Een voorbeeld hiervan is: “Ik word verdrietig als ik een meisje zie waar niemand mee wil omgaan”. Items werden gescoord op een vier-punts-schaal variërend van 1 = “klopt helemaal niet” tot 4 = “klopt helemaal”. Hoe hoger de score op deze schaal hoe

hoger de affectieve empathie (De Wied et al., 2007).

Empathische toestand. Affectieve empathie in empathische toestand wordt gemeten

doormiddel van hartslag gedurende het kijken naar twee verdriet inducerende filmfragmenten. Het filmfragment "Champ" komt uit de film “The Champ” van Franco Zeffirelli (1979). In dit filmfragment van een minuut en 45 seconden overlijdt een vader in het bijzijn van zijn zoontje na een verloren bokswedstrijd. "Mohammed" is een filmfragment van twee minuten en 28 seconden en komt uit de documentaire “Daar hoorden zij engelen zingen” geregisseerd door Roel van Dalen (2001). In dit filmfragment wordt een jongen na de training verteld dat hij niet in de voetbalselectie komt. De volgorde van de filmfragmenten werd bepaald op basis van

(11)

laatste 37 seconden van het filmfragment “Mohammed” omdat hier het duidelijkst, zowel verbaal als non-verbaal, verdriet wordt getoond.

Voorafgaand aan deze verdriet inducerende filmfragmenten kregen de participanten een filmfragment van een minuut te zien van een koraalrif met vissen. Uit onderzoek van Piferi, Kline, Younger en Lawler (2000) blijkt dat van het kijken naar dergelijke filmfragmenten participanten significant meer tot rust komen dan wanneer zij alleen stil zitten. Tussen de

filmfragmenten werd er nogmaals een minuut van het filmfragment van een koraalrif met vissen getoond om participanten weer tot rust te brengen (Piferi et al., 2000). De hartslag gemeten tijdens de een minuut durende filmfragmenten is geanalyseerd als hartslag in rust. Het verschil in hartslag per filmfragment is berekend door de gemiddelde hartslag in rust, af te trekken van de gemiddelde hartslag gedurende het filmfragment.

Cognitieve en affectieve empathie werden gemeten door een vragenlijst na elk verdriet inducerend filmfragment (hierna: zelfrapportage). Participanten werd gevraagd in te vullen hoe zij dachten dat het jongetje in het filmfragment zich voelde (cognitieve empathie) en hoe zij zich tijdens het filmfragment voelden (affectieve empathie; De Wied et al., 2012). De vragen luidden: "Hoe denk je dat het jongetje zich voelde tijdens het filmpje?” en “Hoe voelde jij je tijdens het filmpje” bij respectievelijk de vier emoties: blij, boos, bang en verdrietig. Er moest antwoord

gegeven worden op een vijf-punts-schaal variërend van 1 = “helemaal niet” tot 5 = “heel erg”. Ter verduidelijking zijn in Tabel 1 de termen gebruikt in huidig onderzoek, schematisch weergeven.

(12)

Tabel 1 Verduidelijking terminologie Construct Meetinstrument Psychopathische trekken Totaal grandioos-manipulatieve (interpersoonlijke) dimensie harteloze-emotieloze (affectieve) dimensie impulsief-onverantwoordelijk (gedrags) dimensie YPI-S totaal YPI-S inter YPI-S affect YPI-S gedrag Affectieve empathie

Empathische trekken IECA

Affectieve empathie

Empathische toestand Zelfrapportage Mohammed 1 Zelfrapportage Champ1 Hartslag Mohammed Hartslag Champ Cognitieve

empathie

Empathische toestand Zelfrapportage Mohammed2 Zelfrapportage Champ2

Noot: 1 Voor deze zelfrapportage werd de vraag "Hoe verdrietig voelde jij je tijdens het kijken van dit filmfragment?" beantwoord. 2 Voor deze zelfrapportage werd de vraag "Hoe verdrietig denk je dat het jongetje zich voelde tijdens het filmpje?" beantwoord.

Procedure

Dit onderzoek is een onderdeel van een groter landelijk onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit genaamd Study Consortium on Reattributional E-training Effectiveness and Neuroprediction (SCREEN). Er werd door alle onderzoekers gewerkt volgens een gestandaardiseerd protocol waarin zij getraind waren (De Ruigh, 2014).

Vrijwel alle jongeren die tijdens de onderzoeksperiode in een van de vijf instellingen binnenkwamen zijn door onderzoeksstagiaires uitgenodigd en gemotiveerd voor deelname. Wanneer er ingestemd werd met deelname tekende de jongere (en gezaghebbende als de jongere jonger dan achttien jaar was) een informed consent (zie Bijlage A en Bijlage B). Jongeren werden niet uitgenodigd voor deelname wanneer zij niet in staat waren om een informed consent te tekenen om welke reden dan ook. Daarnaast werden jongeren niet uitgenodigd wanneer zij de Nederlandse taal niet voldoende machtig waren om vragenlijsten in te vullen. Jongeren werden

(13)

tevens niet uitgenodigd wanneer de groepsleiding aangaf dat het niet verstandig was een

jongeren uit te nodigen om welke reden dan ook. De laatste reden om een jongeren uit te sluiten van het onderzoek was wanneer een jongeren een stoornis had welke interfereert met hartslag en hartslagvariabiliteit.

Omdat deze studie een onderdeel is van een groter landelijke studie duurde het onderzoek standaard anderhalf uur. De onderzoeksruimte bevond zich altijd in de JJI waar de participant verbleef. Voorafgaand aan het onderzoek werd er middels een checklist aan de participanten nagevraagd of zij niks gedaan of gebruikt hadden wat van invloed kan zijn op hartslag zoals lichamelijke inspanning, drugs of cafeïne. Daarna verbonden de onderzoeksstagiaires de

participanten aan een "Vrije Universiteit - Ambulatory Monitoring System" (VU-AMS) waarmee de hartslag gemeten werd gedurende het onderzoek (Willemsen, de Geus, Klaver, VanDoornen en Corroll, 1996). Tijdens het onderzoek werden er eerst vijf online vragenlijsten ingevuld in Qualtrics (Qualtrics, Provo, UT) om aan de meetapparatuur te wennen. Een van deze

vragenlijsten was de IECA. Vervolgens maakte de participant twee computertaakjes en bekeek vijf filmfragmenten waaronder “Champ”, “Mohammed” en de filmpjes van het koraalrif. Hierna werd de participant losgekoppeld van de VU-AMS, gaf de participant cortisol af, vulde de participant nog zeven vragenlijsten waaronder de YPI-SV in en maakte hij nog een taak (zie Bijlage C voor gehele lijst van onderzoeksmateriaal). Gedurende het hele onderzoek was er een onderzoekstagiaire aanwezig om aanwijzingen te geven en vragen van de participant te

beantwoorden. Na afronding van het onderzoek kreeg de participant een belkaart van vijf euro of een douchegel en werd vervolgens weer terug naar de groep gebracht. Bij terugkomst in de onderzoeksruimte controleerden en labelden de onderzoekers de data volgens protocol (VU-AMS development team, 2015). Ten slotte zijn de vragenlijsten en de hartslag geanalyseerd in Statistical Package for Social Scientist (SPSS, standard version 19.0, 2010).

(14)

Resultaten Data inspectie

Ten eerste is er bekeken of er uitbijters voorkwamen in de data. Uitbijters zijn waarden van een proefpersoon die minstens drie standaard deviaties van het gemiddelde af liggen. Dit was het geval voor elf proefpersonen op de variabele voor psychopathische trekken en de bijbehorende dimensies en voor negen proefpersonen op de variabele affectieve empathie gemeten in

empathische toestand middels hartslag. Deze achttien waarden zijn genoteerd als missende waarden. Naast het inspecteren van de uitbijters is er bekeken of alle schalen normaal verdeeld zijn. De cognitieve en affectieve empathie in empathische toestand gemeten middels

zelfrapportage bleken extreem scheef verdeeld. Op affectieve empathie in empathische toestand gemeten middels zelfrapportage scoorde de overgrote meerderheid laag. Hier tegenover staat dat op cognitieve empathie in empathische toestand gemeten middels zelfrapportage de overgrote meerderheid hoog scoorde.

Er is daarom gekozen om deze variabelen te dichotomiseren. Als "Hoe verdrietig voelde jij je tijdens het kijken van dit filmfragment?" met één (helemaal niet) beantwoord was, kreeg deze score één en als deze vraag beantwoord was met twee tot en met vijf (heel erg) kreeg deze score twee. Als "Hoe verdrietig denk je dat het jongetje zich voelde tijdens het filmpje?" met één (helemaal niet) tot en met vier beantwoord was, kreeg deze score één en als deze vraag

beantwoord was met vijf (heel erg) kreeg deze score twee. De participanten hebben deze vragen voor zowel het filmfragment "Champ" als het filmfragment "Mohammed" beantwoord. Omdat de antwoorden per participant voor de twee filmfragmenten niet altijd gelijk aan elkaar bleken te zijn, is er gekozen om deze variabelen los van elkaar te houden. In Tabel 2 zijn de descriptieve gegevens van de schalen te zien.

(15)

Tabel 2

Descriptieve gegevens

Noot. YPI-S totaal = Youth Psychopathic traits Inventory – Short Version, YPI-S inter = grandioos-manipulatieve (interpersoonlijke) dimensie, YPI-S affect = harteloze-emotieloze (affectieve) dimensie en YPI-S gedrag = impulsief-onverantwoordelijk (gedrags) dimensie. Trekken = empathische trekken en Toestand = empathische toestand. IECA = Index of Empathy for Children and Adolescents.

Analyse

Er is een Pearson-correlatie toets uitgevoerd om te bekijken of er significante correlaties zijn tussen psychopathische trekken, affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken en empathische toestand en cognitieve empathische in empathische toestand. Deze Pearson-correlaties zijn te zien in Tabel 3.

Er is een significante negatieve correlatie tussen psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken. Op subniveau is er zowel een significante negatieve correlatie te zien tussen de grandioos-manipulatieve dimensie en affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken als tussen de harteloze-emotieloze dimensie en affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken. Er is geen significante correlatie te zien tussen de impulsief-onverantwoordelijk dimensie en affectieve empathie

M SD Psycho-pathische trekken 1. YPI-S totaal 32.71 7.21 2. YPI-S inter 10.60 3.72 3. YPI-S affect 10.24 3.11 4. YPI-S gedrag 12.10 3.30 Trekken Affectieve empathie 5. IECA 16.13 4.23 Toestand Affectieve empathie 6. Zelfrapportage Mohammed 1.40 .49 7. Zelfrapportage Champ 1.63 .48 8. Hartslagvariatie Mohammed -2.53 3.35 9. Hartslagvariatie Champ -3.65 3.20 Cognitieve empathie 10. Zelfrapportage Mohammed 1.79 .41 11. Zelfrapportage Champ 1.92 .24

(16)

gemeten in termen van empathische trekken. Daarnaast is er te zien dat er een significante correlatie is tussen de harteloze-emotieloze dimensie van psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in empathische toestand door zelfrapportage (beide filmfragmenten).

Er is geen significante correlatie tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie gemeten in empathische toestand (beide filmfragmenten) gevonden. Daarnaast is er ook geen significante correlatie gevonden tussen psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels hartslag.

Eveneens zijn de Pearson-correlaties tussen alle empathie variabelen te zien. Er is een significante correlatie tussen empathie gemeten in empathische toestand door zelfrapportage (beide filmfragmenten) en affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken. Daarnaast is er een significante negatieve correlatie tussen affectieve empathie gemeten in empathische toestand gemeten middels hartslag en affectieve empathie gemeten in empathische toestand door zelfrapportage (filmfragment "Champ").

Tevens is er tussen affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels hartslag filmfragment "Champ" en filmfragment "Mohammed" een significante positieve correlatie gevonden. Ten slotte is er een significante positieve correlatie gevonden tussen zowel affectieve empathie gemeten door zelfrapportage bij beide filmfragmenten als tussen cognitieve empathie gemeten door zelfrapportage bij beide filmfragmenten.

(17)

Tabel 3

Correlaties tussen psychopathie variabelen en empathie variabelen

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Psycho-pathische trekken 1. YPI-S totaal 2. YPI-S inter .766** 3. YPI-S affect .723** .382** 4. YPI-S gedrag .690** .280** .313** Trekken Affectieve empathie 5. IECA -.185** -.108* -.323** .002 Toestand Affectieve empathie 6. Zelfrapportage Mohammed -.038 .055 -.128* -.082 .303** 7. Zelfrapportage Champ -.026 .021 -.150** -.014 .361** .508** 8. Hartslagvariatie Mohammed -.070 -.047 .032 -.063 -.013 -.107 -.009 9. Hartslagvariatie Champ -.020 -.042 .057 -.041 -.047 -.107 -.155** .140* Cognitieve empathie 10. Zelfrapportage Mohammed .003 -.015 -.003 .001 .047 .094 .047 -.017 -.071 11. Zelfrapportage Champ .077 .044 .025 .069 .062 -.014 .030 .005 -.018 .223**

Noot. YPI-S totaal = Youth Psychopathic traits Inventory – Short Version, YPI-S inter = grandioos-manipulatieve (interpersoonlijke) dimensie, YPI-S affect = harteloze-emotieloze (affectieve) dimensie en YPI-S gedrag = impulsief-onverantwoordelijk (gedrags) dimensie. Trekken = empathische trekken en Toestand = empathische toestand. IECA = Index of Empathy for Children and Adolescents.

(18)

Explorerend

Uit de Pearson-correlatie toets is naar voren gekomen dat er zowel een negatieve significante samenhang tussen affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken en de harteloze-emotieloze dimensie van psychopathische trekken is, als tussen affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage en de harteloze-emotieloze dimensie. Om te kijken of deze twee maten van empathie dezelfde variantie verklaren van de harteloze-emotieloze dimensie van psychopathische trekken óf dat het meten van empathie in empathische toestand in variantie iets toevoegt, is exploratief een

regressieanalyse gedaan.

In het eerste model is als eerste empathie in empathische toestand gemeten middels zelfrapportage gezet en in de tweede stap is empathie in termen van empathische trekken daaraan toegevoegd. In het tweede model is eerst empathie in termen van empathische trekken in het model gezet en in stap twee is empathie in empathische toestand gemeten middels zelfrapportage toegevoegd. In Tabel 4 is te zien dat model één met "affectieve

empathie in empathische toestand" als voorspeller, significant 2.5% van de variantie verklaart. Stap twee waarin "affectieve empathie gemeten termen van empathische trekken" wordt toegevoegd verklaart significant meer variantie dan stap één. De toevoeging van affectieve empathie gemeten termen van empathische trekken zorgt voor een significant beter model. Daarnaast is te zien dat model twee met "affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken" als voorspeller, de harteloze-emotieloze dimensie, significant 10.1% van de variantie verklaart. Stap twee waarin "affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage" wordt toegevoegd, verklaart niet significant meer variantie dan model één. De toevoeging van affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage zorgt niet voor een significant beter model.

(19)

Tabel 4

Toename van verklaarde variantie op de afhankelijke variabele "harteloze-emotieloze dimensie van psychopathische trekken"

Model Stap Voorspeller Beta R2 Change F Change

1 1 Affectieve empathie in empathische toestand Mohammed Champ -.066 -.113 .025 4.116* 2 Affectieve empathie in empathische toestand, Mohammed Champ

Affectieve empathie in termen van empathische trekken

-.021 -.030 -.306

.081 29.341**

2 1 Affectieve empathie in termen van empathische trekken

-.322 .104 37.825**

2 Affectieve empathie in termen van empathische trekken, aAffectieve empathie in empathische toestand Mohammed Champ -.306 -.021 -.030 .002 .312

Noot. affectieve empathie in termen van empathische trekken wordt gemeten middels de IECA en affectieve empathie in empathische toestand is gemeten middels zelfrapportage na afloop van de empathische filmfragmenten "Mohammed" en "Champ".

* p < 0.05. (2-tailed) ** p < 0.01. (2-tailed)

Discussie

In huidig onderzoek is bij een groep delinquente jongeren bekeken of er een verband is tussen psychopathische trekken en affectieve empathie. Daarnaast is er onderzocht of er een verband is tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie. Zowel affectieve empathie als cognitieve empathie zijn in empathische toestand gemeten. Affectieve empathie is tevens in termen van empathische trekken gemeten. Explorerend is er gekeken of affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage daadwerkelijk aanvullend is op affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken.

Wat betreft cognitieve empathie blijkt uit de resultaten naar verwachting dat er geen samenhang is tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie gemeten in empathische toestand. Deze verwachting was opgesteld naar aanleiding van onder andere de onderzoeken

(20)

van Cheng et al. (2012) en Dolan en Fullam (2004). In deze onderzoeken is cognitieve empathie in empathische toestand gemeten en kwam naar voren dat delinquenten met psychopathische trekken over evenveel cognitieve empathie beschikken als delinquenten zonder psychopathische trekken. Ook uit het onderzoek van Dadds et al. (2009) kwam naar voren dat bij kinderen met psychopathische trekken de cognitieve empathie zodanig

ontwikkeld is, dat op dat component geen verschil meer te zien is met kinderen zonder

psychopathische trekken. De resultaten van deze onderzoeken zijn dus in lijn met het resultaat uit huidig onderzoek; Er is geen samenhang tussen de mate van psychopathische trekken en cognitieve empathie bij delinquente jongeren.

Kijkend naar affectieve empathie blijkt naar verwachting uit de resultaten dat er een negatieve samenhang is tussen affectieve empathie in termen van empathische trekken en psychopathische trekken. Dit resultaat kwam ook naar voren uit het onderzoek van Jones et al. (2009). Zij concludeerden dat kinderen in de leeftijd van negen tot zestien jaar met

psychopathische trekken minder affectieve empathie hebben dan kinderen in de leeftijd van negen tot zestien jaar met psychopathische trekken. Daar zij affectieve empathie in termen van empathische trekken middels vragenlijsten hebben gemeten, komt deze conclusie overeen met het resultaat van huidig onderzoek. Resultaten van huidig onderzoek bevestigen dus de negatieve samenhang tussen affectieve empathie en de mate van psychopathische trekken bij delinquente jongeren.

Opvallend hierbij is dat er geen samenhang te zien is tussen affectieve empathie in termen van empathische trekken en de impulsief-onverantwoordelijke dimensie van psychopathische trekken. In het onderzoek van Jolliffe en Farrington (2011) wordt een resultaat gelijk aan het resultaat van huidig onderzoek gevonden. Zij concluderen dat bij meisjes affectieve empathie samenhangt met impulsiviteit, maar ook concluderen zij dat dit niet geldt bij jongens. Uit onderzoek van Mullins-Nelson et al. (2006) blijkt dat er een

(21)

samenhang tussen de gedragscomponent van psychopathische trekken en affectieve empathie is. De participanten in het onderzoek van Mullins-Nelson et al. (2006) bleek echter voor 75% uit vrouwen te bestaan. Dit kan mogelijk de resultaten van Mullins-Nelson et al. (2006) hebben beïnvloedt. Aangezien de participanten van huidig onderzoek allen mannelijk waren, kan er verklaard worden waarom er een tegenstrijdig resultaat met de verwachting gevonden is.

Daarnaast blijkt tegen verwachting in, dat er geen correlatie is tussen de affectieve empathie in empathische toestand en psychopathische trekken. Deze verwachting was

opgesteld naar aanleiding van het onderzoek van De Wied et al. (2012). De Wied et al. (2012) concludeerden dat jongeren met psychopathische trekken minder affectieve empathie gemeten in empathische toestand hebben dan jongeren zonder psychopathische trekken. Dit is niet in lijn met huidige resultaten. Dit is mogelijk te verklaren doordat in het onderzoek van De Wied et al. (2012) de mate van psychopathische trekken van de participanten gerapporteerd werd door de leerkrachten en de ouders van de participanten. Op deze manier zijn de sociaal wenselijke antwoorden van de participanten zelf voorkomen en is er een mogelijke grotere spreiding gevonden in mate van psychopathische trekken de adolescenten.

Wel is er met betrekking tot hartslag een samenhang gevonden tussen affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage en affectieve empathische gemeten in empathische toestand middels hartslag. Kreibig (2012) rapporteerde dit eerder ook. Dit is een interessant resultaat met het oog op de toekomst. Empathie gemeten middels hartslag is door participanten lastiger te beïnvloeden dan empathie gemeten middels

zelfrapportage.

Explorerend is in huidig onderzoek naar voren gekomen dat affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage niet aanvullend is op affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken. De negatieve samenhang tussen

(22)

affectieve empathie en de harteloze emotieloze dimensie van psychopathische trekken kan verklaard worden door affectieve empathie in termen van empathische trekken. Het toevoegen van empathie gemeten in termen van empathische toestand lijkt overbodig.

Naast de ogenschijnlijke overbodigheid van empathie gemeten in termen van

empathische toestand, kent huidig onderzoek nog een aantal andere beperkingen. Ten eerste is de wijze van zelfrapportage in empathische toestand niet betrouwbaar gemeten. Deze

meetmethode is eensluidend overgenomen van de Wied et al. (2012). Opvallend was dat deze variabele niet normaal verdeeld bleek. Mogelijk komt dit doordat de participanten wel de emoties boos en bang gerapporteerd hebben en niet de emotie verdriet, waar alleen naar gekeken is in huidig onderzoek. Op deze manier hebben de participanten wel een empathische reactie gerapporteerd, maar niet de empathische reactie waarvan beoogd werd dat de

participanten deze zouden krijgen en vervolgens zouden rapporteren. Daarnaast is het een beperking aan huidig onderzoek dat de IECA niet in zijn geheel afgenomen is. De IECA bestaat naast de affectieve empathische schaal ook uit een cognitieve empathische schaal. De vergelijking tussen alle empathische maten was, als de IECA als gehele vragenlijst

opgenomen was in het onderzoek, meer compleet geweest. Cognitieve empathie is in huidig onderzoek alleen gemeten middels empathie in empathische toestand welke, zoals eerder benoemd, overbodig lijkt. De conclusie dat er geen samenhang tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie is, kan door deze drie beperkingen niet met zekerheid gesteld worden. De laatste beperking van huidig onderzoek is de enigszins homogene groep waar onderzoek bij gedaan is. Alle participanten zaten in een JJI. Zoals eerder aangegeven kampt een groot aantal van de jongeren in een JJI met psychische en sociale problemen

(Boendermakers, 1995; Vreugdenhil, Doreleijers, Vermeiren, Wouters & Van Den Brink, 2004). Wanneer deze beperking niet aan huidig onderzoek zat, zouden de resultaten mogelijk

(23)

overtuigender zijn. In een vervolgstudie zou er daarom een groep niet delinquente jongeren meegenomen kunnen worden in het onderzoek.

Een tweede suggestie voor vervolgonderzoek is het onderzoeken van de samenhang tussen affectieve empathie in termen van empathische trekken en de

impulsief-onverantwoordelijke dimensie van psychopathische trekken bij delinquente jongeren. Hierbij dient dan met name het verschil in samenhang tussen jongens en meisjes onderzocht te worden (Jolliffe & Farrington, 2011; Mullins-Nelson et al., 2006). Het toevoegen van meisjes in het onderzoek zorgt er, naast het toevoegen van een groep niet delinquente jongeren, voor dat de steekproef meer normaal verdeeld zal zijn. Om de conclusie dat er geen samenhang is tussen psychopathische trekken en cognitieve empathie met meer zekerheid te stellen, wordt gesuggereerd om in een vervolgstudie cognitieve empathie ook in termen van empathische trekken te meten. Daarnaast zou er meer onderzoek gedaan moeten worden naar

zelfrapportage in empathische toestand en naar de methode om empathie middels hartslag te meten. Een betrouwbare manier om empathie te meten in empathische toestand zou namelijk wel meerwaarde kunnen hebben in het meten van empathie als construct (Kreibig, 2010). Daarmee kan dan vermeden worden dat de participanten sociaalwenselijke antwoorden geven. Echter zou dit ook opgevangen kunnen worden door de vragenlijsten in te laten vullen door informanten die zeer betrokken zijn bij de jongeren (De Wied et al., 2012).

Uit huidig onderzoek kan ondanks de beperkingen geconcludeerd worden dat er een negatieve samenhang is tussen psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in termen van empathische trekken en dat er een negatieve samenhang is tussen affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels zelfrapportage en de harteloze-emotieloze dimensie van psychopathische trekken. Daarnaast is gebleken dat er geen samenhang is tussen zowel psychopathische trekken en cognitieve empathie als tussen psychopathische trekken en affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels hartslag. Tevens laten de

(24)

resultaten zien dat affectieve empathie in termen empathische trekken niet samenhangt met affectieve empathie gemeten in empathische toestand middels hartslag, maar dat hartslag mogelijk wel een maat zou kunnen zijn om affectieve empathie te meten in empathische toestand. Echter is het de vraag of empathie meten in empathische toestand iets toevoegt aan de reeds bestaande methodes om empathie te meten.

(25)

Referenties

Baardewijk Van, Y., Andershed, H., Stegge, H., Nilsson, K. W., Scholte, E., & Vermeiren, R. (2010). Development and tests of short versions of the youth psychopathic traits

inventory and the Youth Psychopathic traits Inventory-child version. European Journal of Psychological Assessment, 26, 122–128. doi: 10.1027/1015-5759/a000017

Blair, R. J. R. (2006). The emergence of psychopathy: Implications for the

neuropsychological approach to developmental disorders. Cognition, 101, 414-442. doi: 10.1016/j.cognition.2006.04.005

Blair, R. J. R., Sellars, C., Strickland, I., Clark, F., Williams, A., Smith, M., & Jones, L. (1996). Theory of mind in the psychopath. Journal of Forensic Psychiatry, 7, 15-25. doi: 10.1080/09585189608409914

Boendermakers, L. (1995). Jongeren in justitiële behandelinrichtingen. ’s-Gravenhage: Ministerie van Justitie (WODC).

Brook, M., & Kosson, D. S. (2013). Impaired cognitive empathy in criminal psychopathy: Evidence from a laboratory measure of empathic accuracy. Journal of Abnormal Psychology, 21, 156-166. doi: 10.1037/a0030261

Bryant, B. K. (1982). An index of empathy for children and adolescents. Child Development, 53, 413–425. doi: 10.2307/1128984

Bush, C. A., Mullis, R. L., & Mullis, A.K. (2000). Differences in empathy between offender and non-offender youth. Journal of Youth and Adolescence, 29, 467-478. doi:

10.1023/A:1005162526769

Cheng, Y., Hung, A. Y., & Decety, J. (2012). Dissociation between affective sharing and emotion understanding in juvenile psychopaths. Developmental Psychopathology, 24, 623–636. doi: 10.1017/S095457941200020X

(26)

Cohen, D., & Strayer, J. (1996). Empathy in conduct-disordered and comparison youth. Developmental Psychology, 32, 988-998. doi: 10.1037/0012-1649.32.6.988 Cooke, D. J., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: Towards a

hierarchical model. Psychological Assessment,13, 171-218. doi: 10.1037/1040-3590.13.2.171

Dadds, M. R., Hawes, D. J., Frost, A. D. J., Vassallo, S., Bunn, P., Hunter, K., & Merz, S. (2009). Learning to "talk the talk": The relationship of psychopathic traits to deficits in empathy across childhood. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 50, 599-606. doi: 10.1111/j.1469-7610.2008.02058.x

Data Analysis and Management Software (DAMS) for the Vrije Universiteit Ambulatory Monitoring System (VU-AMS) Manual version 1.2 3 (2015). Opgehaald 20 augustus 2015, van

http://www.vu-ams.nl/fileadmin/user_upload/manuals/VU-DAMS_manual_v1.2.pdf.

Dienst Justitiële Inrichtingen, Ministerie van Veiligheid en Justitië (2014). Tenuitvoerlegging van een straf of maatregel. (Informatiebrochure) Opgehaald 12 juni 2015, van

http://www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl/onderwerpen/jeugdcriminaliteit/landelijk- beleid/tenuitvoerlegging-van-een-straf-of-maatregel-in-een-justitiele-jeugdinrichting/. Dolan, M., & Fullam, R. (2004). Theory of mind and mentalizing ability in antisocial

personality disorders with and without psychopathy. Psychological Medicine, 34, 1093-1102. doi: 10.1017/S0033291704002028

Decety, J., Chen, C., Harenski, C., & Kiehl, K. A. (2013). An fMRI study of affective

perspective taking in individuals with psychopathy: Imagining another in pain does not evoke empathy. Frontiers in Human Neuroscience, 7, 1-12. doi:

10.3389/fnhum.2013.00489

(27)

empathy and psychopathy in offenders: An experimental study. Journal of Personality Disorders, 27, 67–84. doi: 10.1521/pedi.2013.27.1.67

Ellis, P. L. (1982). Empathy: A factor in antisocial behavior. Journal of Abnormal Child Psychology, 10, 123-133. doi: 10.1007/BF00915957

Flight, J. I., & Forth, A. E. (2007). Instrumentally violent youths: The roles of psychopathic traits, empathy, and attachment. Criminal Justice and Behavior, 34, 739-751. doi: 10.1177/0093854807299462

Frick, P. J., Ray, J.V., Thornton, L. C., & Kahn, R. E. (2013). Annual research review: A developmental psychopathology approach to understanding callous-unemotional traits in children and adolescents with serious conduct problems. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 55, 532-548. doi: 10.1111/jcpp.12152

Graaff Van der, J., Meeus, W., Wied De, M., Boxtel Van, A., Lier Van, P. A. C., Koot, H. M., & Branje, S. (2015). Motor, affective and cognitive empathy in adolesence:

interrelations between facial electromyography and self-reported trait and state

measures. Cognition and Emotion,30, 745-761. doi: 10.1080/02699931.2015.1027665 Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2004). Empathy and offending: A systematic review and

meta-analysis. Aggression and Violent Behavior, 9, 441-476. doi: 10.1016/j.avb.2003.03.001

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2011). Is low empathy related to bullying after controlling for individual and social background variables? Journal of Adolescence, 34,59-71. doi: 10.1016/j.adolescence.2010.02.001

Jones S. R., Carley S., & Harrison M. (2003). An introduction to power and sample size estimation. Emergency Medicine Journal, 20, 453-458. doi: 10.1136/emj.20.5.453 Jones, A. P., Happé F. G. E., Gilbert, F., Burnet, S., & Viding, E. (2010). Feeling, caring,

(28)

autism spectrum disorder. Journal of Child Psychiatry, 51, 1188-1197. doi: 10.1111/j.1469-7610.2010.02280.x

Ickes, W. J. (1993). Empathic accuracy. New York: Guildford press.

Kreibig, S. D. (2010). Autonomic nervous system activity in emotion: A review. Biological Psychology, 84, 394-421. doi: 10.1016/j.biopsycho.2010.03.010

Mullins-Nelson, J. L., Salekin, R. T., & Leistico, A. R. (2006). Psychopathy, empathy, and perspective-taking ability in a community sample: implications for the successful

psychopathy concept. International Journal of Forensic Mental Health, 5, 133-149. doi: 10.1080/14999013.2006.10471238

Pfabigan, D. M., Seidel, E. Wucherer, A. M., Keckeis, K., Derntl, B., & Lamm, C. (2015). Affective empathy differs in male violent offenders with high- and low-trait

psychopathy. Journal of Personality Disorders, 29, 42-61. doi: 10.1521/pedi_2014_28_145

Piferi, R. L., Kline, K. A., Younger, J., & Lawler, K. A. (2000). An alternative approach for achieving cardiovascular baseline: viewing an aquatic video. International Journal of Psychophysiology, 37, 207-217. doi: 10.1016/S0167-8760(00)00102-1

Popma, A., & Raine, A. (2006). Will future forensic assessment be neurobiologic? Child Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 15, 429-444. doi:

10.1016/j.chc.2005.11.004

Poythress, N., Dembo, R., Wareham., J., & Greenbaum, P. E. (2006). Construct validity of the Youth Psychopathic Traits Inventory (YPI) and the Antisocial Process Screening

Device (APSD) with justice involved adolescents. Criminal Justice and Behavior, 33, 26-55. doi: 10.1177/0093854805282518

Ruigh De, E. L. (2014). Protocol onderzoek "SCREEN" Consortium on Reattributional E-training Effectiveness and Neuroprediction. Amsterdam, Nederland: VUmc.

(29)

Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag, Nederland. (2014). Statusscore. Ontleend aan http://www.scp.nl/Onderzoek/Lopend_onderzoek/A_Z_alle_lopende_onderzoeken/Stat usscores.

Vaughn, M. G., Howard, M. O., & DeLisi, M. (2008). Psychopathic personality traits and delinquent careers: An empirical examination. International, Journal of Law and Psychiatry, 31, 407-416. doi: 10.1016/j.ijlp.2008.08.001

Verhulst, F. C., Ende Van Der, J., Ferdinand, R. F., & Kasius, M. C. (1997). The prevalence of DSM-III-R diagnoses in a national sample of Dutch adolescents. Archives of General Psychiatry, 54, 329-336. doi: 10.1001/archpsyc.1997.01830160049008

Vocht De, A. (2011). Basishandboek SPSS 19 IBM SPSS Statistics. Utrecht: Bijleveld Press. Vreugdenhil, C., Doreleijers, T. A. H., Vermeiren, R., Wouters, l. F. J. M., & Brink Van Den,

W. (2004). Psychiatric disorders in a representative sample of incarcerated boys in the Netherlands. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43, 97-104. doi: 10.1097/00004583-200401000-00019

VU-AMS Development Team, Amsterdam, Nederland. (2015). Data Analysis and Management Software (DAMS) for the Vrije Universiteit Ambulatory Monitoring System (VU-AMS). Ontleend aan http://www.vu-ams.nl/support/instruction-manual/ Wied De, M., Boxtel Van, A., Matthys, W., & Meeuws, W. (2012). Verbal, facial and

autonomic responses to empathy-eliciting filmclips by disruptive male adolescents with high versus low callous-unemotional traits. Journal of Abnormal Child Psychology, 40, 211-223. doi: 10.1007/s10802-011-9557-8

Wied De, M., Maas, C., Goozen Van, S., Vermande, M., Engels, R., Meeus, W., Matthys, W., & Goudena, P. (2007). Bryant's empathy index: A closer examination of its internal structure. European Journal of Psychological Assessment, 23, 99-104. doi:

(30)

Wied De, M., Boxtel Van, A., Posthumus, J. A., Goudena, P. P., & Matthys, W. (2009). Facial EMG and heart rate responses to emotion-inducing film clips in boys with disruptive behavior disorders. Psychophysiology, 46, 996–1004. doi: 10.1111/j.1469-8986.2009.00851.x

Willemsen, G. H. M., Geus De, E. J. C., Klaver, C. H. A. M., VanDoornen, L. J. P., & Carroll, D. (1996). Ambulatory monitoring of the impedance cardiogram. Pscychophysiology, 33, 184-193. doi: 10.1111/j.1469-8986.1996.tb02122.x

Zahn-Waxler, C., Radke-Yarrow, K.,Wagner, E. & Chapman, M. (1992). Development of concern for others. Developmental Psychology, 28, 126-136.

(31)

Bijlage A

Titel van het Onderzoek: SCREEN

Studie Consortium voor Reattributionele E-training Effectiviteit en Neuropredictie

Volwassenen en minderjarige jongeren

INFORMED CONSENT

Er is mij uitgelegd wat het doel en opzet van dit onderzoek zijn. Ik heb de tijd gehad om over het één en ander na te denken en vragen te kunnen stellen over deelname aan het onderzoek. Deze vragen zijn naar

tevredenheid beantwoord. Ik verklaar hierbij dat de onderzoeker mij op een voor mij duidelijke manier, mondeling en schriftelijk, heeft verteld over de aard, doel en belasting van het onderzoek.

Ik begrijp dat mijn deelname geheel vrijwillig is en dat ik mij op elk moment kan terugtrekken uit het onderzoek, zonder dat ik daarvoor een reden hoef te geven.

Ik begrijp dat gegevens over mij, die van betekenis zijn voor dit onderzoek, gebruikt worden voor

wetenschappelijke doeleinden en eventueel gepubliceerd worden. Hiermee ga ik akkoord op voorwaarde dat mijn privacy gewaarborgd wordt.

Ik weet dat bevoegde personen binnen het onderzoeksteam, en anderen die direct bij het onderzoek

betrokken zijn, inzage kunnen krijgen in mijn onderzoeksgegevens. Hiermee ga ik akkoord op voorwaarde dat mijn privacy gewaarborgd wordt.

Ik weet dat mijn onderzoeksgegevens bewaard worden tot 15 jaar na afloop van de studie. Hiermee ga ik akkoord op voorwaarde dat mijn privacy gewaarborgd blijft.

Mochten er tijdens het onderzoek relevante bevindingen zijn, dan word ik hiervan op de hoogte gesteld via de huisarts van naam instelling.

Ik geef toestemming voor toegang tot mijn dossiergegevens en de koppeling met externe gegevensbestanden, op voorwaarde dat mijn privacy gewaarborgd blijft.

Ik geef toestemming om mij te benaderen voor een vervolgstudie. Als ik in de toekomst benaderd word, mag ik dan altijd alsnog weigeren hieraan mee te doen.

Ik geef hierbij uit vrije wil toestemming om mee te doen aan het onderzoek ‘SCREEN’. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef te geven.

Naam deelnemer: ………

Datum: ………

Handtekening: ………

Ik, ondergetekende, bevestig hierbij dat deze studie zowel mondeling als schriftelijk aan de bovengenoemde deelnemer is uitgelegd. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden. Een eventuele voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek heeft voor deelnemer geen verdere consequenties.

Naam onderzoeker: ………

Datum: ………

Handtekening: ………

(32)

Bijlage B

Titel van het Onderzoek: SCREEN

Studie Consortium voor Reattributionele E-training Effectiviteit en Neuropredictie

Ouders / Voogd / Wettelijke vertegenwoordigers

Mij is gevraagd toestemming te verlenen voor deelname aan bovenvermeld wetenschappelijk onderzoek voor: Naam: ………..…… Geboortedatum: ... / ... / ... Ik bevestig dat ik de informatiebrief voor de proefpersoon, …………..……..………..., heb gelezen. Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze, mondeling en schriftelijk, te zijn ingelicht over de aard, doel en methode van het onderzoek. Ik heb voldoende tijd gehad om over de deelname van mijn kind na te denken en ben in gelegenheid geweest om vragen te stellen. Deze vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik begrijp dat deelname van mijn kind geheel vrijwillig is en dat ik op elk moment mijn toestemming in kan trekken, zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven.

Ik weet dat gegevens over mijn kind, die van betekenis zijn voor dit onderzoek, gebruikt worden voor wetenschappelijke doeleinden en eventueel gepubliceerd worden. Hiermee ga ik akkoord op voorwaarde dat de privacy van mijn kind gewaarborgd wordt.

Ik weet dat bevoegde personen binnen de onderzoeksgroep, en anderen die direct bij het onderzoek betrokken zijn, inzage kunnen krijgen in de onderzoeksgegevens en het perspectiefplan van mijn kind. Daarnaast ben ik er van op de hoogte dat er een koppeling wordt gemaakt met externe gegevensbestanden. Hiermee ga ik akkoord op voorwaarde dat de privacy van mijn kind gewaarborgd wordt.

Ik weet dat de onderzoeksgegevens bewaard worden tot 15 jaar na afloop van de studie. Hiermee ga ik akkoord op voorwaarde dat de privacy van mijn kind gewaarborgd blijft.

Mochten er tijdens het onderzoek relevante bevindingen zijn, dan worden ik en mijn kind hiervan op de hoogte gesteld via de huisarts van Naam instelling.

Ik geef toestemming om mijn kind te benaderen voor een vervolgstudie. Als ……….……….……. in de toekomst benaderd wordt, mag hij/zij danwel ikzelf alsnog weigeren hieraan deel te nemen.

Ik geef hierbij uit vrije wil toestemming om mijn kind deel te laten nemen aan het onderzoek ‘SCREEN’. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven.

Naam ouder / voogd / wettelijke vertegenwoordiger */** Naam ouder / voogd / wettelijke vertegenwoordiger */**

……… ………

Handtekening: ………. Handtekening: ……….

Datum: ………. Datum: ……….

_________________________________________________________________________________________ Ik, ondergetekende, bevestig hierbij dat deze studie zowel mondeling als schriftelijk aan de bovengenoemde perso(o)n(en) is uitgelegd. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden. Een eventuele voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek heeft geen verdere consequenties.

Naam onderzoeker: ………

Datum: ………

Handtekening: ………

*Doorhalen wat niet van toepassing is

**Formulier moet worden ondertekend door de ouder(s) die het gezag uitoefenen of de voogd en waarvan het kind jonger is dan 18 jaar. Indien het kind 12 jaar en ouder is én wilsbekwaam moet tevens een informed consent door het kind worden ondertekend.

(33)

Bijlage C

Volgorde "SCREEN"-onderzoek

Meting/vragenlijst Auteur Onderwerp Tijd in

minuten

Checklist Ruigh De, E. L., & Baan,

van der, H. S. (2014).

Lichaamsbeweging en gebruik van middelen in de 24 uur voorafgaand aan onderzoek

5

Verbinden VU-AMS. VU-AMS Development

Team (2015).

5

Demographic variables. Ruigh De, E. L., & Baan, van der, H. S. (2014).

Demografische gegevens.

5 Alcohol Use Disorder

Identification Test (AUDIT)/ use past year.

Saunders, J. B., Aasland, O. F., Babor, T. F., Fuente, J. R. D. l., & Grant, M. (1993).

Alcohol gebruik. 5

Cannabis Use Disorder Identification Test Revised (CUDIT-R).

Adamson, S. J., Kay-Lambkin, F. J., Baker, A. L., Lewin, T. J., Thornton, L., Kelly, B. J., & Sellman, J. D. (2010).

Cannabis gebruik. 5

Index of Empathy for Children and Adolescents (IECA).

Bryant, B.K. (1982). Affectieve empathie, trait empathy.

3

Baseline vijf-minuten koraalrif met vissen.

Piferi, R. L., Kline, K. A., Younger, J., & Lawler, K. A. (2000). Autonoom zenuwstelsel metingen: HR, HRV, RSA, SCL and SCRs. 5

Countdown task . Fung, M. T., Raine, A., Loeber, R., Lynam, D. R., Steinhauer, S. R., Venables, P. H. (2005). Autonoom zenuwstelsel metingen: HR, HRV, RSA, SCL and SCRs. 4

Filmfragmenten (incl. twee keer een-minuut baseline koraalrif met vissen).

Zeffirelli, F. (1979). Dalen, R. (2001). Empathy-related responding (Autonoom zenuwstelsel metingen: HR, HRV, RSA, SCL and SCRs). 7

Self-report vragen na elke filmclip.

Wied De, M., Boxtel Van, A., Matthys, W., &

Meeuws, W. (2012).

Affectieve en

(34)

Detaching VU-AMS, saliva measures (1 vial). Cortisol, testosteron, alpha-amylase, progesterone, estradiol. Youth Psychopathy

Inventory short version (YPI-SV).

Baardewijk, Y., Andershed, H., Stegge, H., Nilsson, K. W., Scholte, E., &

Vermeiren, R. (2010).

Psychopathische trekken.

5

Brief Self-Control Scale (BSCS).

Maloney, P. W., Grawitch, M. J., & Barber, L. K. (2012).

Zelf-controle. 5

Substance Use Risk Profile Scale (SURPS).

Woicik, P. A., Conrod, P. J., Stewart, S., & Pihl, R. O. (2008).

Risico profielen voor drank/drugs

misbruik.

5

Self-ordered Pointing Task (SOPT).

Ross, T. P., Hanouskova, E., Giarla, K., Calhoun, E., Tucker, M. (2007).

Werk geheugen. 5

Brief Problem Monitor – Youth version (BPM-Y).

Achenbach, T. M., & Rescorla, L. A. (2001).

Korte variant van de YSR.

3

Reactive-proactive questionnaire (RPQ)

Cima, M, Raine, A., Meesters, C. & Popma, A. (2013).

Agressie

(reactief/proactief).

8 Short Stroop task. Golden, C. J., &

Freshwater, S. M. (2002).

Respons remming. 5

Adolescent Treatment Motivation Questionnaire (ATMQ).

Van der Helm, G. H. P. (2013). Behandelmotivatie. 3 Childhood Trauma Questionnaire (JTV). Bernstein, D. P., Ahluvalia, T., Pogge, D. & Handelsman, L. (1997). Jeugdtrauma's. 3

Totale tijd in minuten 86

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The interaction between the response accuracy, con fidence rate, and ROI suggests that in the trials that participants believed to have answered correctly, correct and incorrect

The decision analytic model in two very different settings (Indonesia and Uganda) in terms of contraceptive prevalence, unmet need and cost-effectiveness thresholds as described

content/uploads/2017/04/IAB-Netherlands-Deloitte-Online-advertising-ad-spend-.. The effects of animation and format on the perception and memory of online advertising. When

Software voor analytische visualisatie maakt het niet alleen mogelijk om data grafisch te presenteren, maar ook om de visuele representaties van deze data te manipuleren, om de

mechanical properties were not analysed[14]. There are also numerous studies investigating the effect of several random process parameters on porosity for

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

that adolescents with relatively weak behavioral control at age 11 and high reward sensitivity at age 16 are at the greatest risk for risk behaviors at age 16, such as alcohol

including habitat use and movement patterns, of animals in general and brent geese in particular (Rouleau et al 2002; Fahrig 2007; chapter 4).. Interactions between species and