• No results found

Earnings management door public firms in Nederland : maken Nederlandse public firms meer gebruik van earnings management dan private firms?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Earnings management door public firms in Nederland : maken Nederlandse public firms meer gebruik van earnings management dan private firms?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Earnings management door public firms in Nederland

Maken Nederlandse public firms meer gebruik van earnings

management dan private firms?

Bas Hopman 10678360 Bachelor scriptie Eindversie 29 juni 2016 BSc Accountancy & Control Universiteit van Amsterdam Erik van der Veer

(2)

2

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Bas Hopman, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3

Abstract

De financiële verslaggeving van ondernemingen blijkt vaak niet de werkelijkheid te weerspiegelen. Het gevolg hiervan is dat regelgevers met aanvullingen de keuzevrijheden van managers beperken. Het voornaamste doel hiervan is om de earnings management in de financiële rapportage te verminderen. Dit zou een beter beeld van de werkelijkheid moeten geven. De mate van earnings management wordt beïnvloed door verschillende motieven. Deze motieven zijn onder andere afhankelijk van de beursnotering van een bedrijf. In Nederland is de accounting regulatie niet gebaseerd op beursdeelname maar op rechtsvorm. Dit betekent dat de beurs- en niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland grotendeels dezelfde accounting standaarden toepassen. Hierdoor kan er gerichter onderzoek gedaan worden naar de invloed van de beursnotering op de mate van earnings management tussen de twee ondernemingsvormen.

Aan de hand van een literatuurstudie wordt in dit onderzoek een antwoord gezocht op de vraag: “Maken Nederlandse beursgenoteerde bedrijven, ten opzichte van niet-beursgenoteerde bedrijven, meer gebruik van earnings management?”. Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag zal eerst worden

onderzocht of Nederlandse bedrijven earnings management toepassen. Vervolgens kan de onderzoeksvraag of beursgenoteerde ondernemingen meer earnings management toepassen in hun financiële verslaggeving beantwoord worden.

Uit onderzoek blijkt dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat een beursnotering leidt tot meer earnings management in Nederland. Op basis van de toepasbaarheid van de resultaten uit ander onderzoek op Nederlandse ondernemingen kan eerder gesteld worden dat Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen minder gebruik maken van earnings management.

(4)

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

2. Earnings management 7

2.1 Definitie earnings management 7

2.2 Categorieën van earnings management 8

2.3 Motieven earnings management 9

2.4 Patronen earnings management 11

2.5 Het meten van earnings management 12

2.5.1 Modellen 12

2.5.2 Overige methoden 13

3. Earnings management door public firms 15 3.1 Meer earnings management public firms 15 3.2 Minder earnings management public firms 18 3.3 Earnings management in Nederland 20

3.4 Resultaten 21

3.5 Discussie 23

4. Conclusie 25

(5)

5

1. Inleiding

De afgelopen jaren hebben er zich veel ontwikkelingen voorgedaan in de accountingwereld. De regelgeving omtrent accounting lijkt steeds strenger te worden. Dit is een reactie op gebeurtenissen zoals de recente financiële crisis en boekhoudschandalen. Een voorbeeld van een boekhoudschandaal heeft plaatsgevonden bij het bedrijf Satyam Computer Services. Dit bedrijf had voor ruim 1,5 miljard dollar met de boekhouding gefraudeerd (AccountantWeek, 2015). Dit had ingrijpende gevolgen voor de belanghebbenden. Dit bevestigt het toch al bestaande gevoel in de samenleving dat de financiële rapportage niet altijd even betrouwbaar is. Het bedrijf Satyam Computer Services heeft fraude gepleegd en daarmee een onbetrouwbaar beeld gecreëerd van de financiële rapportage. Er hoeft echter niet altijd fraude gepleegd te worden om de

belanghebbenden te misleiden. Het management van een onderneming gebruikt verschillende methoden om de winst te sturen. Door gebruik te maken van keuzevrijheden in de accounting, die nog binnen de regels blijven, kan er een onrealistisch beeld worden gecreëerd van de onderneming. Dit wordt in de praktijk

“earnings management” genoemd (Healy en Wahlen, 1991). Earnings management kan, in tegenstelling tot het plegen van fraude, eenvoudiger beperkt worden. Regelgevers proberen dit te bereiken door de keuzevrijheden van managers in te perken. De nieuwe IFRS 16 bijvoorbeeld, scherpt de regels omtrent leasing aan

(AccountantWeek, 2016).

De bedrijven die in het nieuws komen door boekhoudschandalen zijn vaak de beursgenoteerde bedrijven. Mag hierdoor aangenomen worden dat beursgenoteerde bedrijven cijfers rapporteren die minder betrouwbaar zijn? Als dit zo is zou het niet effectief zijn om dezelfde regels voor beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven te hanteren. In Nederland is de accounting regulatie niet gebaseerd op beursdeelname maar op rechtsvorm (Burgstahler, Hail en Leuz, 2006). Dit betekent dat de beurs- en niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland grotendeels dezelfde accounting standaarden toepassen. Hierdoor kan het gevolg van een beursnotering op de mate van earnings management directer gemeten worden. In dit onderzoek zal getracht worden voldoende bewijs te verzamelen waarmee aangetoond kan worden dat Nederlandse beursgenoteerde bedrijven financiële rapportages leveren die minder betrouwbaar zijn. De betrouwbaarheid zal worden gemeten door een uitspraak te doen over de mate van earnings management. De onderzoeksvraag die hieruit volgt is: “Maken Nederlandse beursgenoteerde bedrijven, ten opzichte van niet-beursgenoteerde bedrijven, meer gebruik van earnings management?”. In het vervolg van dit onderzoek zullen beursgenoteerde bedrijven als “public firms” en niet-beursgenoteerde bedrijven als “private firms” aangeduid worden.

Dit onderzoek zal dienen als een prelude voor het onderzoek wat ik in mijn master zal uitvoeren. In de master zal dit onderzoek, op basis van een sample dat afkomstig is uit Nederland, voortgezet worden. Deze bachelor scriptie zal worden uitgevoerd als literatuuronderzoek. Op basis van al bestaand onderzoek zal er een antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag.Onderzoek naar earnings management heeft veelal in het buitenland plaatsgevonden. Om een uitspraak over Nederland te doen zal worden aangenomen dat binnen de EU de accounting standaarden geharmoniseerd zijn (Burgstahler et al.,2006). Dit leidt ertoe dat Europees onderzoek representatiever is voor Nederland dan onderzoek dat buiten de EU is uitgevoerd.

(6)

6

achtergrondinformatie omtrent earnings management uiteengezet worden. In hoofdstuk 3 zal het

literatuuronderzoek plaatsvinden. Dit onderzoek zal geanalyseerd worden op basis van bestaande literatuur uit het buitenland. In ditzelfde hoofdstuk zullen vervolgens de uitkomsten met elkaar vergeleken worden.

(7)

7

2. Earnings management

In dit hoofdstuk wordt de theorie omtrent earnings management uiteengezet. Als eerste zal in paragraaf 1 de definitie van earnings management vastgesteld worden. In paragraaf 2 zal vervolgens ingegaan worden op de verschillende categorieën binnen earnings management. In paragraaf 3 worden de motieven die ten grondslag aan earnings management liggen besproken. In paragraaf 4 worden de patronen die de verschillende vormen van earnings management volgen besproken. Ten slotte zal in paragraaf 5 de verschillende methodes die toegepast worden om earnings management te meten toegelicht worden.

2.1 Definitie Earnings mangement

Voordat er onderzoek kan worden gedaan naar earnings management is het belangrijk om een eenduidige betekenis hiervan te definiëren. De literatuur omtrent earnings management hanteert namelijk verschillende definities. Om tot deze eenduidige betekenis te komen zullen de definities van voorgaand onderzoek met elkaar vergeleken worden. Uit deze vergelijking zal een algemene definitie worden opgesteld die in dit onderzoek verder gebruikt zal worden.

Healy en Wahlen (1991) hebben een onderzoek gedaan naar earnings management en de implicatie hiervan met betrekking tot de accounting standaarden. Zij zijn tot de volgende conclusie gekomen: “Earnings management occurs when managers use judgement in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers”. Uit deze definitie volgt dat managers doormiddel van oordeelafhankelijke onderdelen in de financiële rapportage

belanghebbenden proberen te beïnvloeden. Ze gebruiken dit om bijvoorbeeld aan contractuele verplichtingen te kunnen voldoen.

Levitt (1998) heeft in een onderzoek zijn ongenoegen geuit over earnings management. Volgens Levit is er een negatieve ontwikkeling gaande in de earnings kwaliteit. Bedrijven proberen namelijk steeds weer beter te presteren dan er in eerdere instantie voorspeld werd door de beleggers. Een belangrijk middel hierbij is de accounting flexibiliteit die zij hebben (1998). Levitt stelt dat earnings management wordt toegepast wanneer de flexibiliteit van accounting wordt misbruikt.

In het onderzoek van Ronen & Yaari (2008) zijn verschillende definities van earnings management met elkaar vergeleken. Uit de bestaande literatuur hebben zij daarvoor informatie verzameld en drie verschillende definities van earnings management opgesteld. Deze verschillende definities zijn opgedeeld in drie gebieden, namelijk een wit, grijs en een zwart gebied. Het witte gebied heeft de volgende definitie gekregen: “Earnings management is taking advantage of the flexibility in the choice of accounting treatment to signal the manager’s private information on future cash flows”. Dit witte gebied ziet earnings management dus als iets positiefs waarmee er informatie kan worden verstrekt aan de belanghebbende. Het zwarte gebied staat hier meer haaks op. Deze heeft de volgende definitie: “Earnings management is the practice of using tricks to misrepresent or reduce transparency of the financial reports”. Dit zwarte gebied ziet earnings management dus meer als een middel om de gebruikers van de jaarrekening te misleiden. Het grijze gebied ligt hier tussenin. De definitie van het grijze gebied is: “Earnings management is choosing an accounting treatment that is either opportunistic

(8)

8

(maximizing the utility of management only) or economically efficient”. Het grijze gebied van de definitie van earnings management beschrijft earnings management als de mate van manipulatie van de rapportage dat zich nog binnen de regels bevindt die de wet voorschrijft.

Uit de voorgaande definities kan worden opgemerkt dat zij onderling veel raakvlakken hebben. Alle definities gaan in op de speelruimte die het management heeft in de rapportage door speculatie in de “accruals”. Accruals zijn aanpassingen aan de administratie voor zaken zoals omzet of kosten die nog niet plaats hebben gevonden maar wel betrekking hebben op de betreffende periode. Er blijkt discussie te zijn over het feit of het toepassen van earnings management direct negatief is. Levitt (1998) en het zwarte gebied (2008) stellen dat earnings management de regels overtreedt en de belanghebbenden misleidt. Het witte en grijze gebied (2008) zien earnings management meer als iets informatiefs dat zich binnen de grenzen van de wet bevindt. De definitie die Healy en Wahlen (1991) hanteren voor earnings management ligt tussen de

voorgaande definities. Zij zien earnings management als iets minder extreems. Deze definitie stelt dat earnings management wordt toegepast door het gebruiken van de flexibiliteit van de wetgeving omtrent de financiële rapportage. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat earnings management niets te maken heeft met het overtreden van de regels. In het vervolg van dit onderzoek zal daarom ook deze definitie worden gehanteerd. De definitie van earnings management luidt: “Het gebruiken van de flexibiliteit in de financiële rapportage waarbij de belanghebbenden worden beïnvloed. Tevens kan dit worden gebruikt om de contractuele verplichtingen te behalen”.

2.2 Categorieën van earnings management

Earnings management kan worden ingedeeld in twee categorieën, namelijk accrual based earnings management (AEM) en real earnings management (REM). In deze paragraaf zullen van beide vormen de overeenkomsten en verschillen worden besproken.

Bij AEM maakt het management gebruik van de flexibiliteit omtrent het toepassen van accruals. Dit is een vorm van earnings management waarbij er geen werkelijk economische veranderingen plaatsvinden (Hong & Andersen, 2010). Een voorbeeld hiervan is de voorzieningspost dubieuze debiteuren. Wanneer er binnen een onderneming een verkoop plaatsvindt wordt de omzet voorafgaand aan de ontvangst al opgenomen in de administratie. Door ervaringen uit het verleden kunnen managers de kans op wanbetalers schatten. Bij iedere verkoop zou er dus ook een voorziening voor deze wanbetalers moeten worden opgenomen. Deze accrual zou dus voor de gebruikers van de jaarrekening moeten leiden tot een beter beeld van de werkelijkheid. Het bepalen van de omvang van een accrual is dus onderhevig aan de subjectieve oordeelsvorming van het management. Wanneer het management in het vorige voorbeeld er bewust voor kiest om een te lage

voorziening voor dubieuze debiteuren op te nemen betekent dit dat er in het huidige jaar te veel omzet wordt gerapporteerd. Een belangrijk kenmerk van AEM is dat dit geen kasstromen aantast. Deze vorm van earnings management is echter wel te detecteren. Managers zullen in de praktijk deze vorm van earnings management liever niet toepassen (Hong & Andersen, 2010).

REM is de andere variant van earnings management. Bij deze vorm van earnings management wordt bewust afgeweken van de normale gang van zaken binnen een onderneming. Wenxia en Jeong-Bon (2014)

(9)

9

stellen dat hierbij een verandering plaatsvindt binnen het operationele proces van het bedrijf. Onder deze normale gang van zaken vallen bijvoorbeeld beslissingen omtrent de kosten voor marketing, onderhoud, research & development en overproductie. Wanneer het management er bijvoorbeeld voor kiest om op het einde van het jaar de kosten omtrent marketing te verlagen heeft op dit korte termijn een positief effect. Er worden immers in het huidige jaar minder kosten gemaakt. Op lange termijn heeft REM vaak een negatief effect. Dit komt doordat er bijvoorbeeld bezuinigt wordt op kosten die waarde creëren in de toekomst. Hong en Andersen (2010) beschrijven REM als het doelbewust plannen van economische activiteiten om het resultaat te beïnvloeden. REM heeft in tegenstelling tot AEM dus wel een direct gevolg voor de kasstromen. REM is in de praktijk vaak moeilijker te herkennen (Wenxia & Jeong-Bon, 2014). Hierdoor wordt deze vorm van earnings management door managers vaak geprefereerd.

Managers blijken liever REM toe te passen. In voorgaand onderzoek wordt de mate van earnings management echter voornamelijk gemeten door een uitspraak te doen over de verdeling van accruals. Earnings management door het toepassen van accruals valt onder AEM. In het vervolg van dit onderzoek zal om deze reden dan ook enkel AEM gemeten worden om een uitspraak te doen over earnings management.

2.3 Motieven earnings management

Het management binnen een onderneming kan verschillende motieven hebben om earnings management toe te passen. In deze paragraaf zal de hand van onderzoek van Iatridis en Kadorinis (2009) de meest voorkomende motieven worden besproken.

Schuldovereenkomstmotieven

Bij het afsluiten van een lening worden er afspraken gemaakt in de overeenkomst die hiervoor wordt opgesteld. Afspraken omtrent kengetallen zoals de liquiditeit en solvabiliteit kunnen hier onderdeel van uitmaken. Een daling van deze kengetallen kunnen de kans op een faillissement vergroten. Dit is een risico voor de geldschieter. Om dit risico te beperken kan er in de overeenkomst een minimale waarde van bepaalde kengetallen worden opgenomen. Wanneer de onderneming niet aan deze minimale waarden dreigt te voldoen kan dit negatieve gevolgen hebben. Dit kan namelijk een negatief effect hebben op de waarde van de aandelen van het bedrijf of op de reputatie van het management (Iatridis & Kadorinis, 2009). Dit kan een motief zijn voor het management om de cijfers te manipuleren door earnings management toe te passen. Iatridis en Kadorinis (2009) stellen dat managers earnings management toepassen om de kans op schending van deze minimale waarden te beperken. In dit geval kan het management dit voorkomen door het toepassen van AEM door bijvoorbeeld omzetverhogende accruals te creëren.

Compensatiemotieven

Naast een vast salaris kunnen er in de compensatieovereenkomst tussen het management en de onderneming bonussen worden opgenomen. De hoogte van deze bonus is vaak gerelateerd aan een meetbare prestatie. Deze meetbare prestatie is vaak de behaalde winst in een jaar (Iatridis & kadorinis, 2009). Hieruit volgen verschillende motieven die het management kan hebben om de bonus te maximaliseren. Wanneer de winst de grens van de maximale bonus dreigt te overschrijden kan het management omzetverlagende accruals

(10)

10

gebruiken. Dit zorgt ervoor dat de omzet naar voren wordt geschoven. Andersom zou, wanneer de winst net onder de range van een bonus dreigt te vallen, dit zelfde principe ook toegepast kunnen worden (Iatridis & kadorinis, 2009). Hierdoor wordt de kans vergroot dat het jaar erop wel de minimale waarde voor een bonus wordt gehaald.

Kapitaalmotieven

Volgens Iatridis en Kadorinis (2009) gebruiken managers earnings management om de voorwaarden voor het verkrijgen van kapitaal te beïnvloeden of om op een eenvoudigere wijze kapitaal te verwerven. Kapitaal kan verworven worden door aandelen uit te geven of door leningen aan te gaan. In het geval van aandelen uitgeven bekijken beleggers vaak de recente resultaten van een onderneming. Iatridis en Kadorinis (2009) stellen dat managers vaak vlak voor deze periode gebruik maken van earnings management om op deze wijze lagere kosten voor het eigen vermogen te bewerkstelligen. Dit resulteert vervolgens in een hogere aandeelprijs dat weer als gevolg heeft dat het management meer kapitaal kan bewerkstelligen.

In het geval van leningen kan het manipuleren van de cijfers ertoe leiden dat onder betere omstandigheden voor de schuldenaar een lening overeen kan worden gekomen. Zoals eerder besproken is faillissement van de schuldenaar een risico voor de geldschieter. Als de schuldenaar door earnings management voorafgaand aan de lening de kans hierop kan verkleinen kan dit leiden tot betere voorwaarden in de overeenkomst. Dit kan bijvoorbeeld van invloed zijn op de hoogte van de te betalen rente.

Verwachtingsmotieven

Financiële analisten doen constant voorspellingen over de prestaties van ondernemingen in de toekomst. Dit heeft impact op de huidige aandeelprijs. Wanneer achteraf blijkt dat niet voldaan is aan deze verwachtingen zal dit invloed hebben op de aandeelprijs. Dit geeft een prikkel voor het management om aan de verwachtingen te voldoen (Iatridis & Kadorinis, 2009). Wanneer het management aan de verwachtingen kan voldoen of deze zelfs kan overtreffen heeft dit een positieve invloed op de prijs van de aandelen. Dit motief kan gerelateerd worden aan het kapitaalmotief. Ook heeft het management vaak zelf aandelen van de onderneming. Dit punt kan gelinkt worden aan het compensatiemotief. Een hogere aandeelkoers levert dan meer op voor de manager zelf.

Reputatiemotieven

Het management kan persoonlijke redenen hebben om earnings management toe te passen. Het management wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor de prestaties van de onderneming. Wanneer een onderneming minder winst of zelfs verlies maakt kan dit schadelijk zijn voor de reputatie van het management. Nieken en Sliwka (2015) tonen aan dat het management gebruik maakt van earnings management om de eigen reputatie te bevorderen.

(11)

11

2.4 Patronen earnings management

In de vorige paragraaf is besproken welke motieven managers hebben om earnings management toe te passen. Op basis van deze motieven zal er een vorm van earnings management toegepast worden. Deze vormen vertonen verschillende patronen. In de literatuur worden drie patronen onderscheden; big bath, winstmaximalisatie en income smoothing. Deze patronen zullen in deze paragraaf ieder apart toegelicht worden.

Big bath

Wanneer het management een “big bath” toepast wordt de huidige periode zoveel mogelijk belast. Dit heeft het effect dat de baten naar de toekomst worden verschoven (Nieken & Sliwka, 2015). Dit kan dus worden beschouwd als een winstminimalisatietechniek voor de huidige periode. Bij deze methode wordt de kans op winst in de toekomst vergroot. Dit kan interessant zijn voor het management wanneer duidelijk is dat in de huidige periode bepaalde doelen niet behaald zullen worden. Dit patroon komt voort uit de compensatie- en reputatiemotieven. Wanneer duidelijk is dat de winst niet voldoende zal zijn om te resulteren in een bepaalde bonus kan het toepassen van een big bath ervoor zorgen dat de kans dat in het volgende jaar wel voldoende winst wordt behaald om een bonus uit te keren. Nieken en Sliwka (2015) hebben onderzoek gedaan naar managers die in het begin van hun aantreden de big bath methode toepasten. Zij hebben vastgesteld dat dat te maken had met de gevoeligheid voor een goede reputatie van het management. Hierdoor werden de baten verspreid over hun werkzame periode.

De Big bath methode kan worden toegepast door gebruik te maken van AEM. Dit kan bijvoorbeeld door in het huidige jaar een ongebruikelijk grote afschrijving te laten plaatsvinden.

Winstmaximalisatie

De winstmaximalisatiemethode doet het tegenovergestelde van de big bath methode. Bij deze methode wil het management de winst in de huidige periode zoveel mogelijk vergroten (Healy, 1985). Dit patroon kan

voortkomen uit alle voorafgaand besproken motieven. Managers kunnen er belang bij hebben om de winst zoveel mogelijk te vergroten vanwege het compensatiemotief. Anderzijds kan het voordelig zijn om vlak voordat aandelen worden uitgegeven de winst te vergroten. Dit volgt uit het kapitaalmotief.

Winstmaximalisatie kan bereikt worden door gebruik te maken van REM of AEM. In het geval van REM zou bezuinigd kunnen worden op kosten als marketing om op korte termijn de winst de maximaliseren. Met AEM kan gekozen worden om accruals te verlagen. Voorbeelden hiervan zijn een lager afschrijvingspercentage hanteren of een minder groot deel als dubieuze debiteuren hanteren per verkooptransactie.

Income smoothing

Ondernemingen proberen bij income smoothing ieder jaar een ongeveer gelijke winst te rapporteren. De winst wordt als het ware over de jaren verdeeld. Hierdoor wordt er een stabiel niveau gecreëerd door de managers. Dit wordt gedaan door winsten te verrekenen met verliezen (Srinidhi, Ronen & Maindiratta, 2001). Er zijn veel motieven die hieraan ten grondslag kunnen liggen. Volgens Iatridis en Kadorinis (2009) heeft een stabiel

(12)

12

winstverloop een gunstig effect op de aandelenprijs dat volgt uit het kapitaalmotief.

2.5 Het meten van earnings management

Nu duidelijk is wat de betekenis is van earnings management, welke categorieën en vormen er zijn en wat de achterliggende motieven zijn kan worden ingegaan op het meten van earnings management. Er zijn

verschillende methoden om earnings management te meten. In de literatuur zijn verschillende modellen ontwikkeld om earnings management te meten. Ook hebben onderzoekers zelf methoden ontwikkeld. In deze paragraaf zullen beide vormen uiteengezet worden.

2.5.1 Modellen

Het meten van earnings management kan een complex proces zijn. Om dit te bevorderen zijn er hiervoor diverse modellen ontwikkeld. In deze modellen worden de accruals gemeten. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in “non-discretionary” en “discretionary” accruals. Het onderscheid tussen beide is hun afkomst. Non-discretionary accruals komen voort uit de normale bedrijfsvoering terwijl Non-discretionary accruals voortkomen uit de keuzes van managers. Het vergelijken van discretionary accruals in plaats van de totale accruals geeft hierdoor een beter beeld van de mate van earnings management. Dechow, Sloan & Sweeney (1995) hebben de vijf meest voorkomende modellen vergeleken. Zij hebben de volgende modellen onderscheden: The Healy model, The DeAngelo Model, The Jones Model, The Modified Jones Model en The Industry Model. Deze modellen zullen apart worden toegelicht.

The Healy model

Healy (1985) heeft onderzoek gedaan naar de keuzes die managers maken in combinatie met verschillende bonussystemen. Hij veronderstelde dat managers earnings management toepassen wanneer dit voor hen gunstig is. In dit onderzoek heeft hij een model ontwikkeld om de mate van earnings management te kunnen meten. Healy (1985) nam het gemiddelde van voorgaande jaren waarin geacht werd dat er geen earnings management werd toegepast als basis voor de non-discretionary accruals. Healy nam aan dat non-discretionary accruals systematisch constant zijn. Hierdoor kon hij de discretionary accruals berekenen door de

non-discretionary accruals van de totale accruals af te trekken.

The DeAngelo model

DeAngelo (1986) heeft een model ontwikkeld dat op veel punten overeenkomt met het model van Healy. Het wordt volgens Dechow et al. (1995) dan ook beschouwd als een bijzondere vorm van het Healy model. Het belangrijkste verschil tussen beide modellen is dat het DeAngelo model slechts een jaar terugkijkt om de non-discretionary accruals te berekenen terwijl het Healy model meerdere jaren terugkijkt. Beide modellen maken echter nog wel gebruik van de totale accruals uit jaren waarvan werd geacht geen earnings management te zijn toegepast. In beide modellen is er aangenomen dat de non-discretionary accruals constant zijn over de jaren. Volgens Dechow et al. (1995) toont de literatuur echter aan dat dit niet zo is. Hij stelt dat deze accruals afhankelijk zijn van de huidige economische omstandigheden en dat deze constant in ontwikkeling zijn.

(13)

13

The Jones model

Dit model is gebaseerd op het werk van Jones (1991). Zij versoepelt de eerdere aanname van de vorige twee modellen dat de non-discretionary constant zijn over de jaren. De modellen van Healy en Deangelo nemen beide niet de veranderende ontwikkelingen binnen de economie op. Doordat Jones er van uitgaat dat de non-discretionary accruals niet constant zijn kan zij hierdoor wel de veranderingen in de economie opnemen. Een nadeel van dit model is dat zij de earnings als discretionary accruals ziet. Deschow et al. (1995) ziet dit als limitatie van het model omdat deze door managers gemanipuleerd kunnen worden.

The Modified Jones Model

Het modified Jones model is ontwikkeld om de tekortkomingen in het Jones model te verhelpen (Deschow et al., 1995). Het originele Jones model ging er vanuit dat er geen manipulatie door managers over de

verkooptransacties werd uitgevoerd. Het modified Jones model past dit aan. Dit model maakt namelijk onderscheid tussen contante en creditverkopen. De veranderingen in de creditverkopen ziet dit model als earnings management. Dit model heeft dus als voordeel op het originele Jones model dat het de earnings management van het management kan detecteren in de omzet.

The Industry Model

Het Industry model neemt, net zoals het modified Jones model, aan dat de non-discretionary accruals niet constant zijn over de jaren. Dit model neemt, in tegenstelling tot de andere modellen, aan dat de variantie van de non-discretionary accruals ondernemingen in dezelfde industrie onderling gelijk zijn (Deschow et al., 1995). Dit brengt een aantal problemen met zich mee. Dit model verwijdert de veranderingen van de

non-discretionary accruals van bedrijven in dezelfde sector. Wanneer de veranderingen hierin voornamelijk voortkomen uit bedrijfsspecifieke omstandigheden worden dus niet alle non-discretionary accruals verwijderd uit de totale accruals. Daarnaast wordt er gekeken naar de correlatie tussen non-discretionary accruals. Dit gebeurt niet bij de discretionary accruals. Dit kan ruis veroorzaken tussen de waarnemingen.

Deschow at al. (1995) stellen dat er niet direct één model als het beste model kan worden aangewezen. Ieder model lijkt bij bepaalde voorwaarden een goede voorspelling te kunnen maken. Over het algemeen stelt Deschow et al. (1995) wel dat het modified Jones model de beste resultaten voortbrengt.

2.5.2 Overige methoden

De voorgaande modellen kijken voornamelijk naar de verdeling van de accruals om een uitspraak over earnings management te kunnen doen. In de praktijk wordt echter niet altijd van deze modellen gebruik gemaakt. Onderzoekers lijken veelal hun eigen methode toe te passen. In deze paragraaf zullen de overige methoden uiteengezet worden.

In plaats van de verdeling van de accruals te beoordelen kan er ook gekeken worden naar de verdeling van de earnings tussen ondernemingen. Coppensa en Peek (2005) hebben in hun onderzoek de mate van earnings management tussen ondernemingen beoordeeld door te kijken naar de earnings. Dit is een methode

(14)

14

die wellicht makkelijker toepasbaar is maar tegelijk ook veel vormen van earnings management niet kan detecteren. Dorsman, Langen en van Praag (2003) kijken bijvoorbeeld alleen naar de voorspelde winst en de werkelijke winst. Andere onderzoekers zoals Burgstahler, Hail en Leuz (2006) hebben verschillende dimensies gebruikt om earnings management te meten. In deze dimensies werd onder andere gekeken naar de correlatie tussen de operationele cashflows en accruals en de mate waarin kleine verliezen voorkomen worden door bedrijven. Het toepassen van meerdere dimensies om earnings management te meten heeft als voordeel dat er meerdere vormen van earnings management ontdekt kunnen worden. In het vervolg van dit onderzoek zal om de voorgaande reden meer waarde worden gehecht aan resultaat dat voortkomt uit methodes die meerdere vormen van earnings management kunnen detecteren.

(15)

15

3. Earnings management door public firms

In dit hoofdstuk zal het literatuuronderzoek uitgevoerd worden. Er zijn verschillende artikelen verzameld die onderzoek naar earnings management hebben gedaan. In Nederland is niet voldoende onderzoek uitgevoerd naar earnings management gecombineerd met private en public firms. De gebruikte literatuur in dit onderzoek is voornamelijk afkomstig uit het buitenland. Een van de doelstellingen van de EU is het creëren van een interne markt (van Hulle, 1992). Volgens Herrmann en Thomas (1995) is harmonisatie op verschillende punten op het gebied van accounting gelukt binnen de EU. Burgstahler, Hail en Leuz (2006) veronderstellen dat binnen Europa private en public firms dezelfde accounting standaarden toepassen. Op basis van deze resultaten zal in deze scriptie worden aangenomen dat de accounting standaarden binnen de EU geharmoniseerd zijn. Dit leidt ertoe dat Europees onderzoek representatiever is voor Nederland dan bijvoorbeeld onderzoek dat afkomstig is uit Amerika.

De artikelen zijn ingedeeld aan de hand van hun resultaat. In hoofdstuk 3.1 worden de artikelen ontleedt die de hypothese ondersteunen dat public firms meer earnings management toepassen. In hoofdstuk 3.2 worden de artikelen behandeld die aantonen dat public firms minder earnings management toepassen. In hoofdstuk 3.3 wordt onderzoek naar earnings management dat in Nederland is uitgevoerd besproken. De resultaten van deze artikelen worden opgesomd in hoofdstuk 3.4. Hoofdstuk 3.5 zal een discussie bevatten op basis van de eerder besproken artikelen.

3.1 Onderzoek meer earnings management bij public firms

In deze paragraaf worden artikelen besproken die ondersteunen dat public firms meer earnings management toepassen. Deze artikelen zijn afkomstig van Coppensa en Peek (2005), Beatty, Ke & Petroni (2002) en Givoly, Hayn en Katz (2010).

Coppensa en Peek (2005) hebben onderzocht of Europese private firms gebruik maken van earnings management en of dit beïnvloed wordt door belastingmotieven. Zij stellen dat in voorgaande onderzoeken nagelaten is het effect van de aandelenmarkt te erkennen als stimulans voor earnings management. Door public en private firms met elkaar te vergelijken wilden zij dit aantonen.

In dit onderzoek is gekeken naar de verdeling van de earnings tussen private en public firms. Aan de hand van deze onderlinge verdeling hebben zij een uitspraak gedaan over de mate van earnings management. In de sample zijn slechts ondernemingen opgenomen die volgens de Europese wet als een grote onderneming wordt geclassificeerd. De observaties zijn afkomstig uit de periode 1993 tot 1999. In totaal zijn er 77.124 observaties opgenomen uit 8 verschillende Europese landen.

Het onderzoek toont aan dat public firms de dalingen in de earnings én de kleine verliezen niet in de rapportage naar voren willen laten komen. Private firms daarentegen willen alleen de kleine verliezen camoufleren. Dit geldt echter niet wanneer de private firm zich bevindt in een land met een strenge

belastingregulatie. Dan zal de private firm namelijk niet overgaan tot het niet proberen te vermelden van de kleine verliezen. Uit het onderzoek blijkt dat uitsluitend de public firms een daling in de earnings uit de rapportage proberen te houden. De onderzoekers (2005) suggereren dat er kapitaalmarktmotieven zijn die enkel van toepassing zijn op public en leiden tot earnings management.

(16)

16

Uit dit onderzoek kan de conclusie getrokken worden dat public firms ten opzichte van private firms een daling in de earnings proberen te camoufleren. Dit geldt ook voor de kleine verliezen. Dit artikel

ondersteunt dus de hypothese dat public firms meer earnings management toepassen dan private firms. Dit onderzoek heeft echter een aantal beperkingen. Ten eerste is er een vrij eenvoudige manier gekozen om de mate van earnings management te meten. Er is namelijk alleen naar de verdeling van de earnings gekeken. Door deze methode toe te passen blijft er een groot deel over van earnings management dat niet ontdekt wordt. Daarnaast zijn er in dit onderzoek alleen observaties opgenomen van grote ondernemingen. Dit verkleint de toepasbaarheid van het resultaat doordat dit misschien niet direct toepasbaar is op kleinere ondernemingen. Het voordeel van dit onderzoek is dat het uitgevoerd is in Europa. Hierdoor kan dit resultaat beter toegepast worden op Nederland in plaats van de gebruikelijke onderzoeken die vaak in Amerika plaatsvinden. In het vervolg van dit onderzoek zal ik daarom een redelijke mate van waarde hechten aan dit resultaat.

Beatty, Ke & Petroni (2002) hebben onderzoek gedaan naar de mate van earnings management bij private en public firms. Zij hebben zich gefocust op de doelgroep banken. Voorafgaand aan het onderzoek is de aanname gedaan dat public banken eerder zullen overgaan tot earnings management. Beatty et al. (2002) veronderstellen namelijk dat de aandeelhouders van public banken eenvoudige methoden zullen gebruiken om de voortgang te meten. Denk hierbij aan slechts de ontwikkeling van de winst als indicatie hoe goed het met het bedrijf gaat. De mate van earnings management wordt gemeten door de volgende punten te analyseren: 1. De verdeling in kleine veranderingen in de earnings;

2. Het gebruik van voorzieningen om de winst te sturen;

3. De verdeling van de achtereenvolgende periodes van stijgende earnings.

Dit onderzoek is uitgevoerd naar private en public banken uit Amerika in de periode 1988 tot 1998. Er is gekozen om de bankensector te onderzoeken omdat hiervan, in tegenstelling tot veel andere sectoren, veel informatie beschikbaar is over private firms. In het onderzoek zijn slechts banken opgenomen met een minimale geconsolideerde waarde van $150 miljoen. Uiteindelijk bestond de sample uit 707 public banken en 1.160 private banken. Doordat de sampel slechts uit de bankensector afkomstig is er gebruik gemaakt van modellen die specifiek op deze sector toepasbaar zijn. Dit heeft als voordeel dat er een betrouwbaar model gebruikt is voor het meten van de veranderingen in de voorzieningen voor leningen en effecten.

De resultaten uit het onderzoek van Beatty et al. (2002) komen overeen met de aannames. Er is gebleken dat public banken, ten opzichte van private banken:

1. Minder kleine dalingen in de earnings rapporteren;

2. Eerder voorzieningen gebruiken op leningen en effecten om kleine dalingen in earnings te elimineren; 3. Meerdere opeenvolgende perioden van stijgende earnings rapporteren.

Zij stellen dat deze ontwikkeling volgt uit de voorkeur van de investeerders om eenvoudige methodes te gebruiken waarmee de voortgang gemeten kan worden. De managers spelen hierop in en daarmee scoren ze zo goed mogelijk op deze benchmarks. Public banken hebben meer investeerders waaruit volgt dat zij eerder earnings management toepassen zodat zij aan deze simpele benchmarks kunnen voldoen.

(17)

17

Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de public banken meer gebruik maken van earnings management. Dit ondersteunt dus de hypothese dat public firms meer earnings management toepassen. De nadelen van dit onderzoek zijn dat de sample afkomstig is uit Amerika en enkel gericht is op de bankensector. Dit zorgt ervoor dat het minder toepasbaar is op ondernemingen in Europa, en dus ook in Nederland. In dit onderzoek is vanuit meerdere dimensies geprobeerd de mate van earnings management te meten. Dit is een sterk punt uit het onderzoek. Ik beschouw dit derhalve als een sterk onderzoek met een betrouwbaar resultaat. Ik hou er echter rekening mee dat dit resultaat slechts op een beperkte groep toepasbaar is.

Givoly, Hayn en Katz (2010) hebben onderzoek gedaan naar de earnings kwaliteit van public firms. Ze hebben de public firms opgesplitst in twee groepen. De ene groep bezat public equity en de andere private equity. In voorafgaande onderzoeken is vaak één specifieke sector onderzocht. Dit heeft als nadeel dat het resultaat slechts toepasbaar is op een beperkte groep. Givoly et al. (2010) hebben gekozen om dit onderzoek breder uit te voeren door in de sample meerdere bedrijfssectoren op te nemen. De mate van earnings kwaliteit wordt bepaald door een uitspraak te doen over de mate van earnings management en de kwaliteit van de gebruikte accruals. Dit onderzoek test twee hypotheses. De “demand behavior” hypothese stelt dat de earnings van een public equity firms van hogere kwaliteit zijn dan de private equity firms. Dit komt doordat de beleggers invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van de earnings. De “opportunistic behavior” hypothese stelt echter dat de earnings kwaliteit van private equity firms hoger is doordat de managers in deze ondernemingsvormen minder getriggerd worden om de earnings te beïnvloeden.

De sample uit het onderzoek is verzameld bij verschillende ondernemingen uit Amerika in de periode 1978 tot 2003. De sample is opgedeeld in twee groepen, public firms, met private of public equity. Na het toepassen van verschillende criteria waaraan de data moest voldoen bleven er 531 private equity firms en 3.954 public equity firms over die bruikbaar waren in dit onderzoek. Om een uitspraak te doen over de mate van earnings management is gekeken naar de verdeling van de earnings. De accruals zijn vergeleken met de cashflows.

Het resultaat uit het onderzoek komt overeen met de eerder genoemde opportunistic behaivor hypothese. Private equity firms blijken accruals te hebben van een hogere kwaliteit en passen in mindere mate earnings management toe dan public equity firms. Dit onderzoek toont ook aan dat public equity firms met meer conservatisme rapporteren. Dit houdt in dat ze eerder verliezen nemen en minder snel winsten nemen. Zij blijken dus terughoudender te zijn. Dit om juridische en agency kosten te voorkomen. Dit stellen Givoly et al. (2010). Volgens Givoly et al. (2010) kan er niet uit dit onderzoek worden geconcludeerd welke vorm van equity een hogere waarde van de earnings kwaliteit realiseert. Om hier een uitspraak over te kunnen doen zouden er waarden moeten worden gegeven aan de verschillende uitkomsten.

Uit dit onderzoek kan dus geconcludeerd worden dat public firms met private equity minder gebruik maken van earnings management en accruals hebben van een hogere kwaliteit. Deze conclusie onderschrijft dus de aanname dat de private firms minder earnings management toepassen dan public firms. Het resultaat omtrent het conservatisme zal verder in dit onderzoek niet worden opgenomen omdat dit niet als vorm van earnings management wordt beschouwd. De toepasbaarheid van dit onderzoek wordt aangetast doordat de

(18)

18

sample afkomstig is uit een zeer lange periode. De sample is namelijk afkomstig uit de periode 1978 tot 2003. Deze periode heeft verschillende economische ontwikkelingen gekend die van invloed kunnen zijn geweest op het gedrag van managers. Ook is de sample afkomstig uit Amerika waardoor dit minder toepasbaar is op Nederland. Het onderzoek gebruikt wel een model die meerdere vormen van earnings management kan detecteren en heeft een meerdere bedrijfssectoren opgenomen. Aan dit resultaat zal in het vervolg van mijn onderzoek veel waarde worden toegekend.

3.2 Onderzoek minder earnings management bij public firms

In deze paragraaf zullen de artikelen besproken worden die ondersteunen dat public firms, vergeleken met private firms, minder gebruik maken van earnings management. In deze paragraaf zullen de onderzoeken van Burgstahlet, Hail en Leuz (2006) en Leuz, Nanda en Wysocki (2003) besproken worden.

In het onderzoek van Burgstahlet, Hail en Leuz (2006) zijn de eigenschappen van de gerapporteerde earnings van private en public in Europa geanalyseerd. Burgstahler, Hail en Leuz (2006) stellen dat het voordeel hiervan is dat de accounting regulatie is gebaseerd op de wettelijke vorm van de onderneming in plaats van de deelname op de beurs. Hierdoor hebben deze ondernemingen dus grotendeels dezelfde regulatie en

wetgeving. Dit zorgt ervoor dat het effect van de verschillende marktwerkingen en wetgeving kan worden gemeten. Burgstahler et al. (2006) stellen in hun hypothese dat de mate van informatiewaarde die de earnings bevatten beïnvloed wordt door de mate van marktwerking en kwaliteit van de wetgeving.

In het verleden hebben onderzoekers vaak een minder uitgebreide methode gebruikt om de earnings kwaliteit te beoordelen. Dit onderzoekt wijkt hiervan af door een groter gebied van earnings management te observeren. Dit doen Burgstahler et al. (2006) door earnings management vanuit vier dimensies te meten. De vier gebruikte dimensies zijn:

1. De neiging om kleine verliezen te ontwijken; 2. De totale accruals;

3. De overeenkomst tussen de earnings en de cash flows; 4. De correlatie tussen de accruals en de operating cash flows.

Er is informatie verzameld uit 13 Europese landen. Er zijn in het onderzoek 378.122 observaties verwerkt uit de periode 1997 tot 2003.

Burgstaglet et al. (2006) concluderen in hun onderzoek dat er meer earnings management plaatsvindt in private firms. Een beursnotering creëert extra motieven om earnings management toe te passen. Zij stellen echter dat andere motieven, zoals de informatiebehoefte van de investeerders deze stijging teniet doet. Zij concluderen hieruit dat public firms een hogere earnings kwaliteit hebben. Ook blijkt uit dit onderzoek dat earnings management bij beide ondernemingsvormen vaker voorkomt bij een zwakkere wetgevingssysteem (Burgstahler et al., 2006).

Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat public firms een hogere earnings kwaliteit hebben. De mate van earnings management is een onderdeel van de earnings kwaliteit. Hieruit concludeer ik dat public firms minder earnings management toepassen dan private firms. Dit onderzoek heeft als enig nadeel dat de sample observaties bevat uit de periode waarin de “internetbubble” plaatsvond. In het jaar 2000 heeft dit

(19)

19

geleid tot een lichte recessie. Dit kan dus mogelijk een extra prikkel hebben gecreëerd bij managers om earnings management toe te passen. Dit onderzoek gebruikt een methode die meerdere vormen van earnings management kan detecteren, is afkomstig uit Europa en bevat een grote sample. Op basis van deze

eigenschappen concludeer ik dit dat dit resultaat zeer toepasbaar is op Nederlandse ondernemingen. Ik zal in het vervolg van dit onderzoek veel waarde hechten aan de uitkomst van dit onderzoek.

Leuz, Nanada en Wysocki (2003) hebben onderzocht wat de verklaring is van het verschil in earnings management tussen 31 verschillende landen. Ze hebben ontdekt dat er bepaalde karakteristieken zijn van landen die ongeveer de zelfde mate van earnings management vertonen. Voorafgaand aan het onderzoek formuleren zij de hypothese dat een ontwikkelde aandelenmarkt in een land indirect de mate van earnings management verlaagt.

Er is data verzameld van 8.000 ondernemingen uit 31 landen. Deze data is afkomstig uit de periode 1990 tot 1999. Vervolgens zijn de landen waaruit de observaties zijn gedaan ingedeeld in drie groepen. Dit betreft de volgende drie groepen:

1. Economieën met een ontwikkelde aandelenmarkt, hoge mate van aandeelhoudersbescherming en een relatief verspreid eigenaarschap.

2. Economieën met een minder ontwikkelde aandelenmarkt, hoge mate van aandeelhoudersbescherming en een relatief geconcentreerde eigenaarschap.

3. Economieën met een minder ontwikkelde aandelenmarkt en een minder ontwikkelde mate van aandeelhoudersbescherming.

In dit onderzoek zijn vier dimensies gebruikt om de mate van earnings management te meten. Door het gebruik van vier verschillende dimensies kan een groter aantal vormen van earnings management worden ontdekt. In deze vier dimensies wordt gekeken naar de accruals, correlatie tussen de accruals en cashflows en de mate waarin kleine verliezen vermeden worden.

Uit dit onderzoekt blijkt dat een lage mate van earnings management vaker voorkomt bij

ondernemingen uit landen met een relatief verspreid eigenaarschap, hoge mate van investeerdersbescherming en ontwikkelde aandelenmarkt. Andersom zou een hogere mate van earnings management weer voorkomen bij ondernemingen in een land met relatief geconcentreerd eigenaarschap, zwakke investeerdersbescherming en minder ontwikkelde aandeelmarkten. Hieruit zou dus geconcludeerd kunnen worden dat een beursgang de mate van earnings management verlaagt. Een beursgenoteerde onderneming kan namelijk op die wijze het aantal eigenaren vergroten.

Dit onderzoek concludeert dat een relatief verspreid eigenaarschap leidt tot een lagere mate van earnings management. Een beursgang vergroot vaak het aantal eigenaars van een onderneming. Hieruit trek ik de conclusie dat public firms minder earnings management dan private firms toepassen. Daarnaast stellen de onderzoekers dat een ontwikkelde aandelenmarkt leidt tot minder earnings management. Nederland is een land met een ontwikkelde aandelenmarkt. Hieruit trek ik de conclusie dat in Nederland relatief weinig earnings management plaatsvindt. Dit onderzoek maakt gebruik van meerdere dimensies om de earnings management te meten. Dit bevordert de toepasbaarheid van het resultaat op mijn onderzoek. Ik zal in het vervolg van dit onderzoek veel waarde hechten aan deze uitkomst.

(20)

20

3.3 Earnings management in Nederland

Eric Peek (2003) en Dorsman, Langendijk en van Praag (2003) hebben onderzoek gedaan naar het gebruik van earnings management in Nederland. In deze paragraaf worden deze onderzoeken behandeld.

Eric Peek heeft onderzocht in hoeverre Nederlandse ondernemingen voorzieningen gebruiken om de winst te sturen (2003). De voorzieningen waarop hij zich gericht heeft zijn de voorzieningen die afhankelijk zijn van de subjectieve oordeelsvorming van het management. Deze zijn eerder in dit onderzoek aangeduid als discretionary accruals. In dit onderzoek is alleen gekeken naar de garantievoorziening, onderhoudsvoorziening en de voorziening voor onderverzekerde risico’s. In dit onderzoek zal de vraag centraal staan of oordeel afhankelijke voorzieningen worden aangepast op huidige en verwachte ontwikkelingen in de toekomst. In dit onderzoek is gebruikt gemaakt van data afkomstig van 134 niet financiële ondernemingen die op de Nederlandse beurs zijn genoteerd. De data is afkomstig uit de periode 1989 tot 2000. Als methode om de earnings management te meten zijn de specifieke voorzieningen vergeleken met de huidige earnings en de verandering in de earnings.

Uit dit onderzoek komen twee resultaten voort. Ten eerste is ontdekt dat Nederlandse bedrijven voorzieningen gebruiken om stijgingen in de earnings te verspreiden over de jaren. Daarnaast is ontdekt dat ondernemingen hogere voorzieningen opnemen als zij relatief lage earnings ten opzichte van het voorgaande jaar hebben. Peek (2003) concludeert uit deze gegevens dat de totale mate van earnings management zou dalen als er minder mogelijkheid tot oordeelsvorming van voorziening werd toegelaten door managers. Uit dit onderzoekt volgt het resultaat dat Nederlandse ondernemingen voorzieningen gebruiken om earnings over de jaren te verspreiden. Dit komt overeen met het eerder behandelde income smoothing patroon van earnings management. Ook toont het onderzoek aan dat ondernemingen hoge voorzieningen opnemen als de earnings relatief laag zijn. Dit komt overeen met het big bath patroon van earnings management. Uit deze twee punten concludeer ik dat Nederlandse ondernemingen earnings management toepassen. Een beperking van de bruikbaarheid van dit onderzoek is dat er slechts is gekeken naar bepaalde voorzieningen. Hierdoor wordt er slechts een beperkte vorm van earnings management gemeten. Ook is de steekproef van een kleine omvang. Beide punten leiden ertoe dat dit resultaat slechts in beperkte mate in mijn onderzoek zal verwerken.

Het management van een onderneming kan jaarlijks beslissen of zij een voorspelling van de omzet op willen nemen in het jaarverslag. Dit is niet verplicht. Wanneer dit wel wordt gedaan kan dit zorgen voor druk om aan de eerder afgegeven prognose te voldoen. Dorsman, Langendijk en van Praag (2003) hebben dit onderzocht. Zij onderzochten of er gebruik wordt gemaakt van earnings management in Nederland. De mate van earnings management hebben zij gemeten door een uitspraak te doen over “discretionary accounting techniques”. Zij definiëren discretionary accounting techniques als de onregelmatige accountingskeuzes die de earnings beïnvloeden. Dit zijn onder andere sale and leaseback transacties, veranderingen in de

accountingsmethode, voorzieningen en buitengewone resultaten op pensioenen. Vervolgens hebben zij onderzocht of er gebruik werd gemaakt van de big bath methode indien de prognose niet gehaald kon worden. De data is afkomstig van Nederlandse bedrijven uit de periode 1984 tot 1994. Slechts de

(21)

21

ondernemingen die minimaal drie jaar genoteerd staan op de AEX zijn opgenomen in het onderzoek. Om opgenomen te worden in het onderzoek mocht de onderneming geen negatief resultaat in jaar t of t-1 behaald hebben. Uiteindelijk bleven er 622 bruikbare observaties over. Om een uitspraak te doen over de mate van earnings management is de voorspelde winst vergeleken met de werkelijke winst.

Dit onderzoek toont aan dat managers, indien zij de prognose kunnen halen, gebruik maken van discretionary accounting techniques. Het onderzoek toont ook aan dat wanneer de prognose niet gehaald gaat worden er ongebruikelijke afboekingen plaatsvinden. Deze afboekingen gaan echter vaak gepaard met bijna even grote buitengewone baten. Dorsman et al. (2003) trekken hieruit de conclusie dat managers hun buitengewone afboekingen hiermee willen camoufleren.

Dit onderzoek concludeert dat managers gebruiken maken van discretionary accounting techniques om de prognose te behalen. Discretionary accounting techniques beschouw ik als een vorm van earnings management. Ook toont dit onderzoek aan dat er gebruik wordt gemaakt van ongebruikelijke afboekingen als de prognose niet gehaald wordt. Dit komt overeen met het patroon big bath van earnings management. Hieruit concludeer ik dat Nederlandse bedrijven earnings management toepassen. Dit onderzoek heeft als gebrek dat slechts de public firms zijn opgenomen in de sample. Daarnaast is er ook slechts data opgenomen van

ondernemingen die geen verlies in het voorgaande jaar rapporteerden. Deze punten leiden ertoe dat ik terughoudend gebruik zal maken van dit resultaat in mijn onderzoek.

3.4 Resultaten

In deze paragraaf is een overzicht van de resultaten van de vooraf behandelde onderzoeken opgenomen. Ieder onderzoek zal kort samengevat worden in de tabel. Verder zal in deze tabel ingegaan worden op de naam van de auteurs, de sample, het resultaat en de eigenschappen van het onderzoek. Afhankelijk van de

eigenschappen van het onderzoek zal vervolgens een score toegekend worden aan dit onderzoek. Deze score reflecteert de toepasbaarheid van het resultaat op mijn onderzoek. De score kan de volgende waardes bevatten: -, +/- en +. De score – staat voor minimaal toepasbaar en + voor zeer toepasbaar op mijn onderzoek. De volgende bladzijde zal de tabel bevatten.

(22)

22

Auteurs Sample Resultaten Eigenschappen Score

Coppensa and Peek (2005)

77.124 observaties uit 8 verschillende Europese landen uit 1993 tot 1999

- Public firms willen een klein verlies en een daling in earnings voorkomen - Private firms willen slechts afhankelijk van de mate van belastingregulatie een klein verlies voorkomen.

+ Sample afkomstig uit Europa - Eenvoudige manier van earnings management meten - Enkel grote ondernemingen opgenomen in de sample +/- Beatty, Ke and Petroni (2002) 1.867 observaties in Amerika uit 1988 tot 1998 Public banken:

- Rapporteren minder kleine dalingen in de earnings - Gebruiken eerder voorzieningen om kleine dalingen in earnings te elimineren - Rapporteren meerdere opeenvolgende periodes van stijgende earnings

+ Meerdere vormen van

earnings management meetbaar in het model

- Enkel gefocust op bankensector: minder

toepasbaar op andere sectoren - Sample afkomstig uit Amerika

+/-

Givoly, Hayn and Katz (2010)

4.485 observaties in Amerika uit 1978 tot 2003

Private equity firms: - Maken minder gebruik van earnings management - Hebben accruals van hogere kwaliteit

+ Meerdere vormen van

earnings management meetbaar in het model

+ Meerdere bedrijfssectoren opgenomen in sample

- Sample afkomstig uit Amerika - Sample genomen uit een langere periode +/- Burgstahler, Hail and Leuz (2006) 378.112 observaties uit 13 verschillende Europese landen uit 1997 tot 2003

- Public firms maken minder gebruik van earnings management - Zwakker

wetgevingssysteem zorgt voor meer earnings management

+ Meerdere vormen van

earnings management meetbaar in het model

+ Sample afkomstig uit Europa + Grote sample

- Sample bevat observaties uit periode internetbubble

+

Leuz, Nanda and Wysocki (2003)

8.000 observaties uit 31 landen uit 1990 tot 1999

- Minder earnings

management bij: meerdere eigenaren,

+ Meerdere vormen van

earnings management meetbaar +

(23)

23

investeerdersbescherming en ontwikkelde

aandelenmarkt

in het model

+ Sample afkomstig uit Europa

Eric Peek (2004) 134 observaties in Nederland uit 1989 tot 2000 - Nederlandse bedrijven gebruiken voorzieningen om stijgingen in earnings te verspreiden - Nederlandse bedrijven gebruiken de big bath methode onder bepaalde omstandigheden

- Relatief kleine sample - Eenvoudige manier van earnings management meten

+/-

Dorsman,

Langendijk and van Praag (2003) 622 observaties in Nederland uit 1984 tot 1994 - Nederlandse bedrijven gebruiken discretionary accounting techniques om prognoses te halen - Indien de prognose niet behaald kan worden wordt er regelmatig een “big bath” methode toegepast

- Enkel data verzameld van public firms

- Slechts observaties genomen van ondernemingen die geen verlies rapporteren in jaar t en t-1

+/-

3.5 Discussie

In deze paragraaf zal er een discussie over de resultaten plaatsvinden. Dit zal worden gedaan aan de hand van de tabel in paragraaf 4. Het resultaat en de toepasbaarheid van ieder onderzoek zal in deze paragraaf

besproken worden. Als eerste zal beoordeeld worden of er binnen Nederland earnings management wordt toegepast. Vervolgens zal er een uitspraak over de mate van earnings management binnen public en private firms in Nederland gedaan worden.

Onderzoek toont aan dat ondernemingen in Nederland earnings management toepassen. Het onderzoek van Eric Peek (2004) toont aan dat Nederlandse bedrijven voorzieningen gebruiken om stijgingen in earnings te verspreiden. Dit komt overeen met het income smoothing patroon dat besproken is in hoofdstuk 2.4. Income smoothing is een patroon van earnings management. Het resultaat van het onderzoek van Dorsman et al. (2003) toont aan dat ondernemingen accounting methodes gebruiken om prognoses te halen. Dit kan worden herleid tot het winstmaximalisatiepatroon uit hoofdstuk 2.4. Het winstmaximalisatiepatroon komt voort uit earnings management. Beide onderzoeken ondersteunen de aanname dat Nederlandse bedrijven de big bath methode toepassen onder bepaalde omstandigheden. De big bath methode is een patroon van earnings management. Op basis van deze resultaten concludeer ik dat ondernemingen in Nederland earnings management toepassen.

De resultaten omtrent de mate van earnings management bij public en private firms zijn erg verdeeld. Als eerste zullen de resultaten geanalyseerd worden die ondersteunen dat public firms meer earnings

(24)

24

management toepassen. Daarna zullen de resultaten geanalyseerd worden die ondersteunen dat public firms juist minder earnings management toepassen.

Het onderzoek van Coppensa en PeeK (2005) ondersteunt de stelling dat public firms meer earnings management toepassen. Uit dit onderzoek blijkt namelijk dat private firms slechts een verlies willen

voorkomen en public firms een verlies én daling in earnings willen voorkomen. Dit is echter een onderzoek dat beperkt wordt door de eenvoudige wijze waarop de mate van earnings management gemeten is. Public banken blijken ook een verhoogde mate van earnings management toe te passen (Beatty et al., 2002). Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat public firms meer earnings management toepassen. De mate waarin dit op

Nederland kan worden toegepast is beperkt doordat het onderzoek slechts op de bankensector is uitgevoerd in Amerika. De bankensector is niet direct representatief voor de gehele bedrijfssector. Daarnaast zijn er diverse verschillen in de wet- en regelgeving tussen Amerika en Nederland die deze wet- en regelgeving minder toepasbaar maken. Het probleem van moeilijke vergelijkbaarheid tussen Amerika en Nederland heeft het onderzoek van Givoly et al. (2010) ook. Dit onderzoek ondersteunt de stelling dat public firms meer earnings management toepassen maar heeft een sample die afkomstig is uit Amerika.

De artikelen van Burgstahler et al. (2006) en Leuz et al. (2003) stellen echter dat er juist minder earnings management bij public firms wordt toegepast. Burgstahler et al. (2006) concluderen uit hun onderzoek dat public firms minder gebruik maken van earnings management. De sample uit dit onderzoek is afkomstig uit Europa dat de toepasbaarheid op Nederland vergroot. Leuz et al. (2003) heeft aangetoond dat bij meerdere eigenaren er minder mate van earnings management is. Dit onderzoek is verricht in 31 verschillende landen dat deze stelling betrouwbaarder maakt. Uit het resultaat dat meerdere eigenaren binnen een

onderneming de mate van earnings management beperkt kan worden geconcludeerd dat public firms minder earnings management toepassen. Immers een public firm heeft over het algemeen meer eigenaren dan een private firm. Beide onderzoeken vergroten hun toepasbaarheid in mijn onderzoek doordat er gebruik is gemaakt van modellen die meerdere vormen van earnings management kunnen detecteren.

Uit de resultaten van de behandelde artikelen kan niet direct een antwoord op de onderzoeksvraag gegeven worden. De resultaten geven geen eenduidig antwoord op de vraag of er meer earnings management wordt toegepast door public firms in Nederland. In deze scriptie wordt de toepasbaarheid van de verschillende resultaten getoetst op Nederland. Hiermee wordt dit probleem gemitigeerd. Dit is gedaan door een score voor de mate van toepasbaarheid op Nederland op te nemen voor ieder gebruikt onderzoek. Deze score wordt beïnvloed door de aanname dat binnen de EU accounting standaarden geharmoniseerd zijn. De artikelen die ondersteunen dat er minder earnings management door public firms wordt toegepast hebben de hoogste score voor toepasbaarheid op Nederland gekregen. Op basis hiervan concludeer ik dat er onvoldoende bewijs is dat de mate van earnings management hoger is bij public firms ten opzichte van private firms in Nederland. Het zou zelfs op basis van de gebruikte literatuur aannemelijker zijn dat public firms minder earnings

(25)

25

4. Conclusie

In deze scriptie is onderzocht of er meer earnings management wordt toegepast door public firms, ten opzichte van private firms, in Nederland. Het belang hiervan volgt uit de wetgeving omtrent de accounting standaarden. In Nederland zijn de public en private firms grotendeels onderhevig aan dezelfde accounting standaarden. De motieven voor het toepassen van earnings management is echter verschillend tussen public en private firms. De aanname die hieruit volgt is dat het effectiever zou zijn om op beide vormen aparte accounting standaarden toe te passen. De onderzoeksvraag die hieruit voortkwam is: “Wordt er meer earnings management toegepast door beursgenoteerde ondernemingen in Nederland?”. De uitkomst van dit onderzoek draagt bij aan de literatuur omdat er weinig onderzoek is gedaan naar het verschil tussen de mate waarin earnings management wordt toegepast door public en private firms in Nederland.

Om antwoord op de onderzoeksvraag te geven is als eerste de achtergrondinformatie omtrent earnings management uiteengezet in hoofdstuk 2. Als eerste is in paragraaf 1 de definitie van earnings

management vastgesteld. Earnings management is het gebruiken van de flexibiliteit in de financiële rapportage om daarmee de belanghebbende te misleiden of om daarmee de contractuele verplichtingen te behalen. Vervolgens zijn in paragraaf 2 de verschillende categorieën van earnings management toegelicht. Er zijn twee categorieën voor earnings management, namelijk REM en AEM. Paragraaf 3 bevat de verschillende motieven die managers kunnen hebben voor het toepassen van earnings management. De keuzes van managers voor het toepassen van earnings management volgen uit de schuldovereenkomst-, compensatie-, kapitaal-,

verwachtings- en de reputatiemotieven. Vervolgens is er in paragraaf 4 besproken welke patronen de vormen van earnings management volgen. Earnings managementvormen volgen de big bath, winstmaximalisatie of income smoothing patronen. Tenslotte is in paragraaf 5 besproken welke verschillende methodes mogelijk zijn om earnings management te herkennen. Earnings management kan ontdekt worden door de earnings, cashflows, accruals en winsten te beoordelen.

In hoofdstuk 3 is op de bestaande literatuur omtrent dit onderwerp een analyse uitgevoerd. Omdat er weinig onderzoek is uitgevoerd in Nederland over dit onderwerp is veel gebruik gemaakt van buitenlands onderzoek. De resultaten liepen erg uiteen. Door ieder onderzoek te beoordelen op zijn toepasbaarheid op private en public firms in Nederland is er uiteindelijk een antwoord geformuleerd op de onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag luidt: “Maken Nederlandse beursgenoteerde bedrijven, ten opzichte van niet-beursgenoteerde bedrijven, meer gebruik van earnings management?”. Op basis van de voorafgaand besproken resultaten concludeer ik dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat public firms meer earnings management toepassen. De gebruikte literatuur wijst juist eerder op minder earnings management door public firms. Met dit resultaat moet echter voorzichtig worden omgegaan. Deze studie wordt beïnvloed door een aantal beperkende factoren. Ten eerste is deze scriptie gebaseerd op de aanname dat er binnen de EU harmonisatie van de accounting standaarden heerst. Als dit in de realiteit niet geldt, dan kan dit het gevonden resultaat beïnvloeden. Ten tweede is dit onderzoek beperkt gebleven tot een begrensd aantal artikelen. In het vervolgonderzoek, dat zal plaatsvinden in de master, zal deze onderzoeksvraag verder uitgewerkt worden op basis van een sample uit Nederland.

(26)

26

5. Literatuurlijst

AccountantWeek (2015, 9 april) Oprichter Indiase automatiseerder Satyam schuldig aan boekhoudfraude. Geraadpleegd op 16 juni, 2016, via http://accountantweek.nl/artikel/oprichter-indiase-

automatiseerder-satyam-schuldig-aan-boekhoudfraude

AccountantWeek (2016, 13 januari) IASB komt met nieuwe standaard IFRS 16 Leases. Geraadpleegd op 16 juni, 2016, via http://accountantweek.nl/artikel/iasb-komt-met-nieuwe-standaard-ifrs-16-leases

Beatty, A., Ke, B. & Petroni, K. (2002). Earnings Management to Avoid Earnings Declines across Publicly and Privately Held Banks. The Accounting Review, 77(3), 547-570.

Burgstahler, D. ,Hail, L. & Leuz, C. (2006). The Importance of Reporting Incentives: Earnings Management in European Private and Public Firms. The Accounting Review, 81(5), 983-1016.

Coppens, L., Peek, E. (2005). An analysis of earnings management by European private firm. Journal of International Accounting, Auditing and Taxtation, 14(2005), 1-17.

Deangelo, L. (1986). Accounting numbers as market valuation substitutes: a study of management buyouts of public stockholders. Accounting review, 61(3), 400-420.

Dechow, P., Sloan, G. & Sweeney, A. (1995). Detecting earnings management. Accounting review, 70(2), 193- 225.

Dorsman, A., Langendijk, H. & van Praag, B. (2003). The association between qualitative management earnings forecasts and discretionary accounting in the Netherlands. The European Journal of Finance, 9(1), 19- 40.

Givoly, D., Hayn C. & Katz, P. (2010). Does public ownership of equity improve earnings quality? Accounting review, 85(1), 195-225.

(27)

27

The Journal of Accounting and Economics, 7(1), 85-107

Healy, P. & Wahlen, J. (1999). A Review of the Earnings Management Literature and Its Implications for Standard Setting. Accounting Horizons, 13(4), 365-383.

Herrmann, D. & Thomas, W. (1995). Harmonisation of Accounting Measurement Practices in the European Community. Accounting and Business Research, 25(100), 253-265.

Hong Y., & Andersen M. (2010). The relastionship between corporate social responsibility and earnings management: an exploratory study. Journal of Business Ethics, 104(4), 461-471.

Iatridis, G., & Kadorinis, G. (2009). Earnings management and firm financial motives: A financial investigation of UK listed firms. International Review of Financial Analysis, 18(4), 164-173.

Jones, J. (1991). Earnings management during import relief investigations. Journal of Accounting Research,

29(2), 193-228.

Leuz, C., Nanda, D. & Wysocki, P. (2003). Earnings management and investor protection: an international comparison. Journal of Financial Economics, 69(3), 505-527.

Levitt, A. (1998). The "numbers game.".(manipulation of earnings in financial reports). The CPA Journal, 68(12).

Nieken, P. & Sliwka, D. (2015). Management Changes, Reputation, and “Big Bath”—Earnings Management. Journal of Economics & Management Strategy, 24(3), 501-522.

Peek, E. (2004). The use of discretionary provisions in earnings management: evidence from the Netherlands. Journal of International Accounting Research, 3(2), 27-43.

Ronen, J. & Yaari, V. (2008). Earnings management: emerging insights in theory, practice, and research (3). Boston, US, Springer.

Srinidhi, B., Ronen, J. & Maindiratta, A. (2001). Market Imperfections as the Cause of Accounting Income Smoothing—The Case of Differential Capital Access. Review of Quantitative Finance and Accounting,

17(3), 283-300.

(28)

28

Accounting Review, 1(1), 161-172.

Wenxia, G., & Jeong-Bon, K. (2014). Real earnings management and the cost of new corporate bonds. Journal of Business Research, 67(4), 641-647.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In hoeverre heeft de effectiviteit van de auditcommissie invloed op het gebruik van earnings management en hoe wordt deze relatie beïnvloed door de masculiniteit van

Ook is het zo dat algemene ziekenhuizen en universitaire medische centra over de drie jaren meer resultaat verlagende earnings management hebben toegepast en

1) The study was published in a scientific, peer reviewed, journal or dissertation. Books, book chapters and conference proceedings are not selected to secure the scientific

The result may be a lower specificity, that is a smaller fraction of non-mergers are being correctly identified, when using the SDSS classifications as the truth when in fact the

Impact of Synchronous Versus Metachronous Onset of Colorectal Peritoneal Metastases on Survival Outcomes After Cytoreductive Surgery (CRS) with Hyperthermic Intraperitoneal

In order to determine the effect of BKPyV replication on the renal function, eGFR rates and the longitudinal course of eGFR between the BKPyV negative and plasma BKPyV positive group

"Waarborgen de procedurele systemen van zelfcertificering en zelfregulering en de controle op en de handhaving van het Safe Harbor Framework bij toepassing in de praktijk het

Company’s reaction to positive eWOM and its effect on brand attitude and virality, mediated by skepticism, trust in the brand and brand warmth.. Elisabeth Carolina van