• No results found

Resultaten van het proefsleuvenonderzoek aan de Groeningenlei in Kontich (prov. Antwerpen) Eindrapport

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Resultaten van het proefsleuvenonderzoek aan de Groeningenlei in Kontich (prov. Antwerpen) Eindrapport"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nick Van Liefferinge

AS Rapportage 2011-02 Versie 0.1 - 2011-03-01 In opdracht van Aurelium N.V. Kontichstraat 177 B-2650 Edegem

Resultaten van het proefsleuvenonderzoek aan

de Groeningenlei in Kontich (prov. Antwerpen)

Eindrapport

(2)

Soort onderzoek: Opgraving Prospectie

Site: Kontich-Groeningenlei

Vergunningsnummer: 2011/030 Datum aanvraag: januari 2011 Aanvrager: Nick Van Liefferinge

© 2011 Archaeological Solutions bvba, Paardenstraatje 3, 2800 Mechelen Foto's: Archaeological Solutions (tenzij anders vermeld)

Tekeningen: Archaeological Solutions (tenzij anders vermeld)

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.

Copyright reserved. No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without the permission from the publisher.

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 3

1 Inleiding ... 5

1.1 Basisgegevens ... 5

1.2 Reden van het onderzoek ... 6

1.3 Doel van het onderzoek ... 8

1.4 Samenvatting van het rapport ... 8

1.5 Dankwoord ... 8

2 Fysisch-geografische context ... 9

2.1 Geografische situering ... 9

2.1.1 Algemene landschappelijke en ruimtelijke situering ... 9

2.1.2 Lokale geo(morfo)logische situatie ... 9

2.1.3 Lokale bodemkundige situatie ... 9

2.2 Gekende archeologische waarden ... 12

2.2.1 Centrale Archeologische Inventaris (CAI) ... 12

2.2.2 De Ferrariskaart (ca. 1775) ... 13

3 Onderzoeksmethode ... 14

4 Onderzoeksresultaten ... 15

4.1 Structuren ... 15

4.2 Losse paal- en kuilsporen ... 18

5 Besluit ... 21

5.1 Beantwoording onderzoeksvragen ... 21

5.2 Specifieke aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 22

6 Lijsten ... 24

6.1 Literatuurlijst ... 24

6.2 Lijst van afbeeldingen ... 24

7 Bijlagen ... 25

(4)
(5)

1

Inleiding

1.1

Basisgegevens

Project

Naam Kontich-Groeningenlei

Soort onderzoek Proefsleuvenonderzoek

Projectcode 11-AS-02

Gemeentecode KO-11-GR

Opgravingsvergunning 2011/030: op naam van Nick Van Liefferinge Betrokken partijen

Opdrachtgever Aurelium N.V.

Kontichstraat 177 B – 2650 Edegem

Uitvoerder Projectbureau Archaeological Solutions bvba

Nick Van Liefferinge (medior archeoloog) Paardenstraatje 3, 2800 Mechelen

Begeleiding n.v.t.

Bevoegd gezag Vlaamse Overheid, Ruimte en Erfgoed - afdeling Antwerpen

Mevr. Annick Arts

Lange Kievitstraat 111/113, bus 52 B – 2018 Antwerpen Geolocatie Provincie Antwerpen Gemeente Kontich Plaats Kontich Toponiem Groeningenlei

(6)

Onderzoeksgebied

Toponiem Groeningenlei

Ligging grasland

Grootte circa 5000 m²

Kadastrale gegevens Afd. 1, Sectie B, perc. 84N (partim)

Hoogte maaiveld 1 Gemiddelde diepte arch. niveau

+ 18 meter + 17,5 meter

Resultaten

Periode (vroege) ijzertijd

Complextype Nederzettingssporen uit de (vroege) ijzertijd

Beheer en plaats documentatie

Projectbureau Archaeological Solutions bvba Paardenstraatje 3, 2800 Mechelen

(met digitale en analoge kopieën aan Aurelium NV en de Vlaamse Overheid - Ruimte en Erfgoed )

Beheer en plaats vondsten Aurelium N.V. Kontichstraat 177 B – 2650 Edegem

1.2

Reden van het onderzoek

Naar aanleiding van de bouwaanvraag voor een atelier en kantoren werd een archeologische prospectie door middel van proefsleuven uitgevoerd aan de Groeningenlei te Kontich. Omwille van de locatie nabij gekende archeologische sites, achtte Ruimte en Erfgoed een archeologische prospectie noodzakelijk.

Het archeologisch onderzoek werd verzorgd door Archaeological Solutions BVBA in opdracht van Aurelium NV. De projectleiding lag in handen van dhr. Nick Van Liefferinge (medior archeoloog). Het veldwerk werd uitgevoerd van 17 februari 2011 tot en met 21 februari 2011.

1 Ten opzichte van Oostends Peil.

(7)

Afb. 1: aanduiding van het plangebied op de topografische kaart. © AGIV.

(8)

1.3

Doel van het onderzoek

De geplande bodemingrepen in functie van de bouw van een atelier en kantoren vormen een potentiële bedreiging voor het archeologisch bodemarchief langsheen de Groeningenlei in Kontich. Om die reden adviseerde ‘Ruimte en Erfgoed’ om voorafgaand aan deze werkzaamheden een preventief archeologisch onderzoek in te lassen, met als doel het detecteren en waarderen van de eventueel aanwezige archeologische waarden in de ondergrond. Op basis van de resultaten van het veldwerk worden conclusies en aanbevelingen geformuleerd in functie van een eventueel archeologisch vervolgonderzoek op deze locatie.

1.4

Samenvatting van het rapport

In dit rapport worden de resultaten van het archeologisch vooronderzoek te Kontich-Groeningenlei gepresenteerd. Eerst wordt de lokale landschapsgenese behandeld met een analyse van de relevante geomorfologische, bodemkundige en historisch-geografische gegevens. Nadien volgt een beknopte uiteenzetting over de aangewende onderzoeksmethode. Het volgende hoofdstuk is gewijd aan de analyse van alle aangetroffen archeologische waarden (individuele grondsporen, sporenclusters en/of structuren, artefacten, ecofacten) dat de basis vormt voor de opmaak van een coherente synthese van de onderzoeksresultaten. Het volledige onderzoeksarchief wordt in gedigitaliseerde vorm aangeleverd (zie bijgevoegde CD-ROM).

1.5

Dankwoord

Graag wensen we de firma Aurelium nv te bedanken voor het vertrouwen dat het als opdrachtgever in projectbureau ‘Archaeological Solutions’ stelt. In het bijzonder wensen wij dhr. Koen Slootmaeckers te bedanken voor de vlotte samenwerking.

Voor wat betreft het administratieve luik danken we mevr. Annick Arts van ‘Ruimte en Erfgoed’. Deze overheidsdienst ziet er op toe dat de regels worden nageleefd en dat er met de nodige zorg wordt omgesprongen met het archeologisch erfgoed in Vlaanderen.

Daarenboven wensen we dhr. Bart Jacobs van de Provincie Antwerpen - dienst Erfgoed te bedanken voor zijn wetenschappelijke begeleiding bij de werkzaamheden.

Tot slot gaat onze dank uit naar dhr. Bruno Van Dessel (ADMoments), onder wiens deskundige leiding de digitale opmetingen werden verricht.

(9)

2

Fysisch-geografische context

2.1

Geografische situering

2.1.1

Algemene landschappelijke en ruimtelijke situering

De gemeente Kontich is grotendeels opgegaan in de (grootstedelijke) rand van Antwerpen. Het onderzoeksgebied zelf bestaat uit enkele geïsoleerde percelen grasland (paardenweide) langsheen de westelijke rand van het dorpscentrum van Kontich. In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de Groeningenlei. De ruimere omgeving wordt ingesloten door de Prins Boudewijnlaan in het oosten en de E19 autosnelweg in het westen. Op circa 300 meter ten westen van het plangebied wordt de Groeningenlei gedwarsd door de oude spoorwegberm van de voormalige spoorlijn Wilrijk-Mechelen.

2.1.2

Lokale geo(morfo)logische situatie

Het onderzoeksgebied is gelegen in de zandleemstreek ten zuiden van Antwerpen (‘Land van Boom’) op de waterscheidingskam (gem. hoogte = 20 meter + TAW) tussen de Edegemse beek in het noorden en de Mandoerse beek in het zuiden. Het brongebied van beide beken vormt in feite de scheidingslijn tussen het Scheldebekken ten westen van Kontich en het Netebekken ten oosten van Kontich. Ter hoogte van het plangebied bestaat het tertiaire substraat uit mariene, glauconiethoudende zanden (‘zanden van Edegem’). Deze oude mariene afzettingen worden afgedekt door pleistocene niveo-eolische sedimenten met een zandlemige textuur.

2.1.3

Lokale bodemkundige situatie

2

Volgens de gegevens van de bodemkaart komen binnen de grenzen van het onderzoeksgebied matig droge, lichte zandleemgronden met verbrokkelde textuur B-horizont voor (Pcc). In de omgeving van de beekvalleien van de Edegemse beek (noorden) en de Mandoerse beek (zuiden) bevinden zich veel nattere zandleemgronden (Lhc). Uit het veldonderzoek is gebleken dat het noordelijke - en iets lager gelegen - gedeelte van het plangebied een minder goede drainage kent. Tijdens de aanleg van de proefsleuven kwam reeds grondwater voor op minder dan 1 meter beneden het maaiveld. De hoge grondwaterstand kan deels worden verklaard door het tijdstip van de waarneming in het vroege voorjaar, wanneer de grondwaterspiegel theoretisch gezien haar hoogste stand bereikt.

Tijdens het archeologisch onderzoek werden vier bodemprofielen uitgezet. Uit de analyse van deze profielen bleek dat de gegevens van de bodemkaart in grote mate overeenstemden met de waargenomen bodemkundige gesteldheid, met uitzondering van de minder gunstige waterhuishouding in het noordelijke gedeelte van het plangebied. Het algemeen bodemprofiel bestaat uit een ploeglaag (Ap-horizont) met een dikte van maximaal 40 cm die rust op een vrij sterk gebioturbeerde, verbrokkelde B-horizont bestaande uit roestvlekken en talrijke ijzer/humus-concreties. De moederbodem (C-horizont) bestaat uit vlekkerig, oranjegeel lemig zand.

2 Voor een éénduidige legende bij de digitale bodemkaart van Vlaanderen wordt verwezen naar het

(10)

Afb. 3: uitsnede van de bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (rode kader). © AGIV.

(11)
(12)

2.2

Gekende archeologische waarden

2.2.1

Centrale Archeologische Inventaris (CAI)

Afb. 6: aanduiding van de reeds gekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied.

● CAI-locatie 105211: zone met bewoningssporen uit de Romeinse periode. Het betreft een vondstmelding uit 1905 tijdens de aanleg van het oude spoorwegtracé van Antwerpen naar Mechelen.

● CAI-locatie 105221: in 1992 leverde een veldprospectie vondstmateriaal op uit de volle middeleeuwen.

● CAI-locatie 105239: “Baddenbroekse Hoeven”; een versterkt hoeve-complex uit de 17de eeuw.

● CAI-locatie 105241: “Kapittelhoeven”; site met walgracht waarvan de eerste gebouwen dateren vóór 1347. Tijdens de 15de eeuw werd een twee omwalde hoeve gebouwd.

(13)

2.2.2

De Ferrariskaart (ca. 1775)

(14)

3

Onderzoeksmethode

Om het gebied archeologisch te kunnen evalueren luidde het advies Ruimte en Erfgoed dat minimaal 12% van het terrein onderzocht moest worden door middel van proefsleuven (10%), aangevuld met voldoende grote kijkvensters en dwarssleuven (2%), met als doel de aanwezigheid van (al dan niet intacte) archeologische waarden te kunnen bepalen. In het totaal werden vier proefsleuven en twee kijkvensters (7 x 7 m) aangelegd. De sleuven werden ononderbroken en evenwijdig met elkaar uitgezet met een maximale tussenafstand van 15 meter. Om eventuele vondstconcentraties en relevante losse vondsten in de bovengrond te kunnen traceren werd het grondvlak schaafsgewijs verdiept met de kraan tot op het archeologisch relevante niveau. Dit niveau bevond zich in regel enkele centimeters onder de bioturbatiehorizont (“mollenlaag”) tussen de Ap-horizont en de B/C-horizont. Alle aangetroffen vondsten werden gereinigd en beschreven. De inventaris van het vondstenmateriaal wordt aangeleverd d.m.v. een vondstenlijst.

Aan het begin van elke sleuf werd er met de kraan een profielput aangelegd waarbij minstens 60 cm van de moederbodem zichtbaar werd gemaakt. Op basis van de bodemprofielen kon alvast de lokale bodemopbouw aan het begin van de proefsleuven langsheen de Groeningenlei worden bestudeerd. Om een goed beeld te krijgen van de bodemopbouw elders in het plangebied werd geopteerd om verspreid over het terrein bijkomende bodemprofielen uit te zetten.

Voorts werd een selectie van aanwezige sporen gecoupeerd om tot een goede algemene interpretatie te komen en een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen. Alle archeologisch relevante sporen werden opgeschaafd, gefotografeerd (fotolijst), ingetekend en nauwkeurig beschreven (sporenlijst). De exacte ligging van de proefsleuven en sporen werden door de landmeter opgemeten waarna een gegeorefereerd overzichtsplan van de proefsleuven werd aangemaakt. Dit overzichtsplan werd nadien geprojecteerd op het huidige kadasterplan en op een inplantingsplan van de geplande bouw. Tevens werd een advieskaart opgemaakt met een duidelijke afbakening van de verstoorde zones en delen van het plangebied die aanmerking komen voor archeologisch vervolgonderzoek.

(15)

4

Onderzoeksresultaten

4.1

Structuren

In totaal werden 24 antropogene bodemsporen aangetroffen, waarvan een deel behoren tot drie structuren. In het centrale gedeelte van proefsleuf 1 kwamen paalsporen van een 5-palige houtbouwstructuur aan het licht (S001, S002, S022, S023 en S024). In de spoorvullingen werd geen vondstmateriaal aangetroffen waardoor een preciese datering vooralsnog uitblijft. Vormtypologisch kan de plattegrond tot het type van de kleine bijgebouwen (spijkers) worden gerekend. Dergelijke structuren werden in de periode vanaf de late prehistorie tot en met de volle middeleeuwen gebouwd in de buurt van landelijke bewoningskernen. Hun functie bestond vermoedelijk uit opslagplaatsen voor gewassen (graan), voedsel, werktuigen, etc.

Afb. 8: paalsporen van een klein bijgebouw (spijker).

In het centrale gedeelte van het plangebied werd - over de volledige breedte van het terrein - een dubbele greppelstructuur uit de volle middeleeuwen aangetroffen (S003 (sleuf 1), S006 (sleuf 2) en S014B (sleuf 3)). De afstand tussen beide greppels bedraagt circa 3 meter. Uit het

(16)

spoorprofiel van de circa 80 cm brede greppels blijkt een geringe spoordiepte van maximaal 15 cm beneden het aanlegvlak. Mogelijk kan de greppelstructuur in verband worden gebracht met de afbakening van een oude bewoningskern in de buurt. Opvallend is dat beide greppels parallel lopen langsheen een huidige perceelsgrens in het centrale gedeelte van het plangebied. In de vulling werden aardewerkfragmenten, natuursteenbrokken, een fragment van een wetsteen en dakpanfragmenten (type tegulae) aangetroffen.

(17)

Ter hoogte van sleuf 3 werd - in de onmiddellijke omgeving van de volmiddeleeuwse greppelstructuur - de aanzet van een waterkuil of waterput (S014A) uit de vroege ijzertijd aangetroffen. De diameter van de quasi cirkelvormige insteekkuil bedraagt ongeveer 4 meter. De aflijning van een eventuele waterputschacht was niet zichtbaar in het grondvlak. Om de diepte van het spoor en de relatie met de bodemhorizonten te registreren werd een kleine profielput uitgezet langsheen de sleufwand. Omwille van opborrelend grondwater werd de verdere aanleg van de profielput gestaakt op diepte van 1 meter beneden het aanlegvlak. De onderste vullingen van de waterkuil of waterput reiken vermoedelijk nog een stuk dieper. In de bovenste vulling van de kuil werd alvast een relatief grote hoeveelheid nederzettingsafval aangetroffen, waaronder 2 grote brokken verbrande leem/klei met afdrukken van plantaardig materiaal, 1 kwartsbrokje met sporen van polijsting, 1 groot wandfragment van een dikwandige voorraadpot in handgevormd aardewerk met grof besmeten buitenwand en 28 fragmenten handgevormd aardewerk in diverse baksels en vormen.

Afb. 10: zicht op de aanzet van een waterkuil of waterput (S014A) uit de vroege ijzertijd en een wandfragment van een grote voorraadpot in handgevormd aardewerk.

(18)

4.2

Losse paal- en kuilsporen

In het noordelijke gedeelte van proefsleuf 2 werden - in het verlengde van elkaar - drie kleine, ronde paalsporen aangetroffen (S009, S010 en S011). Wegens het ontbreken van vondstmateriaal in de vullingen kan voor deze sporen geen preciese datering worden vooropgesteld. Mogelijk betreft het een restant van een klein bijgebouw zoals de 5-palige plattegrond ter hoogte van proefsleuf 1.

Afb. 11: drie ronde paalsporen S009, S010 en S011.

Verspreid over het terrein werden 9 losstaande paal- en/of kuilsporen aangetroffen waarin al dan niet vondstmateriaal werd aangetroffen. Op basis van enkele fragmenten handgevormd aardewerk kunnen alvast twee kuilsporen (S012 en S013) in de (vroege) ijzertijd worden gedateerd. In de vulling van een ondiep en sterk uitgeloogd kuilspoor (S021) - dat wordt oversneden door een recente greppel - bevond zich een versierd wandfragment van handgevormd (of licht gedraaid) grijs aardewerk uit de vroege middeleeuwen. Het versieringspatroon - bestaande uit eenvoudige cirkelmotieven van rietindrukken - wijst in de richting van een Angelsaksische invloed (Merovingische periode)3. Voorts werden geen bijkomende sporen of vondstmateriaal uit de vroege middeleeuwen aangetroffen.

3 Dhr. Guy De Mulder (archeoloog, UGent) gaat akkoord met deze stelling. Angelsaksische invloeden

in het vroegmiddeleeuws aardewerkrepertorium blijken immers frequenter op te treden op het continent dan oorspronkelijk werd aangenomen.

(19)

Afb. 12: zicht op (het profiel van) kuilspoor S012 uit de (vroege) ijzertijd.

Langsheen de westelijke grens en over de volledige lengte van het terrein komen smalle greppelstructuren voor die als recente verstoringen kunnen worden beschouwd (S016, S017 en S019). In de vullingen bevinden zich o.a. resten van plasticfolie, industrieel wit aardewerk en een fragment van een bierglas.

(20)

Afb. 14: versierd wandfragment in handgevormd of licht gedraaid grijs aardewerk uit de vroege middeleeuwen uit kuilspoor S021.

(21)

5

Besluit

5.1

Beantwoording onderzoeksvragen

De doelstelling van de prospectie met ingreep in de bodem was het opstellen van een archeologische evaluatie van het terrein. Op basis hiervan konden de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord.

● Zijn er sporen van antropogene aard aanwezig binnen de grenzen van het plangebied?

In totaal werden 24 sporen van antropogene aard aangetroffen. Een deel van deze sporen kan worden gelinkt aan meerdere structuren.

● Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

De bewaring van de sporen is matig tot goed. De hoge grondwaterstand in het noordelijke gedeelte van het terrein bemoeilijkt de waarneming. Tussen de ploeglaag (Ap-horizont) en de moederbodem bevindt zich een sterk gebioturbeerde horizont (mollenlaag) die de aflijning van de sporen in het grondvlak eveneens kan bemoeilijken. Ten gevolge van (mechanische) erosie zijn de grondsporen sterk onthoofd. Er zijn namelijk geen afdekkende sedimenten aanwezig (m-gronden, alluvium,…) die de onderliggende archeologische waarden beschermen tegen (mechanische) erosie. De bewaringstoestand van de paalsporen is over het algemeen goed. De volmiddeleeuwse greppelstructuren echter lijken ter hoogte van proefsleuf 3 alvast ondiep bewaard. Bij de registratie van de waterput/waterkuil uit de vroege ijzertijd dient rekening gehouden te worden met opborrelend grondwater op een diepte van minstens 1 meter beneden het aanlegvlak. Door de relatief hoge grondwaterstand wordt een uitstekende bewaring van organische resten verwacht in de onderste vullingen van de waterkuil/waterput.

● Werden er archeologische structuren waargenomen en wat is hun datering?

In totaal werden drie duidelijk structuren aangetroffen. Het betreft een 5-palige houtbouwstructuur (bijgebouw/spijker) van onbepaalde datering (sleuf 1), een dubbele greppelstructuur uit de volle middeleeuwen (sleuven 1, 2 en 3) en een waterput/waterput uit de vroege ijzertijd (sleuf 3). Mogelijk behoort een rij van drie paalsporen (S009, S010 en S011) in het noordelijke gedeelte van het plangebied (sleuf 2) tot een klein bijgebouw met vooralsnog onduidelijke vorm en datering. Enkele losse paal- en kuilsporen worden gedateerd in de (vroege) ijzertijd. In het zuidwestelijke gedeelte werd een ondiep en sterk uitgeloogd (kuil)spoor (S021) aangetroffen met in de vulling een wandfragment van versierd vroegmiddeleeuws aardewerk.

(22)

5.2

Specifieke aanbevelingen voor vervolgonderzoek

● Tijdens het prospectieonderzoek werden nederzettingsresten uit de (vroege) ijzertijd en de volle middeleeuwen aangesneden. Een 5-palige houtbouwstructuur (bijgebouw) en een waterput/waterkuil uit de vroege ijzertijd wijst op de aanwezigheid van relatief intense menselijke activiteiten op deze locatie in het verleden. Naast de reeds vastgestelde archeologisch waarden kunnen nog resten van grotere gebouwstructuren (woonstalhuizen) en zones met artisanale activiteiten worden verwacht. Om deze redenen wordt een hoge archeologische waarde toegekend aan de volledige oppervlakte van het plangebied.

● Volgens de huidige gegevens lijkt de hoogste sporendensiteit zich te bevinden in het centrale en noordelijke gedeelte van het terrein. Ondanks de lagere sporendensiteit in het zuidelijke gedeelte wordt aanbevolen om het volledige plangebied in aanmerking te laten komen voor archeologisch vervolgonderzoek, met uitzondering van de noordoostelijke hoek van het terrein waar de bodem reeds intens is verstoord door vroegere graafwerkzaamheden.

● Voor een vlotte registratie van waterput/waterkuil S014A uit de vroege ijzertijd is de plaatsing van een lokaal bemalingssyteem noodzakelijk.

● In functie van het natuurwetenschappelijk onderzoek van waterput/waterkuil S014A dienen voldoende zeef- en pollenstalen te worden genomen van de onderste vullingen die zich bevinden in reducerend milieu.

● Om te komen tot een accurate datering (via 14C-methode) van S014A dienen minstens de structurele elementen zoals een eventuele houten beschoeiing en het organisch materiaal in de onderste sliblaagjes te worden bemonsterd.

● Verwacht wordt dat de voornaamste vondstcategorie zal bestaan uit vele fragmenten (handgevormd) aardewerk. Voor het wassen, tellen, labelen van 500 stuks (handgevormd) aardewerk door 1 archeoloog dient minstens 3 dagen verwerkingstijd te worden voorzien. ● Voor de verdere wetenschappelijke analyse (ordenen bakselgroepen, typologie, literatuuronderzoek,…) van het vondstmateriaal door 1 archeoloog dient minstens 3 dagen verwerkingstijd te worden voorzien per 500 vondsten.

(23)
(24)

6

Lijsten

6.1

Literatuurlijst

• Van Ranst E. & Sys C. 2000, Eénduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen (schaal 1: 20.000), Gent.

6.2

Lijst van afbeeldingen

Afb. 1: aanduiding van het plangebied op de topografische kaart. © AGIV. ... 7

Afb. 2: luchtfoto met aanduiding van het plangebied (rode kader). © Google Maps... 7

Afb. 3: uitsnede van de bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (rode kader). © AGIV. ... 10

Afb. 4: zicht op het algemeen voorkomend bodemprofiel binnen de grenzen van het plangebied. ... 10

Afb. 5: illustratie en beschrijving van de bodemprofielen. ... 11

Afb. 6: aanduiding van de reeds gekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied. ... 12

Afb. 7: uitsnede van de Ferrariskaart (ca. 1775) met situering van het onderzoeksgebied. ... 13

Afb. 8: paalsporen van een klein bijgebouw (spijker). ... 15

Afb. 9: dubbele greppelstructuur uit de volle middeleeuwen. ... 16

Afb. 10: zicht op de aanzet van een waterkuil of waterput (S014A) uit de vroege ijzertijd en een wandfragment van een grote voorraadpot in handgevormd aardewerk. ... 17

Afb. 11: drie ronde paalsporen S009, S010 en S011... 18

Afb. 12: zicht op (het profiel van) kuilspoor S012 uit de (vroege) ijzertijd. ... 19

Afb. 13: het mogelijk vroegmiddeleeuws kuilspoor S021 wordt oversneden door een recente greppel (S019). ... 19

Afb. 14: versierd wandfragment in handgevormd of licht gedraaid grijs aardewerk uit de vroege middeleeuwen uit kuilspoor S021. ... 20

(25)

7

Bijlagen

Bij dit rapport horen de volgende bijlagen:

1. Gegeorefereerd overzichtsplan van de proefsleuven (projectie op het kadasterplan) 2. Gegeorefereerd overzichtsplan van de proefsleuven (projectie op het inplantingsplan) 3. Fotolijst

4. Sporenlijst 5. Vondstenlijst

(26)

Bijlage 1

Gegeorefereerd overzichtsplan van de

(27)

84N

Groeningenlei - Kontich

Schaal 1/500 A4

door Projectbureau

Archaeological Solutions

Legende

(28)

Bijlage 2

Gegeorefereerd overzichtsplan van de

proefsleuven (projectie op het

(29)
(30)

Bijlage 3

Fotolijst

(31)

Jaar: 2011 Fotonummer Sleuf Overzichtsfoto Spoor in

grondvlak

Bodemprofiel Coupe Opmerkingen

IMG_0362 1 X IMG_0363 1 X IMG_0364 1 X IMG_0365 1 X IMG_0366 1 X IMG_0367 1 X IMG_0368 1 X IMG_0369 1 X IMG_0370 1 X IMG_0371 1 X IMG_0372 1 X IMG_0373 1 S001 IMG_0374 1 S002 IMG_0375 1 S003 IMG_0376 1 S003 IMG_0377 1 S003 IMG_0378 1 S003 IMG_0379 2 X IMG_0380 2 X IMG_0381 2 X IMG_0382 2 X IMG_0383 2 X IMG_0384 2 X IMG_0385 2 S005 IMG_0386 2 S006 IMG_0387 2 S006 IMG_0388 2 S006 IMG_0389 2 S007 IMG_0390 2 S007 IMG_0391 2 S008 IMG_0392 2 S009 IMG_0393 2 S010 IMG_0394 2 S011 IMG_0395 2 S011 IMG_0396 2 S012 IMG_0397 2 S012 IMG_0400 2 S013 IMG_0401 2 S014 IMG_0402 2 S014 IMG_0403 3 X IMG_0404 3 X IMG_0405 3 X IMG_0406 3 X IMG_0407 3 X IMG_0408 3 X IMG_0409 3 X IMG_0410 3 X IMG_0411 3 X IMG_0412 3 X IMG_0413 3 X IMG_0414 3 X IMG_0415 3 X IMG_0416 3 S015 IMG_0417 3 X IMG_0418 3 X IMG_0419 3 X Toponiem: Groeningenlei

Projectnummer: AS-11-KO Gemeente: Kontich

(32)

grondvlak IMG_0420 3 S016, S017, S018 IMG_0421 3 S016, S017, S018 IMG_0422 3 X IMG_0423 3 X IMG_0424 3 X IMG_0425 3 S020 IMG_0426 3 S021 IMG_0427 1 X Kijkvenster 1 IMG_0428 1 X Kijkvenster 1 IMG_0429 1 S022 IMG_0430 1 S023 IMG_0431 1 profielput 1 IMG_0432 1 profielput 1 IMG_0433 2 profielput 2 IMG_0434 2 profielput 2 IMG_0435 3 profielput 3 IMG_0436 3 profielput 3 IMG_0437 3 profielput 3 IMG_0438 4 profielput 4 IMG_0439 4 X IMG_0440 4 X IMG_0441 3 X kijkvenster 2 IMG_0442 3 X kijkvenster 2 IMG_0443 4 X IMG_0444 4 X IMG_0445 4 X IMG_0446 4 S024 IMG_0447 4 S024 IMG_0448 1 S002 kijkvenster 1 IMG_0449 1 S002 kijkvenster 1 IMG_0450 2 S009 IMG_0451 2 S009 IMG_0452 3 S014b kijkvenster 2 IMG_0453 3 S014b kijkvenster 2

IMG_0454 3 S014a proefput (waterput ijzertijd)

IMG_0455 3 S014a proefput (waterput ijzertijd)

IMG_0456 3 S014a proefput (waterput ijzertijd)

IMG_0457 3 S014a proefput (waterput ijzertijd)

IMG_0458 3 S014a proefput (waterput ijzertijd)

IMG_0459 3 X S014a proefput (waterput ijzertijd)

IMG_0460 3 S013 X IMG_0461 3 S012 X IMG_0462 3 S012 X IMG_0463 3 X S012 IMG_0464 3 X S012 IMG_0465 4 S019, S021 IMG_0466 4 S019, S021

(33)

Bijlage 4

Sporenlijst

(34)

p o re n lij s t S p o o rn u m m e r S le u f V u ll in g V o rm G e m . a fm e ti n g e n V o n d s tn r. D a te ri n g O p m e rk in S 0 0 1 1 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 4 0 c m / ijz e rt ijd ? b ijg e b o u w ( 5 S 0 0 2 1 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 4 0 c m / ijz e rt ijd ? b ijg e b o u w ( 5 S 0 2 3 1 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 4 0 c m / ijz e rt ijd ? b ijg e b o u w ( 5 S 0 2 4 1 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 4 0 c m / ijz e rt ijd ? b ijg e b o u w ( 5 S 0 2 5 1 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 4 0 c m / ijz e rt ijd ? b ijg e b o u w ( 5 S 0 0 3 1 h u m e u s z w a k le m ig z a n d re c h tl ijn in g e d u b b e le g re p p e ls tr u c tu u r le n g te : > 4 0 m / b re e d te g re p p e ls : 8 0 c m 0 1 2 , 0 1 3 , 0 1 4 , 0 1 5 , 0 1 6 v o lle m id d e le e u w e n g re p p e ls tr u S 0 0 4 1 z w a k l e m ig z a n d a fg e ro n d re c h th o e k ig 8 0 c m x 4 0 c m / o n b e p a a ld lo s k u ils p o S 0 0 5 2 z w a k l e m ig z a n d a fg e ro n d re c h th o e k ig 2 0 c m x 3 0 c m / o n b e p a a ld p a a ls p o o S 0 0 6 2 h u m e u s z w a k le m ig z a n d re c h tl ijn in g e d u b b e le g re p p e ls tr u c tu u r le n g te : > 4 0 m / b re e d te g re p p e ls : 8 0 c m 0 1 2 , 0 1 3 , 0 1 4 , 0 1 5 , 0 1 6 v o lle m id d e le e u w e n g re p p e ls tr u S 0 0 7 2 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 1 2 5 c m / o n b e p a a ld k u ils p o o S 0 0 8 2 z w a k l e m ig z a n d a fg e ro n d re c h th o e k ig 1 0 0 c m x 7 0 c m / o n b e p a a ld k u ils p o o S 0 0 9 2 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 3 5 c m / ijz e rt ijd ? p a le n ri j (3 p a a S 0 1 0 2 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 3 5 c m / ijz e rt ijd ? p a le n ri j (3 p a a S 0 1 1 2 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 3 5 c m / ijz e rt ijd ? p a le n ri j (3 p a a S 0 1 2 3 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 8 0 c m 0 0 4 (v ro e g e ) ijz e rt ijd k u ils p o o S 0 1 3 3 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 5 0 c m 0 0 5 , 0 0 6 (v ro e g e ) ijz e rt ijd k u ils p o o S 0 1 4 A 3 le m ig z a n d ro n d ø 4 0 0 c m 0 0 7 , 0 0 8 , 0 0 9 , 0 1 0 v ro e g e i jz e rt ijd w a te rp u t/ w a S 0 1 4 B 3 h u m e u s z w a k le m ig z a n d re c h tl ijn in g e d u b b e le g re p p e ls tr u c tu u r le n g te : > 4 0 m e te r / b re e d te g re p p e ls : 8 0 c m 0 1 2 , 0 1 3 , 0 1 4 , 0 1 5 , 0 1 6 v o lle m id d e le e u w e n g re p p e ls tr u S 0 1 5 3 z w a k l e m ig z a n d a fg e ro n d re c h th o e k ig 1 0 0 c m x 5 0 c m / o n b e p a a ld k u ils p o o T o p o n ie m : G ro e n in g e n le i ro je c tc o d e : K O -1 1 -G R C o n tr o le : ro je c tn a a m : K o n ti c h -G ro e n in g e n le i ro je c tn u m m e r: A S -1 1 -K O P la a ts : K o n ti c h G e m e e n te : K o n ti c h

(35)

o re n lij s t p o o rn u m m e r S le u f V u ll in g V o rm G e m . a fm e ti n g e n V o n d s tn r. D a te ri n g O p m e rk in g e n S 0 1 6 3 z w a k l e m ig z a n d re c h tl ijn in g e g re p p e ls tr u c tu u r le n g te : c ir c a 1 8 m / re c e n t re c e n te g re p p e ls p o re S 0 1 7 re c h tl ijn in g e g re p p e ls tr u c tu u r le n g te : c ir c a 6 m / re c e n t S 0 1 8 3 z w a k l e m ig z a n d a fg e ro n d re c h th o e k ig 4 0 c m x 3 0 c m / o n b e p a a ld m o g e lij k i n r e la ti e m e t S 0 1 S 0 1 9 4 z w a k l e m ig z a n d re c h tl ijn in g e g re p p e ls tr u c tu u r > 2 5 m / re c e n t re c e n t g re p p e ls p o o S 0 2 0 4 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 3 0 c m / o n b e p a a ld p a a ls p o o r? S 0 2 1 4 z w a k l e m ig z a n d ro n d ø 5 0 c m 0 1 1 v ro e g e m id d e le e u w e n o n d ie p k u ils p o o r?

(36)

Bijlage 5

(37)

n d s te n lij s t o n d s tn u m m e r S le u f S p o o r o f lo s s e v o n d s t (L V ) M a te ri a a l D a te ri n g 0 0 1 1 L V v u u rs te e n m e s o lit h ic u m / n e o lit h ic u m ( ? ) 0 0 2 2 L V a a rd e w e rk (v ro e g e ) ijz e rt ijd 0 0 3 2 L V a a rd e w e rk (v ro e g e ) ijz e rt ijd 0 0 4 3 S 0 1 2 a a rd e w e rk (v ro e g e ) ijz e rt ijd 0 0 5 3 S 0 1 3 a a rd e w e rk (v ro e g e ) ijz e rt ijd 0 0 6 3 S 0 1 3 a a rd e w e rk v o lle m id d e le e u w e n 0 0 7 3 S 0 1 4 A n a tu u rs te e n v ro e g e i jz e rt ijd 0 0 8 3 S 0 1 4 A v e rb ra n d e le e m /k le i v ro e g e i jz e rt ijd 0 0 9 3 S 0 1 4 A a a rd e w e rk v ro e g e i jz e rt ijd 0 1 0 3 S 0 1 4 A a a rd e w e rk v ro e g e i jz e rt ijd 0 1 1 4 S 0 2 1 a a rd e w e rk v ro e g e m id d e le e u w e n 0 1 2 3 S 0 1 4 B a a rd e w e rk v o lle m id d e le e u w e n 0 1 3 3 S 0 1 4 B a a rd e w e rk v o lle m id d e le e u w e n 0 1 4 3 S 0 1 4 B n a tu u rs te e n v o lle m id d e le e u w e n 0 1 5 3 S 0 1 4 B n a tu u rs te e n v o lle m id d e le e u w e n 0 1 6 3 S 0 1 4 B b o u w m a te ri a a l v o lle m id d e le e u w e n 2 r a n d fr a g m e n te n v a n h a n d g e v o rm d a a rd e w e rk 3 w a n d fr a g m e n te n v a n h a n d g e v o rm d a a rd e w e rk je c tn a a m : K o n ti c h -G ro e n in g e n le i je c tn u m m e r: A S -1 1 -K O je c tc o d e : K O -1 1 -G R J a a r: 2 0 1 1 D e te rm in a ti e k le in e a fs la g s c h ra b b e r (d u im n a g e ls c h ra b b e r) i n b e ig e b ru v u u rs te e n 2 b ro k s tu k k e n a fv a l v a n a rt is a n a le a c ti v it e it ( v e ld o v e n tj e g ro o t w a n d fr a g m e n t v a n e e n v o o rr a a d p o t in h a n d g e v o rm a a rd e w e rk m e t b e s m e te n b u it e n w a n d 2 8 f ra g m e n te n ( 2 r a n d e n , 2 6 w a n d e n ) v a n h a n d g e v o rm d a a rd in d iv e rs e b a k s e lt y p e n v e rs ie rd w a n d fr a g m e n t v a n h a n d g e v o rm d /n a g e d ra a id g ri a a rd e w e rk ( k le in e , ro n d e r ie ti n d ru k k e n o p r e g e lm a ti g e a fs ta ra n d fr a g m e n t in g e d ra a id g ri js a a rd e w e rk k le in w a n d fr a g m e n t v a n g e d ra a id o x id e re n d g e b a k k e n d a a rd (M a a s la n d s W it a a rd e w e rk ) c o n tr o le : P la a ts : K o n ti c h G e m e e n te : K o n ti c h T o p o n ie m : G ro e n in g e n le i 5 w a n d fr a g m e n te n v a n h a n d g e v o rm d a a rd e w e rk 4 w a n d fr a g m e n te n v a n h a n d g e v o rm d a a rd e w e rk ra n d fr a g m e n t in p ro to -s te e n g o e d k w a rt s b ro k je m e t p o li js ts p o re n m a a ls te e n fr a g m e n t in e e n g ro fk o rr e li g e k w a rt s ie t w e ts te e n i n g ri js g ro e n e k w a rt s o fy ll a d e 2 d a k p a n fr a g m e n te n ( te g u la e )

(38)
(39)

Colofon

Auteur: Nick Van Liefferinge Bijdragen van: /

Redactie: Wim Tiri

Veldwerk: Nick Van Liefferinge (projectleiding) Dries Herreman

Tekeningen: Nick Van Liefferinge Determinatie vondsten: Nick Van Liefferinge

Archaeological Solutions bvba Paardenstraatje 3, 2800 Mechelen

Telefoon +32 (0) 496 27 79 41 Fax +32 (0) 15 330 990 info@archaeological-solutions.be www.archaeological-solutions.be

(40)

Archaeological Solutions bvba Paardenstraatje 3, 2800 Mechelen Telefoon +32 (0) 496 27 79 41 Fax +32 (0) 15 330 990 info@archaeological-solutions.be www.archaeological-solutions.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Opmerkelijk detail is dat de programma’s de co-innovatiesystematiek van KodA hebben omarmd: het bedrijfsleven investeert in onderzoek met inzet van eigen arbeid en financiële

Voor beschrijving van de bodemkwaliteit is zowel een indicator nodig voor de totale hoeveelheid organische stof gehalte aan organische stof, totaal C of totaal N, alsmede een

LNV heeft in de zogenaamde Kaderbrief 2004 aan het ‘onderzoek’ gevraagd om een voorstel te ontwikkelen voor het vormen van zo’n netwerk van voorloperbedrijven en

De Nederlandse koe kan er slecht tegen om door weer en wind gras op te halen en om te gaan met schommelingen in het rantsoen.’.. ken, bijvoorbeeld samen met

Doel vervaardiging Dataset in het kader van ruimtelijk beleid Mogelijk gebruik Landelijke studies ten behoeve van beleid ruimtelijke ordening Vierde Nota Ruimtelijke Ordening

DLV Plant BV, PPO agv en HLB zijn niet aansprakelijk voor schade die ontstaat door het uitvoeren van een advies wanneer dit schadelijke gevolg op dit moment nog niet bekend was.. 1

In een groen gewas voldoet een eerste bespuiting met Reglone gevolgd door Spotlight goed.. Dit brengt echter wel iets hogere kosten met

Op dit moment vindt verteringsonderzoek met verschillende ruwvoeders bij drachtige zeugen plaats, waarmee de voedingswaarde van deze ruwvoeders bepaald kan worden.. Wanneer